Waar vandaan: Boek > De Belgen in Engeland 1940-1945 > Te land

De Belgen in Engeland 1940-1945

INHOUD "De Belgen in Engeland"

osteo6 Deel 1. Ontreddering (1940-1941)
osteo6 Deel 2. Wederopstanding (1942-1943)
   osteo6 Te land
      osteo6 De mannen van Piron
      osteo6 Piron, man van de daad
      osteo6 Rode en groene baretten
      osteo6 Pegasus en Excalibur
      osteo6 Hitlers Kommandobefehl
   osteo6 Ter zee
      osteo6 Konvooien, korvetten en U-boten
      osteo6 De schrik van Tobermory
      osteo6 In dienst van de ‘World’s First Navy’
      osteo6
Te jong voor de strijd?
   osteo6 En in de lucht
      osteo6 Spitfires en Typhoons
      osteo6
De Louizalaan in het vizier
      osteo6
Van alle markten thuis…
      osteo6
De moord op de vijftig
osteo6
Deel 3. Overwinning (1944-1945)
osteo6 Besluit. De Belgen ná Engeland...

19,95 € - 218 pagina's
Auteur: Frank Decat
Uitgeverij: Lannoo
 
Bestel/koop boek, klik hier.

<<< Vorige pagina

Te land

De mannen van Piron

 De enige Belgische landstrijdkrachten die voor eind 1943 werden ingezet, waren de eenheden van de Kongolese Force Publique, de Weermacht. Met haar overwegend zwarte soldaten en haar blanke kader voerde de Weermacht in Oost-Afrika operaties uit in samenwerking met de Britten. Die waren begin maart 1941 een offensief begonnen tegen de Italiaanse kolonie Ethiopië. De brigade van generaal Auguste Gilliaert behaalde enkele kleine, maar opmerkelijke overwinningen en beëindigde haar campagne op 3 juli 1941. Die dag viel de stad Sajo in het westen van Ethiopië in handen van de Belgen en het bijna 8000 man tellende Italiaanse garnizoen gaf zich over. Onder hen waren ook verschillende generaals.

Het succes van de Kongolese Weermacht bleef niet onopgemerkt in Groot-Brittannië, waar de militairen van de Belgische landmacht in wording al een jaar hoopten in actie te kunnen komen. De komst van de legionairs, de évadés en ‘dienstplichtigen’ uit alle delen van de wereld deed het ongeduld alleen maar toenemen. Dat bleek duidelijk op 2 februari 1942, toen een boze luitenant Deton minister Gutt, die op bezoek was in Tenby, toeschreeuwde: ‘Geef ons een slagveld, godv…!’ Erger dan dit incident waren de vele gevallen van insubordinatie, waarmee de legerleiding en het krijgsauditoraat in 1942 haast continu geconfronteerd werden.

Bijzonder veel commotie veroorzaakte het proces-Harris, dat begin 1942 in het legerkamp van Moreton Morrell gevoerd werd. Soldaat Walter Harris (1906-1981), woedend omdat de legerleiding en de politiek zo weinig dynamisme aan de dag legden, had geweigerd de bevelen van zijn officier op te volgen en was vervolgens in hechtenis genomen. Vanuit zijn cel bestookte de gefrustreerde militair zijn superieuren, in het bijzonder Daufresne en de zijnen, én de regering met schotschriften en hij uitte allerhande beschuldigingen en dreigementen aan hun adres. Omdat hij vreesde dat er een algemene opstand zou uitbreken en enkele heethoofden misschien zouden proberen om de gevangene te bevrijden, liet majoor Hirsch mitrailleurs voor de rechtszaal opstellen. Uiteindelijk werd Harris, zonder dat er ongeregeldheden uitbraken, op 28 april 1942 veroordeeld tot drie maanden strafkamp. De hele zaak liet een bijzonder wrange nasmaak achter. Daufresne legde de schuld voor Harris’ gedrag bij zijn superieur, Hirsch, een salonofficier met meer aandacht voor haute couture dan voor het welzijn van zijn manschappen, een verwijt dat overigens ook op Daufresne zelf wel van toepassing was.

