Deel via

Zes voet diep is te laat

July 2016
Na bijna dertig jaar huwelijk gaat Willem van Ringelensteijn (56) op zichzelf wonen. Met zijn echtgenote heeft hij besloten tot een ‘time-out’. Hun kinderen stemden hiermee in. Speciaal voor SenNet Magazine schrijft hij een column over hoe hij dit proces beleeft en ervaart, tot op het bot, tot aan de einddatum van hun ‘akkoord’: een jaar na dato … Lees hier het eenentwintigste deel van zijn pakkende verhaal.

We hebben het heidelandschap zien pronken in een fragiel precommuniekleedje, in een frêle groen als het eerste leven ooit. De lente had zich van zijn meest ontroerende kant laten zien, en horen, maar voor de koekoek was het nog te vroeg geweest. Wandelen, bijpraten, uren aan een stuk, onderwijl al wat naar voorjaar riekte in ons opsponzend. Dan een seizoensbier, om het ontwaken van het zopas ontloken jaargetijde te kaderen. En verder, over het leven, het apart leven. Over de tijd om alleen te zijn, om na te denken over zienswijzen en gezichtspunten. Zij kwam daar nauwelijks aan toe, zei ze. Merkwaardig. Een vlucht vooruit, of achteruit? Mijn lemma’s en dilemma’s kende ze, had ik immers al te vaak gedeeld. En opgeschreven, weliswaar maanden nadien, na mezelf ertoe te hebben gezet om me de gebeurtenissen te herinneren zoals ik die toen ondergaan heb. Met als extra complicatie: me los en vrij moeten maken van de situatie van het ogenblik van schrijven, zo anders als die vaak was, en op een totaal ander been zette, welke van de drie ook. Een werkelijkheid proberen weer te geven. De onze, van toen. Geen waarheden. Om onwaarheden te vermijden. Subjectief? Allicht; amen. Maar wat telt, is wat ík ervoer als de essentie van wat voorviel. Wat er van zij, de eer ligt in het doel, zelden in de middelen. En toch schreef ik mooi, had ze gezegd. ‘Nog één zo’n fris-hoppige consumptie dan, ma chère?’

Hij had me weten te traceren. Mij, niemand anders had de man willen hebben als samensteller/hoofdredacteur van het boekwerk dat hem voor ogen stond. Een intellectueel geïnspireerd opus, over visie, waarden, impact, beleving en emotie. Mijn budgettering, grof, op een servetje tijdens een lunch, werd geaccordeerd met een alleszeggende handdruk. En een glas porto, omdat we allebei toch nimmer dronken tijdens de dag. Goed voor maanden werk, en keurig gespreid. Ja, ze is best trots op me. Hohoho, uit het blauwe kwam dit nu niet, hé, en niet op een presenteerblaadje. Pablo Picasso verspreekwoordelijkte zich, in dit verband, met die paar lijnen, snel en raak getrokken, op het terras van Les Deux Magots. De dame die zich geportretteerd had geweten, op datzelfde terras, had hem herkend, en aangesproken. Hem zijn prijs gevraagd. Hij had die genoemd. Ze was flabbergasted, en geaffronteerd tot in haar parisienne stiletten. En dat voor die paar, die luttele seconden werk? ‘Mevrouw,’ had Picasso droogjes geantwoord, ‘ik werk hier al heel mijn leven aan.’

