Deel via

Wat als je eerder overlijdt dan je zorgenkind?

February 2017
Wie de zorg voor een hulpbehoevend kind op zich neemt, gaat vaak tot het uiterste om hem of haar zoveel mogelijk te helpen. Maar wie zal zich over je kind ontfermen zodra jij er niet meer bent? Erenotaris Johan Verstraete en fiscalist Rik Deblauwe geven meer inzicht in de zaken die je op voorhand al kan regelen.

Financiële zorgvraag 9:

Wat als ... je eerder overlijdt dan je zorgenkind?

Dirk heeft eindelijk alles goed kunnen regelen voor de dagelijkse zorg voor Simon, zijn zoon met een beperking. Hoewel alles vlot verloopt, vraagt Dirk zich wel af wat er zal gebeuren als hij overlijdt? Wie zal dan voor de ondersteuning en begeleiding van Simon zorgen?

Als ouder ben je vaak meer ongerust over de zorg voor de persoon van je kind met een beperking dan over de louter financiële zorg, vooral voor de periode wanneer je er zelf niet meer zult zijn. Je zit met heel veel vragen waar je misschien nooit een echt geruststellend antwoord op krijgt. Zal iemand van je andere kinderen of naaste familie bereid zijn om voor je hulpbehoevend kind te zorgen? Zal het goed behandeld worden en wat gebeurt er indien dat niet het geval is? Kun je je familielid dat de zorg op zich wil nemen, gepast vergoeden? Wat indien de beperking erger wordt? Wat indien de verzorger die taak niet meer aankan? Zal je kind na je overlijden nog – met of zonder begeleiding van derden – in je huis kunnen blijven wonen of naar een instelling moeten verhuizen? Zal er voldoende rekening worden gehouden met de eigen wensen van je kind? Zal iemand zich nog om zijn lot bekommeren? Die en duizend andere vragen laten je niet los zolang je geen geruststellende regeling hebt kunnen uitwerken.

Vaak moeten ouders inderdaad een beroep doen op een naast familielid om de verzorgende taak voort te zetten. Private verzorging zal dikwijls nodig blijven vanwege het nog altijd nijpende tekort aan opvangplaatsen in gespecialiseerde instellingen, zeker voor kinderen die al de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt. Die moeten vaak de instelling verlaten zonder een beroep te kunnen doen op opvangmogelijkheden in andere aangepaste instellingen zodat de familie weer voltijds de zorg op zich moet nemen. Hier en daar nemen ouders en vrijwilligers, die wellicht ooit ook met een soortgelijk probleem moesten afrekenen, privé-initiatieven om solidair en met een bewonderenswaardige inzet te trachten die lacune op te vangen, zelfs al is dat op beperkte schaal.

Aandachtspunt
Hoewel je zorgenkind al vanaf de leeftijd van 18 jaar meerderjarig is, kan het pas vanaf de leeftijd van 21 jaar in een gespecialiseerde instelling terecht.

Voordat je iemand daadwerkelijk vraagt om de taak van ondersteuning en begeleiding voor je kind met een beperking op te nemen, moet je – ook voor jezelf – duidelijk maken wat je van de verzorger verwacht: volstaat een vorm van begeleid wonen of moet je kind opgenomen worden in een  verzorgingsinstelling? Welke opleidingen zijn mogelijk of welke behandelingen zijn noodzakelijk? Wie zal zorgen voor het nodige vervoer, de vakanties, boodschappen, doktersbezoeken en dergelijke? Veel zal natuurlijk afhangen van de soort en de graad van de beperking, maar je moet er ook rekening mee houden dat de handicap in de loop van de jaren ernstiger kan worden en de taken zwaarder. Pas wanneer het takenpakket voldoende ‘vastligt’, kun je de zoektocht aanvatten naar een verzorger op wie je kunt vertrouwen. In de mate van het mogelijke zul je daarbij ook rekening houden met de eigen wensen en voorkeuren van je zorgbehoevend kind. En dat terwijl er meestal maar weinigen staan te dringen om de gewenste opvang op zich te nemen.

Het ligt voor de hand dat je als ouder vooraf overleg pleegt met de persoon aan wie je deze zware taak wilt toevertrouwen. Het stelt je toch gerust dat de verzorger, die wellicht ook wel bepaalde eisen zal stellen, instemt met de zorgtaak. Je kunt eventueel zelfs om een verbintenis vragen. Er bestaan bovendien privé-initiatieven en verenigingen die mensen helpen bij de uitvoering van dergelijke taken, die contacten leggen, even de taken overnemen, meedenken, begeleiden … Een voorbeeld is de vzw LUS.