In 1941 werd de Kongolese Weermacht ingezet in Italiaans Oost-Afrika

Voor de Britten vormden het proces Harris en al wat daaraan voorafging een duidelijk bewijs dat de Belgische regering en legerleiding hun militairen niet in de hand hadden. Hoe kon er dan sprake van zijn de Belgische landmacht in de nabije toekomst in te zetten? Ook de Duitse Propagandaabteilung had weet gekregen van de zaak en ze vergrootte ze uit om de inefficiëntie van de Belgische politici en militairen in Groot-Brittannië te illustreren.

Wie ook zijn conclusies trok uit de hele zaak, was de pas uit bezet Europa gearriveerde majoor Piron. Hij had het proces-Harris bijgewoond als jurylid en besefte dat er van een efficiënte landmacht slechts sprake kon zijn als er een absoluut wederzijds vertrouwen bestond tussen kader en troep. Voor Piron betekende dit dat verschillende officieren, en in de eerste plaats Daufresne en zijn protegés, zouden moeten verdwijnen. Begin 1942 stond Piron echter nog niet sterk genoeg om zijn zin door te drijven en een ‘saneringsoperatie’ uit te voeren.

Intussen werd de chaos bij de verschillende landmachteenheden steeds groter en de gevallen van insubordinatie bleven zich opstapelen. Zo weigerde de 3de compagnie Fuseliers en bloc de bevelen te gehoorzamen van haar nieuwe bevelhebber, een zekere kapitein Robijns die de charismatische reservekapitein en socialistische politicus Georges Truffaut was opgevolgd. Die laatste was namelijk op 3 mei 1942 tijdens een oefening om het leven gekomen. Ook vroegen alsmaar meer militairen om te worden overgeplaatst naar eenheden die effectief ten strijde trokken, zoals de Belgische Sectie bij de Royal Navy, de koopvaardij of zelfs een of andere Britse eenheid. Meestal ging de legerleiding daar niet op in, uit vrees dat het tot de totale desintegratie van de landmacht zou leiden. Bovendien hadden de gemobiliseerde zeelieden van de koopvaardij al de toestemming gekregen om dienst te blijven doen aan boord van hun schip in plaats van naar Tenby te komen. Voor velen van hen werd het trouwens een ‘congé pour mourir’, om de woorden van maritiem historicus Henri Anrys te gebruiken. De Belgen bij de RAF en de zeelieden zagen de landmachters dan ook lange tijd als een bende lanterfanters die in hun veilige kazernes niet het minste gevaar liepen. Dat er in de zomer van 1942 een compagnie parachutisten en een compagnie commando – toch wel elite-eenheden – werden opgericht, veranderde voorlopig weinig aan dat beeld (zie verderop).

Rond die tijd vonden er aan de top wel enkele opmerkelijke verschuivingen plaats. Zo werd Daufresne in augustus vervangen door kolonel Lecomte, een kleurloze, weinig besproken figuur. Twee maanden later kreeg onderstaatssecretaris van Defensie Henri Rolin zijn ontslag en Pierlot werd minister van Defensie, een functie die hij cumuleerde met het premierschap. Op 1 november ten slotte werd het opperbevel van de landstrijdkrachten afgeschaft, zodat Pierlot de facto de supervisie uitoefende. Al dat gejongleer met bevoegdheden kon echter niet verhinderen dat in november 1942 een van de grootste crises bij de Belgische strijdkrachten in Groot-Brittannië uitbrak: de Révolte de la Batterie.

De aanstokers waren een groep Belgische intellectuelen, allen burgers die naar Groot-Brittannië waren getrokken om voor hun vaderland te strijden. Sommigen kwamen van ver: van de VS, Canada, Argentinië, Noord-Afrika. Onder hen was ook de katholieke priester Léon Bockstal, die in Caïro doceerde. Al vlug was het tot deze mannen, die allemaal tot de artillerie behoorden, doorgedrongen dat er van vechten niet veel terecht zou komen, om de eenvoudige reden dat de ‘landstrijdkrachten’ daar niet klaar voor waren. De vraag die velen zich stelden, was of de legerleiding überhaupt wel tot actie bereid was.

