Historie van Belgie

Dit is de plaats voor cultuur en historie. Ook voor nostalgie en geschiedenis van steden, dorpen, kerken, rivieren, enz. kan je hier terecht.

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

04 okt 2005, 11:50

Afbeelding


Wapenschild

De gemeente Kachtem kreeg bij K.B. van 29 september 1952 een vast gemeentewapen toegewezen, zijnde:
Gevierendeeld:
1. en 4. van lazuur met drie omgekeerde plompebladeren van goud;
2. en 3. geschuinbalkt van goud en van azuur, van zeven stukken met een zoom van keel,
over alles heen van zilver met een leeuw van keel met een zoom van azuur,
het schild getopt met een kroon met negen parels welke rechtstreeks op de kroonband geplaatst zijn.

De heerlijkheid Kachtem behoorde lange tijd toe aan de familie van CROIX en op het einde van de XVIIe eeuw was deze heerlijkheid samen met RODE in het bezit van MESSIRE DE VILLE VAN HARCHIES, graaf van Zwevegem.

Tijdens de XVIe eeuw voerde de heer van Kachtem als wapen: een gedwarsbalkt schild van vair en keel uit zes stukken en hij riep zijn naam.
Tussen de vele wapens op de heraldische kaart van Vlaanderen van 1610 kan bovengenoemd schild ook gevonden worden.

In 1741 kreeg Filip-Norbert van der Meere, heer van Kachtem, de titel van graaf. Zijn wapen blazoeneerde het tegenzegel van de heerlijkheid. Het werd in 1 en 4 het wapen van VAN DER MEERE en in 2 en 3 het wapen va WEDERGRAET. Deze samenvoeging werd vroeger gekomen bij het huwelijk van Georges van der Meere met Margareta van Wedergraet bij de aanvang van de XVIe eeuw. Boven alles heen kwam het wapen van VAN THIENNE, heer van Rumbeke, als hartschild prijken.

Met ingang van 1 januari 1977 fusioneerde Kachtem met Izegem-Emelgem. Van die datum af werd het oude Izegemse wapen als officieel wapen van het gefusioneerde grondgebied gebruikt

morgen verder
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

05 okt 2005, 15:42

Korte geschiedenis van Kachtem.

Afbeelding




Over de eerste bewoners van Kachtem is niets bekend. In voorhistorische tijden leefden hier de Menapiërs in hun bossen. De volksstammen die zich verplaatsten, volgden de bestaande waterlopen en zochten een vaste woonplaats. Zo kwamen hier de eerste nederzettingen aan de Mandel. Ook de Romeinen zijn hier voorbij getrokken, want in 1909 werd nabij de Rhodesbeek een Romeins muntstuk gevonden. Rond de jaren 400 kwamen de Franken, verdreven de meeste bewoners en vestigden zich ter plekke. Hun taal, het Germaans, vermengde zich met de taal van de Menapiërs, tot het Vlaams dialect dat er van toen werd gesproken.
Onze parochie moet nu ongeveer 1000 jaar bestaan. Uit 1116 is er een document bewaard over de parochiekerk van Kachtem, dat toen de naam 'Cackingeheim' heette.

Als zelfstandige gemeente bestaan we echter nog niet zo lang. Pas in 1789 werd ze gesticht door de Franse bezetter. Vroeger bestonden de gemeenten uit heerlijkheden: gebieden die afhankelijk waren van een heer. Kachtem had vier heerlijkheden, waarvan het 'Rhodesgoed' en het 'Meeseghemgoed' de bekendste zijn. Beide heerlijkheden blijven bewaard in een straatnaam.

De bevolking evolueerde: in 1846 telden wij 1757 inwoners; 100 jaar vroeger waren er dit maar 628. Juist voor de Tweede Wereldoorlog telde Kachtem ongeveer 1600 zielen. Vandaag is de bevolking meer dan verdubbeld, zo'n 3700 inwoners. Veel mensen uit de stad kwamen naar Kachtem, waar het goed is om te wonen en waar nog de aloude dorpsmentaliteit heerst.

Het verenigingsleven kent hier nog een zekere bloei (zie de talrijke bonden en verenigingen). Je vindt hier goed draaiende culturele verenigingen, sociale verenigingen en hobbyclubs. Kortom voor wie zich in het verenigingsleven wil uitleven is er voor elk wat wils

Afbeelding




Kachtem betaalde ook de tol aan de oorlog. Vooral de gruwelen die hier plaatsvonden in 1914 herinneren er nog aan. De feiten staan bekend onder de naan 'Schuwe Maandag'. Misschien zit hier een aanwijzing voor een nieuwe straatnaam.
Kachtem telde ook enkele merkwaardige figuren onder zijn inwoners. We beginnen met Pieter Boncquet, waarvan een wijk zijn naam draagt. Pieter Boncquet was een bekend landbouwer-beeldhouwer, hier geboren op 28 april 1850. Hij was de oudere broer van Henri, ook een beeldhouwer, die zelfs de 'Prix de Rome' heeft gewonnen. Er bestaat nog werk van Pieter in het Klein Seminarie te Roeselare. Ook het standbeeld van Breydel en De Coninck op de Grote Markt in Brugge wodt hem toegeschreven. De eer werd hem onrechtmatig ontnomen, maar dit is een ander verhaal. Hij stierf in Parijs in 1894.

Een tweede straatnaam is de Pater Ver Eeckestraat. Deze werd genoemd naar pater Florent Ver Eecke, hier geboren in 1882. Hij werd priester gewijd in 1908 en vertrok datzelfde jaar als missionaris naar China. Door het communistische regime van Mao werd hij gefolterd, onderging hersenspoelingen en werd tenslotte gebannen uit China. Hij kwam hier terug in 1952. Vierenveertig jaar van zijn leven wijdde hij dus aan missionariswerk. Terecht draagt een straat zijn naam. Pater Ver Eecke overleed in Torhout in 1962.

Als laatste figuur belichten we Victor Saelen. Victor Saelen kwam uit Beveren. Hij werd er geboren op 10 oktober 1860. Hij was hier de eerste hoofdonderwijzer. Zijn faam verwierf hij ook als uitstekend muzikant: hij bespeelde het orgel in de kerk en stichtte in 1905 de fanfare waarvan hij de meeste leden zelf opleidde. Hij was ook stichter van een toneelgroep 'Deugd en Vreugd', in de schoot van diezelfde fanfare. Hij was was een figuur die veel heeft betekend voor ons dorp. Hij overleed op 22 juli 1953. Ook naar hem werd een straat genoemd.

