Deel via

Mijn spagaat onder hun stolp

September 2016
Na bijna dertig jaar huwelijk gaat Willem van Ringelensteijn (57) op zichzelf wonen. Met zijn echtgenote heeft hij besloten tot een ‘time-out’. Hun kinderen stemden hiermee in. Speciaal voor SenNet Magazine schrijft hij een column over hoe hij dit proces beleeft en ervaart, tot op het bot, tot aan de einddatum van hun ‘akkoord’: een jaar na dato … Lees hier het vijfentwintigste deel van zijn pakkende verhaal.

Of ik haar wilde vergezellen? Dan konden we het zakelijk nuttige verenigen met het aangename in de privé? Er een gezellig weekend van maken, goed eten en zo; en wat enzoën? Ze kende er een uitstekend hotel, met een klinkende naam bovendien … De vraag stellen, was die beantwoorden. Ook leek dit een uitgelezen gelegenheid om te bespreken waarover binnenkort besloten moest worden; een jaar kan rap voorbijgaan. De morgen nadien slenteren we nog wat katterig maar goed uit- en doorgeleefd door de stad. We doen niets speciaals, houden al eens halt voor een etalage, lopen soms binnen, pakken een terras. De tijd tikt; haar ouders komen dadelijk langs, thuis. Maar wilden we ons wel losrukken van dit genotvolle, innige hic et nunc? Zij in elk geval niet. Tijdens de lunch vraag ik haar hoeveel jaren we nog zouden hebben? Dat het, zeker in deze tijden, met één klap gedaan kon zijn; voorbeelden te over, in alle media, alle dagen. Dat het leven geen spel was met game-over-button. En of die Katharen het bij het rechte einde hadden, heeft de geschiedenis nog niet uitgewezen. Wat deden we onszelf dan toch aan? Ze weet het niet, zegt nauwelijks tijd te hebben om daarbij stil te staan, stelt wel dat ik niet haar makkelijkste oplossing mag zijn, noch zij die van mij. Makkelijk gezegd, maar wat is dat: ‘makkelijk’? Het verleden is een leerschool voor de toekomst. Echter, wie die niet in de eigen praktijk kan brengen, heeft daar weinig aan. Het zal dus werken worden, ‘eraan werken’, en hard, met inspanning, van twee kanten. Makkelijk? Alles opgeven kan ook. Is laf. Maar makkelijk? Overgeven aan iets zonder doopceel, dát een kans geven, met de leerervaringen die wij in een andere, namelijk onze relatie opdeden? Kan iets blanco’s, met de constante herinnering aan een onuitvlakbare voorgeschiedenis als de onze, plus het gekunsteld wegdrukken van het vooruitzicht op een mogelijk vervolg daarop, wel bestaansrecht hebben? Makkelijk? Wat is wijsheid …

Fout moment, foute houding, foute woordkeuze, foute toon, foute moeder, foute mens

Sinds Portugal stapelen de struismeeuwperikelen zich op. Op hoge poten wegrennen en de kop in het zand steken als het uitkomt, vervolgens krijsend binnenvliegen, de boel onderschijten, en iedereen met oor- en andere pijnen achterlatend weer vertrekken. Zij herkent, kwalificeert slechts de symptomen. Ze had de kinderen aangesproken op hoe respectloos zij het huis had aangetroffen bij thuiskomst na onze golfinitiatie. Dat viel verkeerd, toen; fout moment, foute houding, foute woordkeuze, foute toon, foute moeder, foute mens. Dus namen zij hun maatregelen. Sancties. Ik zie de oorzaak: te veel karakters op één oppervlak die al lang op eigen benen hadden moeten staan, maar nooit verantwoordelijkheden hadden hoeven te nemen, zelfs niet voor het wel nog daar, noch voor het nog steeds niet elders zijn. Pure diagnostiek, niets spitants. Wat ooit op bordeelslippers was binnengeslopen, had zich in de loop der tijden de kracht, status van dogma verworven. Dat schoentje zal blijven wringen, totdat zij zich autoritatiever opstelt. Achter een kind staan, blijven staan, is des ouders, maar ervóór, zich ervóór werpen? Misstappen maken, klappen opvangen, leren te incasseren, problemen doorgronden, oplossen, het zijn rechten die je niemand mag ontzeggen. Ik sprak er met mijn zusje over. Die had ze plots alle drie weer thuis. Voelde zich volslagen uitgewoond. Was het moe, zat, beu.

