Baarmoederhalskanker

Waar vandaan: Gezond Leven > Omgaan met kanker > Over kanker > Soorten kanker > Baarmoederkanker > Baarmoederhalskanker

Baarmoederhalskanker

Baarmoederhalskanker is momenteel een van de vaakst voorkomende gynaecologische kankers in België (ongeveer 700 nieuwe gevallen per jaar). In ons land is deze vorm van kanker verantwoordelijk voor bijna 200 overlijdens per jaar. 90% daarvan zou kunnen worden vermeden door een regelmatige opsporing. Deze vorm van kanker ontwikkelt zich inderdaad geleidelijk op basis van zogenaamde prekankerletsels. In deze lange precancereuze fase zorgen systematische uitstrijkjes voor de ontdekking van verdachte letsels en de vroegtijdige behandeling ervan.

Etiologie en risicofactoren
85 en 90% van de baarmoederhalskankers ontwikkelen zich vanaf een goedaardig letsel, dat we "condyloma" of "papilloma" van de baarmoederhals noemen. Dat letsel is van virale oorsprong. Van dat virus, het HPV of "Human Papilloma Virus", bestaan er talloze varianten. Toch groeien niet alle papilloma uit tot kanker. Degene die het meest vatbaar zijn om tot een kankergezwel te evolueren, worden veroorzaakt door virussen van het type 16.

De risicofactoren zijn al lang gekend. De eerste seksuele contacten op jonge leeftijd, een groot aantal partners, veel zwangerschappen, andere seksueel overdraagbare aandoeningen, minder gunstige socio-economische omstandigheden, roken, langdurige orale contraceptie of een verzwakking van het afweersysteem zijn allemaal risicofactoren.

Epidemiologie
Onderzoeken uitgevoerd bij jonge Amerikaanse studentes tonen aan dat 30 à 40 % onder hen besmet zijn met het HPV virus. De besmetting gaat meestal onopgemerkt voorbij vermits het virus bij het merendeel van de vrouwen geëlimineerd wordt zonder aanleiding te geven tot ziektesymptomen. Wanneer dat niet het geval is, kan de infectie letsels veroorzaken die, als ze niet worden behandeld, in staat zijn om zich na een vrij lange periode in een kanker te transformeren (meestal na een tiental jaren).

De frequentie van baarmoederhalskanker varieert enorm van de ene plaats op de wereld tot de andere. Verschillende sociologische en medische omstandigheden, een andere sekscultuur en misschien genetische vatbaarheid vormen daarvoor de verklaring. Baarmoederhalskanker bezet in sommige ontwikkelingslanden de eerste plaats in het klassement van sterftecijfer door kanker bij vrouwen. Bij Belgische vrouwen is het de op drie na meest voorkomende vorm van kanker (4,52 %), na borstkanker (33,66 %), darmkanker (13,59 %) en eierstokkanker (4,98 %).

Opsporing
De ontwikkeling van precancereuze letsels gaat aan baarmoederhalskanker vooraf. Ze vallen op te sporen met een uitstrijkje. Dat is een eenvoudige en pijnloze test, uitgevoerd door een huisarts of een gynaecoloog. Hij brengt voorzichtig een speculum in de vagina in om toegang te krijgen tot de baarmoederhals. Een speculum is een langwerpig instrument dat dient om de vagina wijd open te houden en te verlichten dankzij het licht dat weerkaatst op het gepolijste oppervlak. Daardoor kan de geneesheer de binnenkant van de vagina en de baarmoederhals onderzoeken.

Vervolgens strijkt de arts voorzichtig met een borsteltje langs de wanden van de baarmoederhals. Daardoor blijven de cellen vasthangen aan dat instrument. Deze cellen worden dan onderzocht onder de microscoop.

De aldus verwijderde cellen kunnen op verschillende manieren worden onderzocht. De arts kan zelf het uitstrijkje ter plaatse onderzoeken of de cellen in speciale bewaarvloeistof onderdompelen en naar het laboratorium sturen om te laten onderzoeken door specialisten. In het eerste geval is het resultaat direct gekend, anders geldt een wachttijd van gemiddeld twee weken.

Elke vrouw zou in het jaar dat volgt op haar eerste seksuele betrekkingen een uitstrijkje van de baarmoederhals moeten laten nemen, of in elk geval van zodra ze 25 is. Na twee normale uitstrijkjes met een tussenpauze van een jaar, laat men deze uitstrijkjes minstens een keer om de drie jaar uitvoeren tot men 65 is. Voor vrouwen ouder dan 65 is het risico op baarmoederhalskanker zo miniem dat een uitstrijkje nog weinig zin heeft. Tenzij er vroeger een afwijking is vastgesteld natuurlijk.

De frequentie van het onderzoek kan hoger liggen indien de arts dat noodzakelijk acht.

