Deel via

Wie ontrafelt het geheimzinnige spionageverhaal?

September 2016
Mysterieverhalen prikkelen bij heel wat mensen een nieuwsgierige snaar. Maar als er in een mysterie nog een geheimzinniger mysterie verscholen zit, dan is onze mysteriekenner Carl Bries er als de kippen bij om er het fijne van te weten te komen. Hoe kwam Leo Schidlof uit 'Het Heilige Bloed en de Heilige Graal' aan die levensgevaarlijke documenten, bijvoorbeeld. Carl neemt het met jou onder de loep.

Mysteries in het mysterie

Mysteries spreken tot ons aller verbeelding. Zaken als Atlantis, de Heilige Graal, de diefstal van de Rechtvaardige Rechters en nog vele andere trekken ons als mens om de één of andere reden aan. Talloze boeken werden er over deze onderwerpen geschreven, documentaires werden gedraaid en op basis daarvan werden films gemaakt die golden als ware kaskrakers. Kijk maar naar de Da Vinci Code, het boek van Dan Brown dat werd verfilmd. Brown zou op zijn beurt zich dan weer deels hebben gebaseerd op een andere bestseller: Het Heilige Bloed en de Heilige Graal van Richard Leigh, Henri Lincoln en Michael Baigent. En elke keer nemen we dit soort boeken ter hand en lezen we ze alsof het thrillers zijn, we verslinden boeken met als thema ‘mysteries’. Maar soms vinden we in die boeken nog andere mysteries terug. Verhalen die het mysterie zelf nog wat groter maken. Ik noem dat ‘mysteries in het mysterie’.

Een fascinerend voorbeeld hiervan is het geheimzinnige verhaal rond een zekere Leo Schidlof. Het verhaal zelf is te lezen in de bestseller Het Heilige Bloed en de Heilige Graal en zou onderdeel zijn van een waar spionageverhaal. Het begint met een zekere Leo Schidlof die naar eigen zeggen ‘beschikt over documenten met een explosieve inhoud’. Schidlof zou deze documenten in een aktetas hebben gestoken en ze daar hebben gehouden tot aan zijn dood in 1966. Of dat echt waar was, staat nergens te lezen. In het boek zelf vind je heel wat controverse omtrent dit onderwerp, maar laat ons beginnen met een korte samenvatting.

Betrokken in duistere affaires?

Schidlof was een Oostenrijkse historicus die in Zwitserland woonde. Volgens het gerucht wilde hij in 1946 naar de Verenigde Staten verhuizen, maar werd hij daar frappant geweigerd wegens ‘betrokkenheid in duistere zaakjes en zelfs spionage’. Uiteindelijk werd de hele affaire opgelost en mocht Schidlof het land in. Wat die duistere zaakjes waren of voor wie hij spioneerde, staat verder niet uitgelegd.

De koerier werd van een trein gegooid en de aktetas werd nooit meer teruggevonden

Dan volgt er een gat van tien jaar, totdat er plotseling gewag wordt gemaakt van de zogenaamde Dossiers Secrets, geheime documenten die toebehoorden aan een zekere Henri Lobineau. Hij was lid van het Broederschap van Sion dat een cruciale rol speelde in het boek van Leigh, Baigent en Lincoln. Hoe die documenten in het bezit van Schidlof kwamen, wordt eveneens nergens vermeld. Volgens de schrijvers zou Schidlof zelf enkele van die documenten hebben gemaakt op basis van zijn eigen onderzoek rond de Dossiers Secrets. Genealogie was immers zijn vak, zo staat in het boek te lezen. In ieder geval, na zijn dood in 1966 kwamen de documenten opeens in de handen van een koerier, de Pakistaan Fakhar ul-Islam. Hij zou de aktetas met de documenten willen hebben doorgeven aan een ‘agent van Genève’, maar kreeg daartoe de kans niet. Eerst werd hij uit Oost-Duitsland gezet, daarna werd hij tijdens een treinrit vermoord en van de trein gegooid. De aktetas met de documenten werd nooit meer teruggevonden. Erg mysterieus, niet? Het klinkt erg fascinerend, maar hoeveel waarheid bevat het?

