Niet 'stoefen'
-Zal ik nog een cursiefje schrijven over mijn boeken, vroeg ik Liliane.
-Neen, antwoordde de vrouw, dat zou ik niet doen.
Maar ik deed het toch en niet om te stoefen over het feit dat ik zopas de laatste woorden van mijn achtste fictief werk op het scherm gezet had. Die laatste woorden zijn over het algemeen de namen van de twee maanden, waarin ik eraan begon en waarin het ermee gedaan was en ik geef toe dat die je voor een paar ogenblikken in een soort euforische stemming brengen. Om dan rap te beseffen dat het daarmee nog niet afgelopen is.
Want eigenlijk begint het werk van een schrijver pas als… het gedaan is. Het verhaal is verteld, maar dan wordt de (zelf gegeven) opdracht nog voor een hele tijd doorgetrokken. Naar corrigeren, schrappen en aanvullen. Wat ik een vreselijke taak vind, belast met de zekerheid dat zo’n werk nooit echt gedaan is.
Hoe werkt dat eigenlijk, schrijven?
Voor alle duidelijkheid verklap ik heel even hoe dat bij mij allemaal gaat, bij het creëren van die zeven romans en een autobiografie die ik al op mijn kerfsstok heb. Ik begin eraan met een vaag plan in mijn hoofd en teken daar almaar verder en verder aan door. Eens een aantal pagina’s geproduceerd, herlees ik het allemaal al eens, om vast te stellen dat er heel wat fouten en foutjes zijn achtergebleven. Als het aantal bladzijden verder oploopt tot een min of meer respectabel getal, ga ik er nog eens overheen, nu ook om te controleren of ik niks herhaald heb. Je zet zo’n volume niet in enkele dagen op het scherm, het geheugen laat het meer en meer afweten, zodat het onvermijdelijk is dat je op pagina 87 nog eens schrijft wat al op bladzijde 22 staat.
Eens, zoals hierboven gezegd ook de namen van de beginmaand en de slotmaand gecontroleerd zijn, laat ik het geheel uitprinten en met ringetjes onder plasticblaadjes samenhouden.
En dan wordt er weer, zoals gezegd, nagelezen, geschrapt en bijgevoegd, dat laatste omdat toch wel wat leuke details mij aanvankelijk ontsnapt zijn en uiteindelijk toch hun plaatsje moeten krijgen.
Ik doe dat allemaal met een rode stylo en het is onwaarschijnlijk hoe gekleurd die oorspronkelijk zwart-witte bladzijden er finaal gaan uitzien.
Ik heb daarbij het geluk dat ik kan rekenen op twee vrienden-correctors om het allemaal nog eens door te nemen, zodat mij amper nog kan overkomen wat ik eerder met mijn boeken over de koers beleefde. Ook die controleerde ik even streng als nu, maar… Telkens ik zo’n boek in de hand kreeg en het, met een gelukkig gemoed, opensloeg, zag ik direct dat daar, midden op die bladzijde, alsnog een foutje of een fout stond, fout die rechtstreeks naar mijn ogen scheen te flitsen. Ik heb een vriend die gedurende lange tijd als wielerverzamelaar door het leven ging. In zijn collectie zat een lange rij boeken, die hij ook las, wat niet alle collega’s-collectioneurs van hem deden en doen. ‘Hebben’ was voor hen al voldoende, stelden ze.
Feilloos schrijven
Ooit zei hij me hoe onwaarschijnlijk hij het vond dat hij in gelijk welk werk dat hij gekocht had, altijd weer fouten vond. Kon dan niemand in deze wereld nog feilloos schrijven, vroeg hij dan, soms behoorlijk geïrriteerd. Blijkbaar niet, want toen hij zichzelf aan een boek waagde, merkte hij dat… daarin ook niet alles correct gedrukt stond. Wat ik nu weer, met lange en slopende overuren toch nog eens heb willen vermijden.
P.S. De acht fictiewerken die ik op mijn geweten heb, zijn nog niet allemaal verschenen. Van winter naar lente brengt mijn uitgever ze zeker en vast nog op de markt. Maar dat laat ik dan wel tijdig weten.
Auteur: Robert Janssens
3 reacties
Ik wens jou nog veel schrijfplezier Robert en lees je pennenvruchten graag!