Waar vandaan: Boek > De Belgen in Engeland 1940-1945 > De Rijn over

De Belgen in Engeland 1940-1945

INHOUD "De Belgen in Engeland"

osteo6 Deel 1. Ontreddering (1940-1941)
osteo6 Deel 2. Wederopstanding (1942-1943)
osteo6
Deel 3. Overwinning (1944-1945)
   osteo6 Bestemming Normandië
      osteo6 D-day
      osteo6 Jointoperaties, een eeuwenoud concept
      osteo6 ‘Vive la Belgique, merci, vive la France!’
   osteo6 Een bloedig najaar
      osteo6 September 1944
      osteo6 Vrouwen in uniform
      osteo6 Geblokkeerd onder de Moerdijk
      osteo6
A la guerre comme à la guerre…!
      osteo6
Gevaar in de Ardennen
      osteo6 De ramp met de Leopoldville
   osteo6 De Rijn over
      osteo6 Slotoffensief in Nederland
      osteo6
Bij de Ieren
      osteo6
V for Victory
osteo6 Besluit. De Belgen ná Engeland...

19,95 € - 218 pagina's
Auteur: Frank Decat
Uitgeverij: Lannoo
 
Bestel/koop boek, klik hier.

<<< Vorige pagina

De Rijn over

Slotoffensief in Nederland

Nadat de laatste Duitse verdediging aan de Siegfriedlinie was opgeruimd, stonden de geallieerden begin maart 1945 op verschillende plaatsen aan de linker Rijn­oever. Op 7 maart slaagde de Amerikaanse 7de Pantserdivisie erin bij de Duitse stad Remagen de enige intact gebleven brug over de Rijn te veroveren en als eerste geallieerde legereenheid deze rivier over te steken.

De verovering van de Ludendorffbrug bij Remagen was een toevalstreffer. Het kunstwerk zou overigens op 17 maart instorten, als gevolg van het gewicht van het rollend materieel en de herhaaldelijke Duitse aanvallen. Elders wisten de geallieerden bruggenhoofden te vormen op de rechter Rijnoever. Het ging telkens om goed voorbereide operaties. Een ervan vond plaats op 24 maart nabij het Duitse Wesel, ongeveer 15 kilometer ten oosten van Xanten. Twee luchtlandingsdivisies dekten de overtocht daar van de Britse en Amerikaanse strijdkrachten (Operatie Varsity). De geallieerden hadden duidelijk geleerd van hun fouten in Arnhem: ondanks zware verliezen slaagden de Airbornetroepen erin de Duitsers van de rivieroever weg te houden en de boten en amfibievoertuigen konden zonder noemenswaardige problemen oversteken. De verovering van het bruggenhoofd bij Wesel was de grootste jointoperatie sinds D-day en Operatie Varsity geldt nog steeds als een schoolvoorbeeld van het efficiënt inzetten van luchtvervoerde eenheden.

Begin april 1945 stonden alle vier de Amerikaanse legers op de rechter Rijnoever. Het 3de en 7de Leger maakten zich klaar voor de opmars naar Centraal en Zuid-Duitsland, het Amerikaanse 1ste en 9de Leger zouden weldra de Duitse strijdkrachten in het Ruhrgebied in de tang nemen. Na de doorbraak bij Wesel begonnen het Canadese 1ste Leger en het Britse 2de Leger via Achterhoek en Twente aan hun opmars naar Noord-Nederland. Een gedeelte van de Brits-Canadese troepen zat echter nog altijd geblokkeerd in het met rivieren en kanalen doorsneden Zuid-Nederland. Nagenoeg de hele maand april bleven Duitse eenheden op verschillende plaatsen weerstand bieden. Het was in die periode dat de volledig gereorganiseerde gevechtsgroep van Piron opnieuw naar Nederland werd gezonden.

Het Peloton transmissie van de Brigade Piron in Nederland (april 1945)De Eerste Groepering Bevrijding was op 17 november 1944 teruggetrokken van het front aan het kanaal van Wessem en vervolgens ontbonden. Uit haar voormalige eenheden ontstond in de loop van de daaropvolgende vier maanden een nieuwe strijdmacht. Deze telde dubbel zoveel manschappen als de oorspronkelijke brigade, dankzij de instroom van talrijke vrijwilligers, die deels in België en deels in Groot-Brittannië werden opgeleid. Tegen eind maart 1945 waren uit de vroegere groepering van Piron drie grote gevechtseenheden gegroeid: het 1ste Regiment Veldartillerie onder het bevel van luitenant-kolonel De Ridder, het 1ste Regiment Pantserwagens onder luitenant-kolonel Cuvelier, en de 1ste Infanteriebrigade onder kolonel Piron. De Brigade Piron omvatte behalve drie infanteriebataljons en een stafcompagnie, ook verschillende andere eenheden en diensten, waaronder een compagnie herstellingen en een veldhospitaal. De compagnie Genie van kapitein Smekens was al in oktober 1944 losgekoppeld van de Eerste Groepering Bevrijding en maakte vanaf januari 1945 deel uit van het 1ste bataljon Genie.