Vergeet evenwel niet dat een uitstrijkje nooit absoluut uitsluitsel geeft dat men te maken heeft met een vroegtijdig letsel of met baarmoederhalskanker. Het is enkel een uitstekende manier om vrouwen te volgen die het risico lopen.

Symptomen
De symptomen in een vroegtijdig stadium zijn niet waarneembaar. Later kan men bloedverlies (baarmoederbloeding) opmerken tussen de regels, na de menopauze of na seksuele betrekkingen. Soms gaat dat gepaard met pijnloos witverlies.

Diagnose
Een definitieve diagnose van baarmoederhalskanker is maar mogelijk na wegneming van verdacht weefsel (biopsie) van de baarmoederhals tijdens een colposcopie. Een colposcoop is een soort microscoop met een binoculaire lens. Deze lens zorgt voor de noodzakelijke vergroting om in detail de wanden van de vagina en de baarmoederhals te onderzoeken. Tijdens dat onderzoek smeert de arts de baarmoederhals in met speciale kleurstoffen (azijnzuur en een oplossing op basis van jodium). Abnormale cellen absorberen deze kleurstoffen. Zo krijgt de arts een duidelijk beeld van de ziekte.

Vervolgens neemt de arts weefselfragmenten weg met een speciaal pincet, biotoom genoemd, om ze te laten onderzoeken onder de microscoop. Eventueel opgespoorde afwijkingen worden geïnventariseerd volgens een internationaal aanvaarde lijst (de classificatie van Bethesda): CIN 1, 2 of 3. CIN staat voor Cervical Intra-epithelial Neoplasia (intra-epitheel baarmoederneoplasie) of met andere woorden: abnormale weefsels in de bovenste lagen van de baarmoederhals.

Behandeling
De behandeling hangt af van het stadium van de kanker op het moment van de diagnose. Bij precancereuze letsels kiest men voor een gedeeltelijke chirurgische amputatie van de baarmoederhals (conisatie) of voor minder agressieve behandelingsmethoden (cryotherapie of behandeling met koude, laser, elektrochirurgie).

De behandeling van kleine kankers gebeurt meestal door verwijdering van de uterus (hysterectomie). Bij grotere gezwellen moeten ook naburige weefsels en lymfeknopen sneuvelen (uitgebreide colphohysterectomie met lymphadenectomie). Als deze zware operatie niet mogelijk is, moet het gezwel worden bestraald. In dat geval kiest men voor radiotherapie, hetzij door directe blootstelling aan een radioactieve bron (curietherapie), hetzij door externe radiotherapie (de stralingsbron bevindt zich op afstand van de te behandelen zone) of door een combinatie van beide.

Recentelijk is ook aangetoond dat een bijkomende chemotherapie, dus na de lokale behandeling, een bijkomende veiligheid geeft in bepaalde gevallen waar herval mogelijk is.

Kansen op genezing
De kansen op genezing liggen vrij hoog, maar hangen af van het stadium. Wanneer de kanker microscopisch is (micro-invasief) ligt dat dicht bij 100%. Wanner enkel de baarmoederhals is getroffen, schommelen de genezingskansen tussen de 80 en 85 %. De kansen op genezing zijn kleiner naarmate de kanker groter is.

Vaccinatie
Naast opsporing bestaat er nu een nieuwe manier om u te beschermen tegen baarmoederhalskanker: vaccinatie. Goed nieuws dus voor alle adolescenten en vrouwen!

Belangrijk is wel dat het vaccin slechts voor 70% bescherming biedt en dat dus ook na vaccinatie regelmatig uitstrijkjes dienen te worden uitgevoerd!

Toch stellen heel wat vrouwen ons regelmatig vragen over dit onderwerp:

  • Is baarmoederhalskanker besmettelijk?
  • Krijgen vrouwen, die besmet zijn met het papillomavirus, automatisch baarmoederhalskanker?
  • Zal het nieuwe vaccin toelaten om alle baarmoederhalskankers te vermijden?
  • Zal het vaccin de opsporing vervangen?
  • Zal het vaccin de frequentie van baarmoederhalskanker snel doen dalen?
  • Zouden alle vrouwen gevaccineerd moeten worden?
  • Is het vaccin ook bestemd om baarmoederhalskanker te behandelen?

Al deze vragen tonen aan hoe groot de behoefte aan informatie is. Het is dan ook enorm belangrijk om precieze antwoorden te geven, die toelaten om de door vaccinatie en opsporing verkregen bescherming zo goed mogelijk aan te wenden.

Daarom hebben we, in nauwe samenwerking met de Franstalige (GGOLFB) en Nederlandstalige (VVGO) gynaecologenverenigingen, een folder voor het grote publiek uitgewerkt. Klik hier om de folder te downloaden.

 

Bron: Stichting tegen Kanker