Halverwege het apero, het was afgelopen week, ging de telefoon. Onze jongste, met een strak, staccato verhaal. Mama was aan het koken. De jongens hadden nul boodschap aan wat zij in de potten deed pruttelen. De ene wilde chinees uithalen, de ander hield aan een wazige pizzabelofte. Om de stemmingen te schetsen, deed ze nog kort verslag van de dag. De heren waren niet naar het containerpark geweest, niet naar de glasbak, hadden geen leeggoed weggebracht, hun kamers niet gekuist, geen afwas gedaan, niets op- of weggeruimd, de hond vergeten uit te laten. Mama’s vraag om nog dat ene mee te nemen uit de supermarkt, waar ze toen juist waren, was weggesnauwd. Dus had zij zelf moeten gaan, nota bene tijdens spitsuur. Alles bijeen was ze nu ruim twee uur bezig. De vraag, denk ik dan? Awel, ze had bedacht dat mama die boeuf bourguignon beter met mij, en bij mij kon eten, omdat ik alle moeite die ze zich daarvoor had getroost, beslist wél wist appreciëren. De jongens moesten hun plan dan maar trekken; zelf ging ze met vriendinnen op restaurant. Wat ik van het idee vond? In afwachting, zweeg ze. Amai, wat een verrassing! Ik was nog niet begonnen met koken. En, precies deze namiddag had ik een voorraadje wijn ingeslagen, terwijl ik die zelden drink, althans niet alleen. Geweldig! Het moest blijkbaar zo zijn. Kon het anders? Natuurlijk niet! ‘Tvertimod!’ Het bevestigde nog maar eens dat toeval niet bestaat. Dit was onvermijdelijk, onafwendbaar. In predestinatie geloof ik al helemaal niet. Wel in synchroniciteit. En lotsverbondenheid. Nee, toeval is voor monosynapsen, randdebielen, studie-objecten bij uitstek voor, bijvoorbeeld, een Egon Schiele? Mike Judge?

Nog twee weken, zo had ze bij het afscheid toegefluisterd, en dan hadden we een hele week voor onszelf

Ze bleef niet slapen, alweer zo’n belofte die (nog?) niet werd ingelost, maar dat hoefde ook niet. Alleen al het onverwachte had de avond gemaakt tot een zegening die telde. De culinaria die ze op tafel had gezet, evenzeer. Haar aanwezigheid en stemming, en enthousiasme voor onze golfreis. Een plezier op zich, zij, hier, nu, als tableau vivant, flakkerend verlicht door die twee iele hoogstamkaarsen in de antieke Viennoise kandelabers van mijn moeder, van generaties moeders her. Nog twee weken, zo had ze bij het afscheid toegefluisterd, en dan hadden we een hele week voor onszelf. Dat lieten we ons door niemand afnemen, zelfs niet door ons klein madammeke dat haar ervoor waarschuwde ‘dat ze zich niet door mij in ’t zak moest laten zetten’ met mooie beloften en reisjes en zo meer en nog. Tiens, dat was nu niet de eerste keer, maar na het telefoongesprek eerder deze avond kon ik die opmerking moeilijk plaatsen. Ik besloot die te negeren, hield vast aan het vredige, rustgevende gevoel van het vooruitzicht van een weekje saam. Verheugde ik me daar vroeger dan niet op? Minder? Nee, niet, maar gezien de omstandigheden voelde het nu specialer, als victorie zelfs, op mezelf, op haar, op die vermaledijde time-out. Net als, vroeger, het geval was met het plannen van vistrips; strijd leveren om tijd vrij te maken voor wat me na aan het hart lag, maar nauwelijks binnen bereik wegens ‘allerlei’ en ‘varia’ anderszins. Allé, mijn forellen … Dju, een week na Portugal word ik aan de voet van de Picos de Europa verwacht, en eind van de maand daarop staan de Učja, Tolminka, Trebuščica en consorten op het program. In welke aarde zouden die initiatieven, die escapades dan nu vallen?

Ik schonk nog maar eens een kop thee voor haar in; we hadden tenslotte nog wat bergen te verzetten voordat de werkdag afgesloten kon. Het personeel had zijn diensturen geklopt, was al huiswaarts vertrokken. Plots voelde ik twee handen, van achteren komend, zich langzaam maar teder, dan innig om mijn tors verstrengelen. Door het lawaai van de afwasser had ik haar niet horen aanlopen. ‘Zal ik jou eens verleiden, onder mijn werktijd?’

