Historie van Nederland

Dit is de plaats voor cultuur en historie. Ook voor nostalgie en geschiedenis van steden, dorpen, kerken, rivieren, enz. kan je hier terecht.

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

14 sep 2005, 13:21

Afbeelding Afbeelding


Wapen en vlag van groningen

Algemeen
De provincie wordt ook wel Stad en Ommelanden genoemd omdat historisch de stad (van oorsprong Saksisch) en het omringende platteland (van oorsprong Fries) lange tijd in onmin geleefd hebben. De drie historische Ommelander kwartieren zijn Hunsingo, Fivelingo en het Westerkwartier. De Ommelanden waren tot de 15e eeuw grotendeels oorspronkelijk Fries, de stad, Gorecht en Westerwolde Saksisch. Nu worden vrijwel overal in de Ommelanden Nedersaksische dialecten gesproken. Alleen de dorpen Marum, De Wilp en Opende in het Westerkwartier zijn nog grotendeels Friestalig.

Het noordoosten van de provincie grenst aan het Eems-Dollard estuarium en in deze streek is in de loop van de geschiedenis veel landwinning geweest. De streek wordt vooral gekenmerkt door herenboeren met prachtige kapitale boerderijen. Onder dit gebied, bij Slochteren, ligt een grote aardgasbel die allengs echter uitgeput raakt. De vermindering van de druk in de ondergronds aardlagen leidt tot een meetbare daling van het maaiveld.

Het zuidoosten, de Veenkoloniën, was oorspronkelijk een uitgestrekt hoogveengebied dat in de 19e eeuw mede door de Heidemaatschappij ontveend en in cultuur gebracht is. Uit die tijd resteert een uitgebreid stelsel van kanalen. Traditioneel werden hier vooral fabrieksaardappelen verbouwd.

Oostelijk van de Veenkoloniën ligt Westerwolde, een streek op zandgrond.

Het cultuurhistorische erfgoed van de provincie wordt gekarakteriseerd door borgen (versterkte landhuizen, zoals de Fraeylemaborg bij Slochteren) en vele oude dorpskerken, die vaak met de bijbehorende dorpskernen op wierden staan. De pronvincie heeft eigen feestdag, Groningens Ontzet.

Groningen is na Drenthe, Friesland en Zeeland de dunstbevolkte provincie van Nederland, met 246 inwoners per km². Wordt de agglomeratie Groningen (gemeenten Groningen en Haren) niet meegerekend, dan is de bevolkingsdichtheid met 170 inwoners per km² zelfs de laagste van Nederland, samen met 'Friesland zonder Leeuwarden' (169 per km²),
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

15 sep 2005, 14:24

Zoutkamp

De oudste akte over Zoutkamp dateert van 1418. Daarin heet het dorp Soltcampum. Waarschijnlijk dankt het zijn naam aan de winning van zout uit zoutveen, een activiteit die in het nabijgelegen Kommerzijl nog in de l6de eeuw plaats vond. In historische tijden heeft Zoutkamp vooral een rol gespeeld als vesting en als vissersplaats. De oudste inwoners waarover geschreven wordt waren soldaten. Naderhand komen er vissers bij. Het dorp vormt dan kerkelijk geen eenheid. Het hoort grotendeels bij Vierhuizen en voor het overige bij Niekerk. De ontwikkeling valt min of meer uit de doopboeken van Vierhuizen op te maken. Het oudste begint in 1673. In dat jaar worden er in Zoutkamp geen kinderen gedoopt en daarna jaarlijks twee of drie. Dit aantal klimt geleidelijk op. Het bedraagt omstreeks 1750 jaarlijks zes à zeven en in 1811 twintig.



De verovering van Zoutkamp in 1589

De vrijheidsstrijd van de Nederlanden tegen Spanje, beter bekend als de 8O-jarige oorlog, begon in 1568.Na twintig jaar strijd was de gewenste vrijheid echter nog lang geen werkelijkheid. In tegendeel, de situatie leek hopeloos. Er was geen geld meer, met het leger (dat bestond uit huursoldaten) viel daardoor weinig uit te richten, er was geen krachtige leiding en de bekwame Spaanse landvoogd Parma kortte met zijn veroveringen steeds verder het bevrijde gebied in. Dat gebied omvatte in 1588 nog slechts - globaal - Holland, Utrecht, de Betuwe, de Veluwe en Friesland. Spoedig echter keerde het tij. Filips II wenste namelijk heerschappij te verkrijgen over heel West-Europa en zo werd Parma gedwongen zich eveneens bezig te houden met (vergeefse) pogingen Engeland en Frankrijk te onderwerpen. Van deze, voor ons land gunstige, situatie maakte het drietal Oldebarneveld, Maurits en Willem Lodewijk goed gebruik. De eerste was een kundig staatsman die er onder andere voor zorgde dat de soldaten op tijd betaald werden. Prins Maurits, sinds 1585 stadhouder en kapitein-generaal en admiraal van Holland en Zeeland, bleek een bekwaam militair aanvoerder. Zo ook zijn neef Willem Lodewijk, sinds 1584 stadhouder en kapitein-generaal van Friesland en de Groninger Ommelanden (alleen dat laatste gebied moest hij nog wel veroveren), De stadhouders hielden een klein, maar goed geoefend en uiterst mobiel leger op de been. In de jaren na 1588 lukte het hun grote delen van ons land te veroveren op de Spanjaarden, Groningen ook. Maar daar ging nog heel wat strijd aan vooraf; een strijd die in 1589 begon met de verovering door Willem Lodewijk van enige schansen in de Ommelanden, waaronder de schans de “Soltkamp”. Zo begon 400 jaar geleden, voor wat het noordwesten der provincie betreft, van Zoutkamp de victorie.



De situatie in Groningen

Friesland behoorde sinds 1580 tot bevrijd gebied. Graaf Willem Lodewijk van Nassau was er als stadhouder gekozen door de Staten van Friesland en aangesteld door de Staten-Generaal (van de Verenigde Nederlanden). (Vanwege die “Staten” worden de troepen van Willem Lodewijk - en ook die van Maurits - de “Staatse” troepen genoemd.) Stadhouder in het noorden vanwege de Spaanse koning was Francisco Verdugo. Ter verdediging van het Spaanse gebied diende een aantal schansen, onder meer Zoutkamp, De Opslag, gelegen op de plaats die na 1600 de naam Kommerzijl kreeg, Ter Borg (bij Warfhuizen), Aduarder Steentil, Noordhorn, Enumatil, Delfzijl, Reide aan de Eems en Zwaagstertil aan de Dollard. De stad Groningen was een omwalde vesting. Aan de zuid- en westkant van de Lauwerszee dienden de schansen Munnikezijl, Kollumerzijl en Oostmahorn ter verdediging van het Staatse gebied. In deze situatie had (ook) het Marnegebied veel te lijden van elkaar bestrijdende partijen, waarbij Staatse troepen vanuit Friesland regelmatig plundertochten ondernamen naar Noord-Groningen, (Wat dat betreft zou de verovering van Zoutkamp een zegen voor de hele Marne betekenen: er kwam eindelijk rust.) Het zal duidelijk zijn dat Willem Lodewijk, om de Ommelanden en de belangrijke stad/vesting Groningen te veroveren, eerst bovengenoemde schansen op Gronings gebied moest innemen. In dat verband waren Zoutkamp en Delfzijl van extra belang omdat ze de toegang en daarmee de toevoer vanaf de zee naar Groningen beheersten. Maar Enumatil was het eerst aan de beurt. Op 1 maart 1589 werd de schans veroverd (ruim een jaar later zou ze echter door de Spanjaarden worden heroverd). Vervolgens werden in juni Zwaagstertil en Reide (niet ver van Delfzijl) genomen. Eind september besloot de Friese stadhouder Zoutkamp aan te vallen.



De Soltkamp

De schans had een behoorlijke wal en gracht, maar de ruimte van binnen was zo krap en de bastions waren zo klein dat een honderdtal soldaten er hun verdedigingswerk eigenlijk niet goed konden verrichten. Lastiger voor de verdediging was echter dat de dijk door de gracht heenliep tot aan een bastion. De aanvallende partij kon dus dat bastion nogal gemakkelijk naderen. Hoe de schans precies gesitueerd was is niet duidelijk. Wel bestaat er een plan van de schans uit de 18de eeuw, waarop te zien is, waar de drie landbastions lagen die Willem Lodewijk liet aanleggen bij de vergroting na de verovering in 1589. Er vonden in de loop der jaren veel verbouwingen plaats. Welke delen van Zoutkamp ooit tot de vestingwerken behoorden, is aangegeven op een tekening uit 1955 van de Planologische Dienst. In ieder geval lijkt het zeker dat de Hervormde Kerk staat binnen het oorspronkelijke bastion. In de schans lag in 1589, toen ze nog niet in Staatse handen was, een bezetting van 84 man; geen Spanjaarden, maar soldaten aangeworven door de stad Groningen. De edelman Tjaert Herema was er hopman. Hij was een schoonzoon van de burgemeester van Groningen, Jochem Ubbema. E. van Reyd, op wiens beschrijving (uit 1650) van de verovering wij ons baseren, zegt dat Herema zijn positie als hopman niet te danken had aan “ krijgservarentheyt”, maar aan de gunst van z’n schoonvader. In ieder geval was de hopman zelf niet in de schans aanwezig toen de aanval begon. Hij vermaakte zich, aldus M. D. Teenstra in zijn “ Kroniek “, op de Tammingaborg bij Homhuizen “met flesch en het kruidhoorn, drinkgelagen en jagt-partijen” , terwijl zijn luitenant het bevel over de schans waarnam.

Op 15 oktober 1539 zet Willem Lodewijk vanuit Oostmahorn koers richting Zoutkamp met 800 man aan boord. Hij vaart het Reitdiep op en ontscheept zijn manschappen volgens - M. D. Teenstra - bij Windeweer, ruim een kilometer ten zuidoosten van Zoutkamp. Een zwaar kanon staat op een plat-bodemig schip dat zich vastvaart in het slijk nabij de schans; vier kleinere kanonnen worden op de dijk geplaatst. Dan wordt Zoutkamp opgeëist door de Staatsen, waarop geantwoord wordt vanuit de schans dat men niets anders wenst dan kruit en lood en dat de Staatsen met hun eis maar naar Verdugo en de Groningers, als zijnde de meesters van de plaats, moeten gaan. Daarop volgt van Staatse kant een furieuze beschieting, ook vanaf de oorlogsschepen, waarbij dwars door de 10 voet brede wal wordt geschoten (die is namelijk van klei, dat niet zo goed tegenhoudt als zand). Het moge zo zijn dat men via de dijk tot bij het bastion kan komen, een hamei (hekwerk) staat het bestormen van dat vestingwerk nog wel in de weg. Drie ter dood veroordeelde soldaten krijgen nu kans op kwijtschelding van hun straf als ze de hamei in brand durven steken. Ze durven, en zo verbrandt spoedig de laatste belemmering voor de definitieve aanval. Maar voor die aanval begint, wordt eerst nog een serie kogels afgevuurd op de wal. Bij die gelegenheid springt na elke voltreffer de bevelvoerend luitenant boven op de borstwering om vervolgens met een bezem de getroffen plaats te vegen; " ’t welck meer eene desperatie als mannelijkckheydt scheen", aldus Van Reyd.




20 oktober vindt de beslissende bestorming door de troepen van Willem Lodewijk plaats. Eerst wordt een opbeurend woord gesproken, gebeden en een psalm gezongen. Dan weerklinkt tromgeroffel en de soldaten rennen de dijk over, de schans binnen. De verdedigers verwachten blijkbaar niet dat ze nog veel uit kunnen richten, want ze steken de hoed op ten teken dat ze willen praten over overgave. Maar daar is het nu te laat voor: allen die op de wal staan - ze bieden maar weinig weerstand meer worden gedood, ook de luitenant. Zesendertig verdedigers weten zich te verbergen; zij brengen het er levend af. Spoedig wordt met tromgeroffel aangegeven dat er niemand meer gedood mag worden. De slag is ten einde. Zoutkamp is in handen van Willem Lodewijk. Hoewel de winter voor de deur staat, begint de Friese stadhouder dadelijk met het bouwen van een nieuwe, grotere schans, want de oude zou net zo gemakkelijk als ze veroverd was, heroverd kunnen worden door Verdugo. Het is drie weken lang mooi weer en de soldaten werken hard. Zodoende is het bolwerk zo goed als klaar als omstreeks Sint Maarten de vorst invalt, Het vriest dan al spoedig zo hard dat de kans groot geacht moet worden dat het Reitdiep vanwege ijsvorming weldra niet meer bevaarbaar zal zijn. Het Staatse leger vaart daarom terug naar Oostmahorn, om van daaruit gelegerd te worden in de verschillende garnizoenen. Enkele compagnieën blijven achter in Zoutkamp. In de jaren na 1589 veroverden de Staatse troepen een voor een de andere schansen in de Ommelanden. Uiteindelijk viel de stad Groningen in 1594, waarna Stad en Ommelanden toegevoegd werden aan de Unie der Nederlandse provinciën.

Tenslotte:

Eind 1977 werd in de Hervormde kerk te Ulrum de houten vloer binnen het doophek vernieuwd. Bij die werkzaamheden werden onder de vloer plavuizen en twee grafzerken gevonden. Op een van die zerken ontdekte men de namen “ Tjaert van Herema ” en “ Hindrik van Os “. De leden van de Historische Kring "De Marne”, van wie mevrouw ds. Noordhuis-van ‘t Land het nodige historisch onderzoek verrichtte in verband met deze namen, kwamen toen - na bestudering van de tekst op de zerk - tot de conclusie dat daar begraven was: Hindrik van Os, luitenant van de hopman Tjaert Herema, overleden 20 oktober 1589. Zo was de naam ontdekt van de tot dan onbekende luitenant die bij de verdediging van Zoutkamp, 400 jaar geleden, het leven liet terwijl de verantwoordelijke hopman op de Tammingaborg de bloemetjes buiten zette. Van genoemd onderzoek deed mevrouw Noordhuis verslag in een artikel in het bulletin van de Historische Kring, met op een bijlage de beschrijving van E. van Reyd van de verovering van Zoutkamp


Door: Peter v.d. Burg
(dit artikel werd in 1989 gepubliceerd in het Bulletin van de Historische Kring de Marne)






Afbeelding
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

16 sep 2005, 19:39

AfbeeldingAfbeelding
Vlag van Friesland en Wapen van Friesland.

Geschiedenis
Aan het begin van de Middeleeuwen strekte Friesland zich uit van het Zwin (bij de Belgische grens), aan de kust, tot aan de rivier Wezer in Duitsland. In de zevende eeuw was het onafhankelijk. Voor het jaar 678 wordt een Friese koning Aldgillis genoemd. Kort daarop is Redbad koning, en als hij in 719 overlijdt is Poppo de aanvoerder. Na de inlijving in het Frankenrijk in de 8e eeuw bestond Friesland, volgens de Lex Frisionum (de Friese wet), uit drie delen: het gebied tussen Zwin en Vlie, het gebied tussen Vlie en Lauwers en het gebied tussen Lauwers en Wezer. Een deel viel rond het jaar 1000 onder de graven van Holland. De overige delen hadden in die tijd over het algemeen veel zelfstandigheid omdat geen enkele Graaf of Hertog het gebied onder controle kon krijgen. In 1287 en 1288 veroverde Graaf Floris V van Holland West-Friesland.

In de 14e eeuw kreeg de stad Groningen steeds meer macht in Friesland tussen Lauwers en Eems. In de 15e eeuw werd Ulrik Cirksema Graaf van Oost-Friesland. In 1498 benoemde keizer Maximiliaan van Oostenrijk Hertog Albrecht van Saksen tot Heer van heel Friesland. Hij kreeg echter alleen Westerlauwers Friesland onder controle. Toen was de opsplitsing van het oude Friesland een feit.



Vlag en Wapen
De Friese vlag bevat zeven rode pompeblêden (bladeren van de gele plomp) die verwijzen naar de middeleeuwse Friese 'zeelanden': zelfstandige landstreken langs de kust van Alkmaar tot de Weser, die samengingen in een verdedigingsverbond tegen de Noormannen. Er zijn nooit precies zeven van deze bestuurseenheden geweest, het getal 7 heeft waarschijnlijk de connotatie 'veel'.

Al in de elfde eeuw was een vlag met "pompeblêdden" bekend. Dit kan men opmaken uit verzen uit het Gudrunlied. Omstreeks 1200 vertonen Scandinavische wapenschilden velden bestrooid met leliebladen of harten, vaak in combinatie met afbeeldingen van leeuwen.

Uit vijftiende eeuwse wapenboeken blijkt dat omstreeks die tijd uit het wapen met de "pompeblêdden" en de leeuwen twee wapens zijn voortgekomen: het leeuwenwapen met de 7 tot blokjes omgevormde "pompeblêden", en het wapen met banen op een met "pompeblêden" gedamasceerd veld.

Dit laatste wapen werd in de negentiende eeuw ook als vlag gangbaar. Op 9 juli 1957 werd in de vergadering van de Staten van Friesland besloten een verzoek aan Hare Majesteit de Koningin te richten om het andere wapen, dat met de blokjes, als officieel wapen in het gebruik voor de provincie Fryslân te bevestigen. Bij Koninklijk besluit dd. 11 februari 1958, no. 18, is de provincie bevestigd in het gebruik van dit wapen
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

17 sep 2005, 19:51

AfbeeldingOldehove (gebouw)

Leeuwarden: OldehoveDe Oldehove (Fries: Âldehou) is een scheve kerktoren in Leeuwarden die nooit is afgebouwd.

Op het plein waar nu de Oldehove staat, stond omstreeks 1100 een tufstenen kerkje, dat in de dertiende eeuw vervangen zou worden door een grotere, uit rode kloostermoppen opgetrokken kerk. Men kwam echter niet verder dan de aanleg van de fundering.

Toen in 1435 de dorpjes Oldehove, Nijehove en Hoek werden samengevoegd en de stad Leeuwarden ontstond, kwam er al spoedig behoefte aan een groter godshuis. Zo kwam een driebeukige, aan de St. Vitus gewijde basiliek tot stand, die in 1580 bij de reformatie al weer buiten gebruik werd gesteld en waarvan de muren het nog tot 1706 uithielden.

Doch de Leeuwarders wilden meer: Ze wilden net zo'n hoge toren bij hun te bouwen kerk bezitten als de Groningers in de jaren 1469-1482 hadden gekregen. Er werd dus een actie ontketend en uit heel Friesland stroomde het geld binnen.

Op 28 mei 1529 was het zover: het stedelijk bestuur van Leeuwarden en kerkvoogden van Oldehove droegen aan meester Jacob van Aaken de bouw van een nieuwe toren en kerk te Oldehove op. Als beloning kreeg deze bouwmeester acht stuivers per dag, een vrije woning en gedurende zes jaar waarop de bouw werd geschat en 'eerlyk niuw kleed'.

De Oldehove is nooit een vuurtoren geweest, dit is slechts een sprookje. De Middelzee was toen de Oldehove gebouwd werd allang dichtgeslibd.

Bouwmeester Van Aaken was klaar voor het karwei en zoals toen gebruikelijk werd met de fundering begonnen. Van Aaken was van huis uit een vrij stevige bouwgrond (rotsgrond) gewend en het bouwen op de Friese klei was voor hem zonder twijfel een experiment. Hij liet een grote, diepe kuil graven, waarin tot een hoogte van 1,15 meter afwisselend harde kalk - en stevige kleilagen werden aangebracht. Daarop is men begonnen met de bouw van de toren.

Om elk risico uit te sluiten, werd de Oldehove van een brede voet voorzien, nog geaccentueerd door acht vrij ver uitstekende zware steunberen. Op deze steunberen zouden consoles Heiligenbeelden en Engelenbeelden geplaatst worden, dit heeft echter nooit plaats gehad. Toch hebben deze maatregelen niet geholpen, want de toren begon al in noordwestelijke richting te verzakken, toen hij nog maar 10 meter hoog was. De tegen de noordwestelijke steunbeer gebouwde traptoren met zijn 127 zandstenen treden en zijn formidabele gewicht, is naar het oordeel der deskundigen oorzaak van de verzakking, 1.68 meter uit het lood.

Jacob van Aaken heeft het einde van de werkzaamheden niet meer meegemaakt, want drie jaar na het begin van het werk overleed hij.

De nieuwe bouwmeester werd Cornelis Frederiks.

Hij heeft er slechts een jaar aan mogen werken, daarna werd de bouw stilgelegd en bleven de Leeuwarders zitten met een niet afgewerkte toren. Met als bijzonder kenmerk dat hij scheef stond. Dit laatste is niet helemaal waar, want de verzakkingen werden gecorrigeerd door geregeld opnieuw 'te lood' metselen verder te gaan, waardoor de toren niet alleen scheef staat maar ook krom is.

De bouw werd ook stilgelegd vanwege het feit dat de Hervorming door Maarten Luther ook Nederland bereikte. En aangezien de Oldehove een Rooms Katholieke kerktoren van de St. Vituskerk zou worden, kreeg men voor de bouw geen geld meer.

En de toren bleef een zorgenkind, want elke eeuw weer moesten er verschillende keren kostbare herstelwerkzaamheden worden vericht of ingrijpende voorzieningen worden getroffen.

De jongste restauratie begon op 4 juni 1997 en op 23 januari 1998 werd de toren weer officieel in gebruik genomen als symbool van de stad Leeuwarden en als uitzichttoren.

De restauratie heeft veel geld, moeite, improvisatievermogen en improvisatietalen gevraagd, maar het resultaat is beslist navenant. Het belangrijkste Leeuwarder monument staat er weer kant en hecht bij
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

18 sep 2005, 20:34

AfbeeldingAfbeelding
Vlag van Drenthe.en Wapen van Drenthe.



Geschiedenis

Kuypers Gemeente Atlas 1865-1870 (bron: [1])De eerste vermelding van Drenthe is gevonden in een document uit het jaar 820 waarin wordt gesproken van Pago Treanth wat staat voor het gewest Drenthe. Uit archiefstukken in het Drents Archief blijkt dat in 1024 en 1025 over Drenthe als graafschap wordt gesproken.

Tot 1405 behoorde de stad Groningen tot het graafschap Drenthe, dat verder ongeveer de huidige provinciegrenzen moet hebben gehad. Over de grenzen in de veenstreken is tussen Drenthe en de aanliggende landen herhaaldelijk geschil geweest, wellicht doordat in de veengrond de opgerichte grensstenen of -palen wegzakten en zo de toestand dubieus werd.

In 1046 schonk keizer Hendrik III het graafschap aan bisschop Bernoldus van Aartsbisdom Utrecht. Hoewel Drenthe eigen staten had (Ridderschap en Eigenerfden) erkende de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden Drenthe niet voor vol en beschouwden het als een wingewest, waarover de Staten-Generaal het bestuur moest aanstellen. Pas bij de oprichting van het Koninkrijk werd de situatie duidelijk: Drenthe werd een volwaardige
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

19 sep 2005, 18:38

Afbeelding Afbeelding
Vlag van Emmen)en(Wapen van Emmen).

Geschiedenis
Het dorp Emmen ontstond op de zuidoostpunt van de Hondsrug. Het werd voor het eerst genoemd in 1137 en werd eind 12e eeuw een zelfstandige parochie. Het bij Emmen gelegen grote hoogveengebied het Boertangermoor werd eerst gebruikt om boekweit te telen; dorpen als Erica zijn als zogeheten boekweitkolonies ontstaan. In de 19e eeuw werd uit het veen massaal turf gewonnen, waarvoor meerdere kanalen zijn gegraven. Het belangrijkste restant van het veengebied in de gemeente bevindt zich in het natuurreservaat het Bargerveen.

Na de Tweede Wereldoorlog werd het economische zwakke zuidoosten van Drenthe aangemerkt als ontwikkelingsgebied, waarna er onder meer textiel- en metaalfabrieken werden gevestigd. Hun komst maakte nieuwbouwwijken noodzakelijk. Sommige hiervan werden op relatief grote afstand van de bestaande kern gebouwd, dit om landschappelijk waardevolle gebieden als het bos Emmerdennen te behouden.

Hunebed

Hunebed D14 te EexterhalteEen hunebed is een steenkamer die bestaat uit grote staande stenen (dat wil zeggen zwerfstenen) overdekt door heel grote platte stenen. Met kleinere stenen is vaak, maar niet altijd, aan een zijkant een ingang gemaakt. Het geheel werd overdekt met aarde zodat een forse heuvel ontstond.

Hunebedden en andere daarmee vergelijkbare door mensen gemaakte structuren zijn te vinden in heel Noordwest-Europa van Portugal tot Denemarken en in Groot-Brittannië en Ierland. Sommige zijn aan de binnenzijde voorzien van inscripties of versierselen die in de steen gebeiteld zijn.

Van de 54 hunebedden die men nu nog kan zien in Nederland staan er 52 in de provincie Drenthe. De andere twee staan in de provincie Groningen: een bij Noordlaren, enkele meters over de grens met Drenthe, de andere bij Delfzijl. Deze laatste is in zijn geheel verplaatst naar een museum.

Veel hunebedden zijn in de loop van de eeuwen vernield om de stenen te gebruiken als bouwmateriaal voor wegen en huizen. Een voorbeeld hiervan is de onderkant van de toren van de Grote Kerk te Emmen. Ook zijn sommige hunebedden verwoest door religieuze fanaten uit angst voor de vreemde heidense bouwwerken.

Een tijdlang dacht men dat er in Gaasterland in Friesland overblijfselen gevonden waren van een hunebed, maar uit nader onderzoek bleek het hier om een zogenaamde steenkist te gaan.


Hunebed bij Bronneger

Hunebed bij Bronneger
De hunebedden zijn gebouwd in de steentijd, rond 5000 jaar geleden, door volken die worden aangeduid met de verzamelnaam Trechterbekercultuur. Deze naam is afgeleid van de vorm van hun aardewerk. Deze volken vormden vanwege hun grote verspreidingsgebied waarschijnlijk geen homogeen geheel. Van de geschiedenis van dit volk is zeer weinig bekend.

Wetenschappers denken dat een hunebed een prehistorische grafkamer is geweest. Dit is echter niet wetenschappelijk bewezen, want er zijn geen skeletten of resten van mensen gevonden uit die tijd. Dit wijt men aan de bodemgesteldheid: skeletten kunnen er volledig in vergaan. Wel heeft men grote aantallen potten en voorwerpen gevonden in bijna alle hunebedden. Dit laatste zou er op wijzen dat hunebedden werden gebruikt als begraafplaats. Mogelijk hadden hunebedden voor deze mensen een religieuze betekenis en fungeerde het als een heiligdom.

Het grootste hunebed in Nederland bevindt zich bij Borger. Naast dit hunebed is het Hunebedcentrum gebouwd. Het langste Nederlandse hunebed, het Langgraf genaamd, ligt op de Schimmeres bij Emmen. (Het enige andere hunebed met een eigen naam is de Papeloze kerk bij Schoonoord.) Aan de voet van de Havelterberg bij (Havelte) liggen twee hunebedden, waarvan één het op een na grootste hunebed van Nederland is met een lengte van bij achttien meter.

In het noordwesten van Duitsland bevinden zich enkele honderden hunebedden waarvan vele met rust zijn gelaten en sommige veel groter zijn dan de Drentse.

De naam 'hunebed' heeft niets te maken met het historische volk de Hunnen. Mogelijk stamt het woord af van Huyne, hetgeen reus betekent in een oud Germaans dialect.

De stenen waarvan de hunebedden zijn gebouwd zijn afkomstig uit de Scandinavische landen (Noorwegen en Zweden). Ze zijn hierheen getransporteerd tijdens een ijstijd door het oprukkende landijs. Toen het ijs aan het eind van de ijstijd smolt bleven de meegevoerde stenen achterAfbeelding
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

20 sep 2005, 15:38

AfbeeldingAfbeelding
Vlag van Overijssel en hetWapen van Overijssel.
Geschiedenis
In 1528 werd de naam Overijssel voor het eerst gebruikt. Voor die tijd sprak men van Oversticht. Dit bestond uit het land van Vollenhove, Salland en Twente. De bisschop van Utrecht stond in 1528 het Sticht (Utrecht) en het Oversticht af aan keizer Karel V. De keizer werd, naast keizer, ook heer van Overijssel. Zo kwam de naam heerlijkheid Overijssel in gebruik. De staten van Overijssel werden gevormd door de Hanzesteden Deventer, Kampen en Zwolle en de ridderschappen van Salland, Twente en Vollenhove.

Het gewest, dat sinds de opstand tegen Philips II deel uitmaakte van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, werd bestuurd door de burgemeesters van de grote steden en de leden van de ridderschappen. De stadhouders kregen meer macht na de korte bezetting (1672-1674) door de bisschop van Munster. Bij de oprichting van de Bataafse Republiek in 1795 werd Overijssel samen met delen van Gelderland en Friesland het Departement der Oude IJssel. De oude provinciegrenzen werden in 1801 hersteld.
Ontginning Lonnekerberg
De crisis in de landbouw, die zich in 1878 manifesteerde, had enorme gevolgen. De crisis werd veroorzaakt doordat Amerika haar graanopbrengst tegen dumpprijzen op de markt bracht. Ook in Nederland duikelde de prijzen, die daarna nog ongeveer twintig jaar laag zouden blijven. Daar kwam nog bij dat de boeren hier te kampen hadden met misoogsten. Niet veel later zou ook de zuivel in een crisis komen te verkeren door een boteroverschot. Niet alleen dat Deense en Engelse boeren veel en goedkope boter leverden, maar ook de uitvinding van de margarine was daar schuld aan. Zelfs de opkomst van de aardolie maakte bijvoorbeeld de teelt van koolzaad overbodig.
De landbouwcrisis maakte duidelijk hoezeer de traditioneel ingestelde landbouw in Nederland eigenlijk was achtergebleven. Niet allen de overheden trachtten middelen te vinden om uit de achterstand te komen, ook de talloze landbouworganisaties zochten een weg om uit het slop te geraken. In dit verband werd veel verwacht van ontginning van de nog uitgestrekte woeste gronden in het noorden, oosten en zuiden van ons land.
Om deze ontginning te bevorderen werd in 1888 de Nederlandsche Heidemaatschappij opgericht.
Afwatering en verkaveling waren grote problemen bij de ontginning, net als de pogingen om oude inzichten te overwinnen. In plaats van waardeloos geworden eikenhakhout – voor de looierijen niet meer relevant – was de aanplant van naaldhout nuttiger als mijnhout.
Voor de bemesting van grond was men nog steeds gewend gebruik te maken van schapenmest, die verkregen moest worden van heideschapen. De invoering van het gebruik van kunstmest maakte dat schapenweiden en plaggenvelden overbodig werden.
Een van de oprichters van de Heidemaatschappij was Albert Jan Blijdenstein (1829-1896). Op betrekkelijk jeugdige leeftijd werd hij directeur van het textielbedrijf de firma Blijdenstein & Co. te Enschede. Dit bedrijf was al door zijn grootvader opgericht en was een van de eerste fabrieken in Twente, die gebruikmaakte van stoomkracht voor het aandrijven van de weefgetouwen. Blijdenstein was een van de belangrijkste personen in de textielindustrie in het eind van de negentiende eeuw. Daarnaast was hij voorzitter van de Kamer van Koophandel te Enschede, lid van de Provinciale Staten van Overijssel en werd hij in 1878 verkozen tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Zoals gememoreerd stond hij aan de wieg van de Twentsche Landbouw Maatschappij en van De Nederlandsche Heidemaatschappij. Het is niet vreemd dat juist hij ook een van de promotors was om de woeste gronden in Overijssel te gaan ontginnen. Zelf bezat hij in de gemeenten Losser en Lonneker veel grond, waarvan een aanzienlijk gedeelte uit heidevelden bestond. Aangezien er ook veel werkelozen waren, was het niet moeilijk om goedkoop personeel te verwerven. Toch werd niet alleen menskracht gebruikt, het werk ging sneller en beter als er van diepploegen gebruik werd gemaakt. Deze werden getrokken door zes ossen. De Heidemaatschappij bezat een aantal koppels ossen om op diverse plaatsen bij haar klanten te kunnen werken. Binnen de Heidemaatschappij vroeg men zich echter ook af of dat het gebruik van zo’n span en ploeg niet strijdig was met de werkverschaffing. Er werden zelfs luide protesten gehoord en een felle discussie kwam op gang over de vraag of ‘de ploeg onvoorwaardelijk dient afgekeurd te worden bij het ontginningswerk, wijl daardoor het brood den armen arbeider ten plattelande onthouden wordt’
overbodig werden.
Een van de oprichters van de Heidemaatschappij was Albert Jan Blijdenstein (1829-1896). Op betrekkelijk jeugdige leeftijd werd hij directeur van het textielbedrijf de firma Blijdenstein & Co. te Enschede. Dit bedrijf was al door zijn grootvader opgericht en was een van de eerste fabrieken in Twente, die gebruikmaakte van stoomkracht voor het aandrijven van de weefgetouwen. Blijdenstein was een van de belangrijkste personen in de textielindustrie in het eind van de negentiende eeuw. Daarnaast was hij voorzitter van de Kamer van Koophandel te Enschede, lid van de Provinciale Staten van Overijssel en werd hij in 1878 verkozen tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Zoals gememoreerd stond hij aan de wieg van de Twentsche Landbouw Maatschappij en van De Nederlandsche Heidemaatschappij. Het is niet vreemd dat juist hij ook een van de promotors was om de woeste gronden in Overijssel te gaan ontginnen. Zelf bezat hij in de gemeenten Losser en Lonneker veel grond, waarvan een aanzienlijk gedeelte uit heidevelden bestond. Aangezien er ook veel werkelozen waren, was het niet moeilijk om goedkoop personeel te verwerven. Toch werd niet alleen menskracht gebruikt, het werk ging sneller en beter als er van diepploegen gebruik werd gemaakt. Deze werden getrokken door zes ossen. De Heidemaatschappij bezat een aantal koppels ossen om op diverse plaatsen bij haar klanten te kunnen werken. Binnen de Heidemaatschappij vroeg men zich echter ook af of dat het gebruik van zo’n span en ploeg niet strijdig was met de werkverschaffing. Er werden zelfs luide protesten gehoord en een felle discussie kwam op gang over de vraag of ‘de ploeg onvoorwaardelijk dient afgekeurd te worden bij het ontginningswerk, wijl daardoor het brood den armen arbeider ten plattelande onthouden wordt’
overbodig werden.
Een van de oprichters van de Heidemaatschappij was Albert Jan Blijdenstein (1829-1896). Op betrekkelijk jeugdige leeftijd werd hij directeur van het textielbedrijf de firma Blijdenstein & Co. te Enschede. Dit bedrijf was al door zijn grootvader opgericht en was een van de eerste fabrieken in Twente, die gebruikmaakte van stoomkracht voor het aandrijven van de weefgetouwen. Blijdenstein was een van de belangrijkste personen in de textielindustrie in het eind van de negentiende eeuw. Daarnaast was hij voorzitter van de Kamer van Koophandel te Enschede, lid van de Provinciale Staten van Overijssel en werd hij in 1878 verkozen tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Zoals gememoreerd stond hij aan de wieg van de Twentsche Landbouw Maatschappij en van De Nederlandsche Heidemaatschappij. Het is niet vreemd dat juist hij ook een van de promotors was om de woeste gronden in Overijssel te gaan ontginnen. Zelf bezat hij in de gemeenten Losser en Lonneker veel grond, waarvan een aanzienlijk gedeelte uit heidevelden bestond. Aangezien er ook veel werkelozen waren, was het niet moeilijk om goedkoop personeel te verwerven. Toch werd niet alleen menskracht gebruikt, het werk ging sneller en beter als er van diepploegen gebruik werd gemaakt. Deze werden getrokken door zes ossen. De Heidemaatschappij bezat een aantal koppels ossen om op diverse plaatsen bij haar klanten te kunnen werken. Binnen de Heidemaatschappij vroeg men zich echter ook af of dat het gebruik van zo’n span en ploeg niet strijdig was met de werkverschaffing. Er werden zelfs luide protesten gehoord en een felle discussie kwam op gang over de vraag of ‘de ploeg onvoorwaardelijk dient afgekeurd te worden bij het ontginningswerk, wijl daardoor het brood den armen arbeider ten plattelande onthouden wordt’

Afbeelding

De foto toont een span van zes ossen voor een ploeg, in toom gehouden door drie arbeiders. Geheel links staat Albert Jan Blijdenstein, de grote drijfveer om het woeste Twentse landschap om te vormen tot vruchtbare landbouwgrond. Opmerkelijk is het geheel kale landschap, zonder zelfs ook maar één boompje of struik.
Na zijn dood zou Albert Jan Blijdenstein begraven worden op de Lonnekerberg, waar deze foto werd genomen.
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

22 sep 2005, 19:33

Giethoorn, gelegen in de kop van Overijssel, is een dorpje met een rijk verleden. Het werd in 1230 gesticht door deFlagellanten, vluchtelingen uit het Middellandse Zee gebied. Zij vonden daar vele hoorns van wilde geiten en hebben hun nederzetting Geytenhorn genoemd. Later is deze naam verbasterd tot Geythorn, wat uiteindelijk weer Giethoorn is geworden.


Het karakteristieke dorp Giethoorn vindt zijn oorsprong in het afgraven van veen. De turfgravers haalden op de voor hun gunstige plaatsen het veen uit de bodem, mengden dit in een mengbak en gooiden het veen op het land om het te laten drogen; daarna werd er turf van gestoken.
Door het afgraven van veen ontstonden er plassen en meren. Om de turf te vervoeren groef men vaarten en sloten. Hierdoor zijn vele huisjes als het ware op eilandjes gebouwd. Eilandjes die alleen via de karakteristieke bruggetjes te bereiken zijn. Giethoorn wordt daarom ook niet voor niets het Venetie van het Noorden genoemd.

Tegenwoordig bepalen de vele smalle grachtjes, de bruggetjes, de pittoreske boerderijtjes, en de prachtige tuinen het gezichtsbeeld van Giethoorn. Vooral op het gebied van recreatie en ontspanning heeft Giethoorn zeer veel te bieden. Wat dacht u van een heerlijk dagje varen in een fluisterboot; genieten van het prachtige dorpsbeeld en de mooie natuur om het dorp heen? Of de rondvaart, waarbij geen plekje wordt overgeslagen en een deskundige schipper u alles verteld over de geschiedenis van Giethoorn of prachtige fietsroutes door de omgeving, met al haar natuurschoon? Kortom volop mogelijkheden voor een leuk dagje uit! Rondvaart Zuideinde Giethoorn voor een heerlijk dagje uit!

Afbeelding
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

24 sep 2005, 21:30

Afbeelding Afbeelding
Vlag van Gelderland enWapen van Gelderland.

Geschiedenis
De stad kreeg in 1233 stadsrechten van Graaf Otto van Gelre, de graaf van Zutphen. De exacte tekst hiervan bevindt zich in het Duivelshuis dat nu deel uitmaakt van het gemeentehuis.

Arnhem is niet gebouwd op de oevers van de Rijn, maar op het hogergelegen gedeelte bij de Jansbeek. Arnhem ontstond op de plek waar de weg tussen Nijmegen en Utrecht/Zutphen zich splitste. Zeven sprengbeken voorzagen de stad van water, en pas toen de loop van de Rijn rond 1500 door de Arnhemmers verlegd werd kwam Arnhem aan de rivier te liggen. De stad groeide en had in de 15e eeuw zo'n 4000 inwoners; er kwamen een muur en torens om de stad te verdedigen.

In het jaar 1850 telde Arnhem nog 9000 inwoners. In de tweede helft van de 19e eeuw, toen er goede spoorwegverbindingen kwamen, werd het gebied rond Arnhem en Nijmegen erg populair onder de gegoede Hollandse burgerij die zijn schaapjes op het droge had. Deze mensen verhuisden vanuit het westen van het land naar het oosten, en maakten van Arnhem een stad met elitaire uitstraling. Arnhem werd in deze tijd ook wel het 'Haagje van het Oosten' genoemd. Uit deze tijd stamt bijvoorbeeld het Musis Sacrum. Toen de groei wat stagneerde werden er parken aangelegd om toeristen te trekken. Arnhem heeft nog steeds mooie parken: Sonsbeek in het centrum, Zijpendaal en Klarenbeek in het noorden, Angerenstein in het oosten en Mariëndaal in het westen. Samen met het vele andere groen heeft dat Arnhem de bijnaam Parkstad opgeleverd.

De stad heeft in de Tweede Wereldoorlog veel schade opgelopen. De Slag om Arnhem (september 1944) is de tragische geschiedenis van Poolse en Britse parachutisten die achter de Duitse linies werden gedropt om de Rijnbrug intact in handen te krijgen; hiervandaan komt de uitrukking 'een brug te ver' die ook wel in het Duits vertaald wordt gebruikt. De Britse luitenant-kolonel John Frost wist de brug te veroveren, maar het Britse Tweede Leger liet te lang op zich wachten, en de Slag om Arnhem werd verloren. De Duitsers waren doodsbang voor een herhaling, en op 24 september werden de 95 duizend inwoners van Arnhem gedwongen hun stad te verlaten. Toen zij na de oorlog terugkeerden, bleek de stad vernield en geplunderd te zijn. Veel gebouwen in het historisch stadscentrum, waaronder de Eusebiuskerk, lagen in puin.
Afbeelding
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

25 sep 2005, 14:10

Afbeelding







De Romeinse tijd

De geschiedenis van Nijmegen begint ongeveer in het midden van de eerste eeuw voor Christus, als de Bataven neerstrijken op de hoogvlakte, die in de voorlaatste Saale-IJstijd was ontstaan, zo'n 150.000 jaar geleden. Rond 15 voor Christus stichten zij op het meest westelijke uiteinde van deze hoogvlakte, op en rond het huidige Valkhof, het 'Oppidum Batavorum': de stad van de Bataven. Vanaf hier heeft men een goed uitzicht over een groot deel van het rivierengebied, wat belangrijk is vanuit militair oogpunt.
In dezelfde periode bouwden de Romeinen hun legerkampen op de strategisch hoog gelegen spoelzandwaaier-hoogvlakte van Nijmegen, met name het Kops Plateau en het Hunnerplateau. Op dit Hunnerplateau realiseerden zij een groot legerkamp voor zo'n 10.000 soldaten. De 'castra', met een grootte van ongeveer 40 hectare, krijgt een rechthoekig stratenpatroon en wordt omringd met een aarden wal.
De Bataven en Romeinen leven vrij vredig naast elkaar, tot in 69 na Christus, wanneer de Bataafse opstand uitbreekt. De Romeinen slaan deze opstand neer, verjagen de Bataven van het Valkhof en beginnen in 70 met het versterken van hun castra. Houten gebouwen maken plaats voor stenen, en rond het legerkamp komen een stenen vestingmuur en een diepe gracht. De oppervlakte van het kamp is echter gehalveerd en biedt nog plaats aan vijf- tot zesduizend soldaten. Rond het kamp ontstaat een kampdorp, waar ongeveer 2.500 mensen wonen. De verjaagde Bataven bouwen ondertussen - met hulp van Romeinse soldaten - een nieuwe stad even ten westen van het vernielde oppidum. De stad krijgt een 'Romeinse' vorm, met het typische dambordpatroon.
Omstreeks het jaar 105 verleent keizer Marcus Ulpius Traianus marktrecht aan deze nog jonge Bataafse stad, die de naam 'Ulpia Noviomagus Batavorum' krijgt. In de tweede helft van de tweede eeuw krijgt de stad daadwerkelijk Romeinse stadsrechten, en wordt ze ommuurd. Er wonen dan ongeveer 5.000 mensen. De stad beleeft een ware bloeiperiode. Onderaan het Valkhof, langs de rivier, ontstaat een nieuwe handelsnederzetting. Zo wonen er in een strook van vijf kilometer langs de Waal ongeveer 10.000 tot 15.000 mensen. Er zijn goede verbindingen met steden als Xanten en Keulen en er wordt een brug aangelegd over de Waal (ongeveer op dezelfde plaats waar de huidige spoorbrug ligt).
Rond 104 heeft het Tiende Legioen de castra op de Hunerberg al verlaten. Het legerkamp biedt nog wel plaats aan enkele kleinere legereenheden, maar na 175 wordt het kamp voorgoed door de Romeinen verlaten.
De bloeiperiode van Noviomagus duurt tot ongeveer 200. Daarna gaat het bergafwaarts: door onrust binnen het grote Rijk verslapte de bewaking van de grenzen, en geregeld drongen Germaanse stammen het gebied binnen. Mogelijk mede door stijging van het waterpeil van de Waal werd Noviomagus rond 270 verlaten en trokken de burgerbevolking en de legioensoldaten zich terug op en rond de Valkhofheuvel, daar waar vroeger het Oppidum Batavorum lag. Het Romeinse gezag is weer hersteld, maar rond 400 was het gedaan met de Romeinse aanwezigheid in deze streken.
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

27 sep 2005, 12:26

AfbeeldingAfbeelding
Vlag van Utrecht en Wapen van Utrecht.
Geschiedenis
Utrecht is bijna 2000 jaar oud en is ontstaan als Romeinse legerplaats aanvankelijk Rheno Traiectum geheten, later Ultra Traiectum. Toen was het een grenspost bij een doorwaadbare plaats (Trecht), benedenstrooms (Uut) gelegen. Daarmee kon de handelsweg tussen Keulen en Engeland beschermd worden.

In 1122 verleent de bisschop stadsrechten. De burgers mochten nu een muur om de stad bouwen. De stad werd welvarend en er ontstond een netwerk van straten binnen de muren en de welgestelden bouwden volop stenen huizen. In die tijd had Utrecht een voorsprong op andere Nederlandse steden, waar stenen woningen zeldzaam waren.
Afbeelding
Dom van Utrecht
(Doorverwezen vanaf Domtoren)

DomtorenDe Dom van Utrecht is een markante kerk in het midden van de stad. De toren is 112 meter hoog en werd voltooid in 1382, nadat er zo'n 61 jaar aan gebouwd was. Aan de huidige Dom ging een kathedraal in romaanse stijl vooraf. De Domkerk is een van de vroegste voorbeelden van gotiek in Nederland en staat qua stijl dicht bij de klassieke Franse gotiek.

De Domtoren was een multifunctioneel gebouw: behalve als klokkentoren diende hij ook als privékapel en bastion van de Utrechtse aartsbisschop en als uitkijktoren en woning van de torenwachter.

De gotische toren werd gebouwd tussen 1321 en 1382 en behoorde tot het besloten gebied van de Dom: de kathedraal of kerk van Sint Maarten, de Pandhof, de Domtoren, de romaanse Sint Salvatorkerk en omringende huizen. Vroeger stond de toren maar twee meter van het schip van de Domkerk af. Tijdens de bouw van de kathedraal was er echter een geldgebrek ontstaan. Hierdoor zijn de steunberen van het middenschip gemakshalve wegbezuinigd, waardoor de druk van de gewelven op de muren niet meer weggeleid werd.

Een orkaan in 1674, die in de stad zelf ook nog een hoop vernietigde, was fataal voor het middenschip. Het puin heeft (weer wegens geldgebrek), minstens een eeuw gelegen. Daarna werd de puinhoop opgeruimd en kwam het huidige ruime Domplein tot stand. Met rode en zwarte steentjes zijn later de contouren van het middenschip gereconstrueerd. Door de jaren heen gaan er telkens weer stemmen op om het middenschip in oude glorie te herstellen. Tegenstanders, die vinden dat juist de halve Dom aan Utrecht zo een uniek karakter geeft, hebben dat telkens de grond in geboord, geholpen door het ontbreken van enig budget voor deze kostbare ingreep.

Het orgel in de Dom is in de jaren 1830-1831 gebouwd door de firma Batz, met gebruikmaking van veel ouder pijpmateriaal
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

28 sep 2005, 15:07

AfbeeldingAfbeelding
Vlag van Zuid-Holland enWapen van Zuid-Holland.

Historisch
De meeste provincies in Nederland en België vormen de voortzetting van de autonome gewesten uit de federatieve Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De bestuurlijke verantwoordelijkheid van de gewesten is na de Napoleontische bezetting niet hersteld, daar het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden zich naar richtlijn van het Congres van Wenen als eenheidsstaat moest ontwikkelen. Met name in die provincies die een lange eigen politieke en culturele traditie kennen, is de gewestelijke identiteit nog sterk. In cultureel heterogene provincies als Gelderland en Overijssel is nooit een provinciale identiteit ontstaan. De sterk verstedelijkte provincies Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en in mindere mate Antwerpen hebben in de late 19e en 20e eeuw het voortouw genomen in de culturele gelijkschakeling in de nieuwe eenheidsstaat.







Afbeelding

Nieuwe Maas.
De Nieuwe Maas is de rivier waaraan de stad Rotterdam is gelegen. De rivier ontstaat ter hoogte van Slikkerveer uit de samenvloeiing van de Lek en de Noord en eindigt 24 kilometer westelijker bij Vlaardingen, waar hij samengaat met de Oude Maas en als Nieuwe Waterweg verder naar de Noordzee stroomt.

De voornaamste zijrivier is de Hollandse IJssel die zich 4 kilometer van het begin, ter hoogte van Kralingseveer samen voegt. Westelijker zijn er de Rotte en de Schie.