Van de voormalige Eerste Groepering nam in april 1945 alleen de Brigade Piron deel aan de gevechten. Het eerste en derde bataljon van de brigade werden ingezet ten zuiden van Wageningen, in de landstrook tussen de Nederrijn en de Waal. Het tweede bataljon en de compagnie mitrailleurs opereerden langs de Bergse Maas nabij ’s Hertogenbosch. De opdracht van de Militairen van de Brigade Piron in Nederland tijdens het opruimen van een mijnenveld (april 1945)Belgen bestond erin om, in samenwerking met andere geallieerde eenheden, de laatste Duitse weerstandsnesten op te ruimen en het veroverde terrein te bezetten. De soldaten van Piron, onder wie vele ‘groentjes’, voerden plichtsbewust de bevelen uit, maar net zoals in 1944 stuitten ze op een verbeten tegenstander. Hoewel de Duitsers de oorlog virtueel verloren hadden, bleven zij schieten om te raken. In Capelle, ten westen van ’s Hertogenbosch, werden op 22 april één Belgische sergeant en vijf soldaten gelijktijdig neergemaaid door een mitrailleurteam. Ook in Ochten en Opheusden, waar een aantal goed verdekte artilleriestukken stonden opgesteld, kregen de Belgen het zwaar te verduren en vielen er meerdere doden en gewonden. Op 24 april echter kwam een einde aan de beschietingen, nadat RAF-Typhoons, die door de brigade waren opgeroepen, de Duitse observatieposten in de kerktorens van Ochten, Kesteren en Rhenen hadden uitgeschakeld.

Alles bij elkaar verloor de Brigade Piron tijdens de tweede Nederlandse campagne 19 man, onder wie enkele adolescenten die nog niet zo lang tevoren in hun jeugdig enthousiasme dienst hadden genomen. Een van hen, de negentienjarige soldaat André Van den Berghe, werd op 29 april dodelijk getroffen tijdens de wacht. Hij was de laatste militair van de Brigade Piron die omkwam in de strijd. Toch waren er op dat ogenblik al informele contacten tussen de geal­lieerde legerleiding en de Duitse bezetter over een staakt-het-vuren. Vooral voor de Nederlandse bevolking begon de tijd te dringen: zij had een verschrikkelijke hongerwinter achter de rug, waarbij naar schatting 20.000 mensen waren omgekomen. Niet te verwonderen dus dat de Nederlanders hun bevrijders met nog meer blijdschap verwelkomden dan de bevolking in de rest van West-Europa. Dat ondervonden ook de Belgische para’s.

Op 16 januari 1945 was Blondeels SAS-eskadron teruggetrokken uit de Belgische Ardennen om de twee weken daarop bewakingsopdrachten uit te voeren in en rond Antwerpen. Militairen van de Brigade Piron in Nederland tijdens het opruimen van een mijnenveld (april 1945)Er werd immers gevreesd dat de Duitsers zouden proberen met luchtlandingstroepen de haven te veroveren. Begin februari werd het alarm afgeblazen en de eenheid werd naar Tervuren gezonden voor reorganisatie. Een nieuwe lichting para’s was intussen opgeleid, zodat het effectief verdubbelde tot meer dan 350 man. Het Belgische SAS-‘regiment’ telde behalve gevechtseenheden onder meer een medisch team, een genie-eenheid en een dienst herstellingen. Tijdens de eerste maanden van 1945 werd er bovendien weer intensief getraind. Zo leerden de Belgen de knepen van de counter-intelligence: het opsporen en arresteren van spionnen en het verhinderen van vijandelijke infiltraties die bedoeld zijn om inlichtingen te vergaren.