Het was zeker niet de bedoeling om een volledig overzicht te geven van de geschiedenis van ons dorp. Maar hopelijk hebt u toch na het lezen van dit verhaal een betere kijk op Kachtem.
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

07 okt 2005, 12:06

Geschiedenis
Dendermonde ontstond in de schaduw van een burcht die rond de tweede helft van de 10e eeuw door keizer Otto II werd gebouwd. De naam werd het eerst vermeld in de 11e eeuw en kreeg stadsrechten in 1233. In 1572 werd Dendermonde door de Spanjaarden verwoest, kort erna werd een nieuwe vesting gebouwd die opnieuw omsingeld werd door troepen van Lodewijk XIV, maar deze moesten zich in 1667 terugtrekken toen door de belegerden overstromingen uitlokten. In 1706 werd de stad door de Hertog van Marlborough in puin geschoten. Daarna kreeg de stad te lijden van de bezetting door de troepen van de Franse koning Lodewijk XV.

Bij de Duitse inval in 1914 werd de helft van de huizen opnieuw volledig vernield. Wegens zijn karakter van vesting- en garnizoensstad en de talrijke verwoestingen en onrust is Dendermonde, ondanks zijn gunstige ligging, nooit uitgegroeid tot een belangrijk handels- of industriecentrum.

Afbeelding
Het Stadhuis van Dendermonde is een voormalige lakenhalle, gebouwd tussen 1336 en 1340. Het belfort volgde later, tussen 1376 en 1378.




Het stadhuis werd zwaar beschadigd op 17 september 1914: de spits van het belfort en de beiaard (40 klokken) kwamen naar beneden en het stadsarchief ging verloren. De heropbouw (1925 en 1926) maakte komaf met wansmakelijke restauraties in het verleden.

In 1975 werd een nieuwe stadsbeiaard geïnstalleerd die 49 klokken telt, met een totaal gewicht van 6.800 kg. Hij is gefabriceerd door Sergeys uit Leuven, de enige klokkengieter in België.

De beiaard speelt automatisch om het kwartier, concerten zijn er iedere zondag en maandag van 11 tot 12u
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

09 okt 2005, 14:18

Het Pajottenland is een landelijke, rustige, heuvelachtige streek in Vlaams-Brabant, (Vlaanderen), ten zuid-westen van Brussel; daarom wordt ze ook "het Toscane van het Noorden" genoemd. Ze is begrensd door de gemeenten Dilbeek en Affligem en door de steden Halle, Edingen, en Ninove. De streek biedt erg gevarieerde en uitgebreide mogelijkheden voor daguitstappen, zowel wegens de mooie natuur als wegens de talrijke bezienswaardigheden. De voornaamste daarvan zijn het Kasteel van Gaasbeek, het park van Groenenberg (tegenover het domein van Gaasbeek), de grootste rozenverzameling van Europa in het domein Coloma te Sint-Pieters-Leeuw, een prachtig retabel in de kerk van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek, en sedert 2004 een "Bruegelmuseum" in Sint-Anna-Pede (Dilbeek) met 12 grote, kleurvaste en weerbestendige reproducties van de mooiste schilderijen van Pieter Bruegel de Oude, die in zijn Brusselse periode vooral in de Pedevallei inspiratie vond. In 3 uur maakt men een virtuele reis langs musea over geheel Europa.

De naam "Pajottenland" werd bekend door een boek van F.J. De Gronckel uit 1852 en later door een boek van Johan Verminnen.
Het Pajottenland vindt men ook als landschap terug op de schilderijen van Pieter Brueghel de Oude.

In het Pajottenland wordt nog lambiek gebrouwen en de afgeleide bieren geuze en de fruitbieren zoals kriekenlambiek, frambozenlambiek

De beschermde Romaansgotische Sint-Pieterskerk is ongetwijfeld het belangrijkste gebouw van het gemeentelijk bouwkundig erfgoed. Van de voormalige Kartuis aan de Kapellestraat bleven enkel de 18de-eeuwse priorij en de langschuur bewaard. Langs de Mark, die op het grondgebied van Herne een zuid-noord stroomrichting heeft, getuigen de Herne- en de Boesmolen, twee watermolens van het onderslagtype, van een bloeiend agrarisch verleden. Dit geldt ook voor de tientallen kwadraathoeven, daterend uit de 18de en de 19de eeuw.

Afbeelding
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

10 okt 2005, 15:25

Zandvliet
Zandvliet (in 1135 'Santflit') betekent 'bevaarbare vliet door het zand'. Tegenwoordig is het dorp onderdeel van het Antwerpse district Berendrecht-Zandvliet-Lillo.


Geschiedenis
In 1622 laat de Spaanse veldheer Ambrosius Spinola een schans met zeven bolwerken rondom Zandvliet bouwen. De vesting diende om Antwerpen beter te kunnen verdedigen tegen de Noordelijke Nederlanden. De werken nemen zes jaar in beslag en geven het dorp het uitzicht van een vestingstad. Aan het begin van de 18e eeuw verjagen de Fransen de Spanjaarden definitief uit Zandvliet en de vesting werd geslecht. In het stratenpatroon van Zandvliet kan men nu nog grotendeels het tracé terugvinden van de toenmalige vesting (Conterscherp, Zuidvest, Begijnhoeve).

De kerk van Zandvliet werd meermaals verwoest tijdens de oorlogen tegen Spanje. Zij werd in 1648 wederopgebouwd door de abt van Sint-Michiels van Antwerpen, die in 1674 van Karel II de heerlijkheden Santvliet en Beirendrecht bekwam, met hoge en lage rechtsmacht.

In 1830 wordt België onafhankelijk. Het is J. Bril die de eerste burgemeestersjaal van Zandvliet mag aantrekken. In 1958 wordt Zandvliet in het kader van de havenuitbreiding bij Antwerpen gevoegd en de polder grotendeels onteigend. Toch bleef de naam Zandvliet bekend, dankzij de bouw van een van de grootste zeesluizen ter wereld, de Zandvlietsluis.

Afbeelding
Bolwerk

Rondeel in de Belgische stad BincheEen bolwerk is een uitbouw in een verdedigingsmuur of -wal van waaruit flankerend vuur kon worden gegeven.

Het woord 'bolwerk' wordt over het algemeen gebruikt als Nederlandstalige benaming voor een bastion. De term bolwerk kan men verder voor andere soorten verdedigingswerken gebruiken, bijvoorbeeld rondeel of bastei (zoals deze door Albrecht Dürer waren ontworpen). Ook een aarden verdedigingswerk voor een stadspoort, zoals deze wel eens werden aangelegd om stadsmuren te versterken tegen kanonvuur, worden aangeduid met 'bolwerk'.

Een bolwerk is meestal qua oppervlak groter en uitgebreider dan een waltoren.

Het woord kan ook in nog algemenere zin gebruikt worden om een belangrijk punt (fort of vesting) in een verdedigingslinie aan te duiden
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

11 okt 2005, 12:41

WIJCHMAAL

Reeds in de 2de helft van de 11de eeuw behoorde Wijchmaal als parochie, afhangend van Peer, tot het domein van de abdij van Sint-Truiden. Politiek gezien maakte het deel uit van het graafschap Loon, dat in 1637 met het prinsbisdom Luik verenigd werd. Vanaf het einde van de 14de eeuw had Wijchmaal haar eigen schepenbank. Dit betekende dat Wijchmaal zich ook had losgemaakt van Peer, zoals Grote-Brogel en Erpekom. In 1608 scheurde Wijchmaal zich als parochie af van Peer en kreeg een eigen pastoor.
Naamkundig kan Wijchmaal geïnterpreteerd worden als de samenstelling van het middelnederlandse "wijc"= nederzetten en "maal"= gemeenschappelijk grondbezit.

