Waar vandaan: Boek > De Belgen in Engeland 1940-1945 > Bestemming Normandië

De Belgen in Engeland 1940-1945

INHOUD "De Belgen in Engeland"

osteo6 Deel 1. Ontreddering (1940-1941)
osteo6 Deel 2. Wederopstanding (1942-1943)
osteo6
Deel 3. Overwinning (1944-1945)
   osteo6 Bestemming Normandië
      osteo6 D-day
      osteo6 Jointoperaties, een eeuwenoud concept
      osteo6 ‘Vive la Belgique, merci, vive la France!’
   osteo6 Een bloedig najaar
      osteo6 September 1944
      osteo6 Vrouwen in uniform
      osteo6 Geblokkeerd onder de Moerdijk
      osteo6
A la guerre comme à la guerre…!
      osteo6
Gevaar in de Ardennen
      osteo6 De ramp met de Leopoldville
   osteo6 De Rijn over
      osteo6 Slotoffensief in Nederland
      osteo6
Bij de Ieren
      osteo6
V for Victory
osteo6 Besluit. De Belgen ná Engeland...

19,95 € - 218 pagina's
Auteur: Frank Decat
Uitgeverij: Lannoo
 
Bestel/koop boek, klik hier.

<<< Vorige pagina

Bestemming Normandië

‘Vive la Belgique, merci, vive la France!’

Tegen de verwachtingen in had de landing van 6 juni de geallieerden relatief weinig levens gekost, met uitzondering van de Amerikaanse troepen in de sector Omaha Beach en de luchtlandingsdivisies. Enkele dagen na Overlord echter waren de Duitsers erin geslaagd zich te hergroeperen en een efficiënte verdediging uit te bouwen. Het werd het begin van een bloedige strijd die meer dan twee maanden zou duren en de beide oorlogvoerende partijen tienduizenden mensenlevens kostte.

Eind juli 1944 was de strijd in Normandië in een beslissende fase gekomen. De Amerikanen hadden het schiereiland Cotentin veroverd (Operatie Cobra) en stonden klaar om af te zwenken naar Parijs. In het oosten van het bruggenhoofd Normandië bereidden de Britse troepen zich voor op de opmars naar het estuarium van de Seine.(3) De Duitsers waren echter niet van plan de geallieerden ongehinderd door Frankrijk te laten trekken en zouden elke kluit grond krampachtig verdedigen. Er moesten dus nieuwe, goed getrainde troepen uit Groot-Brittannië worden aangevoerd. Voor de manschappen van Piron was de dag aangebroken waarop ze zo lang gewacht hadden.

Op 31 juli scheepte de ‘Advanced Party’ in Tilbury in, richting Normandië. Deze voorhoede van enkele tientallen manschappen en hun pantservoertuigen moest de komst van de eenheid voorbereiden. Een week later, op 8 augustus, was het eindelijk zover en de hele Eerste Groepering ging aan land: de manschappen in Courseulles en de 500 voertuigen in Arromanches. Voor vele militairen was het een aangrijpende gebeurtenis, zoals Piron later treffend verwoordde in zijn memoires:

‘Hier vond een voorval plaats dat ik echt moet vermelden. Ik had als vleugeladjudant een man uit Dinant, kapitein-commandant Georges Houbion. Hij arriveerde begin 1942 in Engeland na een lange gevangenschap in de Spaanse gevangenis en het Camp Miranda de Ebro. Zijn gezondheid had daar erg onder geleden, maar dat had geen enkele invloed op zijn goede humeur en zijn geestdrift. De brug van het landingsvaartuig was nauwelijks neergelaten of hij sprong in het water om de enkele meters die hem nog van het strand scheidden, lopend te overbruggen. Daar viel hij op zijn knieën en nam een handvol zand dat hij aan de borst drukte. Deze spectaculaire geste kan misschien belachelijk lijken. Toch kwam het bij niemand op om te lachen, want met dat gebaar drukte hij uit wat wij allemaal voelden. Op dit bevriende Franse strand vonden wij immers een stukje buurland terug. Wij hadden ons land vele maanden geleden verlaten en nu vonden wij eindelijk de voldoening mee te kunnen helpen aan de bevrijding.’(4)

Behalve de Eerste Groepering werden er begin augustus nog andere gemechaniseerde eenheden naar het Normandische front gezonden: de Franse 2de Pantserdivisie, de Poolse 1ste Pantserdivisie, een Tsjecho-Slowaakse Pantserbrigade en de Nederlandse Brigade Prinses Irene. Die laatste stond onder het bevel van kolonel de Ruyter van Steveninck, een leeftijdsgenoot van Piron die net als zijn Belgische collega een groot aandeel had in de uitbouw van zijn eenheid. Samen met de Belgen werden de Nederlanders ingedeeld bij de Britse 6de Luchtlandingsdivisie van generaal Richard Gale en ze namen stelling in langs de rivier de Orne en het daarmee verbonden zeekanaal.

De artillerie in actie aan de OrneTot 16 augustus beperkten de gevechtshandelingen voor de Belgen zich tot gewapende verkenningen op de rechteroever van de Orne. Daarbij viel ook de eerste dode: de twintigjarige soldaat Edouard Gérard. Op 17 augustus zette de hele Eerste Groepering zich in beweging om deel te nemen aan Operatie ­Paddle: de doorbraak naar de Seinemonding. Nadat de Duitsers in het zuiden van Normandië, tijdens de beslissende slag in de Falaise-Pocket, op de vlucht waren gedreven, beval het geallieerde opperbevel de troepen ten noorden van Caen om het offensief te openen. In het met riviertjes doorsneden kustgebied leverden de Britse luchtlandingstroepen, samen met de Nederlandse Brigade Prinses Irene en de Eerste Groepering Bevrijding, gedurende meer dan een week een zware strijd tegen de Duitsers.

29 augustus 1944: de Belgische artilleriebatterij passeert een dorpje nabij de SeineDe langdurige en intensieve trainingen in Groot-Brittannië wierpen duidelijk hun vruchten af. De Eerste Groepering manifesteerde zich van bij het begin als een goed geoliede vechtmachine – de Britten spraken meestal van de 1st Belgian Brigade, hoewel de eenheid maar de sterkte van een regiment had. Gesteund door het gerichte vuur van de artilleriebatterij zorgden de pantsertroepen en de gemotoriseerde infanterie voor de doorbraak. Dat kon vaak pas nadat de genie de talrijke mijnenvelden had opgeruimd of een noodbrug had gebouwd. Ook de inzet van andere eenheden en diensten, zoals de bevoorrading, bleek van vitaal belang. De dadendrang en successen van de pas uit Groot-Brittannië aangekomen Belgische militairen verbaasden de Britten en niet het minst generaal Gale zelf. Zijn ervaren luchtlandingstroepen hadden na D-day immers vooral een verdedigingsoorlog gevoerd en nauwelijks terreinwinst geboekt.

Al tijdens de eerste dag van het Britse offensief schakelden de Belgen de zwaar verdedigde bunker van Moulin du Buisson uit en daarmee zorgden ze voor een lokaal belangrijke doorbraak. Op 21 augustus slaagden ze erin Cabourg, aan de monding van de Dives, te veroveren en de rivier over te steken. Het was overigens in deze regio dat de Normandische hertog Willem de Veroveraar in 1066, aan de vooravond van de invasie van Engeland, zijn troepenmacht had samengetrokken. Na de inname van Cabourg bevrijdde de Belgische groepering nog verschillende andere dorpen en kleine steden, waaronder Deauville, op 22 augustus, en Trouville, op 24 augustus. Overal waar de Belgen langskwamen, gaf de burgerbevolking met kreten als ‘Vive la Belgique, merci, vive la France!’ uiting aan een intense vreugde en dankbaarheid na vier jaar bezetting.

De groepering van Piron was inmiddels toegevoegd aan de Britse 49ste Infanteriedivisie en in de ochtend van 25 augustus bereikten Belgische eenheden de Seinemonding en trokken Honfleur binnen. Precies op dezelfde dag dus waarop Amerikaanse en Franse troepen die enkele dagen tevoren al de Seine waren overgestoken, Parijs bevrijdden. Deze belangrijke gebeurtenis wordt door vele historici beschouwd als het einde van de veldtocht in Normandië. Ook voor de Belgen zat de eerste gevechtsopdracht erop. In totaal verloor de Eerste Groepering tijdens de Normandische veldtocht 27 militairen, onder wie twee officieren. De laatste van hen was de negentienjarige infanterist François Mouchet. Hij sneuvelde op 26 augustus tijdens een schermutseling in het dorpje Conteville. De Duitsers boden weliswaar nog wat tegenstand toen de Eerste Groepering op 1 september op haar weg naar Le Havre de Seinemonding overstak, maar daarbij werd niemand gedood of gewond.

1 september 1944: een afdeling van de artillerie trekt de Seine overTijdens de eindfase van de strijd in Normandië verrichtte ook het SAS-eskadron van kapitein Blondeel belangrijk werk. Nadat op 27 juli 1944 de eerste groepjes in actie waren gekomen, werden vanaf 8 augustus andere teams her en der in Noord-Frankrijk gedropt. Bij een van deze operaties (Operatie Benson) wist het team van luitenant Gilbert Sadi Kirschen zelfs een document te bemachtigen met belangrijke informatie over de ontplooiing van de Duitse strijdkrachten achter de Somme. En tijdens Operatie Trueform volgden acht teams van elk tien man nauwgezet de bewegingen van de Duitsers tijdens hun terugtocht uit de Falaise-Pocket. Ook voerden ze guerrilla-acties uit om de vijand in verwarring te brengen.

