KOLDERBAK / HALVEGAARTJES

Literaire pareltjes van maatschappelijke gebeurtenissen.

figaretto
Lid geworden op: 13 aug 2005, 14:10
Locatie: waar de meeuwen schreeuwen boven 't golfgedruis...

28 dec 2012, 20:27

Om te vermijden steeds een nieuw onderwerp te moeten starten als het over een andere gebeurtenis gaat en ook om Columns en Kolder hier niet te overladen, deze vergaarbak waar iedereen zijn ei kwijt kan zonder off-topic te gaan. Een beetje (veel) een ding zoals Prullenbak/Allegaartjes.

H O T E L P E R I K E L E N


Dingen veranderen met de tijd. Zo kun je nu met een hogesnelheidstrein van Brussel naar Parijs rijden in minder dan anderhalf uur. Vroeger duurde dat veel langer. In die vroegere tijd was ik met mijn zoon en dochter, adolescenten toenmaals, voor een driedaagse uitstap naar de lichtstad gereden. ’s Ochtends heel vroeg vertrokken uit ons dorp en pas rond de middag in het hotel aangekomen. Ik was echt vermoeid en mijn huid stond strak van te weinig slaap. Het was dan ook een opluchting vast te stellen dat er een verfrissingsdoekje in de badkamer klaarlag. Je kent die dingen wel, kleine dunne pakjes die je openscheurt en waaruit dan een papieren servetje tevoorschijn komt, doordrenkt met heerlijk geurende eau-de-cologne of een ander parfum. Zonder dralen opende ik het en wreef mijn aangezicht in met het weldadige goedje. Nu moet ik toegeven dat dit wel een voor mij onbekend parfum was maar ja, dat was wellicht toe te schrijven aan mijn onkunde als jongen van den buiten, aan het feit dat ik natuurlijk niet vertrouwd was met de cosmetische geplogenheden van de Parijse beau monde. Ik wreef maar rustig door.
Maar toch kreeg ik de indruk dat hier iets niet klopte. Mijn huid begon nog strakker te staan zodanig dat de spieren van mijn gezicht moeite kregen om ze op normale manier aan het werk te krijgen. Ik keek dan even op de verpakking waarop iets in het Frans stond want dat is daar de omgangstaal : “CIRAGE”, bij ons heet dat schoensmeer. En daaronder in kleinere lettertjes : “pour chaussures brillantes”. Onmiddellijk poogde ik dit smeersel met water te verwijderen maar dat was nutteloos. Dan maar met een droge handdoek geprobeerd maar dat bleek nu precies wat men niet moet doen want daardoor begon mijn snuit pas “brillante” te worden. Ik zou gevloekt hebben maar ik kon niet want ik kon geen spier van mijn kaken meer verroeren ; mijn mond lag in een vaste plooi van misprijzen en verontwaardiging.
Kijk, dit is nu één van die vele nefaste facetten van de progressieven ; ze stoppen dingen in verpakkingen die daar niet voor bedoeld zijn ! In zo’n zakje hoort eau de cologne en niets anders ! Toch zeker niet in die tijd ! In die tijd waren die doekjes voorbehouden aan luchtvaartmaatschappijen die ze uitdeelden tijdens de vlucht. Punt. En ze waren dan ook gegeerd als statussymbool door de passagiers die ze gewoonlijk meepikten naar huis om ze dan eens achteloos boven te halen in gezelschap zodat omstaanders zagen dat ze een vliegtuigreis achter de rug hadden. Een luchtvaartmaatschappij die het zou gewaagd hebben doekjes rond te delen met schoensmeer zou ’s anderendaags de boeken kunnen dicht doen.
In die tijd, en daarover spreken we nu, werd schoensmeer verpakt in platte blikken dozen met een typisch draaislotje en dat heette “ça-va-seul”. Wie een doosje ça-va-seul opende wist wat hij zou vinden en zou krankzinnig zijn als hij daar zijn lijf zou mee insmeren, laten we ernstig blijven. Dit leidde nergens tot misverstanden. Geen producent daarvan zou het in zijn hoofd halen om daar bijvoorbeeld smeerkaasjes in te stoppen. Voor die dingen had men “La Vache qui rit”. Dat waren tenminste zekerheden.