Controverse

Een eerste glimp van tegenstrijdigheid duikt al op in het boek zelf. Daarin laten de schrijvers de dochter van Schidlof aan het woord. Zij beweert dat haar vader absoluut niets te maken had met deze zaak. Hij was zeker geen historicus, genealoog of antiquair. Hij was enkel betrokken in deals voor miniatuurbeeldjes. Voor de rest hield hij zich met niks bezig. Mocht Schidlof al in de Verenigde Staten moeten zijn, dan was het om de verkoop van zulke beeldjes af te ronden. Volgens haar gebruikte iemand de naam van haar vader om zichzelf te beschermen.

En dat zou wel eens kunnen kloppen. Volgens een andere bron, een pamflet, zou Leo Schidlof één van de pseudoniemen geweest zijn van een zekere Henri Lobineau. Opzoekwerk over deze persoon levert niet veel op, enkel dat hij de schrijver was van de Dossiers Secrets. Nog een andere bron beweert dat Lobineau op zich nog eens een pseudoniem was van een zekere graaf Henri de Lénoncourt. Ook hier leverde opzoekwerk niks op. We vinden enkel informatie over een zekere Henri de Lénoncourt die gestorven was in 1477 en vader was van Robert de Lénoncourt. Nog een andere persoon met dezelfde naam leefde in de 16de eeuw.

Geen van beide is dus de man achter de naam Lobineau of Leo Schidlof, vermits beide mannen al eeuwen dood waren voordat de Dossiers Secrets werden opgemaakt. Al deze leugens en verwarring doen de stem van bedrog alleen maar luider klinken. Bedrog vanwege een zekere Pierre Plantard en markies Philippe de Chérisey. Twee mannen die snakten naar een zekere sluier van mystiek, romantiek en geheimzinnigheid rondom hen en die deze hele grap hadden opgezet. Een grap die miljoenen mensen te kijk heeft gezet, want sinds de publicatie van Het Heilige Bloed en de Heilige Graal namen meer en meer mensen de Dossiers Secrets voor waar.

Toch heeft geen van beide mannen ooit toegegeven dat heel dit verhaal een grap was. Wellicht was het allemaal te ver gegaan en konden ze niet meer terug. Of hadden ze eindelijk die hele cirkel van mysterie gecreëerd waar ze al hun hele leven naar hunkerden.

Waarheid

Eén ding mogen we echter niet uit het oog verliezen: in het hele verhaal zijn er wel waargebeurde feiten verwerkt. Zo is er in het stadje Melun in 1967 inderdaad het onthoofde lichaam gevonden van de Pakistaan Fakhar ul-Islam. Wie deze man dan echt was, wordt niet verder uitgelegd. Opzoekwerk leert ons nog dat deze Fakhar ul-Islam wellicht van de trein was gegooid rond half twaalf ‘s avonds. Zijn horloge was gestopt om 11.27 uur. Volgens getuigen was hij mooi gekleed, maar had hij geen bagage bij zich. Wel had hij een boel visumkaarten bij zich van verschillende Europese landen. Waarom had hij die bij zich en waarom reisde hij rond zonder bagage? Sommige bronnen denken dat hij wel eens een spion geweest kon zijn, maar volgens anderen was de man lid van de Hashashin, een stam die al eeuwenlang bestaat. Wat zo speciaal is aan de stam, is dat ze bekend was/is omdat ze uit moordenaars bestaat. Meer bepaald huurlingen die het doden als hun beroep hebben aangeleerd. Vandaar de Engelse benaming ‘assassin’ voor huurmoordenaar.

Was Fakhar ul-Islam in werkelijkheid een huurmoordenaar die op weg was om iemand op te ruimen? Was die iemand misschien één van de schrijvers van de Dossiers Secrets of werd zijn naam louter toevallig opgenomen in heel deze zaak? In ieder geval sluit het feit dat hij geen bagage bij zich had en mooi gekleed was deze mogelijkheid niet uit. Integendeel zelfs. Misschien kan hij wel in verband gebracht worden met de dood van drie anderen die eveneens in Het Heilige Bloed en de Heilige Graal voorkomen.