Het getalm van de regering en de legerleiding beu vroegen enkele mannen van ‘de veertien’ een onderhoud met premier Pierlot in Londen. Deze liet echter op de afgesproken datum, 16 november 1942, verstek gaan en gelastte zijn kabinetschef de delegatie te ontvangen. De militairen verweten de regering zich onvoldoende voor de geallieerde zaak in te spannen en eisten onder meer de snelle uitbouw van een efficiënte strijdmacht en de benoeming van bekwame officieren. Die zaken waren trouwens al veel eerder aangekaart, onder meer door Legrand en Salman. Nieuw echter was dat ‘de veertien’ ermee dreigden een manifest te verspreiden om hun eisen én een aantal wantoestanden bekend te maken bij alle militairen. In dat manifest werden de frauduleuze praktijken van een aantal officieren en het absurd hoge aantal beschuldigingen voor de krijgsraad – één militair op vijf! – aan de kaak gesteld. Pierlot en zijn ministers kregen 48 uur de tijd om orde op zaken te stellen en zich officieel te engageren om een échte strijdmacht uit te bouwen. Het manifest eindigde als volgt:

‘Ons geweten verbiedt ons deel te nemen aan deze houding van “minimale oorlogsinspanning”. Om deze reden aanzien de ondergetekenden zich ontbonden van elke verplichting ten opzichte van de Belgische regering, en stellen zij zich ten dienste van de geallieerde naties.’(1)

Dat rook verdacht veel naar een ultimatum, zo dachten ze in Londen. De drie mannen werden dan ook gearresteerd nog voor ze goed en wel de woning van de premier hadden verlaten. Met dat scenario hadden ze echter rekening gehouden. Zodra hij de arrestanten zag, zond een vierde man, die buiten wachtte, het codewoord ‘Happy Birthday’ naar de artilleriebatterij, gelegerd in Crickhowell. Dat was het signaal tot algemene insubordinatie – muiterij, zo men wil – bij de batterij artillerie, en ook bij het 1ste Fuseliersbataljon ontstond weldra beroering. Enkel het eskadron pantserwagens, geleid door de populaire Charles de Walckiers, werd niet ‘geïnfecteerd’. Het duurde hoe dan ook verschillende dagen voor de orde onder de infanteristen en de kanonniers hersteld was en het weer min of meer rustig werd.

Hoewel de regering gehoopt had de zaak ‘onder Belgen’ te kunnen regelen, was de Britse pers spoedig op de hoogte van de chaotische toestand en ze volgde de gebeurtenissen met argusogen. ‘De veertien’ zouden zelfs de regering-Churchill hebben ingelicht. Het conflict met de militairen was des te pijnlijker omdat de Belgische regering ook al lange tijd in onmin leefde met de parlementsleden. Die werden immers door de autocratisch besturende ministers buiten alle belangrijke beslissingen gehouden. In een felle redevoering op 16 september 1942 had het Waalse socialistische kamerlid Gailly zelfs het ontslag van het kabinet-Pierlot geëist. En alsof dat nog niet genoeg was, werden de ‘muiters’ verdedigd door meester Deguent, de schoonzoon van volksvertegenwoordiger Huysmans, die het destijds als kompaan van de schismatieke minister Jaspar aan de stok had gekregen met de regering. Deguent was trouwens ook al opgetreden als advocaat van soldaat Harris en hij had dus ervaring met het verdedigen van revolterende militairen.

Het proces tegen ‘de veertien’ begon op 6 januari 1943 in Leamington Spa en het was spannend van bij het begin. Er werden ongeveer vijftig getuigen opgeroepen en velen van hen haalden de reputatie van het officierenkader en het leger door het slijk. De ster op het proces was Pierre Relecom, aanvoerder van ‘de veertien’ en doctor in de rechten. Relecom nam zijn eigen verdediging waar en hij haalde fel uit naar de regering en haar aanhangers. Zo beschuldigde hij Ferdinand Lepage van onwettige cumul, aangezien hij tegelijk de functie van magistraat en die van hoofd van de Staatsveiligheid uitoefende.