In afwachting van een ‘definitieve’ afspraak met een mogelijke verzorger kun je als ouder wel je voorkeur te kennen geven voor een eventueel aan te duiden bewindvoerder en/of  vertrouwenspersoon. Die verklaring leg je af ten overstaan van een vrederechter of een notaris. De griffier of de notaris vraagt dan om de verklaring te laten opnemen in een centraal register, beheerd door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat (KFBN). De huidige wet geeft een vrederechter de mogelijkheid om voor meerderjarige beschermde personen een aparte  bewindvoerder aan te stellen voor de persoon van de te beschermen meerderjarige en een of meer andere bewindvoerders voor het beheer over de goederen. De mogelijke financiële tegemoetkoming waar je als ouder de verzorging van je kind met een beperking mee wilt vergoeden, komt aan bod bij casus 8 in het boek Financiële zorgvragen, in goede en kwade dagen.

Valkuil
De tegemoetkomingen en uitkeringen en de geschikte opvang in een instelling gelden – op enkele uitzonderingen na – alleen voor personen die vóór de leeftijd van 65 jaar een aanvraag hebben ingediend. Zie ook Tegemoetkomingen en uitkeringen op pagina 250 in het boek Financiële zorgvragen, in goede en kwade dagen.

Structurering van het vermogen en de fiscale gevolgen ervan

Als je eerder dan je kind met een beperking overlijdt, zal het, net zoals je andere kinderen, van je erven. Het zal dus een zeker vermogen verwerven dat beheerd moet worden. Dat kan om een belangrijk vermogen gaan, met bijvoorbeeld onroerend goed, kunstcollecties of aandelen in een familiale onderneming. Hiervoor kun je afzonderlijke regelingen treffen zoals inbreng in een bvba of nv, of in een burgerlijke maatschap, een stichting administratiekantoor en dergelijke. Die regelingen hebben allemaal voor- en nadelen. Je moet daarbij telkens goed op de burgerrechtelijke gevolgen letten, en op de implicaties voor de verschillende belastingen, vooral voor registratierechten, successiebelasting, inkomstenbelasting, btw, en ook voor de sociale zekerheid. Meestal is het zo dat een regeling die meer burgerrechtelijke zekerheid geeft, ook fiscaal duurder is. Onroerend goed kun je bijvoorbeeld inbrengen in een bvba, en een kind zonder beperking tot opvolgend statutair zaakvoerder benoemen, terwijl het kind met de beperking gewoon aandeelhouder wordt. Bij de  inbreng van woningen moet je in Vlaanderen echter 10 procent registratiebelasting betalen. De vennootschap moet over een boekhouding beschikken en een jaarrekening publiceren, en vennootschapsbelasting betalen. Alle uitkeringen worden ook nog eens aan roerende voorheffing onderworpen. Bij de beëindiging van de vennootschap moet er misschien opnieuw 10 procent registratiebelasting betaald worden op de onroerende goederen. De grotere zekerheid en vrijheid van beheer kan hierdoor dus wel fiscaal erg duur worden.

Voor roerende waarden zoals kunstcollecties, aandelen of obligaties, is een burgerlijke maatschap meer aangewezen: je kunt het bestuur ervan ook opdragen aan een kind zonder een beperking, en de formaliteiten zijn veel beperkter. De inkomsten van een maatschap zijn ook niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen. Er is hier sprake van ‘ fiscale transparantie’: de fiscus kijkt, voor de belasting van de inkomsten, dwars door de maatschap heen. Een dergelijke maatschap is een onderhands document dat vermeldt:

De ondergetekenden, A en B, richten hierbij een burgerlijke maatschap op, waarin ze volgende goederen inbrengen: … Het bestuur van de maatschap zal worden uitgeoefend door A en B samen, daarna door de langstlevende van hen, en daarna door X.

Je werkt dat natuurlijk het best nog verder uit, maar dat is de essentie. Aandelen in een familiale onderneming kun je in een holdingvennootschap inbrengen, of aan een stichting overdragen. In dat laatste geval kun je nog altijd gebruik maken van de Nederlandse stichting-administratiekantoor, maar ook de Belgische   private stichting is mogelijk.

Ouderlijke verdeling

Het is ook mogelijk, als ouder, een zogenaamde ouderlijke verdeling op te maken. Je maakt dan een testament waarin je jouw goederen onder je kinderen verdeelt. Dat kun je bijvoorbeeld zo formuleren:

Dit is mijn testament. Bij mijn overlijden verdeel ik mijn goederen als volgt: mijn huis gaat naar mijn zoon A, mijn appartement aan zee gaat naar mijn dochter B, en mijn portefeuille gaat naar mijn kind C. De verschillen in waarde moeten door opleggen in geld geregeld worden.

Uiteraard vereist dat notarieel een veel gedetailleerdere uitwerking, maar dat is de essentie. Daardoor kun je ervoor zorgen dat je kind met een beperking goederen krijgt die gemakkelijker te beheren zijn, bijvoorbeeld liever een deel in een maatschap met een portefeuille, dan een onverdeeld aandeel in een onroerend goed met studentenkamers, waar het voortdurend contracten zou moeten tekenen en (kleine) onderhoudswerken uitvoeren. Uiteraard vraag je het best eerst aan de kinderen wat ze het liefste zouden krijgen.