Ik lig onderuit, maar verre van comfortabel. Door het zijraam zie ik mijn moeder, achter een vitrage, onbeweeglijk, beschenen door een vuilig, gelig licht, de ogen terneergeslagen. Recht gaan zitten, lukt me niet. Ik wil mijn auto ergens anders neerzetten, uit het zicht, vanuit een gêne, vermoed ik. Wat ik ook probeer, er is geen beweging in te krijgen. Meer precies, niet in mij. Het tocht. Wat plakt toch zo? Een penetrante geur; ontweid wild. Hoesten gaat, wil niet. Ik zou beter wat gaan slapen. Morgen is er weer een dag. Mijn voiture staat in een hel wit verlichte ruimtelijkheid, omwikkeld met een industriële plastic. Die contouren? Zo niet-vertrouwd. Ik probeer het plastic los te peuteren. Lukt me niet. Eronder, een zwaar gehavend carros. De motorkap ontbreekt. Het blootliggend motorblok is verwrongen, en grof afgeschaafd. Eén dakstijl is verbogen, de ander afgebroken. De voorruit is aan gruzelementen. Het linker voorwiel staat in een onheilspellende hoek. De rechter flank, opengereten over de volle lengte. Zo krom als geen banaan recht is, staat het chassis. Rode spatten over het Hades-grijs. Prut en derrie binnenin. Stank. Hier is iets faliekant misgelopen. Maar wat? Ik herinner het me niet. Geluk bij een ongeluk? De manier waarop ik zou gaan, heeft me altijd angst ingeboezemd. Ik heb die harpeia al talloze malen in de holle oogkassen gezien, en waarschijnlijk dieper dan zij zichzelf. Was er nooit bang voor, heb hen vaak uitgedaagd, gesard. Maar als dit het moet zijn geweest? Dan weet ik dat. Het moest er een keer van komen. Goed geregeld; vlot en pijnloos! En eindelijk rust. Wat nog? Wat nu?

Zeg eens, is dit niet de hypocrisie ten top, madame?

Een volle maand lang waren ze incommunicado geweest. Nu woonden de twee intrigantjes weer thuis. Bij haar. Godallejezus! Wie kón dit verzinnen? Opnieuw onder een dak wonen, willen wonen met mensen die je nog geen oogwenk tevoren een mes in de rug staken? Die, pal daarop, hun verhalen, hun versies van het gebeurde hadden rondgebazuind om hun gelijk te grondvesten, naar wie-weet-wie-allemaal? ‘Zeg eens, is dit niet de hypocrisie ten top, madame?’ Waar het naartoe zal gaan, is voorspelbaar: ad absurdum! Het is dus gewoon, rustig wachten op het volgende haartje in de boter. Maar waar komt die insteek vandaan? Uit Jung’s schaduw? Een projectie; niet heel ondenkbeeldig … Haar ouders in een ver buitenland, hun kinderen verspreid over verschillende internaten, en dat in een belangrijke, vormende periode als de puberteit, de adolescentie is. Goedmaken, compenseren van een gemis aan richting en sturing waarmee haar eigen opgroeien gepaard ging. Overcompenseren, van het goede te veel geven, en
veel te lang, dus met averechts effect. Zelfs blijkt ze hun ongevraagde, impertinente inmenging te dulden
in hoe wij onze separatie inkleden, accepteert hun adviezen als waren ze ervaringsdeskundigen, en volgt
hun geboden en verboden volgzaam op, in ruil, op haar knieën, voor hun alsje alsjeblieft-genegenheid. Mijn inbreng, vanop afstand? Als kiespijn. Wie kan het zulke kinderen kwalijk nemen, even afgezien van de uitkomst? Haar idee van ‘hen op de rit zetten’ … Het heeft meer, nee, alles van een miniatuurtreintje dat almaar hetzelfde cirkeltje blijft rijden. En zij, heen en weer op een parallel maar afgekoppeld dood spoor. Tot alle batterijen leeg zijn.