Ook verwierp ik de idee dat het hier om een Franse mop ging want die zou helemaal humorloos zijn geweest. Wat ik wel degelijk misplaatst vond was het schaterlachen van zoon en dochter toen ik terug uit de badkamer kwam want ik heb altijd al een hekel gehad aan dit soort misplaatste humor en zeker als ik er dan nog het onderwerp van ben. Maar lang hebben ze niet geschaterd want toen het bij hen begon door te sijpelen dat ze met die “wandelende lantaarn”, dixit de zoon, straks de straat opmoesten verging hen vlug het lachen.

Uiteindelijk verliep alles nog redelijk. Het verzoek van mijn dochter om vijftig meter achter haar te lopen, zoals prins Filip deed met Marie-Rose Morel bij zijn handelsmissie in China, verwierp ik categoriek. Wel enige discussie aan het Louvre waar binnenin geen flitslampen mochten gebruikt worden en een suppoost mij omschreef als een continue flits. Maar met een sjaal over mijn hoofd mocht ik er toch in. In de Moulin Rouge echter werd ik geweigerd omdat ik teveel de aandacht van de scène zou afgeleid hebben.
Het is echt oppassen geblazen met die moderniteiten.

Houdini
Lid geworden op: 29 okt 2012, 15:21

29 dec 2012, 18:39

Wij lopen liever in Koksijde over het strand dan hier dure moeilijke woorden te lezen.

Geen levenslessen, geen boeiende verhalen, niks dan halve gaartjes, moeilijk om te lezen.

Het is eenzaam aan de top! :roll:

figaretto
Lid geworden op: 13 aug 2005, 14:10
Locatie: waar de meeuwen schreeuwen boven 't golfgedruis...

29 dec 2012, 20:45

Of uw bericht hierboven op mijn schrijfsel betrekking heeft weet ik niet zeker Houdini. Indien ja, dan toch bedankt voor de reactie.
Overigens denk ik niet dat ik moeilijke woorden gebruik ; ik ken er zelf geen of toch ja ééntje : gedefederaliseerde entiteiten en zelfs daarvan ken ik de juiste betekenis niet.
Plezier nog in mijn dorp hier en probeer eens een paar Sint-Idesbald Tripel, werkt zeer verhelderend. :wink:
MaLoReg

31 dec 2012, 11:15

Wat een heerlijke vertelling weeral Figaretto. Die schoensmeer was beslist kleurloos en als ik je goed begrepen heb zou ik dit dus kunnen aanwenden om mijn (veelvuldige) rimpels glad te strijken :lol:
Dat van de prins en Mevr. Morel = touché en ik stel ook vast dat onze jeugd sindsdien niet verandert is kwa gewoonte om ons de oudjes op zoveel stappen achter zich te laten.
Weeral dank voor je bijdrage en nog van dat.

figaretto
Lid geworden op: 13 aug 2005, 14:10
Locatie: waar de meeuwen schreeuwen boven 't golfgedruis...

31 dec 2012, 14:14

MaLoReg schreef: Die schoensmeer was beslist kleurloos
Inderdaad. En dat was eigenlijk dé ramp. Had het bruine of zwarte geweest dan had ik dat bij de eerste veeg al opgemerkt.
Maar het is geen vertelseltje hoor ; het is het authentieke relaas van een dramatisch gebeuren. Alleen de laatste paar zinnen zijn lichtjes (nu ja, kom) bijgewerkt. Een mens moet nu eenmaal een slot aan zijn geschrijf breien hé. :wink:
MaLoReg

31 dec 2012, 14:26

Nou nou (zou nen Hollander zeggen) dramatisch?? Zelfs als na jaren die gelaatshuid nog zo opgespannen is zou ik dat eerder 'an oh so happy incident' noemen in het besef wat plastische chirurgie kost.
Een ongeveer gelijklopend voorval maakte ik jaren geleden mee op bezoek bij Amerikaanse vrienden waar ik bleef overnachten, ik poetste mijn tanden met een onbekend produkt en dat bleek ook iets te zijn waar men schoenen mee opblinkt. Voor wat schoenblink al niet goed is.

figaretto
Lid geworden op: 13 aug 2005, 14:10
Locatie: waar de meeuwen schreeuwen boven 't golfgedruis...