Een dergelijk testament heeft als voordeel dat je kinderen ook geen verdelingsrecht hoeven te betalen omdat ze niet meer uit onverdeeldheid hoeven te treden: ze krijgen al ‘verdeelde’ goederen. Dat vermijdt toch weer een belasting van 2,5 procent op de waarde van de goederen.

Een ouderlijke verdeling kan ook via schenking gebeuren. Dat heeft als gevolg dat de regeling definitief is en je kinderen schenkbelasting moeten betalen, die lager is dan de erfbelasting. Voor roerende goederen hoeven ze zelfs geen schenkbelasting te betalen als de schenking niet bij een Belgische notaris gebeurt. Als de schenker nadien nog drie jaar leeft (zeven jaar voor een familiale onderneming), hoeven ze ook geen erfbelasting meer te betalen.

Valkuil
De waardering van de goederen van een schenking-boedelverdeling, om na te gaan of erfgenamen al dan niet benadeeld zijn, vindt pas plaats als de nalatenschap openvalt en niet op het moment van de schenking zelf.

Restlegaat of restschenking

Als je kind met een beperking later overlijdt, erven je andere kinderen of verdere familieleden in principe zijn of haar goederen. De successiebelasting daarop loopt vrij hoog op: tot 65 procent in Vlaanderen, tot 70 of 80 procent in Brussel en Wallonië. Je kunt echter ook nu al bepalen aan wie de goederen, die je aan het kind in kwestie schenkt of legateert, na het overlijden van dat kind zullen toekomen. Dat doe je met een zogenaamd restlegaat. Je schrijft dan in het testament: ‘Kind C kan over de goederen beschikken zoals hij wil, maar wat ervan overblijft, zal na zijn overlijden aan zijn broers of zusters toekomen, of bij hun vooroverlijden aan hun kinderen, die daarbij de plaats innemen van hun ouder.’ Ook dat werkt de notaris uiteraard weer veel gedetailleerder uit, maar dat is de essentie. De broers of zussen betalen dan, bij het overlijden van je kind met een beperking,  successiebelasting tegen het tarief in rechte lijn, want juridisch krijgen ze de goederen dan niet van hun broer of zus, maar van de ouder die de eerste schenking heeft gedaan. Een dergelijke bepaling kun je ook in een schenking opnemen, waardoor je kinderen dan weer schenkbelasting en geen erfbelasting moeten betalen. Dat kan fiscaal dus veel voordeliger uitvallen. Je kunt een dergelijk restlegaat ook maken in het voordeel van de instelling die je kind met een beperking verzorgt (zie daarvoor casus 5 in het boek Financiële zorgvragen, in goede en kwade dagen). Wat er gebeurt als je andere kinderen na je overlijden voor het kind met de beperking zorgen, bespreken we bij casus 8 in het boek Financiële zorgvragen, in goede en kwade dagen. Op de fiscale gevolgen van een schenking gaan we dieper in bij casus 26.


Dit artikel werd genomen uit Financiële zorgvragen, in goede en kwade dagen.
Auteurs: Ingrid Stevens, Rik Deblauwe, Karl Ruts, Jo Stremersch, Johan Verstraete, Ingrid Verstringe, m.m.v. Herman Nys.
Gepubliceerd door KnopsPublishing.

Het boek is verkrijgbaar in Standaard Boekhandel, ISBN: 9789460354427.

Met dank aan www.financielezorgvragen.be.


Vond je dit artikel nuttig? Laat het ons weten in de reacties!


 

Auteur: Financiële zorgvragen

2 reacties

Jos1
Mijn zus had het syndroom van Down en mijn oudere zus was aangesteld als bewindvoerder na het overlijden van mijn ouders. Als er een grotere aankoop moest gebeuren, al was het maar 50€ dan moest ze langs de door de vrederechter aangestelde bewindvoerder die voor deze uitgave 25€! onkosten aanrekende.
Grote vriendjespolitiek en verrijking op kosten van sukkelaars.

J. Heylen
7/02/17 15:23 REAGEER
Schandalig, het zijn steeds de zwaksten die uitgebuit worden :)))))))
7/02/17 20:27 REAGEER

Login Registreer

Financiële zorgvragen

Met het boek ‘Financiële zorgvragen, in goede en kwade dagen’ wil editor en effectenmakelaar Ingrid Stevens via een concrete, praktijkgerichte wijze de lezer wegwijs maken in de fiscale, juridische en andere aspecten die belangrijke levensmomenten met zich meebrengen. Daarvoor heeft ze een beroep gedaan op vijf ervaringsdeskundigen: fiscalist Rik Deblauwe, private banker Karl Ruts, financial planner Jo Stremersch, erenotaris Johan Verstraete en vrederechter Ingrid Verstringe. Alle artikels uit de reeks Financiële zorgvragen op SeniorenNet werden genomen uit 'Financiële zorgvragen, in goede en kwade dagen'. Met dank aan www.financielezorgvragen.be .

Meer artikels van Financiële zorgvragen

Recente Artikels

Gerelateerde Artikels