Iets verderop in het boek wordt namelijk gewag gemaakt van nog drie doden: Pierre Feugère, Louis Saint-Maxent en Gaston de Koker. Deze drie heren worden gezien als de schrijvers van Le Serpent Rouge, een prozawerk dat op 17 januari 1967 in de Nationale Bibliotheek van Parijs verscheen. Het werk bestaat uit dertien verzen die elk bij één teken van de dierenriem staan geschreven. De teksten zelf zijn, zoals ze in het boek te zien zijn, erg dubbelzinnig en soms zelfs niet te begrijpen. Wat dit werk ook wilde zeggen, het meest opvallende was zijn titel. Le Serpent Rouge ofwel De Rode Slang was volgens sommigen de bewaker van een groot geheim dat in Zuid-Frankrijk verborgen ligt. Deze ‘slang’ zou de sleutel hebben tot het geheim en enkel ingewijden weten wat de echte betekenis ervan is. De vraag is of de drie schrijvers ook tot die kring van ingewijden behoorden en dus op de één of andere manier hun geheim openbaar wilden maken? Of waren het bedriegers die bepaalde mensen uit hun tent wilden lokken om zo toegang te forceren tot het geheim? Of waren ze helemaal niet de schrijvers, maar ook weer slechts pseudoniemen?

De Hashashin doodden hun slachtoffers het liefste door hen te wurgen met een touw

Wat de waarheid hier ook is, de drie werden dood teruggevonden. Ze waren alle drie opgehangen. Dit maakt het allemaal nog wat raadselachtiger, want kan er hier eventueel een link gelegd worden met Fakhar ul-Islam? Is het niet te toevallig dat zowel hun namen als die van de mogelijke huurdoder in één en hetzelfde verhaal worden genoemd en dat ze allemaal te maken hadden met vreemde documenten? Het zou allemaal best kunnen, want één van de meest geliefde manieren om te doden voor de Hashashin, was wurging door middel van een touw. Wat als Fakhar ul-Islam ingehuurd was om Feugère, Saint-Maxent en de Koker om te brengen? Om dan nadien zelf van te kant te worden gemaakt om zeker te zijn dat hij zijn mond zou houden?

Deze theorie wordt niet in kaart gebracht in het boek, maar door een beetje opzoekwerk en de verschillende gevallen naast elkaar te leggen kan dit wel eens dichtbij de waarheid zitten. Want wat is de beste manier om dood door een wurgtouw te verbergen? Inderdaad, de slachtoffers daarna opknopen zodat sporen van het wurgtouw verborgen worden door de sporen van het touw waarin de slachtoffers opgehangen werden. Eén kleine kanttekening bij deze theorie: Fakhar ul-Islam werd dood teruggevonden op 21 februari en de drie schrijvers pas op 6 en 7 maart. Maar het kan natuurlijk dat zij al langer dood waren en dat hun lichamen pas veertien dagen na dat van ul-Islam werden gevonden. De details over het onderzoek naar de drie dode schrijvers weten we immers niet. Het kan ook wel dat Fakhar ul-Islam een kompaan had die de lichamen van de schrijvers ergens verborgen had gehouden op een koele plek als een diepvriezer en ze pas na zijn dood daaruit had gehaald. En dat deze kompaan misschien ook ul-Islam zelf had afgemaakt.

De vraag is natuurlijk of dit allemaal de waarheid is en als het zo is, wie de opdrachtgever(s) was/waren van Fakhar ul-Islam. Was het de veelgenoemde Prieuré de Sion, die volgens Het Heilige Bloed en de Heilige Graal het geheim van Christus bewaken? Of zit de agent van Genève, waarmee ul-Islam een afspraak had, er voor iets tussen? Deze vraag blijft een goed bewaard geheim dat nooit zal ontsluierd worden.

Auteur: Carl Bries

0 reacties

Login Registreer

Carl Bries

Mysteriekenner
Mysteriekenner
Carl Bries (1983) is een sociaal werker uit de Kempen met een passie voor mysteries over heel de wereld. Hij neemt in zijn vrije tijd allerhande mysteries, waar (bewust) weinig over gesproken wordt, onder de loep. Het is aan jou om samen met hem deze mysteries te ontrafelen of ze te laten voor wat ze zijn.

Meer artikels van Carl Bries

Recente Artikels

Gerelateerde Artikels