Wijchmaal kent een gelijklopende geschiedenis als de andere leefgemeenschappen. Door de aanleg van de rijksweg in 1845 en de aanleg van de spoorlijn in 1865 werd Wijchmaal een open gemeenschap rond de "statie". De oorspronkelijke kern bleef haar oude stijl bewaren.



Ook Wijchmaal had een eigen schutterij in de woelige periode van de 17de eeuw. De inwoners bouwden twee schansen ter vrijwaring van hun bezit. Een lag in de Houtestraat en de andere in het Ticheloven Broek.

De aantrekkingskracht van Wijchmaal bestaat nu in een vrij groot natuurgebied in de Dommelvallei, nl. de Begijnenvijvers bestaande uit een wandelgebied, een arboretum en een beschermd natuurgebied


Afbeelding
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

12 okt 2005, 19:26

Afbeelding


Oudenaarde
Vroeger

Oudenaarde is ongeveer 1000 jaar oud en kan een geschenk van de Schelde genoemd worden. De Schelde was de goedkoopste weg voor de handel. Ze verbond de zee en de latere metropolen met de veel vroeger opbloeiende steden van haar Zuiderbekken, waaronder Arras.

Steden als Oudenaarde lagen op de grote weg van de invasies, waardoor ze door de eeuwen heen van strategisch belang waren.

Maar de stad groeide ondanks twee verwoestingen en een brand. Een eerste 'spei' (een primitieve sluis met vaartkom) werd reeds aangelegd in de 11de eeuw voor de toenemende scheepvaart. In die tijden breidde het economisch zwaartepunt zich uit naar het Noorden en Oudenaarde kreeg meer belang als interregionale en regionale handelsplaats. Wellicht hebben de schapenkudden in het onstabiele stroomgebied van de Schelde de wolnijverheid gevoed. Oudenaarde werd een wandtapijtencentrum en bleef dat zeer lang.

In een periode van lange bloei en relatieve rust verrezen prachtige kerken, monumenten, kloosters en hospitalen binnen de ommuurde stad.

Oudenaarde werd het steunpunt van de Graven van Vlaanderen en de stad kreeg tal van voorrechten. De Graven riepen er herhaaldelijk hun Staten samen en bouwden Oudenaarde uit tot een bastion tegen de zuiderbuur en later tegen Gent. In de schitterende Bourgondische tijd noemde men Oudenaarde de 'Verblijfplaats der Edelen' en ooit telde men er 120.

Ook Keizer Karel verbleef gedurende een paar maanden in de stad. Hij verwekte er een dochter bij de tapijtsiersdochter Vandergheynst: Margaretha van Parma, de latere landvoogdes.

Oudenaarde werd een middelgrote stad met 5.737 inwoners in 1458, 6.313 in 1504 tot 8.467 in 1458. De stad gaf zich een nieuw uitzicht, haar nieuwe rang waardig, met het schitterende Stadhuis en de vernieuwde Sint-Walburgakerk. Dat de plannen van beide gebouwen slechts voor een derde gerealiseerd werden, illustreert de uiteindelijke overmoed tijdens deze grootse, wervelende periode. Nooit kenden Oudenaarde en omgeving een grotere bloei en een veelzijdiger ontplooiing

Afbeelding

Stadhuis en Lakenhalle

Sinds 1538 kijkt Hanske de Krijger vanop de toren van het Stadhuis naar de Vlaamse Ardennen. Het roodkoperen, verguld beeld is van de hand van de Oudenaardse zilversmid Willem Blansterins.

De bouwwerken aan het Stadhuis begonnen in 1526, met de eerstesteenlegging door stadsgouverneur Philips de Lalaing. Bouwmeester Hendrik Van Pede was de architect.

Het resultaat is een prachtig voorbeeld van Brabantse gotiek. De realisatie van het Stadhuis gebeurde op een korte termijn en dat heeft veel bijgedragen tot de esthetische eenheid van het gebouw. De grote waarde ervan ligt ongetwijfeld in de uiterst zuivere verhoudingen en in de ongeëvenaarde monumentaliteit.

Het Stadhuis onderging in de loop der jaren verschillende restauratiewerken. De laatste restauratie begon in 1956 en werd onlangs beëindigd.

Voor zuiver materiële, fiscale en handelsdoeleinden waren er afzonderlijke ruimten voorzien op de benedenverdieping van het Stadhuis: het Korenhuis, de Cale of Waag en de Benedenlakenhalle. De Cale en de Benedenlakenhalle doen nu dienst als tentoonstellingsruimte. In de benedenlakenhalle werd het nieuwe wandtapijtenmuseum ondergebracht. 13 topstukken van Oudenaardse makelij worden er het hele jaar door tentoongesteld. De andere kamers huisvesten de stedelijke Dienst Toerisme.

Grootse ontvangsten, feesten, maaltijden en vermakelijkheden vonden plaats in de Volkszaal, die heel de voorkant van de eerste verdieping in beslag neemt. Deze zaal geeft uit op een overwelfd balkon.

De belangrijkste zaal op deze verdieping is echter die waar het Schepenbestuur zetelde, de Schepenzaal. Men komt de Schepenzaal binnen via een monumentaal tochtportaal, dat door de plaatselijke beeldhouwer Pauwel Van Der Schelden gemaakt werd in 1533-1536. In de Schepenzaal hangen diverse belangrijke schilderijen, waaronder 'Panorama van Oudenaarde' van I.D. Maire. Maar je kan er ook kennismaken met veel belangrijke figuren die ooit een rol speelden in de geschiedenis en voor het nageslacht vereeuwigd werden op doek.

Vanop dit niveau is er aansluiting op de Lakenhalle, die dateert uit de 14de eeuw. Deze statige ruimte fungeert tijdens de zomerperiode als aanvullend wandtapijtenmuseum. De stukken hebben er een passend onderkomen onder het hoge houten gewelf
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

13 okt 2005, 13:31

De geschiedenis van Opdorp in een notendop.
Opdorp (in 1236 vermeld als Oppendorp = open dorp) was een vrije heerlijkheid van het land van Bornem. Waarschijnlijk behoorde Opdorp in de 10de eeuw aan de kasteelheren van Gent en vervolgens aan de graven van Vlaanderen. Men weet dat Opdorp zijn vrijheid verwierf in 1258. Toen schonk Gwijde van Dampierre, graaf van Vlaanderen, geheel Opdorp als vrijheerlijkheid aan Willem van Grimbergen, heer van Assche, voor de vele hem bewezen diensten.

