Deel via

Roomboter, een verboden vrucht

January 2016
Na bijna dertig jaar huwelijk gaat Willem van Ringelensteijn (56) op zichzelf wonen. Met zijn echtgenote heeft hij besloten tot een ‘time-out’. Hun kinderen stemden hiermee in. Speciaal voor SenNet Magazine schrijft hij een column over hoe hij dit proces beleeft en ervaart, tot op het bot, tot aan de einddatum van hun ‘akkoord’: een jaar na dato… Lees hier het zevende deel van zijn pakkende verhaal.


/114/Ren/cheerss.jpgWe nemen een laatste. We heffen het glas en kijken elkaar recht in de ogen om vooral geen zeven jaar slechte seks te hoeven hebben. Tja, met wie eigenlijk, denk ik dan, in alle eenvoud? Zoals gebruikelijk raak ik vervolgens met de rand van mijn glas licht aan haar jukbeen. Dan klink ik op onze nieuwe traditie. Al een aantal keren achtereen zijn we iets gaan drinken, na het werk. Sinds een week of wat ben ik immers weer bij haar, mijn ex-werkgever, in dienst. Haar dégoût, als ondernemer, van het systeem zelve bleek diepgeworteld en vilein genoeg om datzelfde systeem te confronteren met zijn eigen mazen en manco’s. Met terugwerkende kracht heeft ze mijn ontslag, daarmee mijn statuutloosheid ongedaan gemaakt. Als dank voor die geste zegde ik toe om mijn verloning per kerende terug te storten op onze gezamenlijke rekening. Te impulsief? Och, het inkomen dat ik eerst niet had, zou ik toch niet missen als dit er nu wel was?

Ze lacht. Ze straalt. Maar wat ze zegt, dringt niet tot me door. Ik probeer dit momentum te fixeren om er langer van te genieten dan het moment zelf zal duren.Haar ogen schitteren. Ze lacht. Ze straalt. Maar wat ze zegt, dringt niet tot me door. Ik probeer dit momentum te fixeren om er langer van te genieten dan het moment zelf zal duren. Het is vrijdag. De werkdag is dan gewoonlijk eerder gedaan, om vier uur. Dat biedt dus dé gelegenheid, zo vonden we, om samen ergens bij te praten, zonder dat dit zichtbaar moest zijn voor het personeel of voor de kinderen. Zij heeft behoefte aan het evalueren van de werkweek en het anticiperen op de komende. Ik minder, maar haar zien, ervaren, is me wat waard. Mijn intenties zijn dan misschien meer privé, maar beslist integer. Het zou immers te treurig voor woorden zijn als het louter het werk nog was dat ons samen hield. Daarvoor hadden we zoveel meer gemeen, en ongetwijfeld hebben we dat nog. Abrupt onderbreek ik haar en spreek die gedachte ook uit. Ze is zichtbaar afgeleid van haar eigen verhaal. Ze luistert, en hoort wat ik zeg. Dan beaamt ze, met veel omhaal, dat dit inderdaad een goede gelegenheid is om elkaar te blijven zien, contact te houden, dat het enerzijds dwingt om afstand te houden van de privé, en –aan de andere kant- meehelpt aan juist een herbezinning daarop. Jajaja … Ik zucht en kijk weg. De opening had alles in zich om tot een levendige conversatie te verworden, maar door zulke open deuren in te trappen, zet ze die prompt op een dood spoor. Zonde. In gedachten ontleed ik de slordig overgeschilderde blinde muur tegenover me in zijn samenstellende delen en lagen, en vraag me af hoe ik de bezinning die ik beoog, wel kan laten gebeuren? Waarom vind ik de woorden niet? Waarom vinden ze mij niet? Verdriet maakt een mens enorm alert, extreem levend, zo wordt gezegd. Waarom laat ik het dan nét nu afweten? Is het omdat ik er niet bij kan, bij mijn verdriet?

