Deel via

Veel meer dan tweemaal vijftien

February 2017
Sommige concerten wil je absoluut niet missen. Zoals wanneer het legendarische Borodin Quartet zijn opwachting maakt. Het programma viel al evenmin te versmaden: de buitengewone laatste pennenvruchten van Beethoven én – kan het anders – Sjostakovitsj. Maanden op voorhand was de kamermuziekzaal van het Concertgebouw Brugge uitverkocht. En toen, toen doofde het licht ...

Legendarisch Borodin Quartet op uniek bezoek in Concertgebouw Brugge

Het was het tweede deel in het Concertgebouw-drieluik over het Russische strijkkwartet, en zonder twijfel ook het concert waar met de meeste spanning en dito verwachtingen naar werd uitgekeken. Want het Borodin Quartet is niet minder dan een legende onder de strijkkwartetensembles. What’s in a name? In dit uitzonderlijke geval een Russisch viertal dat al meer dan zeventig jaar op de planken staat. In weliswaar verschillende bezettingen, dat spreekt voor zich, heeft dit kwartet onmiskenbaar zijn stempel op het klassieke muziekleven gedrukt, en dit zowel in eigen land als ver daarbuiten. Dat geldt in het bijzonder voor het omvangrijke strijkkwartetoeuvre van Dmitri Sjostakovitsj. Want door de nauwe historische band met hun componerende landgenoot, wordt het Borodin Quartet als niets minder dan diens interpretatieve benchmark beschouwd. Deze uitvoeringspraktijk, geworteld in een intens persoonlijk contact met de 20ste-eeuwse componist, dwingt vanzelfsprekend veel respect af. Maar liet deze zich vanavond ook horen?

Hoe klinken het besef van vergankelijkheid en de hoop
op eeuwigheid?
Het vijftiende en tevens laatste strijkkwartet van Sjostakovitsj stond na de pauze geprogrammeerd. Eerst was het de beurt aan zijn grote voor- en roerganger Beethoven. Ook van hem kreeg het publiek nummer vijftien (1825) voorgeschoteld. De combinatie biedt veel meer dan louter een cijfermatige overeenkomst, zoals Mark Delaere in het programmaboekje beschrijft. Allebei de werken ontstonden in het aanschijn van de dood, hetgeen vooral in het lak aan conventies en de radicale expressie tot uiting komt. Zo maakt Beethoven komaf met de vierdelige structuur van het klassieke strijkkwartet en laat de muziek rond een lang uitgesponnen, langzaam middendeel tot ontwikkeling komen. Tezelfdertijd grijpt hij met dit Heiliger Dankgesang terug op de aloude traditie van het protestantse koraal. Eenzelfde experimenteerdrift, maar dan anderhalve eeuw later, zien we ook bij Sjostakovitsj. Zes adagio’s worden tot een introspectieve brok gestolde tijd aan elkaar geregen: een hoogsteigen en tegelijk sober requiem dat zacht naar de keel grijpt. ‘Hoe klinken het besef van vergankelijkheid en de hoop op eeuwigheid?’, vraagt professor Delaere zich af. Met de zwanenzang van twee van ’s wereld beroemdste toondichters bood het programma van vanavond een antwoord op die vragen. (Foto: © Andy Staples)

Ontluikende verliefdheid    

Zelfs voor de meest doorgewinterde kamermusici blijft een uitvoering van de late strijkkwartetten van Beethoven steeds opnieuw een grote uitdaging. Het is een ultieme test in emotionele wendbaarheid, inlevings- én uithoudingsvermogen. Op het eerste gehoor hermetisch voor de doorsnee liefhebber is het aan de uitvoerders om deze vooruitstrevende composities open te breken. De ontdekkingstocht die het Borodin Quartet zijn toehoorders aanbood, scoorde hoog op twee van de meest essentiële punten. Het kwartet, niettegenstaande uiterlijk onbewogen, slaagde er wonderwel in om Beethovens abstracte muzikaal narratief bevattelijk te maken, en dat terwijl diens openhartige lyriek op een even overtuigende als sprekende manier uit de vingers vloeide. Het resultaat, drie kwartier aan constante spanning en ontspanning, was van begin tot eind meeslepend. En vanop het eerste balkon achter de muzikanten klonk het echt alsof je tussen hen in zat.