Door het huwen van Elisabeth van Grimbergen met Geeraard van Marselaer, kwam Opdorp aan het geslacht van Marselaer en zou dit gedurende eeuwen blijven.

Na het bekomen van de vrijheidskeure, waardoor Opdorp een soort immuniteitsgebied was geworden, was men ontslagen van alle publieke lasten die de graaf van Vlaanderen (of de hertog van Brabant) nog zou heffen. Opdorp ligt op de grens tussen Vlaanderen en Brabant. Het was een VRIJ LAND en de Opdorpenaars zouden daar dankbaar gebruik van maken ten bate van de bewoners.

Zo heeft Opdorp nooit een bestuurscollege gekend dat eigenmachtig belangrijke beslissingen trof. Wanneer er te Opdorp belangrijke beslissingen waren te treffen, dan nodigden de schepenen (belast met het dagelijkse bestuur) alle "gegoeyden" uit op een dorpsvergadering, waar dan het probleem werd kenbaar gemaakt en waar gezamenlijk naar de beste oplossing werd gezocht. Te Opdorp was het dan ook de gewoonte dat de beslissingen werden ondertekend door alle aanwezigen op die volksvergaderingen. Vandaar dat men in het archief zoveel brieven kan aantreffen met een honderdtal handtekeningen van de bewoners(van wie er een twintigtal een kruisje plaatsten).

Een spoor van godsdienstig leven vinden we in de melding van de oprichting van een kapel toegewijd aan O.-L.-Vrouw. Ze werd opgericht in 1435 door Adriaen van Marselaer, gehuwd met Mathilde Van Assche, heer van Opdorp.

Een andere vermelding is van 17-3-1475. Toen stipuleerde Gillis van Marselaer in zijn testament, dat er twee gulden moest gebruikt worden voor de kapel van Opdorp

In 1540 schonk Hendrik van der Straeten, heer van Hof-te-Melis(Lippelo) en heer van Opdorp, twee beuken aan de schuttersgilde van Opdorp. De heren van het Hof-te-Melis, waren nooit "Heren van Malderen, Lippelo en Liezele". Die titel droegen de heren van 'sGravenkasteel te Lippelo.

Een zeer interessant document is het XXste penningscohier van Opdorp (1572) met de volledige opsomming van eigendommen, ligging, benaming en oppervlakte. Hieruit weten we dat het kasteel van Opdorp toen bewoond werd door Jan van Marselaer



Afbeelding
Kasteel van Opdorp


morgen verder
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

15 okt 2005, 12:49

De kapel beschikte over een gewaarborgd inkomen dankzij onroerende eigendommen, rentebrieven naar aanleiding van uitgeleende bedragen en vaste giften in natura en landpachten. Om die gelden en bezittingen zorgvuldig te beheren werd er jaarlijks een "gesworen Capellemeester" aangesteld. Op een lijst(Rijksarchief Gent, Kerkarchief Opdorp, Bundel2) treffen we de datum in 1597 Gillis Piessens als kapelmeester.
Afbeelding


Antoon Sanderius(1586-1664) vermelde in zijn "Flandria Illustrata" van 1641 "Dit dorp pronkt met een fraai Kasteel, of Paleis, 't welk de Heeren van Marselaer gebouwd hebben". Op een tekening van Sanderius, die in de abdij van Afliggem overleed, werd de kapel betrekkelijk groot voorgesteld; misschien iets minder lang dan de Boskapel te Buggenhout, maar even hoog en met een spits torentje in 't midden. Dat de kapel stond waar later de kerk zou worden gebouwd komt op de tekening minder tot zijn recht maar is nochtans een vaststaand feit.

In 1600 werd de kapel grotendeels herbouwd en vermoedelijk werden er van dan af op geregelde tijdstippen plechtigheden voorzien. Zo vond P.Servaes in het rijksarchief te Gent nog een rekening uit 1602, betreffende de aankoop van miswijn en misbrood te Dendermonde. Ook in 1602 was er een vergoeding voorzien "aende Gulde van Buggenhout op de peertmerckt". Wat er toch schijnt op te wijzen dat er ter gelegenheid van de jaarmarkt een eucharistieviering plaats had, die zelfs werd opgeluisterd door gilden uit het omliggende. Tevens is dit de vroegste vermelding van de jaarmarkt.


Afbeelding
In 1703 tellen we 102 gezinnen met een totaal van 566 zielen. Hoewel Opdorp op burgerlijk vlak reeds lang onafhankelijk was, werd het pas in 1728 een zelfstandige parochie. De aartsbisschop van Mechelen die ook abt van Affligem was, stond toe dat de parochie haar eigen pastoor kreeg. Tot dan werd de mis opgedragen door de pastoor van Malderen. In 1732 werd de eerste kerk een feit. Dit dankzij een deel van de erfenis, 10.000 gulden, van zuster Ursuline, Theresia van Maerselaer en haar erfgenaam Jan-Willem d'Alvarado y Bracamonte, burggraaf van Hof-te-Melis (Lippelo) en heer van Opdorp.
Afbeelding
In 1877 telde Opdorp 1340 inwoners en werd beslist de kerk te vergroten. De verbouwing werd voltooid in 1888.
Afbeelding
In 1964 werden Buggenhout en Opdorp samengevoegd tot een nieuwe entiteit die de naam Buggenhout kreeg. Dit is nog steeds te zien in het wapenschild waarvan de linkerzijde het wapen toont van de heren van Marselaer, heren van Opdorp
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

17 okt 2005, 12:57

Historiek
Rupelmonde ligt op de linker Schelde-oever, tegenover de monding van de Rupel, in het Land van Waas en in het natuurpark "Scheldeland".
Sinds 1 april 1977 maakt het deel uit van de gemeente Kruibeke. Tot voor het hiermee samensmolt, beschikte Rupelmonde over een oppervlakte van 188 ha en was het meteen de tweede kleinste gemeente van Oost-Vlaanderen.



Niettegenstaande deze kleine oppervlakte, die altijd bijzonder nadelig was voor de ontwikkeling van het stadje, manifesteerde Rupelmonde zich historisch gezien als zeker niet onbelangrijk. Het verkreeg immers als een van de eerste Vlaamse gemeenten , de titel en de voorrechten van "poorte ende Vreyheit". De gunstige locatie aan twee belangrijke bevaarbare rivieren en de ligging van het centrum van Rupelmonde , op 15 m boven de zeespiegel, doch op slechts 200 m van het water, vormen zonder twijfel een uitzonderlijk voordeel en hebben zeker bijgedragen tot de bloei van de stad. Geen wonder dat de plaats reeds zeer vroeg bewoond was.

De beenderen en silexstenen, gevonden tijdens de uitgravingen voor de steenbakkersnijverheid, tonen aan dat het grondgebied van Rupelmonde reeds bewoond was in het stenen tijdperk. Ook de Romeinen beschouwden deze plaats waarschijnlijk als één der meest geschikte voor de bewaking en verdediging van de Schelde. De talrijke hier opgegraven voorwerpen en waterputten uit deze periode, duiden daar op.