08 feb 2013, 15:51

Hieronder dan een nieuwe versie van de moeilijkheden die zich voordoen met Pasen rond het verschijnsel van eierleggende klokken en de interventies daarbij van de paashaas, een hiaat dat bij mijn vorig onderzoek niet ter sprake kwam en waarbij collega-forummer Wil. mij een waardevolle tip gaf.


DE KLOKKEN VAN ROME

Reeds vorige maand zag ik de knopjes van de paasbloemen hun kopje boven de aarde uitsteken en ik dacht : oho, ze zijn er vroeg bij, dan zal Pasen ook vroeg vallen dit jaar. Een blik op de kalender bevestigde mijn vermoeden, Pasen valt reeds in maart, weliswaar op de 31ste.
Maar laten we even stilstaan bij de paasklokken. Het is algemeen bekend dat op Goede Vrijdag de paasklokken naar Rome vliegen. Dit is een feit waar we niet om heen kunnen. Geen mens die daaraan twijfelt. Nochtans rijzen hier toch wel enkele vragen. Vliegen zij ALLEMAAL naar ginder ? Hieromtrent heb ik toch wel enige twijfels want ik kan me niet voorstellen dat ze daar met z’n allen op het Sint-Pietersplein terecht kunnen. O.K. dit is een zeer groot plein en misschien kunnen er ook wel enkele dozijnen terecht in de vele kerk- en kloostertuinen die de stad rijk is, maar toch… Persoonlijk denk ik dat elke toren van elke hoofdkerk in elk dorp slechts één exemplaar afvaardigt en dat de andere, weliswaar in alle stilte, blijven hangen waar ze hangen. Want anders moet dat in Rome niet uit te houden zijn van ’t lawaai wanneer ze met Pasen plots met z’n allen aan ’t beieren gaan.

Nu heb ik mijn stelling even voorgelegd, telefonisch, aan het Vaticaan. Ik ken daar namelijk iemand die daar werkt,” der Joseph” met wie ik samen lang geleden een paar jaar de schoolbanken deelde ergens in Duitsland. Een verduiveld strenge school. Boven de ingang hing een groot bord met de naam van het tehuis : KORREKTIONSANSTALT. Ik heb nooit geweten wat dat betekende maar goed, na onze opleiding aldaar zijn we mekaar wat uit het oog verloren ; hij is Kerkelijk Recht gaan studeren en werkt nu in het Vaticaan als paus of zoiets. Ik belde hem dus op en vroeg hem hoe dat nu eigenlijk in mekaar zat met die klokken. Maar zijn antwoord was niet bevredigend. Hij zei dat dit nu een van die mysteries was die niet tot de basis van de geloofsleer behoorden en waarover hij dan ook geen uitspraken Urbi ed Orbi kon doen. En daarmee moest ik het stellen…

't Is dikwijls 't zelfde met die mannen daarginds. Als ze het zelf niet goed weten sleuren ze er een mysterie bij of vaardigen een dogma daarover uit. Zo kan ik het ook !
Ik houd het dan maar bij een beperkter aantal.

En dan een nog veel groter probleem : dat van die eieren. Dat de klokken met Pasen terug naar hun toren vliegen, weten we want we kunnen er niet naast horen. Ze beieren als gekken. Ook dat ze eieren leggen is onomstotelijk bewezen. Men moet al bijna een dwaas zijn om het te ontkennen want overal liggen de tuinen ermee vol, zeker waar er kinderen wonen. Hoe ze dát weten is mij een raadsel ! Maar ook hier komen nog vele vraagtekens om de hoek kijken. Hoe, bijvoorbeeld, komt het dat die eieren niet in stukken zijn als ze van tientallen meters hoog vallen ? Goed ik kan aannemen dat kleine volle fondant chocolade-eitjes het overleven en misschien ook beschilderde hardgekookte. Maar wat met die andere?