Ze had me eerder moeten overreden, en sterker in haar aandringen moeten volharden: starten met golfen was een goede zet geweest; heerlijk om te doen en te delen. En zo was het ook bedoeld. De tijd was aangebroken dat we weer aan onszelf mochten denken, toekomen, aan het ons van voordat de kinderen ‘een factor’ werden in ons leven. Als vanzelf zullen zij altijd meer dan dat zijn; vlees en bloed is tenslotte iets onvoorwaardelijks. Net als houden van? Maar waar is hun respect voor de keuze die wij ooit voor elkaar maakten, om met twee iets op te bouwen teneinde daar tot het eind der tijden plezier van te hebben? Ze durven ons –nota bene stichtende pijlers onder hun eigenste bestaan- de levensfase waar wij nu toch recht op hebben, te ontzeggen? De moderne jungle: eigenbelangen, ze primeren. Gevoed door limiterende overtuigingen leidt dat tot … Enfin, het is al gezegd, meer dan eens. En gedeeld met goede vrienden, en die enkele oprechte vriendin. Ze slaan er, zonder uitzondering, straal van achterover. Met name van de opstelling van ‘mijn lieftallige echtgenote’, vooral jegens mij.

Op de weg terug schiet me te binnen dat mijn column vanavond nog ingeleverd moet. Vorige week las ik alle eerdere bijdragen eens terug. Ik werd er niet vrolijk van, kan me ook slecht voorstellen dat mijn verslag anderen opbeurt. Toch is het zo gegaan, in alle chaos. In grote en kleinere lijnen. Weet: niet iedere emotie was het waard om op te tekenen; wie alles even hard toelaat, wordt zodanig tussen wat en wat-niet geslingerd dat die er psychotisch van kan worden. En een fraaie puinzooi is het, nietwaar? Het zij zo, maar wie van ons tweeën is er nu verder gekomen, in de zin van vooruit? Hoe zal deze impasse zich uitbalanceren? Hoe lang moeten we de status-quo nog laten duren, ondergaan? Kapotpsychologiseren heeft geen zin. De kern: kan, wil ik hiermee door? Geloof ik hier nog in? Ik doe mezelf schrikken! Met Wat wilde je me nu eigenlijk vragen?’ verbreekt ze de stilte van mijn te lang zwijgend gepeins. Verder dan een wits met frats kom ik niet. Een zwaktebod, ik weet, maar het leek verstandiger om het er een andere keer over te hebben. Gelaten ervaar ik de verkilde warmte van haar hand op mijn dij.

 

Auteur: Willem van Ringelensteijn

1 reactie

MarcKercks
Zolang u de pseudo-time-out slechts gebruikt om te schermutselen gelijk u voordien deed, zult ge er weinig nieuwe inzichten door verwerven. Laat die zaak eens een half jaar helemaal los. Verwijder u van het gedoe. Betem uw bemoeizucht. Ga weg. Echt weg. Reizen of wat ook.
4/10/16 12:31 REAGEER

Login Registreer

Willem van Ringelensteijn

Columnist
Columnist
De auteur is werkzaam als communicatie-adviseur en copywriter. Daarnaast schrijft hij reportages, columns, biografieën, jubileumuitgaven, boeken, etc., al dan niet in eigen beheer gepubliceerd of uitgegeven.

Meer artikels van Willem van Ringelensteijn

Recente Artikels

Gerelateerde Artikels