Vanaf de 12de eeuw ontwikkelde Rupelmonde zich, onder meer door de bouw van een gigantische waterburcht aan de Schelde en door zijn talrijke privileges, tot een ommuurde stad en een centrum voor handel en nijverheid. De stad verkreeg vele benijdenswaardige voorrechten : alle vis, die in de Schelde en in de Rupel, vanaf Saaftingen tot Eikenvliet en Drij Goten, gevangen werd, mocht alleen hier op de markt gebracht worden. Buiten de stad mocht er, in een omtrek van twee uren, geen bier gebrouwen worden. De Rupelmondse schippers mochten te Antwerpen vrij laden en lossen, doch de Antwerpse kregen niet hetzelfde recht te Rupelmonde. Tenslotte waren de poorters en hun goederen vrij van tol en andere rechten, zowel in Vlaanderen als in Brabant.

Rupelmonde kreeg zijn eerste keure in 1071 van Robert De Fries. In 1271 ontving de stad van Margaretha van Constantinopel het recht om tol te heffen op de Schelde en Rupel. In 1254 liet de stad belangrijke uitbreidingswerken uitvoeren aan het Gravenkasteel. Belangrijk voor de economische ontwikkeling van de stad was het recht, dat zij in 1330 kreeg van Lodewijk van Nevers, om als eerste en enige in het Land van Waas een weekmarkt in te richten. Alle goederen moesten eerst op de markt van Rupelmonde worden aangeboden, alvorens ze ergens anders mochten verkocht worden.

Een belangrijke gemeente als deze, met zulke talrijke voordelen, wekte natuurlijk afgunst en nijd op, met oorlogen en verwoestingen als gevolg. In haar bloeiperiode beschikte de stad over een groot aantal inwoners en woningen. Op het einde van de 15de eeuw telde de stad nog slechts 174 woningen en dit aantal slonk in 1583 tot nog amper 54. Deze oorlogen kwam Rupelmonde nooit meer te boven. Vestingen werden verwoest, stadswallen gevuld en poorten vernietigd. Daarbij voegde zich het verlies van de voornaamste voorrechten en inkomsten.

Maar Rupelmonde kwam terug tot grote bloei in de 19de eeuw. Het ontwikkelde zich tot een industrieel en cultureel knooppunt aan de Schelde. De industriële ontwikkeling ontsproot vooral uit de steenbakkerijen en de zoutziederijen. Hier werd één vijfde van het zoutverbruik in België gezieden, een gigantische hoeveelheid, zeker in een periode dat vele voedingswaren werden ingepekeld. Daarnaast werkten er nog verschillende brouwers, touwslagers, zeilmakers, mandenmakers, klompenmakers en zeepzieders. Zeer belangrijk was de kantnijverheid. Het grootste gedeelte van de vrouwen werkte in deze sector en sommige inwoners beoefenen deze activiteit vandaag nog steeds.

Al deze sectoren gingen echter verloren. Door de te kleine oppervlakte van de stad, was er, naast gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden, zelfs geen plaats voor het aanleggen van industrieterreinen. Momenteel is de belangrijkste economische bedrijvigheid in de gemeente de scheepsbouw.

Het bakken van steengebeurde in Rupelmonde reeds in de Romeinse tijd. De productie kwam tot grote bloei rond het midden van de 19de eeuw, toen hier een honderdtal steenbakkers actief waren. Dit hoogtepunt was echter van korte duur. Door de uitputting van de kleilagen liep het steenbakken rond 1880 op zijn Iaatste benen en verplaatste zich naar de naburige gemeente Steendorp. De eens zo bloeiende sector liet zijn sporen na in een diepe afgrond en in met water gevulde kleiputten.
Aan de zijgevel van de oude werkmanswoning aan de Lodderdamstraat nr. 9 waren drie bestempelde stenen ingemetseld . Ze verwezen naar de steenbakkerijnijverheid die in deze wijk gelegen was



Afbeelding

Het beeld werd ontworpen door Frans Van Havermaet uit Sint-Niklaas, op verzoek van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land Van Waas. Het werd in 1871 op een neogotische arduinen sokkel geplaatst. Op de voet zijn de meridiaan en de coördinaten van het standbeeld aangebracht. Het Mercatorplein wordt echter vooral beheerst door de prestigieuse Onze-Lieve-Vrouwekerk.
De Onze-Lieve-Vrouwekerk

De huidige kerk staat op de plaats van de eerste kapel uit de 8ste eeuw. Deze werd vervangen door een Romaans kerkje, vermoedelijk in kruisvorm. In 1453 door oorlog zwaar beschadigd, wordt dit in gotische stijl herbouwd. Op 10 augustus 1603 teistert een onweer de toren zo erg dat hij, na voorlopige herstellingen door Rombaut Van Der Sande 1661, heropgebouwd moet worden. De gotische kerk krijgt dan een barokke toren naar een ontwerp van ingenieur P.P. Merckx uit Brussel. Het gebouw wordt in 1757-58 door de huidige monumentale kerk vervangen.
In het glasraam boven de toegangspoort ziet men Sint-Michaël, de patroonheilige van Rupelmonde. In de cartouche staat de tekst "eCCLestaDeo et Marlea renoVata". Het chronogram geeft de bouwdatum aan (1757).
Daar boven prijkt het wapenschild van Maximiliaan Van Der Noot.
Aan de zuidkant hangt een zonnewijzer en aan de zijbeuk ziet men eveneens een chronogram. Dit laatste duidt het bouwjaar aan (1758) en wordt aan de noordkant herhaald. In 1962 richtte men een zijkapel in als typische schipperskapel.
Het interieur is royaal gedecoreerd met beelden van onder andere Nicolaas Montoisi. De Onze-Lieve-Vrouwekerk bezit daarnaast een beeld van Maria-de-Nood-Gods uit 1649, waarvoor Jan Frans Nijs in 1749 een zilveren troon ontwierp, een lindenhout en kruisbeeld uit de 18de eeuw en een kruisweg geschilderd door Eugeen Van Maldeghem.
Achteraan in de kerk bevindt zich een merkwaardig schilderij "Bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth". Het is een kopie naar een werk van Jacob Jordaens, die het originele doek voor deze kerk schilderde. Dit werd evenwel in 1794 door de Fransen gestolen en overgebracht naar het Museum voor Schone Kunsten te Lyon.
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

18 okt 2005, 14:34

Geschiedenis
De stad Bergen ontstond op een heuvelachtig terrein (vandaar de naam) tussen de rivieren de Hene en de Trouille. Ondanks de ontdekking van begraafplaatsen uit de 2e eeuw na Chr. en de oude benaming "Castri locus" (d.i. Kampplaats), die voor het eerst opduikt in 642, blijft de aanwezigheid van een Romeins legerkamp op de plaats van de huidige stad een hypothese. Alleszins lag de plek aan een diverticulum (d.i. "aftakking") van de Romeinse heerbaan Bavai-Asse.
Pas rond het midden van de 7e eeuw ontwikkelde zich hier een belangrijke stadskern, rond een kasteel waar de graven woonden. Deze ontwikkeling was mede het gevolg van de stichting van een klooster, rond 650, door de heilige Waltrudis. Dit klooster zou later in de 11e eeuw hervormd worden tot een kapittel van adellijke, seculiere kanunnikessen, dat het geestelijke leven in de stad bleef domineren tot de opheffing in 1792.