In de openingsfase van het Assai sostenuto – Allegro was het op sommige momenten nog wat zoeken naar de precieze balans, maar zeker in de triosectie van het scherzo (Allegro ma non tanto) en het daaropvolgende Andante manifesteerde de tweede viool zich meer ten volle. Breekpunten werden in het soms tumultueuze eerste deel duidelijk in de verf gezet, zonder de muzikale gedachtestroom te onderbreken. Een weelderige sonoriteit in het expressieve eerste thema en dynamische climaxen in het geagiteerde tweede zorgden voor stevig uitgespeelde contrasten. Toch leek het alsof de heren-strijkers over de gang van zaken niet geheel tevreden waren. Hoogst uitzonderlijk werden er tussen de delen enkele woorden gewisseld. Maar gelukkig zette het viertal de dialoog vooral met noten verder. Ze vielen elkaar in het hortende tweede deel toch soepel en soms fluisterend in de rede. Primarius Ruben Aharonian intoneerde het trio met veel brio, iets wat trouwens ook in de finale bijzonder opviel. Zijn speelkameraden moesten qua toonvorming allerminst onderdoen. De aanpak van het Molto adagio – het reeds aangehaalde Heiliger Dankgesang – was tegelijk sereen en kordaat. Gediend door een zeer stabiele arm, werden de frasen zo plechtstatig mogelijk op- en afgebouwd. De beide tussenspelen (Andante), die een van ziekte herstellende Beethoven betitelde met de woorden Neue Kraft fühlend, waren een frisse sprankeling voor het oor. Geloof mij: er is nauwelijks muziek die op zo’n schitterende wijze het ontluikende gevoel van verliefdheid én de liefde voor het leven heeft verklankt als deze. Alleen in de omstandige coda deed het overvloedige vibrato in alle vier de stemmen helaas wat af aan de zeggingskracht. Toch was dit hoe dan ook wereldklasse. Van een kort moment van speelsheid met het flamboyant geaccentueerde Alla marcia (Assai vivace) ging het via een melodramatisch recitatief rechtstreeks naar het afsluitende rondo (Allegro appassionato). Het  gevoelvolle hoofdthema, heerlijk wiegend en smachtend neergezet, was de bekroning van een meer dan bevredigende muzikale tocht.    

Zo energiek de afrondende Epiloog van start ging, zo subtiel stierf de muziek uiteindelijk ook weg

Focus

Voor de vertolking van Sjostakovitsj’ laatst voltooide compositie (1974) werd de zaal doelbewust in het donker gehuld. Een meesterzet die maakte dat enkel en alleen de muziek je aandacht opeiste. Het opus 144 is een somber en bovenal bevreemdend strijkkwartet dat je het best live over je heen laat komen. Want knus thuis zal je deze opmerkelijke grafrede allicht niet snel ter verstrooiing opleggen. Dit werk maakt het de recensent ook allesbehalve makkelijk. Want waarop baseer je jouw oordeel? De partituur biedt technisch weinig moeilijkheden. Het tempo is aanhoudend langzaam. De dynamiek stijgt maar zelden boven piano uit. En het ensemblespel is opvallend schaars – vaak klinken er slechts één of twee stemmen. Eén van de voornaamste interpretatieve uitdagingen krijg ik door de dame naast mij toegefluisterd: focus. Doordat het schrale klankstuk niet onophoudelijk stroomt en daarbij alle musici betrekt, is het voor hen inderdaad geen sinecure om hun partij steeds opnieuw en precies getimed op te nemen. Maar de leden van het Borodin Quartet deden het wel met verve. Net als bij de trage Beethoven heerste er in de Elegie een grote sereniteit, maar was de vastberadenheid ingeruild voor berusting. Niemand die de zaal uit pure verveling verliet, ook al was dat de richtlijn die Sjostakovitsj voor de uitvoering van dit openingsdeel aan de spelers meegaf. Er volgde een bijwijlen ijzig en messcherp gearticuleerde Serenade, een afgemeten Intermezzo en een soms diep in zichzelf verzonken, spookachtige Nocturne. Met twee prangende unisono’s werd de Treurmars ingezet. De solo passages in achtereenvolgens altviool, cello en eerste viool werden stuk voor stuk met zeer veel empathie opgepikt. Zo energiek de afrondende Epiloog van start ging, zo subtiel stierf de muziek uiteindelijk ook weg. Wat een onvergetelijke ervaring!

Als symbolisch toemaatje plakte het Borodin Quartet er nog het eerste deel (Moderato) van het allereerste strijkkwartet van Sjostakovitsj achteraan. Een passage van dit roemruchte ensemble in ons landje zal altijd een unieke aangelegenheid zijn. Het siert het Concertgebouw Brugge dat het deze grote naam in de veel kleinere, maar akoestisch toch wel verfijndere kamermuziekzaal liet schitteren. Artistieke overwegingen haalden het dus op commercieel gewin. En dat kwam de beleving beslist ten goede.

WAT: Ludwig Van Beethoven (1770-1827), Strijkkwartet nr. 15 in a (opus 132) – Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975), Strijkkwartet nr. 15 in es (opus 144)
WIE: Borodin Quartet [Ruben Aharonian (viool), Sergej Lomovski (viool), Igor Najdin (altviool), Vladimir Balsjin (cello)]
WAAR: Kamermuziekzaal, Concertgebouw Brugge
WANNEER: zaterdag 28 januari 2017

Foto 1, 3, 4, 5: © Klassiek Centraal

Auteur: Tim De Backer

0 reacties

Login Registreer

Tim De Backer

Muziekliefhebber
Muziekliefhebber
Tim De Backer raakte in zijn studententijd gepassioneerd door klassieke muziek en schrijft die goedaardige microbe sinds enkele jaren van zich af voor de website Klassiek Centraal - dé Webstek voor de Muziekliefhebber (m/v)!
www.klassiek-centraal.be.

Meer artikels van Tim De Backer

Recente Artikels

Gerelateerde Artikels