Om uit dit probleem te geraken heb ik zelf de test gedaan. Ik woon op de vijfde verdieping van een appartementsgebouw en had me voorzien van een kartonnen doos met allerlei soorten eieren. Kleine en grote chocolade stuks, een paar met witte chocola, een paar met praliné, holle en volle, hard en zachtgekookte, beschilderd en niet beschilderd. Ik kieperde de hele doos naar beneden in de tuin en ging dan kijken om mogelijke schade op te meten. Het was een ramp !
Van alles wat hol was bleven alleen stukken en brokken over. De volle en hardgekookte hadden flinke deuken en uitsluitend de hele kleine met harde choko-toff vulling waren nog aan te zien.
Hierover uitleg vragen aan der Joseph leek me nutteloos. Met meer gezwets over mysteries en zo schoot ik geen moer op. Nu woont er in mijn buurt een berucht atheïst, dr. Pylstaert. Een zeer geleerd man, doctor in de Blasfemologie en gevierd schrijver van ketterse boeken. Bij hem zou ik mijn kans wagen.

Ik tikte op zijn deur met de bokkenpootklopper en hij liet me er in.
“Doctor”, zei ik, “kunt u me soms iets meer vertellen over het geheim van de vallende eieren uit de klokken ?” Hij weifelde wat, krabde even in zijn puntbaard, maar na enig aandringen sprak hij toch.
“Kijk,” zei hij, “met die klokken van Rome hebben wij, atheïsten, weinig uitstaans, maar het is nu eenmaal een feit dat er eieren uitvallen. En inderdaad, die zouden kapotslaan op de bodem en dat vinden ook wij euh… zonde. Maar wij hebben goede contacten met de paashazen die rond deze periode hun pijpen verlaten en voor de rest weinig zinvols om handen hebben, tenzij om de voortplanting van hun soort te bewerkstelligen. Nu is het zo dat paashazen de snelste landdieren in Europa zijn en tevens geduchte spoorzoekers. Wij geven ze dan ook opdracht om het spoor van de klokken te volgen, de eieren op te vangen en deze dan tussen de struiken te verstoppen om de spanning bij de kinderen wat op te drijven. Let goed op, wij doen dit niet om die meute uit het Vaticaan ter wille te zijn, neen, we doen dit om het jeugdige volkje wat vreugde te schenken in deze barre tijden van economische nivelleringen en omfloerste indexmanipulaties”. (Geleerde mensen bedienen zich dikwijls van moeilijke woorden).
“En”, zo vervolgde hij, “van de eitjes die toch de grond raken en kapot zijn, laten de paashazen niets verloren gaan. Ze verzamelen de schilfertjes om te verwerken in chocola-truffels en de hele kleine stukjes worden gebruikt voor het vervaardigen van muizenstrontjes”

Met deze wijsheden verliet ik het huis van dr. Pylstaert en was gelukkig omdat ik weer wat licht zou kunnen brengen in de breinen van onze medemensen. Iets dat ik heel graag doe.

Choerrel
Lid geworden op: 27 dec 2008, 21:08

08 feb 2013, 15:54

Prachtig Figaretto!

figaretto
Lid geworden op: 13 aug 2005, 14:10
Locatie: waar de meeuwen schreeuwen boven 't golfgedruis...

09 feb 2013, 13:04

Merci Choerrel. Ik denk dat mijn grootste verdienste er in bestaat dat ik hiermee bewezen heb dat het mogelijk is om toch nog een behoorlijk lang stuk te schrijven op dit forum zonder ook maar één keer Bart De Wever erbij te vernoemen. Goed, het is moeilijk, maar dus niet onmogelijk. :wink:

figaretto
Lid geworden op: 13 aug 2005, 14:10
Locatie: waar de meeuwen schreeuwen boven 't golfgedruis...

22 feb 2013, 18:17

De laatste twee maanden van mijn dienstplicht werd ik overgeplaatst naar de eerste compagnie administratie (1Cie Adm) in het hoofdkwartier van de landmacht op het Daillyplein te Brussel. Het hoe en waarom daarvan is een verhaal apart maar laat me zeggen dat deze compagnie wel iets bijzonders was en slechts weinige miliciens de eer kregen om er in te mogen “dienen”.
Overdag was ik verondersteld werkzaam te zijn binnen het gebouw , maar toch bleek mijn aankomst aldaar wel voor enig ongemak te zorgen want blijkbaar verwachtte me daar niemand. De verantwoordelijken ginder raadden me in eerste instantie aan om maar best terug te keren naar mijn vorige kazerne te Evere maar toen ik mijn “marsbevel” bovenhaalde dat duidelijk was, brak een lichte vorm van paniek uit want niemand van die hooggegradueerden kreeg gaag een “helpende hand” in zijn bureau. Uiteindelijk en na enige kortstondige rondzwervingen bij allerhande hoge officieren, kreeg ik een vaste stek bij een luitenant-kolonel die me, voorzichtig uitgedrukt, gedoogde. Mijn taak zou er in bestaan om dagelijks alle Vlaamse kranten en tijdschriften te doorbladeren, de berichten die verband hielden met het leger, uit te knippen en in een farde te plakken. Een taak waarmee ik kon leven.

’s Avonds en ’s nachts echter moest ik mijn intrek nemen in een andere Brusselse kazerne, de Rolin. Ook hier werd ik niet bepaald met open armen ontvangen. Bij mijn eerste aankomst koesterden die weliswaar minderhooggegradueerde beroepsmensen enige argwaan en het was opnieuw mijn marsbevel dat de doorslag zou geven, nadat ze dit laatste mee naar binnen hadden genomen in het wachthuis voor een grondige studie ervan. Hierna werd me via enkele summiere aanduidingen de weg naar de kamer van 1Cie Adm uitgelegd . In een burcht met enige klasse zou de butler u een lakei meegeven om u naar uw vertrek te escorteren en uw bagage te dragen, maar in dit luguber hol was hiervan geen sprake. Ik kon het zelf maar uitzoeken.

Het eerste wat opviel in die kamer was dat ze leeg was. Ik veronderstelde dat mijn kamergenoten wel later op de avond zouden arriveren want er waren minstens een dozijn bedden geplaatst met bijhorende locker waarop zich een naamkaartje bevond. Helemaal achterin stond een locker zonder kaartje en daar installeerde ik me. In het midden van het lokaal stond een oude kolenkachel, zo’n cylindervormig zwart-grijs ding met een stoofpijp die verticaal door het plafond liep. Een beginnend anachronisme in ’67. Hij was niet aangestoken, nochtans stonden er twee volle zinken emmers met steenkool ernaast. Ik liet het geval dan ook ongemoeid.
Maar ’s avonds laat was er nog steeds niemand komen opdagen zodat ik de nacht alleen doorbracht in de kamer.
De dagen daaropvolgend verliepen steeds volgens hetzelfde stramien : ’s ochtends na ontbijt te voet naar Dailly en ’s avonds terug naar Rolin. En bijna altijd sliep ik daar alleen. Ja, nu en dan kwam daar eens een andere jongen opdagen, knikte even goedendag, rommelde wat in zijn kastje en verdween dan weer spoorloos voor enkele dagen. Na hier en daar wat rondvragen vernam ik dat 1Cie Adm, wat de miliciens betrof, een clubje was van zoontjes van welstellende burgers uit de hogere politieke klasse of die zelf wel iets te betekenen hadden in de toenmalige maatschappij zoals de basisspeler bij Anderlecht die daar een paar keren zijn neus was komen binnensteken. Wat IK tussen hen deed was me een raadsel en is dat altijd zo gebleven. Wel werd het me duidelijk wat de commandant van de kazerne in Evere bedoelde toen hij het telegram voor mijn overplaatsing ontving, en hij zei : “Humhum, soldaat figaretto, ik niet wiest dat kij een zo grote baas oewaart”. De commandant was een Franstalige charmante man, sprak vlot Nederlands maar met een dijk van een accent.