Afbeelding

In de 9e / 10e eeuw bouwden de graven van Bergen een versterkte burcht op de naburige heuvel, en onder graaf Boudewijn IV (1120-1171) werd begonnen aan de bouw van een eerste omwalling (waarvan nog delen bestaan), waardoor de stad in belangrijkheid spoedig kon rivaliseren met Valenciennes, de toenmalige hoofdstad van het graafschap Henegouwen.
Bergen ontwikkelde zich snel tot een belangrijk bestuurlijk, handels- en onderwijscentrum. Gravin Margaretha van Constantinopel stichtte in 1248 een begijnhof, en de toename van de bevolking maakte rond 1290 de aanleg van een tweede, grotere stadsmuur noodzakelijk. In 1295 werd Bergen de hoofdplaats van het graafschap Henegouwen. De lakennijverheid legde de basis van een economische bloei, die pas zou eindigen in de 16e eeuw, met de godsdiensttroebelen.

Op 25 mei 1572 viel Lodewijk van Nassau aan het hoofd van 500 ruiters vrij onverwacht de stad binnen, waar hij met geestdrift onthaald werd, omdat de misnoegdheid over het beleid van Alva er zeer groot was. Dit was de aanzet van Lodewijks plan om een operatiebasis te vestigen voor het leger van de Coligny, die vanuit Frankrijk de Spanjaarden zou lastig vallen. Toen deze hulptroepen echter niet kwamen opdagen (de Coligny werd immers vermoord in de Bartholomeüsnacht) zag Lodewijk, aan alle kanten bedreigd, zich genoodzaakt te kapituleren en het belegerde Bergen aan Alva over te geven (19 september 1572). Ondanks de belofte van algemene amnestie, nam Alva op bloedige wijze wraak, na het vertrek van Lodewijk en zijn troepen. Vele burgers van Bergen werden gearresteerd, gefolterd en terechtgesteld, en hun bezittingen in beslag genomen. De welvaart van Bergen, een der bloeiendste nijverheidssteden van Europa, was totaal vernietigd.

Meteen begon voor Bergen een lange periode waarin het oorlogsgeweld regelmatig het economische herstel afremde. Op 8 april 1691 moest de stad zich, na een beleg van negen maanden, aan de Franse troepen (80.000 man sterk) overgeven. Koning Lodewijk XIV kwam vanaf 15 maart persoonlijk de krijgsoperaties bijwonen. Het Franse geschut had overal in de stad veel schade aangericht. Bergen bleef Frans bezit tot 1697, daarna kwam het beurtelings in Oostenrijkse en Franse handen. De Fransen waren de baas van 1701 tot 1709, en daarna van 1746 tot 1749. Omdat de krijgsverrichtingen van de 18e eeuw zoveel schade aanrichtten, werd de stad vooral in die periode heropgebouwd, waardoor het huidige stadsbeeld grotendeels 18e-eeuws is.

Bergen was in de late 17e eeuw en eerste helft van de 18e eeuw een van de vestingsteden die deel uitmaakten van de Nederlandse vestingsbarrière in de Zuidelijke Nederlanden

Na de Slag bij Jemappes (6 november 1792), nu een deelgemeente van Bergen, moesten de Oostenrijkers het veld ruimen.

Op het einde van de Eerste Wereldoorlog wist het leger van de Britse generaal French 48 uur lang nabij Bergen de Duitse troepen van Von Kluck tegen te houden. Uiteindelijk, vroeg in de morgen van 11 november 1918, bevrijdden de Canadezen de stad na drie dagen heftige strijd.

Ook de Tweede Wereldoorlog was moordend voor Bergen en omgeving, en veroorzaakte veel menselijk leed. Als industriestad en verkeersknooppunt werd het vaak hevig gebombardeerd, en van 2 tot 4 september 1944 vonden er nog zware gevechten plaats tussen Amerikaanse troepen (onderweg van Avesnes en Nouvion) en Duitsers die zich terugtrokken uit Noord-Frankrijk.
De economische crisis in de tweede helft van de 20e eeuw kwam hard aan voor de Bergense industrie en voor de hele Borinage. De reconversie verloopt niet zonder grote problemen. De stad kreeg echter in 1971 een eigen Universiteit, en biedt als onderwijscentrum zeer veel mogelijkheden voor technisch en wetenschappelijk onderzoek

Afbeelding





De Sint-Waltrudiskerk





Het beroemde aapje (Singe du Grand Garde)
De (niet helemaal voltooide) collegiale Sint-Waltrudiskerk (Collégiale Sainte-Waudru), in Brabantse hoog-gotiek, is een der mooiste kerken van België. Ze werd in 1450 gebouwd op last van het kapittel van Sint-Waltrudis, oorspronkelijk door de architect Jan Spijkens, maar vanaf 1457 werd de leiding van de pas begonnen werkzaamheden toevertrouwd aan Mathijs de Layens, die zich liet inspireren door de Leuvense Sint-Pieterskerk. Er werd aan doorgewerkt tot in 1686, maar toch heeft de stilistische eenheid van het gebouw er niet onder geleden. Het interieur van de kerk is bijzonder merkwaardig, met zijn 16e-eeuwse glasramen, en de beroemde Car d'or, een rijkelijk versierde, vergulde praalwagen (uit 1780, met het reliekschrijn van de heilige Waltrudis) die ieder jaar in processie door de stad gereden wordt. In de 16e-eeuw kreeg de kerk er een opmerkelijk kunstwerk bij: een albasten doksaal versierd met renaissancebeeldhouwwerk van de plaatselijke kunstenaar Jacques Dubrœucq. Het doksaal zelf werd echter tijdens de Franse revolutie in 1797 vernield, maar enkele beelden en bas-reliëfs konden worden gerecupereerd en zijn her en der opgesteld in het koor, de dwarsbeuk en de zijkapellen.
De belforttoren werd in 1662 gebouwd op de onderbouw van het verwoeste Gravenkasteel (dat van de 9e tot de 15e eeuw de verblijfplaats van de graven van Henegouwen was). Het fraaie belfort, waarvoor de Franse dichter Victor Hugo enkel misprijzen had, is het enige Belgische belfort in barokstijl. Van het gravenkasteel zelf bleven de Conciergerie en de Romaanse Sint-Callixtuskapel (1051) goed bewaard.
De fraaie gebouwen van de Grote Markt (Grand-Place) vormen een waardige entourage voor het Stadhuis (Hôtel de Ville) waaraan Mathijs de Layens in 1458 een hooggotische voorgevel schonk. Bij de dood van Karel de Stoute werden de bouwactiviteiten gestaakt, en pas in de 15e eeuw hervat. In de 17e eeuw werd er nog links en rechts een zijvleugel aan toegevoegd, en in 1718 kreeg het zijn klokkentorentje. Links van de ingang bevindt zich het populaire aapje, de Singe du Grand Garde, een beeldje dat naar verluidt geluk brengt aan wie zijn kopje aait. De oorsprong werd nog niet achterhaald: misschien sierde het beeldje in de 15e eeuw een schandpaal ... voor kinderen.
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