/114/Ren/glass-rainy-car-rain-large.jpgZe zei pas nog dat ze soms moeilijke momenten heeft. Dan had ze mij moeten zien, eergisteren. Dat was een legendarisch slechte avond. De prelude beleefde ik al in de late namiddag, in de auto, met lang niet gehoorde klassiekers op de radio. Muzikaal gezien ben ik tamelijk monomaan. Grofweg houdt voor mij na de jaren zestig, zeventig elke bevlogen of bevliegende beleving van muziek op. Maar sinds het overlijden van mijn vader beluister ik ‘mijn muziek’ bij voorkeur niet meer. Te pijnlijk. En vanaf dat mijn moeder stierf … Natuurlijk vond ik op internet exact dat wat ik er niet had moeten zoeken. Al snel kon ik weinig anders dan me laten meevoeren met een maalstroom van nostalgie en melancholie. Verzet had geen zin. Ik werd meegezogen, ging kopje onder, en verdween al gauw naar een almaar bodemlozer dieperik. Mijn reis terug in mijn tijd werd een enerverende, emotionele, psychedelische trip, ging dwars door merg en been, snijdend en bijtend, diep tot in het graf waar ik ooit in zal belanden. Tranen dus, veel meer tranen dan de 96, die ooit (nota bene ten tijde van mijn prilste herinneringen aan de muzikale omkadering van mijn zo zorgeloze jeugd) verondersteld werden als te veel voor één hart om te huilen, te veel om verder te kunnen gaan. Daar hoeft zelfs geen vraagteken bij geplaatst.

Vorige week vrijdag hebben we, aansluitend op ons apéro, hier gegeten. Alle kinderen waren buitenshuis, plannen had ze niet, en uitgenodigd werd ze niet vaak meer. De bewoners van het reservaat waarin we wonen, pardon, waar zij nog woont, beginnen nu ook haar te mijden. Geen wonder. We zijn een bedreiging; zij voor hun mannen, ik voor hun vrouwen. En meer nog: het feit dat wij kozen voor een gescheiden wonen, kon ieders partner wel eens op verkeerde ideeën brengen. Als ik het gemodder om me heen zo bezie, is menig keurslijf toe aan revisie, om redenen die wel tien, misschien zelfs honderd keer meer valide zijn dan de onze ooit waren! Tijdens het diner passeerden dezen en genen de revue. Kort, want ik geniet liever van mijn eten dan dat te laten bederven door de zouteloosheid van alleman. We waren vroeg aan tafel gegaan, en hadden veel eerder gedaan dan verwacht. Zij wilde niet weg, en ik mocht niet gaan. Ze bleef aandringen. Misschien een dessert? Nooit. Een calvados? We moeten nog rijden. Nog een pintje? Goh … ? Allé dan! Tegen tienen keek ze uit haar ogen als een pakje roomboter, al meer gesmolten dan smeltend. Kwam ze dan nu eindelijk eens mee, logeren? Seks?! Een beschonken vrouw is een engel in bed, maar voor de mogelijke duivelin erna wilde ik me hoeden. Maar meer was het een kwestie van respect; zo ga je niet om met een vrouw, hoe hoog de nood, hoe vol de zak ook is. Ooit, lang geleden, was dat anders, bedenk ik me dan, en herinner me het aloude Es gibt kein Tierchen so froh wie ein Spermatozo! Nee, ‘misbruik van omstandigheden’ zou tegen me werken, ooit. En dus scheidden onze wegen die avond, net zoals zij dat dadelijk zullen doen.

Ik ben het die spreekt, maar ik merk dat ik hoegenaamd geen controle heb over wat ik zeg, of de toon waarop, noch met welke woorden.Ik vraag de garçon om de allerlaatste tournée, nog een portie bitterballen, en de rekening. Als plots Janis Joplin zich laat horen, uit de achtergrond, knapt er iets in me. Dan gebeurt het. Ik ben het die spreekt, maar ik merk dat ik hoegenaamd geen controle heb over wat ik zeg, of de toon waarop, noch met welke woorden. Ik laat me beter begaan, schiet het door me heen, zelf was ik tenslotte zo-even mijn tekst nog volledig kwijt. Ik probeer mee te luisteren naar wat ik zeg. Het komt me nogal onsamenhangend en warrig over. Toch grijp ik niet in. Alles spat eruit, als uit een overrijpe steenpuist die openbarst, àlles: niet gestelde vragen, onbeantwoorde gevoelens, onvoorzichtigheid jegens elkaar, achterdocht, voorbarige conclusies, eenzijdige interpretaties, verdrongen hartzeer, onachtzaamheid, onverschilligheid ook, verwachtingen, veronderstellingen en aannames, verschillen in percepties, nuances, teleurstellingen, verliezen en kwijtraken - zelfs ‘het ons’. Haar aankijken doe ik intussen niet, geloof ik, denk ik, weet ik, nee, weet ik niet. Verstoord kijk ik op. Ik zie haar niet! Mijn spraakwater stokt acuut. Waar is ze?! Jawel, ze zit nog recht tegenover me, net als even (?) geleden. Ik zie haar gezicht, vaag, als door een beregend venster. Haar ogen zijn minstens zo betraand als ik vermoed dat die van mij er uitzien. Ik voel me leeg, gepurgeerd, geklysmatiseerd.

/114/Ren/heart-157470_960_720.pngZe maakt aanstalten om op te staan. Gaat ze vertrekken? Staat vervolgens recht. Moet dít dan het afscheid zijn? Ze schuift haar stoel naar achter. Pakt de tafelrand vast. Buigt zich voorover. Dieper. Tot vlak bij mij. Ik krijg een zoen, over het terrastafeltje heen. Onze tranen mengen zich op elkaars wangen; snot, ook. Het is voor het eerst sinds onze separatie dat we ons laten gaan, laten zien, aan elkaar, in alle kwetsbaarheid, en ons er niet voor generen. Ze zet zich weer, vraagt dan snikkend wat wij onszelf toch aangedaan hebben? Aan mij? Of was het retorisch bedoeld? Stil denk ik: ‘Ik houd van je. Weet je hoe dat voelt?’ Zou zij hetzelfde denken? Voelen? Emoties … Ze zijn de oorzaak van al onze ellende, en van al onze hoop. Na een korte pauze vraagt ze me waarom ik toch zo’n klootzak ben geweest? Nu is het mijn beurt. Ik sta op, loop om het tafeltje heen, zet me in de stoel naast haar, sla een arm om haar heen, en trek haar dicht tegen me aan. Daar zitten we dan, Jut en Jul. Wie denkt wat?

Auteur: Willem van Ringelensteijn

3 reacties

clausparket
wat een aangrijpend verhaal the way of destiney en zo mooi geschreven recht uit het hart , wij sturen jullie veel geluk en kracht om het samen tot een einde te brengen .
19/01/16 10:06 REAGEER
Monique1
Ja zo aangrijpend gescheven dat je de emoties erachter je echt aangrijpen
Ik weet niet hoe het gaat aflopen maar ik denk dat er wel wat mensen iets gehad hebben aan dit verhaal
Ik in elk geval wel
20/01/16 17:58 REAGEER
Sleuson
Ik krijg het koud van binnen. Dooft dat liefdesvuur dan zachtjes zonder we het voor onszelf, willen bekennen. We laten het nog 'n beetje aanmodderen. Om dan tot de conclusie te komen dat we onszelf willen terugvinden. Elk terug in z'n eigen stek en blijven dan verweest achter om terug toenadering te zoeken en te beseffen hoe goed we het bij elkaar mochten vinden ...
22/01/16 20:57 REAGEER

Login Registreer

Willem van Ringelensteijn

Columnist
Columnist
De auteur is werkzaam als communicatie-adviseur en copywriter. Daarnaast schrijft hij reportages, columns, biografieën, jubileumuitgaven, boeken, etc., al dan niet in eigen beheer gepubliceerd of uitgegeven.

Meer artikels van Willem van Ringelensteijn

Recente Artikels

Gerelateerde Artikels