Mijn periode aldaar zou dan ook eentonig zijn verlopen ware het niet die ontmoeting met een korporaal des huizes. Op zekere ochtend, ik was juist mijn schoenen aan ’t veteren op de rand van mijn bed, toen de man de kamerdeur opende met de woorden : “Zeg, ge moet kolen komen halen, twee emmers !”
Hij was niet meer zo jong en zag er een beetje slonzig uit in zijn soldatenpak. Hij leek me niet de man die een administratieve funktie vervulde maar eerder verantwoordelijk voor meer stoffige karweitjes buitenshuis. De schildjes op zijn revers waren dan ook niet de azuurblauwe zoals de mijne. Duidelijk niet behorend dus tot 1Cie Adm.
Ik maakte hem er attent op dat de vraag naar steenkool in deze kamer niet bepaald hoog was, om niet te zeggen onbestaande en wees hem veelzeggend naar mijn twee volle emmers naast de kachel. Maar dit was niet het antwoord dat hij wou horen. Ik zou hoe dan ook twee andere emmers moeten halen, of er nu vraag naar was of niet.
Daar ik geen moeilijkheden wou met het leger in z’n geheel en met die man in het bijzonder voltooide ik mijn schoeiwerk en volgde hem naar zijn atelier : een tweedelige loods met aan de ene zijde een kolenhoop en aan de andere, gescheiden door een laag muurtje, een vuilnisbelt. Ik vulde twee van de emmers die daar stonden, ging ermee naar mijn kamer en deponeerde ze naast de andere twee. “Probleem opgelost”, dacht ik en begaf me naar Dailly waar de kranten en weekbladen op mij zaten te wachten.
Maar ’s anderendaags stond de korporaal er opnieuw. Ik zou weer twee emmers moeten gaan halen. Hier was van mijnentwege grondiger analyse van de feiten wenselijk : ik maakte hem duidelijk dat er overdag niemand in dit hol aanwezig was zodat vuur maken totaal zinloos was. Bovendien verscheen ik pas ’s avonds rond acht uur na het avondmaal, helemaal alleen en vertikte het om dan nog de kachel aan te steken omdat die pas twee uur later zou beginnen warmte af te geven op het moment dat ik in bed kroop en er de voorkeur aan gaf om niet naast deze vuurhaard te gaan slapen.
Hij scheen dit wel enigszins te begrijpen doch diende me van antwoord in een nogal onsamenhangende bewoording. Het kwam er op neer dat hij moest toezien op het feit dat tegen het einde van de winter zijn kolenvoorraad op moest zijn wegens budgettaire perikelen die zouden voortvloeien uit een overschot. Overschotten waren uit den boze en zouden aanleiding kunnen geven tot een vlieg op de lamp allereerst voor zichzelf maar met consequenties voor mij en bij uitbreiding voor heel 1Cie Adm.

Hierdoor slenterde ik elke ochtend naar het hok en plaatste de emmers netjes rondom de werkloze kachel. Echter na twee weken zo ongeveer begon die procedure me meer en meer te bevallen. Ik was begonnen met een gangetje te maken van de deur naar mijn bed afgezoomd met steenkoolemmers. Het had iets kunstigs, iets surrealistisch. Jan Hoet zou het zeker prachtig gevonden hebben. Maar net toen ik met enkele vertakkingen naar andere bedden was begonnen, sloeg het noodlot toe. Wat eigenlijk al gevreesd kon worden deed zich nu voor. De emmers in het kolenhok waren uitgeput.
Om toch maar tegemoet te komen aan de wensen van de korporaal besloot ik dan maar met twee volle attributen van mijn creatie naar de aanpalende vuilnisbelt te lopen en ze daar uit te kieperen. Hij bekeek dit eerst met argwanende ogen maar er kwam een goedkeurende trek rond zijn mond wanneer ik die emmers opnieuw ging vullen om ze onmiddellijk daarna weer op het stort te ledigen. En dat deed ik dan elke ochtend, dag na dag totdat de kamer steenkoolvrij was en ik kon afzwaaien. Die handelingen bezorgden me flink wat hartzeer maar anderzijds had ik het bevel correct uitgevoerd en dat was toch de taak van een milicien, ook al diende hij in het elitecorps 1Cie Adm. Ook voor hen was nadenken niet weggelegd ; anderen deden dat voldoende voor ons.