19 okt 2005, 12:55

TERNAT DOORHEEN DE TIJDEN


DEEL 1: DE HEREN VAN KRUIKENBURG

Afbeelding


Kasteel Kruikenburg (1706)
In 877 werd het blok Wambeek in het Dietse domein van St.-Gertrudis, voor de eerste maal vermeld als een goed dat toebehoorde aan de kloostergemeenschap. Het maakte toen een blok uit van 2194 bunder.

Eeuwenlang bleef de abdij van Nijvel de ongestoorde eigenaar van haar bezittingen in West-Brabant, waarvan de kern in Lennik gelegen was.

Reeds in 1112 was er in het oude Wambeek een tweede bewoningskern ontstaan, die de naam "Nath" droeg. De kapel aldaar werd in 1268 tot parochiekerk verheven onder de hoede van O.-L.-Vrouw.

Even later groeide een derde nederzetting aan de Lombeek. Zoals de meeste parochies die bij het einde van de 12de-, begin 13de eeuw ontstonden, werd de H. Katharina als patrones aangenomen, zodat de benaming St.-Katharina Lombeek ontstond.

Bij het begin van de 13de eeuw drongen de Heren van Wezemaal het oude domein binnnen. Zij werden hierbij zonder twijfel gesteund door de hertog van Brabant, die de toenemende macht van St.-Gertrtudis te Nijvel met ledige ogen aanzag.

De Wezemaals waren evenwel geen plaatselijk Heren: de kern van hun domein was gelegen in Wezemaal, Westerlo, Herselt en omstreken.

Op het einde van de 13de eeuw was het blok tot een zelfstandige meierij uitgegroeid. Toen ook werden de verhoudingen geregeld tussen de heer en zijn "dorpsmannen" in de bekende dorpskeure van de meierij van Wambeek, en door Jan I " bider gratien gods hertoge van lotrike,van brabant ende van lymborch" bekrachtigt. Deze dorpskeure werd in 1417 herzien ingevolge het brouwen van bier met hop.

Door financiele zorgen gedreven werden de Wezemaal's verplicht hun rechten en bezittingen alhier op 9 mei 1381 te verkopen aan een Brussels ridder Everaert T'Serclaes. In het jaar 1421 is de betitteling "die heerlijchheyt van Cruyckenburch" algemeen.

De moord op Karel Loys door de gebroeders T'Serclaes gepleegd op 11 september 1448 werd hun noodlottig: hun bezit werd verbeurd verklaard. Zij konden slechts hun straf afkopen mits het betalen van 4.000 gulden,waardoor Maria de Ghijn terug in het bezit werd gesteld van het eeuwenoude leengoed der familie T'Serclaes. Door het huwelijk van Maria de Ghijn in 1562 verscheen de familie de Fourneau op het slot Kruikenburg.

Op 23 oktober 1662 werd de heerlijkheid tot graafschap verheven ten voordele van Filippus Franciscus de Fourneau, baron van St.-Ulriks Kapelle, Heer van Kruikenburg, etc...

Ingevolge de besluiten der Franse omwenteling, met zijn verlichte ideeën van "l'unité, l'égalité et la fraternité" werden de feodale heren van hun rechten vervallen verklaard.

Het nationaal verdrag van 14 Fructidor jaar 3 (d.i. 1795) verdeelde Belgie in 9 departementen. Ternat werd ingedeeld bij het departement van de Dijle. Iedere gemeente werd nu bestuurd door een meier, majeur of burgemeester. Vanaf dat ogenblik gingen "de drie dorpen " elk hun eigen weg ...

vervolg morgen
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

20 okt 2005, 10:50

TERNAT DOORHEEN DE TIJDEN

Afbeelding

TERNAT DOORHEEN DE TIJDEN
DEEL 2: DE DRIE PROCHIEN


Eeuwen parochiaal leven met zovele onsterfelijke gebeurtenissen, bewonderenswaardige religieuze monumenten waarvan torenspitsen naar de hemel reiken, doen ons terugblikken naar een groots en vroom verleden.



DE INVLOED VAN DE WERELDLIJKE HEER
De oprichting van een eerste bedeoord te Wambeek had zonder twijfel plaats met de tussenkomst van de plaatselijk heer, waarschijnlijk door een de Wambeke. Reeds van bij het begin van onze parochiale ontwikkeling was de plaatselijke heer betrokken.

Die betrokken is in de loop der eeuwen nauwelijks veranderd. Enkele voorbeelden zijn hierbij gegeven:

- wanneer in 1683 het hoogkoor van de St.-Gertrudiskerk werd opgebouwd kwam de Graaf van Kruikenburg financieel tussen voor 100 gulden.

- de plaatselijke heren bekostigden de twee grote klokken in de toren van de vroegere St.-Katharinakerk.

"Jouffrouwe de Fourneau de Cruquembourg" gaf 51 gulden aan de St.-Remigiuskerk te Wambeek voor "het maecken van een ancadrement met dorure ende sculpture" op 26 januari 1773.

GODSDIENSTIG LEVEN
Onze Heren stichtten een kapelanie (1425) in de kerk van Ternat. Tijdens de godsdienstoorlogen vochten zij aan de zijde van "Philippus, byder gratien Gods prince van Castiliën, etc...". Sommigen onder hen waren belangrijke figuren bij de godsdienstige ridderorden.

KERK EN KASTEEL
Het reilen en zeilen van het alledaags parochiaal leven was aan de goedkeuring of het veto van de heer onderworpen.

De Graaf gaf zijn goedkeuring voor het model van een nieuwe preekstoel (1779). De benoeming van misdienaars, kerkmeesters, armenmeesters, ... was aan zijn advies onderworpen.

Uit wat vooraf gaat, blijkt dat wereldlijk- en kerkelijk gezag met elkaar nauw verbonden waren. Dit kon ook moeilijk anders in een tijd waarin adel en geestelijkheid de twee beduidende standen waren. Het symbool van die verbondenheid kreeg in Ternat gestalte door het oprichten van de kasteeldreef (omstreeks 1660 - 1670).



DE DRIE KERKEN
De bouw van onze drie kerken wordt gesitueerd na de XVI-de eeuw.