De acties in Noord-Frankrijk kostten het Belgische eskadron enkele gewonden en één dode: soldaat Roger Carette. Hoe tragisch ook, de dood van één militair was een lage prijs, gezien de talloze risico’s die aan de SAS-missies verbonden waren. Eén para, kapitein Etienne Delelienne, werd gevangengenomen nadat hij te midden van een SS-patrouille geland was. Maar net voor hij werd weggevoerd om te worden geëxecuteerd, werd de SAS-man door een officier herkend als de ruiter die in 1936 had deelgenomen aan de Olympische Spelen in Berlijn. Delelienne werd gespaard en bleef de gevangene van de Duitsers. Na de oorlog zou hij Blondeel opvolgen als bevelhebber van het regiment SAS.

Veel tijd om te rusten werd het Belgische SAS-eskadron na de Normandiëveldtocht niet gegund. Al op 27 augustus, nog voor de geallieerde legers zich in beweging zetten om naar de Belgische en Duitse grens op te rukken, werden alle teams die in Frankrijk waren ingezet, boven België gedropt. Over die fase van de strijd in West-Europa hebben we het echter uitgebreid in het volgende hoofdstuk.

Terwijl miljoenen burgers vol ongeduld zaten te wachten op hun bevrijders, kreunde Groot-Brittannië onder de aanvallen van Hitlers V-wapens. Op 13 juni, precies een week na de geallieerde landing, werden vanuit Noord-Frankrijk de eerste V1’s afgevuurd. Er zouden er nog duizenden volgen – na de bevrijding van Frankrijk gebeurden de lanceringen vanuit Nederland. Vele tuigen misten hun doel, onder meer omdat ze door dwangarbeiders gesaboteerd waren, maar toch creëerden de ‘vliegende bommen’ een immense paniek. Nadat bijna 150 tuigen Londen en omgeving getroffen hadden, vloog Hitler op 17 juni naar Noord-Frankrijk om er de verantwoordelijke officier, kolonel Max Wachtel, persoonlijk te feliciteren. Tegelijk beval de Führer dat alle tuigen voortaan uitsluitend op Londen moesten worden afgevuurd. Aan de andere kant van het Kanaal bracht Air Chief Marshal sir Roderic Hill, verantwoordelijk voor de verdediging van het Britse luchtruim, alle beschikbare middelen samen om het gevaar te counteren: sperballons, luchtdoelartillerie en jachtvliegtuigen.

Net als in 1940 werden tijdens deze ‘Tweede Blitz’ ook Belgische piloten ingezet om Londen te beschermen. Een van hen was Remy van Lierde, bevelhebber van achtereenvolgens 3 squadron (Hawker Tempest) en 164 squadron (Hawker Typhoon). In totaal vernietigde Van Lierde veertig vliegende bommen en al waren daar een aantal gedeelde overwinningen bij, het was toch een van de allerhoogste scores van de RAF.

Het neerhalen van de met explosieven gevulde tuigen was een erg riskante klus. Bovendien moesten de jachtpiloten razendsnel reageren: het traject tussen Zuid-Engeland en de dichtbevolkte hoofdstad duurde maar een tiental minuten en de bom mocht natuurlijk in geen geval op bewoond gebied terechtkomen. De meeste V1’s werden vernietigd door boordgeschut. Daarbij werden meerdere toestellen getroffen door rondvliegende brokstukken. Op 26 juli 1944 bijvoorbeeld kostte een ontplofte V1 kapitein-vlieger Eugène Seghers van 91 squadron het leven. In een aantal (urgente) gevallen gebruikten de piloten ook minder conventionele tactieken. Zo vlogen ze soms recht naar de V1 toe, waardoor het tuig in de slipstream van het vliegtuig kwam en uit de koers raakte. Ook als een van beide stabilisatoren met de vleugeltippen werd geraakt, raakte de V1 de koers kwijt. Een specialist als Van Lierde zou deze gevaarlijke truc echter maar één keer hebben toegepast. Ook sergeant-vlieger Paul Leva van 350 squadron haalde op die wijze een vliegende bom neer. Zijn smaldeel werd trouwens maar een korte tijd ingezet in de strijd tegen de V1’s, namelijk van 10 tot 28 augustus 1944. Dat in tegenstelling tot het Nederlandse 322 squadron. Dat vloog van 13 juni tot 10 augustus 1944 onafgebroken defensieve missies en haalde in totaal meer dan honderd vliegende bommen neer.

Tegen de supersonische V2-raketten, die enkele maanden na de vliegende bommen operationeel werden, hadden de geallieerde luchtdoelartillerie en jachtvliegtuigen echter geen verweer. Vanaf oktober 1944 bestookten de Duitsers trouwens ook België met hun Vergeltungswaffen. Ons land was begin september 1944 opmerkelijk snel bevrijd, maar het ondervond nog lang de gevolgen van de ‘Furor Teutonicus’.



Uittreksel uit boek "De Belgen in Engeland"
19,95 € - 218 pagina's
ISBN 978-90-209-6981-8

Auteur: Frank Decat
Uitgeverij: Lannoo

Boek verkrijgbaar bij

Azur, Bol.com, Cosmox, Fnac, Proxis, Standaard Boekhandel.

Bestel boek online via SeniorenNet

Pagina afgedrukt van http://www.SeniorenNet.be/BelgenInEngeland

<<< Vorige pagina...