Verstokte Vlaming in Wall
Lid geworden op: 22 sep 2006, 18:53
Locatie: luik

22 feb 2013, 20:06

Prachtig,Figaretto,ik werd erdoor versteend. :lol:
destijds de rozenkrans.Laat ons bidden,zei de pastoor,en ik sliep meteen in.

figaretto
Lid geworden op: 13 aug 2005, 14:10
Locatie: waar de meeuwen schreeuwen boven 't golfgedruis...

15 mar 2013, 19:22

TIRAMISU
-------------

Een gebakje dat we zeker allemaal kennen en wellicht hier ook al eens als dessert hebben gekregen. Maar waar komt die naam vandaan ? Een Italiaanse dame vertelde me ooit de ethymologie en ik was geneigd haar te geloven omdat het zo een mooi verhaal en zo een mooie dame was ; doch ik had geen zekerheid omdat ik weet dat men met Italianen in ’t algemeen en met Italiaanse dames in het bijzonder, voorzichtig moet zijn. Raymond van het Groenewoud vertolkte die mening reeds in zijn song “Italianen”, met de woorden : “Vertrouw geen Italianen, ze knoeien met conserven, ze steken er vanalles in…”. Nu ja, dit lied dateert van vóór er sprake was van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, zodat hij er nog weg mee kwam. Maar onlangs vertelde me een Vlaams professor Dr./Ing, de heer Eric De Maerteleire, identiek hetzelfde verhaal. En aangezien Vlaamse professoren, in tegenstelling tot individuen uit de Laars van Europa, zich niet laten verleiden tot cafépraatjes, is het onderstaande evangelisch juist, zoniet juister.

Het recept is ontstaan in de 17e eeuw in Siena ter gelegenheid van een bezoek van de groothertog van Toscane, Cosimo de Medici, aan deze stad. Er werd de naam aan gegeven zuppa del duca of vertaald “de soep van de hertog”, een beetje eigenaardig want het had niets met soep te maken maar eerder met een dessert waarvan de ingredënten min of meer overeenstemden met het huidige gebakje. Cosimo was zeer opgetogen met deze lekkernij en bracht het mee naar Firenze alwaar het een groot succes werd. En dit succes breidde zich verder uit naar Treviso, toen reeds gekend om haar kanalen en fresco’s, en sedertdien ook als het Mekka van de zuppa.