De St.-Remigiuskerk werd gebouwd in de XVII-de en XVIII-de eeuw. De zuidergevel van de transepten bevat waarschijnlijk de resten van de vroegere XV-de eeuwse gevel (plinten).

De St.-Gertrudiskerk werd gebouwd in dezelfde periode. Het noordelijk transept en de noorderkruisarm dateren uit de XV-de eeuw.

De St.-Katharinakerk werd hoofdzakelijk in de XVIII-de en de XIX-de eeuw naar het oosten toe uitgebreid.

Een opmerkelijke eigenaardigheid is de monumentale westertoren van de gothische St.-Gertrudiskerk, met in zijn bekroning een kruik, het symbool van Kruikenburg. Iedereen moest wel beseffen dat de Heer van Kruikenburg meer dan een gewone sterfeling was...

Gelet op de periode waarin onze religieuze monumenten werden gebouwd is de stijl van het meubilair overwegend gothisch en barok.



DE VROME KRUIKENBURGERS
Onze voorouders hielden zielsveel van hun kerken die zij met velerlei kunstschatten bedachten. Zij hielden zich aan de kerkelijke voorschriften en hun religieuze beleving reikte veel verder dan hun elementaire plicht. In de drie parochies leefde een rijke traditie aan liturgie, sacramenteel leven en bedevaarten.


vervolg morgen
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

22 okt 2005, 11:45

TERNAT DOORHEEN DE TIJDEN
DEEL 3: MEMOIRES VAN EEN DORP

Afbeelding


Dit onovertroffen lees- en kijkboek belicht slechts één facet uit de hedendaagse Ternatse geschiedschrijving: zijn folklore in verhalen en oude prentkaarten.

Het is geschreven voor allen die in een hedendaagse wereld nog kunnen dromen, voor allen die in herinneringen nog kunnen wegmijmeren om alles te herbeleven zoals het vroeger was.

Bij het innerlijk verfilmen van zoveel mooie dingen, grijpen wij terug naar de rijke folklore van ons dorp vóór de fusie.

Het begrip "folklore" is eigenlijk nog heel jong. Het werd door de Engelsman Thoms in 1846 geschapen voor een gemeenschappelijke studie van volkskunst, -gebruiken en -bijgeloof.

Baron de Saint-Genois heeft ons steeds geleerd dat kleudden van Ternat afkomstig was. Met grote nederigheid hebben wij van deze bijdrage kennis genomen. Over de kwalijke streken van het monster wordt één en ander vertelt.

Alsof het schrikbeeld van deze akelige kleudden nog niet genoeg was, toverde het hier ook nog ten tijde van onze grootouders. Meerdere verhalen zou men hieromtrent kunnen aanhalen. Als illustratie zijn er voorvallen vertelt die zich rond het vallen van de avond afspeelden op de grens van Bodegem en Ternat.

Het beeld van de vroegere bedelaar wordt geschetst in "een zonderling in een zonderlinger woning". Een slecht geklede man met een steeds uitreikende vragende hand, maar tevreden met het lot en zijn geïsoleerd bestaan.

De eerste stoomtrein lokte heel wat belangstelling. Men vertelde toen dat het graan zou in brand vliegen en dat de koeien zouden miskalven. Het toenmalige gemeentebestuur zag gelukkig het voordeel van dergelijke spoorlijn in: het kostte haar heel wat moeite om het lijntracé via Ternat te behouden. De Assenaren meenden dat hun markt onmeedogenloos zou ineenstorten!

Met de rondgang van de processie door onze straten snuiven wij opnieuw de geur van blinkende wierookvaten, en aan de vensters branden weer de blauwe kaarsen bij een oude Lieve-Vrouw.

In unieke getuigenissen van vroeger uitbundigheid marcheren weer stoeten en fanfaren, met de muffe deur van oude foto's en vergeelde prentkaarten. Wij zijn er ons wel van bewust dat niet ieder plekje op de prentkaart werd vastgelegd. Nochtans is zij het meest ruime iconografisch archief dat voor de periode 1900 - 1950, van ons dorp werd opgenomen. Verdwenen "ansichten" roepen de realiteit op van rond de jaren 1900. Flitsen van vroeger voor mensen van vandaag!

Mochten wij ons waardevol patrimonium leren behouden en waarderen
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

22 okt 2005, 11:51

TERNAT DOORHEEN DE TIJDEN
DEEL 4: DE DRIE GEMEENTEN
Afbeelding


Tijdens het Ancien Régime vormden de huidige deelgemeenten Ternat, Wambeek en St.-Katharina Lombeek één aaneengesloten geheel onder de naam Kruikenburg. De zetel van deze voormalige heerlijkheid was gevestigd op het kasteel dat dezelfde naam droeg.

Met de inlijving van Belgie bij Frankrijk in 1795 kwam een einde aan de overheersing van feodale heren. Het graafschap Kruikenburg werd opgesplitst in drie gemeenten, die zich van de vroegere structuren niets aantrokken. Iedere gemeente werd bestuurd door een meier of burgemeester.

Na de Slag van Waterloo, in 1815, kwamen onze streken onder Nederlands bewind te staan. Door het onhandig optreden van Willem I, Koning der Nederlanden, miste de vereniging van Noord en Zuid haar kans.

De Staten Generaal begrepen nu dat onze streken noch aan Frankrijk, noch aan Nederland te binden waren. Daarom opteerden zij in 1830 voor de oprichting van het Koninkrijk België, waarvan Leopold I van Saksen-Coburg-Gotha de eerste regerende Vorst werd. Bij de Strijd voor de Belgische Onafhankelijkheid kwam de Graaf van Kruikenburg ingevolge zijn Hollandse sympathieën, in grote moeilijkheden en nam de vlucht.

Maar ook in het unitaire Belgie waren onze drie gemeenten getuige van vele markante gebeurtenissen: een hevige schoolstrijd, een meedogenloze strijd bij de opkomst van de politieke partijen, de plaatselijke ellende door beide Wereldoorlogen veroorzaakt, enz...

In de jaren vijftig herstelden de drie gemeenten van de trieste oorlogsjaren. Met een bruisende levenskracht evolueerden onze vroegere agrarische dorpen naar centra van onderwijs en industrie, waarbij ook de aandacht voor het gezonde leefmilieu niet verzwakte.

Op 1 januari 1977 fusioneerden de drie gemeenten opnieuw met elkaar, na een trieste scheiding van 176 jaar, onder de naam van de pilootgemeente TERNAT.

TERNAT zendt zijn zonen uit.

TERNAT leeft vandaag, morgen en altijd ...

Afbeelding
TERNAT DOORHEEN DE TIJDEN is een geschiedkundig referentiewerk in vier boekdelen over het gefusioneerde TERNAT, gesteund op wetenschappelijk onderzoek in binnen- en buitenland. Voor het eerst na 24 jaar worden de gefusioneerde gemeenten Wambeek, St.-Katharina Lombeek en Ternat vanuit historisch oogpunt als één boeiend geheel beschreven
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet