12.7.3 Hoe ?

Wanneer iemand voor de eerste keer een aanvraag tot bijstand indient bij het Vlaams Fonds, dan moeten op de provinciale afdeling van het Vlaams Fonds twee documenten toekomen: het aanvraagformulier en het multidisciplinair verslag.

Het aanvraagformulier bevat alle formele gegevens zoals naam, adres, leeftijd en welke bijstand aan het Vlaams Fonds gevraagd wordt. Belangrijk is dat de persoon met een handicap (of zijn wettelijke vertegenwoordiger) dit ondertekent.

Het multidisciplinair verslag bevat alle gegevens die nodig zijn om na te gaan of de bijstand die gevraagd wordt, tegemoetkomt aan de noden van de persoon met een handicap. De persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger moet wel alle gegevens aanbrengen die nodig zijn om de aanvraag te onderzoeken.

Alleen diensten die erkend zijn door het Vlaams Fonds kunnen een dergelijk dossier samenstellen. Dit zijn er ruim tweehonderd over heel Vlaanderen: het gaat om consultatiebureaus PMS-centra, centra voor maatschappelijk werk van de ziekenfondsen, diensten voor geestelijke gezondheidszorg,... . Zij doen dit gratis. Alle gegevens worden vertrouwelijk behandeld.

Het aanvraagformulier en de adressen en telefoonnummers van de diensten die het multidisciplinair verslag kunnen samenstellen, kan u op de provinciale afdelingen van het Vlaams Fonds opvragen.

Zodra beide documenten op de provinciale afdeling toekomen en volledig zijn, wordt de aanvraag beoordeeld door de provinciale evaluatiecommissie (PEC), samengesteld uit geneesheren, orthopedagogen, sociaal assistenten, juristen,...

Er wordt vooraf meegedeeld op welke dag dat gebeurt. Als de persoon met een handicap dat wil, kan hij op deze vergadering zijn zorgvraag komen toelichten.

De provinciale afdeling brengt u op de hoogte van de beslissingen die genomen worden.

Als u niet akkoord gaat met de beslissing die genomen is, dan kan u om heroverweging vragen of in beroep gaan bij de arbeidsrechtbank. Op de beslissing staat telkens vermeld hoe u dat moet doen en binnen welke termijn.

Bron: Werkgroep thuisverzorgers vzw