Twee eeuwen gingen voorbij en in 1971 verbeterde de “sterrenkok” Roberto Linguanotto van het restaurant La Beccherie in Treviso, het recept en maakte er als het ware zijn uithangbord van. De naam ervan was ondertussen al gewijzigd naar zuppa inglese onder meer omdat Engelse intellectuelen die tijdens de 19de en begin 20ste eeuw er hun eigen ding hadden aan toe gevoegd zoals om met wijn doordrenkte boudoirkens (ladyfingers) als bodem te gebruiken. Engelse intellectuelen verbleven veel in Italië, officieel om er cultuur op te snuiven maar in werkelijkheid om de druiligere regen in eigen land te ontvluchten want anders zouden de poëten onder hen alleen maar mistroostige gedichten hebben kunnen schrijven. (Yeats is wellicht nooit in Italië geweest want anders had hij zeker “Poems in Discouragement” niet kunnen schrijven).
Nu was, en is nog steeds, Roberto’s restaurant wel “the place to be” als je in Treviso bent en een tiramisú wenst te nuttigen. Maar waar komt nu in ’s hemelsnaam die vreemde naam vandaan ?
Het zit zo : het befaamde restaurant bevond zich op het gelijkvloers maar op de verdieping waren kamers ter beschikking, merendeels voor niet al te lange termijn, die werden betrokken door dames, altijd in gezelschap van een heer die ze, na enige vriendelijke aandrang hadden uitgenodigd voor een euh… gezellige babbel zullen we zeggen, boven het etablissement. Het ultieme zinnetje tot die uitnodiging op de stoep beneden, eindigde altijd met de woorden : “tiramisú” wat letterlijk betekent : “haal me naar boven” . En ja, de dames die daar voor het restaurant op regelmatige basis postvatten kenden mekaar uiteraard goed en na enkele “babbeltjes” op de kamers met de heren konden ze ook wel eens een opkikkertje gebruiken beneden in het restaurant waar dan die zuppa inglese stond te prijken. Spelenderwijs en schalks knipogend noemden ze die dan ook tiramisú. En daar, wis en waarachtig, hebben wij het woord aan te danken. En wie het juist wil schrijven zet een accentje op de laatste “u”. ú Dus, omdat de Italianen dit altijd doen wanneer de klemtoon op de laatste lettergreep ligt. Denk aan die klemtoon als je nog eens een hap zet in die lekkernij, vertel het aan je tafelgenoten en hou overige onkuise gedachten voor jezelf.

figaretto

bocuse
Lid geworden op: 04 apr 2005, 14:47
Locatie: wetteren

16 mar 2013, 10:11

@figaretto : si non e vero, e molto bene trovato ... :wink: :lol:

figaretto
Lid geworden op: 13 aug 2005, 14:10
Locatie: waar de meeuwen schreeuwen boven 't golfgedruis...

16 mar 2013, 13:00

bocuse schreef:@figaretto : si non e vero, e molto bene trovato ... :wink: :lol:
Quest' é non solamente vero, bocuse, é assolutamente verissimo. Ik heb het uit twee verschillende bronnen : een Milanese lerares Italiaans en een professor die naast zijn professionele bezigheden als bio-chemicus, ook een boek uitgaf waarin de ethymologie van allerlei benamingen van gerechten staat beschreven. (Geschiedenis op uw bord. Dr.ir. Eric De Maerteleire).
Zelf ken ik er ook nog twee die wel degelijk onder de noemer Se non sono vero, sono ben trovate vallen.
Pompernikkel : een niet al te geslaagd roggebroodje dat door te weinig gist onvoldoende is gerezen. Ooit de verklaring gehoord : tijdens een van zijn vele veldtochten werd Napoleon een dergelijk brood aangeboden door zijn bakker. Hij bekeek het eens misprijzend en zei : "C'est bon pour Nickle", zijn paard. Bon pour Nickle verbasterde tot Pompernikkel.
Marmelade: Mary II van Engeland, gehuwd met William III, tevens haar neef, werd al eens ziek en de koning beval zijn Franse kok haar iets te bereiden waarvan ze zou opkikkeren. De kok maakte een soort confituur van sinaasappelen, vruchten die in de zeventiende eeuw schaars waren en alleen bestemd voor de hogere klasse. Toen hij met zijn geurig recept door de gangen liep op weg naar de vertrekken van Mary, werd hij opgehouden door enkele hovelingen die hem vroegen wat dit was. De Franse kok sprak geen Engels en wist alleen ter verduidelijking te zeggen : "Marie malade". En daarom dachten de aanhoorders dat die bereiding "Marie malade" of "marmelade" heette.
Misschien zijn die twee dingen uit de duim van een fantast gezogen hoor bocuse, maar ze zijn altijd leuk om te vertellen. :wink:

Nero
Lid geworden op: 02 apr 2005, 11:16
Locatie: Rome

19 mar 2013, 22:16

In het Antwerpse dialect bestaat (of bestond) het woord bitskommer.
Daarmee werd een schurk bedoeld.
Het oorspronkelijke woord, je raadt het niet, is het Engelse 'Beach comber'.
Wat toch een enigszins andere betekenis heeft.