Begin april 1945 was het Belgian 5th SAS Regiment klaar voor Operatie Larkswood, het beveiligen van de uiterste linkerflank van de 21ste Legergroep. De Britse en Canadese divisies rukten op naar Noord-Nederland om er de Duitse troepen de pas af te snijden. Gelijktijdig met de Belgen werden twee Franse SAS-regimenten ingezet, onder meer in de buurt van Assen. De Fransen moesten een aantal vitale bruggen en vliegvelden veroveren en de Duitse troepenbewegingen verstoren. Het optreden van de 700 Franse para’s tijdens Operatie Amherst, de laatste luchtlandingsoperatie voor de capitulatie van het Derde Rijk, maakte de Duitsers bloednerveus. Zoals in het verleden al zo vaak was gebeurd, koelden de Duitsers hun woede op de burgerbevolking, daarbij geholpen door Nederlandse collaborateurs. Ook enkele gevangengenomen Fransen werden gefusilleerd. De angst van de Duitsers voor de naderende Franse en Belgische para’s vormt waarschijnlijk een verklaring voor de dood van Raymond Holvoet – schuilnaam Jack Henderson. De Belgische SAS-sergeant was al op 25 oktober 1944 in handen van de vijand gevallen, hij zou herhaaldelijk gefolterd zijn geweest door de Gestapo en werd uiteindelijk op 10 april 1945 terechtgesteld in Zwolle.

Hoewel ze veel talrijker waren dan de Belgen, wisten de Fransen slechts enkele van hun doelen te veroveren. Dat had, behalve met de alertheid van de tegenstander, te maken met de beperkte mobiliteit. Als gevolg van de dichte bewolking waren de voertuigen immers niet gedropt en de Franse para’s moesten zich te voet verplaatsen, anders dus dan het regiment van majoor Blondeel. Dat beschikte voor de operatie in Nederland over honderd voertuigen, waarvan de helft (met mitrailleurs uitgeruste) jeeps. Op 7 april 1945 trok het Belgian 5th SAS Regiment de Nederlandse grensstad Coevorden binnen. Van daaruit werden de daaropvolgende dagen in verschillende richtingen sterke patrouilles uitgezonden. Tijdens een van die acties raakte soldaat Alfred Becquet gewond aan de hand. Becquet had voor de oorlog een eerste prijs aan het Koninklijk Conservatorium behaald, maar hij zou zijn toekomstplannen als pianist voor altijd moeten opbergen.

In hun snelle jeeps drongen de Belgen door tot ver achter de Duitse linies, waar ze onder meer gewonde Franse para’s evacueerden. In de omgeving van Coevorden veroverden ze een brug over de Hoogveense Vaart en ze bevrijdden er een aantal dorpjes. De heemkundige Albert Metselaar, geboren in 1959, vertelt hoe dat gebeurde:

‘De jeeps met Belgen denderden over de Carstensdijk richting Zuideropgaande. Bij de brug bij café Fieten stelden ze zich zo op, dat ze met hun mitrailleurs de hele omgeving onder schot konden houden. Twee jeeps op de oostkant van de brug, één met de neus naar het zuiden, de ander met de neus naar het noorden, en twee jeeps in dezelfde positie op de westkant van de brug. De mensen stroomden uit de huizen. De Belgen hadden daar contact met de plaatselijke BS (Binnenlandse Strijdkrachten) en kregen informatie over mogelijke weerstand en deserteurs. Ten westen van de Riegshoogtendijk, in de omgeving van de Carstensdijk, woonde “De Piepe”. Hij en twee van zijn zonen waren fanatieke Landwachters en hadden op dat moment ondergedoken SS’ers in huis. Om geen risico’s te nemen, werd besloten zijn woning door de Belgen te laten benaderen. Afgeladen met soldaten en kinderen, nagelopen door de rest van het publiek, ging het op “De Piepe” aan. Plotseling werd er op hen geschoten. Iedereen moest platliggen en kroop zo mogelijk in een sloot. Een SS’er sloeg op de vlucht, over de landerijen van “De Piepe” in westelijke richting, weg van de jeeps. Ze gingen hem na en hij gaf zich over. De SS’ers werden afgevoerd. De jeeps gingen verder. Er konden nog meer deserteurs in het gebied zitten…
Ook in de bossen rond het Kerkhofdijkje bleken nog soldaten te zitten. Twee jeeps reden via de Kerkhoflaan (nu Otto Zomerweg) naar het kerkhof en verder. Voorop reed een burger op zijn fiets. Jongeren van de Krakeelse Wijken liepen de jeeps tegemoet. Ze droegen Oranje petten. Willem Koster had die gedurende de oorlog in zijn winkel verstopt gehouden, en verkocht ze vanaf de 10de april voor een kwartje per stuk, zolang de voorraad strekte. De jeugd liep ermee door een omgeving waar nog Duitse soldaten konden zitten. “Jongens, pas op, het is nog niet veilig!” werd er vanuit de jeeps geroepen. Het leek tegen dovemansoren gezegd te zijn. De jeugd ving de jeeps op en leidde de bevrijders naar de grote, oude beukenbomen, die nog steeds aan de Kerkhofdijk staan. Een viertal Luftwaffesoldaten zat in de bomen op de jeeps te wachten. Met het geweer in de aanslag maakten de Belgen een kring rond de soldaten, met de lopen naar het bos gericht. Was het een valstrik? Er was geen gevaar, gelukkig. Ernstig kijkend speurden de soldatenogen naar onraad tussen de bomen en lieten de deserteurs instappen. Lachend zaten die achter in de jeeps, toen deze weer naar de Riegshoogtendijk reden…
De dag erop werd ook de noordelijke helft van Noordscheschut van Duitsers gezuiverd en konden de mensen in de zuidelijke helft, evenals die van de wijken van Nieuweroord, zich écht bevrijd voelen. Voordat het zover was, is het dorp op het nippertje aan een bloedbad ontsnapt. In het oude huis van mulder Thomas woonden evacués. Daarnaast, in de woning van Bremer, zaten Duitse soldaten. Terwijl die sliepen haalde de BS enkele wapens uit de woning. Toen de Duitsers dat ontdekten, was het hek van de dam. Ze werden verschrikkelijk kwaad en schreeuwden dreigend uit wat er allemaal gebeuren zou. Eén van de geëvacueerden sprak vloeiend Duits en ging met de soldaten in gesprek, voor zover dat mogelijk was. Met veel moeite slaagde hij erin de soldaten te kalmeren. Hij wist hen ervan te overtuigen dat ze beter krijgsgevangenen konden worden dan dat ze in het wilde weg hun woede af zouden reageren. Dat zou alleen maar in hun nadeel werken. Uiteindelijk gaven de soldaten zich zonder slag of stoot over en werden overgedragen aan de bevrijders. Nadat hele horden Duitse soldaten in paniek langs Noordscheschut en Nieuweroord wegvluchtten, was het gebied 11 april helemaal vrij. “Eén militair in een jeep heeft Noordscheschut bevrijd!” zo werd er verteld. “En het was nog een Belg ook!” Het zullen er één of twee meer zijn geweest, maar die jeep maakte geschiedenis. Overigens was er al eerder een Belgische patrouille bij Noordscheschut. Sectie L van eskadron B, onder leiding van sergeant Vyt, bezocht de streek op 7 april, tijdens een tocht langs de Hoogeveensche Vaart.’(1)

Merkwaardig is dat in het collectieve geheugen van de streekbewoners weinig ruimte is voor de Belgische bevrijders. Metselaar legt uit hoe dat komt:

‘Bij het terughalen van herinneringen aan de bevrijding speelde de Hoogeveensche Courant een grote rol. Deze was 16 april 1945 weer voor het eerst verschenen, nadat ze op 13 juni 1942 met een afscheidsnummer van het toneel was verdwenen, omdat de krant geen papier meer kon krijgen van de bezetters. Het eerste nummer gaf een uitgebreide beschrijving van wat er in de dagen voor de bevrijding en op de 11de april in Hoogeveen en omstreken was gebeurd. Het weer opnieuw uitgeven van een krant in tijden waarin schaarste nog heer en meester was en waarin geruchten de feiten overheersten, was een moeilijke zaak. De redactie beschreef alles, zoals ze dat vanuit het kantoortje aan de Hoofdstraat te Hoogeveen had beleefd. Contacten met de buitengebieden van de gemeente waren er in die dagen niet of nauwelijks geweest. Het gevolg was dat de bevrijding van de gemeente Hoogeveen op 11 april werd gesteld en dat de eer daarvoor helemaal toekwam aan de Canadezen. Geen woord over de activiteiten van de Belgen op de 10de april. De informatie uit deze eerste krant werd nog enkele malen herdrukt in de jaren erna. Velen bewaarden deze zo waardevolle artikelen. Zo beïnvloedde dit eerste nummer op een overheersende manier de beeldvorming van de bevrijding. En de mythologisering daarvan. Toen die eerste Hoogeveensche Courant verscheen, waren de Belgen alweer vertrokken. Ze verlieten Coevorden de 12de april om 07.00 uur.’(2)

Het SAS-regiment vertrok die dag in noordelijke richting om de opmars van de 1ste Poolse Pantserdivisie te ondersteunen. Daarbij werd verschillende malen zwaar gevochten. Zo bijvoorbeeld in het dorpje Veele, waar de Duitsers de brug over het Mussel Aa-kanaal opgeblazen hadden. Pas na een urenlange strijd werden de verdedigers, een eenheid van de Kriegsmarine, op de vlucht gedreven en slaagden de para’s erin zwemmend het kanaal over te steken. De Duitsers hadden zware verliezen geleden, maar ook de Belgen hadden enkele doden te betreuren. Onder hen sergeant Philippe Rolin, naar wie na de oorlog de nieuwe brug in Veele zou worden genoemd.

Na Veele ging het verder richting Winschoten. En opnieuw ondervonden de para’s dat de Duitsers nog altijd gevaarlijke tegenstanders waren. Bij Blijham, een dorp ten zuiden van Winschoten, werden de Belgen op 15 april onder vuur genomen door allerlei geschut, opgesteld langs het Pekel Aa-kanaal. Dankzij de steun van de Poolse artillerie en een aantal RAF-Typhoons, die een opslagplaats vernietigden van waaruit de Duitsers hun tegenstanders beschoten, slaagden de Belgen er uiteindelijk in door te breken en Winschoten in te nemen. In het nabijgelegen dorp Beerta bevond zich nog een laatste weerstandsnest, maar ook dat werd vakkundig opgeruimd. Bij deze laatste actie van het Belgische SAS-regiment in Nederland werd onderluitenant Denis Devignez dodelijk getroffen door een mortiergranaat, exact op dezelfde dag waarop hij tot luitenant werd bevorderd en enkele dagen voor zijn huwelijksdatum. De tragiek van de oorlog…

Ook de geallieerde luchtmacht bleef tijdens de laatste weken van de oorlog piloten en andere bemanningsleden verliezen. De meesten kwamen om nadat hun toestel getroffen werd door de Flak. Het overkwam de Brit Marcus Rendall en de Belg Alain de Blommaert de Soye van het 609de op 13 april 1945 tijdens een raid boven Nijmegen. Geen van beiden overleefde de beschieting. De Blommaert de Soye was trouwens de laatste Belg bij 609 squadron die omkwam tijdens een oorlogsmissie. Alles bij elkaar haalden 15 van de 55 Belgische piloten van het 609de het einde van de oorlog niet, een verliescijfer van bijna 25%. Ook verschillende Belgen die in Britse squadrons dienden, betaalden de laatste oorlogsmaanden met hun leven. Grondpersoneel laadt de 20 mm-kanonnen van een 609 squadron-TyphoonZo bijvoorbeeld het duo Walter Henri en Henri Huynen van 219 squadron (Mosquito). Ze stegen op 22 maart 1945 op van de Nederlandse basis Gilze-Rijen, werden nabij Keulen beschoten en sloegen kort nadien te pletter. Op 18 april onderging een andere Belgische Mosquitobemanning van 219 squadron hetzelfde lot: Albert Pétrisse en Maurice Laloux. Ook voor de Belgische squadrons 349 en 350 bleef de oorlog in april 1945 bittere ernst, zoals we verder nog zullen zien.

De geallieerde militairen moesten in Nederland inderdaad op hun hoede blijven. Dat gold zeker voor de troepen die het ‘Reich’ binnentrokken. Het is een feit dat de Duitsers na het Ardennenoffensief hun aandacht in de eerste plaats richtten op de strijd tegen het Rode Leger. Dat had in januari 1945 Oost-Pruisen veroverd en had er lelijk huisgehouden. De vrees van de Duitsers voor de ‘wraakzuchtige’ Sovjets was dan ook veel groter dan die voor de ‘beschaafde’ westerse geallieerden. Dat nam niet weg dat vele geallieerde militairen, voor wie de blitzkriegoverwinningen nog vers in het geheugen lagen, met een bang hart de Rijn overstaken. De aanblik van de verwoestingen en de lange colonnes Duitse krijgsgevangenen die dagelijks over de Autobahnen werden afgevoerd, versterkten echter de hoop dat het weldra afgelopen zou zijn.

Piloot Jan Mathys van 609 squadron filmt zijn aanval op Wageningen (maart 1945)



Uittreksel uit boek "De Belgen in Engeland"
19,95 € - 218 pagina's
ISBN 978-90-209-6981-8

Auteur: Frank Decat
Uitgeverij: Lannoo

Boek verkrijgbaar bij

Azur, Bol.com, Cosmox, Fnac, Proxis, Standaard Boekhandel.

Bestel boek online via SeniorenNet

Pagina afgedrukt van http://www.SeniorenNet.be/BelgenInEngeland

<<< Vorige pagina...