De zon verliest haar kracht, met de minuut, maar we zijn er nog, en blijven zitten. Het goede gevoel van samen zijn houdt al weken aan, en stand. Het zou, vind ik, de afsluiter mogen zijn van een periode waarin een minder goed sentiment ons uiteen dreef. Om een nieuw ons-tijdperk in te luiden. Waarom denk ik toch constant in termen van kansen en perspectieven, van een ongerept en nog onontgonnen voorland? In elk geval zal ik mezelf graag herinneren als iemand die de wellicht utopische poging deed, en daarin volhardde. Het verleden loslaten, negeren, acht ik onmogelijk. Het heeft ons namelijk gevormd. Plus, in het verschiet moeten nog mooie herinneringen liggen om aan onze memorabilia toe te voegen. Ook die zullen de resultante zijn van ons beider woorden en daden, dus onvergankelijk zijn. Zullen zich doen gevoelen door elke eeuwigheid heen. Tot die tijd: leven als was iedere dag mogelijk de laatste. Voor wie dat beseft, heeft het bestaan een diepere betekenis. De Man met de Zeis belt niet aan, vraagt niet of hij binnen mag. Hij brengt, bruut en bruusk, de vernietiging van een prachtig stukje werkelijkheid, gratuit en triviaal als die in het dagdagelijkse misschien lijkt. Het einde is een concept waarin geen plaats is voor berusting. Het kondigt een hora aan waarin één van ons er iets, veel, misschien zelfs álles voor over heeft om nog eens met de ander te kunnen zijn, al was het maar heel even, om zich weer veilig te voelen, uit de wind, gegeerd, geborgen, zelfs al was het maar voor heel, héél eventjes. Ik wel, vrees ik, op de centen als ik ben. Als het op verdriet aankomt, geldt geen waarde, niet voor mij. Verdriet overschrijdt alles. Ik ken dat. Tal van o zo dierbaren heb ik al verloren. Mijn beide ouders. Al (te) veel vrienden. Een enkele vriendin. Te vroeg. Onrechtvaardig, ten hemel schreiend vroeg. En toch, weet ik, verdriet, niemand kan er iets mee, want het heeft, vertegenwoordigt geen waarde. Dus? Heeft een mens dan, eens tot dat inzicht gekomen, het recht, of de plicht om daarnaar te leven, te handelen? Dit te erkennen, naar zichzelf? Lijkt wel zo eerlijk. Bekennen naar de ander? Ik denk het. Direct? Of pas na een periode van reflectie, bezinning? Hoe lang moet die dan duren? Langer? Tot vlak voordat één van twee de eeuwigheid dreigt in te gaan? Als laatste bekentenis, doekje voor het bloeden? Erna heeft geen zin, leidt immers tot een niet te overzien, ondraaglijk extra, bovendien schuldig verdriet, schuldig in de zin van verwijtbaar, van delinquent. En wee de recidivist!

Het verleden loslaten, negeren, acht ik onmogelijk. Het heeft ons namelijk gevormd

Liefde. Wat ontstak ooit die vlam in ons? Waar kwam het toch vandaan? Dan vraag ik mij af, en haar, of we eigenlijk wel gelukkig worden van ‘de liefde’? Netelige kwestie. Een negentig procent van de literatuur gaat precies hierover, in wel duizenden talen. Hoe zal het, uiteindelijk, ons verlopen? In andere woorden: hoe zal onze romance, saga eindigen? Als dat maar niet met een postume epiloog is, of in een regen in paars …

Auteur: Willem van Ringelensteijn

2 reacties

marcdepuydt1
Mooi beschreven! Ik wou dat het bij mij ook zo was verlopen. Maar helaa;...
2/08/16 13:13 REAGEER
daanbruylandt
Heeeeeeeeeeeeeeeel mooi "gezegd".
Maar fundamenteel inhoudelijk?
Ik citeer "Dan vraag ik mij af, en haar, of we eigenlijk wel gelukkig worden van ‘de liefde’?"
Van échte liefde wél, ja. Maar verliefdheid, "de vlam... ontstoken" is géén garantie!
En die twee concepten worden zéér vaak door mekaar gehaald.
Verliefdheid (het Ware-Jacobsyndroom) voor liefde nemen, houdt grofweg 50% risico in dat iemand, mogelijk allebei, op zijn snoetje gaat en zichzelf (of de andere) behoorlijk pijn doet
5/08/16 04:16 REAGEER

Login Registreer

Willem van Ringelensteijn

Columnist
Columnist
De auteur is werkzaam als communicatie-adviseur en copywriter. Daarnaast schrijft hij reportages, columns, biografieën, jubileumuitgaven, boeken, etc., al dan niet in eigen beheer gepubliceerd of uitgegeven.

Meer artikels van Willem van Ringelensteijn

Recente Artikels

Gerelateerde Artikels