Ondanks de goed voorbereide verdediging werden twaalf van de veertien beschuldigden effectief veroordeeld. De straffen varieerden van twee maanden tot meer dan een jaar en werden eind maart 1943 in hoger beroep bevestigd. De veroordelingen werden later echter uit het dossier van de betrokken militairen geschrapt en ‘de veertien’ zouden ten slotte dát doen wat ze met hun actie hadden willen bereiken: strijden tegen de nazi’s. De Révolte de la Batterie en de hele heisa rond het proces hadden de malaise bij de landmacht op pijnlijke wijze aan het licht gebracht, maar tegelijk ook het zoeken naar de remedie versneld. Al op 24 november 1942, dus bijna meteen na de rebellie van ‘de veertien’, was de onbekwame Hirsch als bevelhebber van de batterij artillerie door Pierlot de laan uit gestuurd.

Voor het eerst leek de regering bereid om schoon schip te maken met ‘l’armée de papa’ en ernstige inspanningen te leveren voor de creatie van een weliswaar kleine, maar efficiënte landmacht. Een landmacht die daadwerkelijk aan de strijd kon deelnemen en die geleid werd door een échte chef. Het uur van Piron was aangebroken…

Aanvankelijk had de legerleiding de eigenzinnige stafofficier en veteraan van 1914-1918 op een afstand gehouden en hem geen commando gegeven. Wellicht gebeurde dat ook om de verdienstelijke, maar nogal theoretisch ondergelegde majoor Cumont niet voor het hoofd te stoten. Piron ging intussen in de leer bij de Britten. Van hen leerde hij om van de verschillende infanterie-, artillerie- en pantsereenheden een goed geoliede oorlogsmachine te maken. Over zijn stage bij de 147th Infantry Brigade schreef hij:

‘Ik volgde de maneuvers met grote belangstelling en maakte me de Britse instructiemethodes, die realistisch en eenvoudig waren, eigen. ’s Avonds bracht ik alles bij mekaar als voorbereiding op een trainingsprogramma, dat ik hoopte te kunnen toepassen zodra ik naar de Belgische landstrijdkrachten terugkeerde.’(2)

Al vanaf 1941 namen Belgische eenheden deel aan legermanoeuvres samen met de Britten, maar de verantwoordelijke officieren hadden daar meestal niet de nodige lessen uit getrokken. Piron wel. Op 30 april 1942 werd de 46-jarige majoor aangesteld als chef-instructeur van de Belgische landstrijdkrachten en vanaf toen kon hij zijn ervaring doorgeven. Hij omringde zich met getrouwen, officieren die zijn visie deelden en op wie hij kon vertrouwen. In september kreeg hij opnieuw een staffunctie – ook tijdens de Achttiendaagse Veldtocht had Piron immers als stafofficier gediend. Zo kon hij de organisatie van het leger nog meer naar zijn hand zetten. In welke mate Piron persoonlijk heeft bijgedragen tot het vertrek van Cumont is moeilijk te achterhalen. Feit is dat de medestichter en eerste bevelhebber van het 1ste Fuseliersbataljon op 12 december 1942 officieel zijn ontslag kreeg… en werd opgevolgd door Piron zelf. De kersverse bataljonscommandant werd nog voor het einde van het jaar ontboden bij premier Pierlot en hij kreeg het bevel over een nog op te richten grote, autonome eenheid.

Minister Gutt bij het eskadron pantsers (uiterst rechts majoor Piron)

De 1ste Groepering Bevrijding zag het levenslicht in januari 1943. Ze bestond uit het vroegere 1ste Fuseliersbataljon, de artilleriebatterij, het eskadron pantserauto’s en een aantal kleinere eenheden – alles bij elkaar ongeveer 2200 man. De soldaten van de tot luitenant-kolonel bevorderde Piron zouden worden voorbereid op een deelname aan de geallieerde invasie van West-Europa, waarvan de planning begin 1943 een aanvang nam.

De legertop op inspectie bij de gemotoriseerde infanterieMaar voor het zover was, moesten de Belgen nog trainen, véél trainen, en zich de technieken van de moderne, gemechaniseerde oorlogvoering eigen maken. Omdat de kennis van het Engels onontbeerlijk was, zorgde de vooruitziende Piron voor taalleerkrachten. Ook sleutelde hij aan de korpsgeest en hij werkte de vaak ongezonde concurrentie tussen de verschillende wapens weg. Lange tijd immers was er hevig gediscussieerd over de vraag of de landmacht overwegend uit cavalerie dan wel uit infanterie moest bestaan. Voor de infanterist Piron was het echter zonneklaar dat ‘zijn’ eenheid alle wapens moest omvatten. Officieren die daar anders over dachten of die niet in zijn gratie stonden, kregen dan ook hun ontslagbrief.

Het verwijderen van ‘onaangepaste’ officieren, vaak mensen die lang voor Piron naar Groot-Brittannië waren vertrokken, gebeurde niet altijd tactvol. Het was een publiek geheim dat de bevelhebber van de 1ste Groepering weinig sympathie had voor aristocraten van de oude stempel, ook al waren het bekwame officieren. Zo kreeg Charles de Walckiers eind februari 1943 via de telefoon te horen dat hij ontheven was uit zijn functie als commandant van het pantsereskadron. De man was echter behoorlijk populair bij zijn soldaten, en een competent leider. Onder meer door geregelde en realistische trainingen had hij zijn eenheid de twee jaren voordien behoed voor defaitisme. Het nieuws van het brutale ontslag maakte veel van de Walckiers’ manschappen dan ook behoorlijk boos. De levering van nieuwe pantserwagens maakte echter veel goed en leidde ertoe dat de nieuwe commandant, Frédérique de Selliers de Moranville – toch ook een edelman – snel aanvaard werd. Ook Tony del Marmol, de vroegere rechterhand van Daufresne, was niet langer welkom in de gevechtseenheid van Piron. Hij kwam terecht in de Britse 50ste Divisie en zou in maart 1945 door Montgomery persoonlijk worden gedecoreerd.

De opvolgers van de aan de dijk gezette officieren, vaak kennissen van Piron, hadden trouwens ook hun gebreken. Zo was Nowé niet onmiddellijk een groot tacticus en Wintergroen kon behoorlijk grof uit de hoek komen. Toch was het saldo overwegend positief. Bovendien werden niet alle officieren uit de beginperiode van Tenby de laan uit gestuurd. Zo genoot Richard Smekens het vertrouwen van Piron, en als commandant van de compagnie Genie zou hij dat vertrouwen niet beschamen.

Met Piron kregen de Belgische landstrijdkrachten eindelijk een echte bevelhebber, die vertrouwen uitstraalde en respect afdwong, samen met zijn manschappen aan manoeuvres deelnam en uit de gamel at. Hoewel hij de steun genoot van de regering, deed Piron er alles voor om de politiek ver buiten de kazernemuren te houden. Absoluut uit den boze waren sympathiebetuigingen aan het adres van Leopold III, die onder de militairen in Groot-Brittannië nog steeds veel aanhangers had.

In een jaar tijd bouwde Piron de Eerste Groepering Bevrijding uit tot een volwaardige gevechtseenheid, die alle knepen van de moderne oorlogvoering kende en klaar was voor de strijd. Het was nu alleen nog wachten op orders van het geallieerde hoofdkwartier…


Uittreksel uit boek "De Belgen in Engeland"
19,95 € - 218 pagina's
ISBN 978-90-209-6981-8

Auteur: Frank Decat
Uitgeverij: Lannoo

Boek verkrijgbaar bij

Azur, Bol.com, Cosmox, Fnac, Proxis, Standaard Boekhandel.

Bestel boek online via SeniorenNet

Pagina afgedrukt van http://www.SeniorenNet.be/BelgenInEngeland

 
<<< Vorige pagina...