De Nieuwe Maas doorkruist een van de dichtstbevolkte gebieden van Nederland en is dan ook op veel plaatsen overbrugd of ondertunneld. Langs de rivier bevindt zich een omvangrijk havengebied, vooral aan de zuidkant.
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

29 sep 2005, 19:21

Afbeelding Afbeelding
Vlag van Noord-Holland enWapen van Noord-Holland.

Historie
Er waren al provincies (of gewesten) in de tijd dat Nederland nog onderdeel uitmaakte van het Spaanse rijk. Aan het hoofd van die provincies stonden graven en later stadhouders.
In 1579 sloten de toenmalige provincies Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Overijssel, Friesland en Groningen de Unie van Utrecht, waarmee zij de Spaanse vorst Filips II niet langer als soeverein vorst erkenden. Daarmee ontstond de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën.
De provincie Noord-Holland is in 1840 ontstaan, na de afsplitsing van Zuid-Holland.
In de tijd van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën had iedere provincie al een bestuursorgaan: Provinciale Staten. Daarin zaten rijke burgers die de steden bestuurden en de lokale adel. Iedere provincie maakte in die tijd haar eigen beleid en bepaalde zelf hoeveel belasting er werd geheven.
In de grondwet van 1814 en in de later Provinciale Wet werden de taken en bevoegdheden van alle provincies vastgelegd.
Het zou overigens nog tot 1848 duren (de grondwetsherziening van Thorbecke), voordat de leden van Provinciale Staten rechtstreeks door de inwoners van de provincies werden gekozen. In eerste instantie konden alleen mannen lid zijn van Provinciale Staten. Pas in 1919 kwam er het vrouwen kiesrecht. Toen ook werden de eerste algemene Statenverkiezingen gehouden.

Geschiedenis van Haarlem
Haarlem ontstond als geestnederzetting aan het Spaarne en de eerste vermeldingen dateren uit de 10e eeuw. Haarlem ontwikkelde zich op de verbindingsweg van zuid naar noord voorspoedig. Het werd de zetel van de Graaf van Holland. Graaf Willem II verleende Haarlem in 1245 stadsrechten. Haarlemse ridders hadden zich eerder die eeuw, in 1219, onder graaf Willem I onderscheiden door tijdens de vijfde kruistocht Damiate in te nemen. Als beloning mocht Haarlem sindsdien zwaard en kruis in zijn wapen voeren.
Afbeelding
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

01 okt 2005, 12:09

Afbeelding Afbeelding
Vlag van Zeeland en Wapen van Zeeland.

Geschiedenis

Kuypers Gemeente Atlas Zeeland 1865-1870 (bron: [1])Zeeland werd al voor de tijd van de Romeinen bewoond. Uit die tijd stammen ook de beelden van o.a. de Godin Nehalennia, die door vissers in de Oosterschelde zijn gevonden.

Sinds de Middeleeuwen is de strijd tegen het water een rode draad door de geschiedenis. Aanwinning en verlies van land wisselden elkaar af. Vrijwel de hele provincie (behalve de duinstreek) ligt op of onder zeeniveau. Het landschap is een lappendeken van polder(tje)s en dijken. De vele kleinere eilanden zijn langzamerhand samengegroeid tot de grotere (schier)eilanden die we nu kennen. Met de komst van de spoorwegen werden Zuid-Beveland en Walcheren in de 19e eeuw door middel van dammen met het vasteland van Noord-Brabant verbonden. Sinds 1870 zijn Vlissingen, Middelburg en Goes per trein met Bergen op Zoom en Roosendaal verbonden.

In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 werd Zeeland getroffen door de Watersnoodramp van 1953. Om een dergelijke ramp in de toekomst te voorkomen, werden vanaf 1960 de Deltawerken uitgevoerd. Een neveneffect hiervan was dat de verbindingen met de rest van Nederland aanzienlijk werden verbeterd. In 1987 werd dit grote project voltooid. De economische en sociale structuur van de Zeeuwse eilanden is door de komst van de vaste oeververbindingen sterk veranderd. Het vroeger geisoleerd liggende gebied is nu binnen een uur te bereiken vanuit de diverse grote steden. Het toerisme heeft een grote vlucht genomen.

Een met name in de jaren '50 politiek beladen onderwerp was de kwestie van de Vrije Veren over de Westerschelde. Vooral in Zeeuws-Vlaanderen zorgde dit voor de nodige commotie.

word vervolgd
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

04 okt 2005, 12:28

Afbeelding

Geschiedenis en architectuur

Middelburg is al voor het midden van de 9e eeuw ontstaan, want bij archeologische opgravingen van na de verwoesting van 1940 (zie onder), zijn gebruiksvoorwerpen uit die periode gevonden. Rond die tijd bevond zich er een burcht, die of als verdediging tegen de Vikingen bedoeld was, of juist gebouwd werd door de Viking-koning Harald zelf, die in 841 van keizer Lotharius Walcheren in leen kreeg.

Rond 1125 werd een abdij gesticht. Deze omvatte onder meer twee kerken, de 14e eeuwse Koorkerk en de 15e eeuwse Nieuwe Kerk. Vermoedelijk ligt graaf Willem II, de vader van Floris V, in de Koorkerk begraven. Deze kerk heeft een 89 meter hoge toren, die de Lange Jan genoemd wordt en voor velen het symbool van Middelburg is. In de Nieuwe Kerk bevindt zich het marmeren graf van de Zeeuwse zeehelden Cornelis en Johan Evertsen. In de nabijheid van de Abdij staat de 15e eeuwse Munttoren. Het Abdijcomplex huisvest nu onder meer het Provinciehuis en het Zeeuws Museum. In 1217 kreeg Middelburg stadsrechten van graaf Willem I van Holland en van gravin Johanna van Vlaanderen.

De oudste delen van het, tegenwoordig als universiteitsgebouw in gebruik zijnde, laatgotische stadhuis dateren uit 1458. In de gevel bevinden zich beelden van de graven en gravinnen die over Zeeland geregeerd hebben.

In die tijd was de ten oosten van de stad gelegen zeearm het Sloe nog bevaarbaar. Hierdoor kon Middelburg een welvarende handelsstad worden, de belangrijkste van de Republiek na Amsterdam. Zowel de VOC als de WIC hadden er een zogeheten "Kamer". Veel Engelse en Franse schepen deden de Middelburgse haven aan. De namen van straten en oude huizen verwijzen vaak naar het buitenland.

In tegenstelling tot veel andere Zeeuwse plaatsen koos Middelburg na de inname van Den Briel in 1572 voor de kant van de Spanjaarden, maar na een lang beleg moest het zich in 1574 bij de Prins aansluiten.

De positie van Middelburg werd ondergraven door de Engelse Oorlog van 1780-1784 en de kort daarop volgende bezetting door het Frankrijk van Napoleon. Een ander probleem was dat het Sloe steeds meer verzandde, waardoor de Middelburgse haven slechter bereikbaar werd. Eind 19e eeuw werd in het natuurgebied Oranjezon een waterwinkanaal gegraven voor Middelburg.

In de Tweede Wereldoorlog heeft Middelburg (en Walcheren als geheel) zeer te lijden gehad. De binnenstad raakte zwaar beschadigd door de gevolgen van het Duitse bombardement op 17 mei 1940. In 1944 bombardeerden de geallieerden de stad opnieuw. Veel van de oude gebouwen, zoals ook het stadhuis, zijn na 1945 gerestaureerd
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet