Deel via

Wat als je vreest dat je zorgenkind later zijn erfdeel erdoor zal jagen?

November 2016
Veel ouders willen hun kinderen een mooi extraatje nalaten als ze er niet meer zijn. Ze willen natuurlijk niet dat die zuurverdiende spaarcenten in een mum van tijd uitgegeven worden aan onbenulligheden. Private banker Karl Ruts licht toe wat je als ouder kan doen om te vermijden dat je zorgenkind er op korte termijn zijn erfdeel doorjaagt.

Financiële zorgvraag 7:

Wat als ... je vreest dat je meerderjarig zorgenkind later zijn erfdeel erdoor zal jagen?

Arne, de jongste zoon van Marnix en Betty, is duidelijk verspilziek. Marnix en Betty achten het nog niet nodig dat ze hier een bewindvoerder voor willen laten aanstellen. Maar als Arne geld heeft, leeft hij er echt op los en zijn ouders beseffen dat hij nooit een kapitaal verstandig zal kunnen beheren. Omdat Marnix en Betty preventief voorzichtig willen zijn met hun successieplanning, vragen ze zich af of ze zouden kunnen regelen dat Arne later maandelijks een stukje van zijn erfdeel krijgt en hun andere kinderen wel gewoon over hun erfdeel kunnen beschikken.

Ook al spreken we in deze casus over een zorgenkind of verspilziek kind, toch behandelen we hier alleen de situatie waarbij de ouders de toestand niet ernstig genoeg achten om rechterlijke beschermingsmaatregelen te vorderen (zie casus 3 in het boek Financiële zorgvragen, in goede en kwade dagen voor meerderjarige kinderen die nood hebben aan een nog verdergaande bescherming). Het zorgenkind in kwestie blijft dus handelingsbekwaam, zowel voor zijn persoon als zijn goederen, maar toch wensen de ouders voldoende garantie- en beschermingsmaatregelen in te bouwen om te verhinderen dat hij later lichtzinnig met hun opgebouwde vermogen omgaat en het verspilt.

Ouders met een verspilziek kind willen het kind in kwestie meestal tegen zichzelf beschermen en vermijden dat het kind het kapitaal dat ze zelf, vaak heel spaarzaam, hebben opgebouwd, er vlug doorjaagt. Zij zien hun nalatenschap juist als een spaarpot voor hun zorgenkind om het ook na hun overlijden nog te blijven ondersteunen. Daarom wensen ze vaak dat het kind slechts met mondjesmaat het kapitaal ter beschikking krijgt en dan nog liefst onder het toezicht van een vertrouwenspersoon.

Wat ouders vaak over het hoofd zien, is dat elk kind als reservataire erfgenaam niet alleen recht heeft op een voorbehouden minimumerfdeel, maar dat het ook over dat gereserveerde deel vrij en onbelast kan beschikken. Dat beschikkingsrecht geldt op de goederen zelf die zich in natura in de nalatenschap bevinden en niet op hun tegenwaarde, en heet kwalitatieve reservebescherming. Je kunt als ouder dus niet zomaar afdwingbaar opleggen (via een schenking of een testament) dat je zorgenkind alleen recht heeft op periodieke betalingen, ook wel (lijf)rente(s) genoemd.

Het is zeker niet verboden dat ouders via hun testament toch de wens uitdrukken dat hun kind vaste periodieke toelagen krijgt in plaats van de goederen of kapitalen in één keer uitgekeerd te krijgen, en het is ook best mogelijk dat het kind zelf voldoende beseft dat die oplossing misschien wel de beste is, en de regeling ook aanvaardt. Als het kind, nadat de nalatenschap open is gevallen, bij de notaris verklaart akkoord te gaan met de regeling dat het zijn rechtmatige erfdeel niet in kapitaal maar in rentes krijgt uitbetaald, is dat ook perfect geldig.

Maar als het kind zich wel verzet tegen die testamentaire bepalingen en zich op zijn kwalitatieve reserve beroept, dan kan hij afdwingen dat hij voor zijn reservatair erfdeel de goederen in natura krijgt en geen rente. Hij moet zich wel neerleggen bij de testamentaire beschikkingen voor het beschikbaar deel, het deel waar de erflater vrij over mag beschikken.

We verduidelijken dit met ons voorbeeld. Marnix en Betty willen hun vier kinderen elk een gelijk aandeel geven van hun nalatenschap, maar vrezen dat Arne zijn geld van de erfenis niet zal kunnen beheren. Ze schrijven daarom allebei in hun testament in dat na het overlijden van de langstlevende ouder (die bij een eerste overlijden nog het vruchtgebruik geniet) het vierde deel van Arne niet in één keer wordt uitbetaald, maar in driemaandelijkse schijven op zijn rekening wordt gestort. Ze vertrouwen het toezicht over het beheer van Arnes kapitaal toe aan hun oudste zoon Bjorn, die bij een financiële instelling werkt. Als Arne echter niet akkoord gaat met wat zijn ouders in hun testament hebben bepaald, dan wordt die clausule alleen maar toegepast op het beschikbaar deel van Arnes erfdeel, namelijk een vierde van zijn deel van de nalatenschap, dus één zestiende. De overige drie zestienden maken deel uit van Arnes reserve en zijn niet aan die uitvoeringsbepalingen onderworpen.

In plaats van een rente-uitkering kunnen ouders, hetzij via schenking, hetzij via testament, zelf de kavels samenstellen waar hun kinderen recht op hebben. Dat noemen we de ouderlijke boedelverdeling (zie ook casus 15 in het boek Financiële zorgvragen, in goede en kwade dagen). Zo vermijden ze dat alle kinderen met elkaar in een situatie van onverdeeldheid terechtkomen na hun overlijden en kunnen ze ook die goederen aan hun zorgenkind toewijzen waar zij van denken dat die het meest geschikt zijn voor zijn specifieke situatie en verzorging. Zo is het best denkbaar dat je liever wil dat je zorgenkind een woning krijgt in plaats van een som geld. Geld kan je zorgenkind namelijk gemakkelijk uitgeven (al was het al maar onder druk van ‘foute vrienden’), maar een woning kan voor huisvesting of een stabiel huurinkomen zorgen en vormt – ook in de psychologie van het zorgenkind – een vermogensbestanddeel dat nooit mag ten gelde gemaakt worden omdat het anders de definitieve stap naar armoede en ontbering betekent.

We hebben hierboven wel al opgemerkt dat elke kavel wel min of meer een gelijke waarde moet hebben en dat die gelijkheid van waarde pas op het ogenblik van het overlijden van de langstlevende ouder wordt beoordeeld (in de veronderstelling dat het om een gemeenschappelijk goed van de ouders ging). Als Arne of een van de andere kinderen in het bovenstaande voorbeeld voor meer dan een vierde is benadeeld, dan kan hij de vernietiging vorderen van de ouderlijke boedelverdeling. Mogelijk brengt de aangekondigde hervorming van het erfrecht hier wel soelaas voor: die voorziet de mogelijkheid om erfovereenkomsten te sluiten – wat in de huidige stand van de wetgeving principieel onmogelijk is – en ook een uitbreiding van het beschikbaar deel van ouders met meerdere kinderen zodat ook daar meer ruimte bestaat om inkorting wegens de aantasting van de  erfrechtelijke reserve tegen te gaan.

De enige mogelijkheid die thans bestaat om ervoor te zorgen dat de kinderen niet meer kunnen terugkomen op de ouderlijke boedelverdeling, is de zogenaamde techniek van de dubbele akte. Dat houdt in dat de ouders de goederen eerst in onverdeeldheid aan alle kinderen samen schenken en de kinderen vervolgens de goederen onder elkaar verdelen. Doordat de kinderen als onverdeelde eigenaars onder elkaar de verdeling hebben overeengekomen en daardoor dus erkend hebben dat ze elk een gelijkwaardig deel hebben ontvangen, kunnen ze na het overlijden van de ouders niet meer terugkomen op die verdeling mochten de verdeelde kavels ondertussen een zeer sterke waardeschommeling hebben ondergaan. Het is wel zo dat de techniek van de dubbele akte op het vlak van de registratiebelasting vaak een duurdere oplossing is als er onroerende goederen mee gemoeid zijn: er moet namelijk niet alleen schenkbelasting betaald worden op de schenking van de (onroerende) goederen door de ouders aan de kinderen, maar er is vervolgens ook nog een verdeelrecht van 2,5 procent verschuldigd wanneer de kinderen het onroerend goed onder elkaar verdelen.

Een mogelijkheid om de goederen die je aan je zorgenkind wilt toebedelen, te beschermen tegen onverantwoord gedrag, is om aan een schenking of legaat een bewindsclausule toe te voegen waarbij de goederen weliswaar in volle eigendom aan het kind toekomen, maar je het beheer over die goederen opdraagt aan een derde (zie ook casus 15). Je wil met andere woorden een derde persoon de juridische verantwoordelijkheid toevertrouwen, maar je kind economisch van de vruchten laten genieten. Het belangrijkste is hierbij dat als je zorgenkind die clausule betwist, de rechter de geldigheid ervan maar kan aanvaarden als de bewindsclausule een ernstig en wettelijk belang dient en bovendien ook beperkt is in de tijd. Een ernstig en rechtmatig belang is bijvoorbeeld dat je je zorgenkind wilt beschermen tegen de nadelige gevolgen van zijn gebrek aan vaardigheden, kennis of levenservaring en de bekommernis dat het opgebouwde vermogen niet langer voor het welzijn van het kind kan worden ingezet als hij dat binnen de kortste keren verspilt.

Andere voorwaarden die je eventueel zou kunnen opleggen in een schenking of legaat om het zorgenkind tegen zichzelf te beschermen, zijn:

  • Een vervreemdingsverbod: je legt als last op dat de geschonken goederen niet mogen verkocht of weggeschonken worden. Maar ook hier geldt weer de voorwaarde dat dit verbod moet zijn ingegeven door een ernstig en rechtmatig belang en ook weer beperkt is in de tijd.
  • De last om de geschonken goederen een bepaalde bestemming te geven: je krijgt bijvoorbeeld maar een som geld als je die aan duurzame investeringen besteedt zoals de aankoop of verbouwing van een woning .
  • Een beheersvolmacht: je krijgt een beleggingsportefeuille, maar je moet die laten beheren door een financiële instelling op een defensieve manier en vanuit het goedehuisvader-principe.
  • Een uitsluitingsclausule waarin je bedingt dat zowel het kapitaal als de vruchten nooit in een huwelijksgemeenschap of geregistreerd partnerschap zullen vallen. Hiermee kun je vermijden dat bij een relatiebreuk de partner van je kind de helft van de geschonken goederen kan opeisen.

Er bestaan dus wel heel wat mogelijkheden om giften aan voorwaarden te onderwerpen (zie ook casus 15). Het is echter heel wat eenvoudiger om dergelijke voorwaarden op te leggen in een schenking dan in een testament. Bij een schenking kunnen de ouders nog toezien op de naleving ervan en meestal moeten dergelijke voorwaarden toch wel in de tijd beperkt zijn om geldig te zijn, en eindigt de afdwingbaarheid ook bij het overlijden van de langstlevende ouder. Eens de ouders overleden zijn, kan het zorgenkind altijd eisen dat zijn erfdeel, minstens voor de reserve ‘vrij en onbelast’ is en kan hij een vordering tot nietigverklaring van de ongeoorloofde last instellen.

Wil je je zorgenkind toch aansporen om akkoord te gaan met een erfdeel dat aan bepaalde voorwaarden onderworpen is, dan kun je ook een testament opmaken met een zogenaamd strafbeding of alternatief beding voor je zorgenkind. Met een dergelijk beding bepaal je in je testament dat je zorgenkind weliswaar recht heeft op het deel dat even groot is als dat van je andere kinderen (of misschien zelfs groter) of, als je maar één kind hebt, op de gehele nalatenschap, op voorwaarde dat hij of zij zich schikt naar bepaalde modaliteiten die in het testament zijn vastgelegd, zoals de voorwaarde dat je kind zijn erfenis slechts in vastgelegde schijven mag opnemen. Respecteert je kind die voorwaarde niet en eist hij toch dat hij het (volledige) vermogen zonder voorwaarden krijgt uitgekeerd, dan valt zijn erfdeel terug tot zijn reserve. Je kind moet dan dus kiezen tussen een beperkter erfdeel (de reserve) waar hij het volledige beschikkingsvrijheid over heeft, of een groter erfdeel dat hij volgens jouw voorwaarde geleidelijk aan krijgt uitgekeerd. Het is evident dat een straf- of alternatief beding een grotere impact heeft naarmate er minder erfgenamen zijn. Bij één of twee kinderen maakt het beschikbaar deel namelijk een zeer belangrijk deel van de erfenis uit, bij drie of meer kinderen is dat beschikbaar deel vaak al veel minder groot.

In casus 3 behandelen we ook de private stichting en het fonds op naam, als buitengerechtelijke maatregelen om zeggenschap over het vermogen dat de ouders aan hun zorgenkind willen nalaten aan iemand anders toe te vertrouwen (en ook niet onder de wettelijke regels van de bewindvoering te onderwerpen). De private stichting en het fonds op naam zijn bij uitstek middelen om het vermogen te beheren en de verzorging te waarborgen van een onder bewindvoering geplaatst kind.

Bekijken we de categorie ‘zorgenkind’ echter ruimer en willen we niet alleen maatregelen nemen om het vermogen van onder bewindvoering geplaatste kinderen te beschermen maar ook dat van andere, handelingsbekwame kinderen die toch extra zorg nodig hebben, dan kunnen ouders met een aanzienlijk roerend vermogen ook opteren voor de oprichting van een burgerlijke maatschap om het juridische en zakelijke beheer aan andere, meer bekwame personen toe te vertrouwen, maar er toch ook voor te zorgen dat het zorgenkind er periodiek de vruchten van kan genieten. Een burgerlijke maatschap is een overeenkomst waarbij minstens twee maten (vennoten) overeenkomen om iets in gemeenschap te brengen met als doel één of meer nauwkeurig omschreven activiteiten uit te oefenen en met de intentie de maten een rechtstreeks of onrechtstreek vermogensvoordeel te verschaffen. De burgerlijke maatschap is zuiver contractueel en heeft geen rechtspersoonlijkheid. De maatschap moet een winstoogmerk hebben waarbij je kostenbesparing of risicospreiding ook als winstoogmerk kunt aanmerken. Een doelomschrijving als ‘de bevordering van de zorg voor Arne’ is dan ook af te raden. Ondanks dat winstoogmerk is het wel zo dat de maatschap een burgerrechtelijke aard moet behouden: de maatschap moet zich onthouden van elke industriële of commerciële activiteit. Voor de oprichting van een maatschap heb je geen notariële akte nodig. Een onderhandse overeenkomst volstaat. Er is ook geen publicatie van de statuten nodig zodat de oprichting van de maatschap in alle discretie kan plaatsvinden. En zolang er geen onroerend goed in de maatschap komt, is er daarna ook geen publiciteit over nodig. Om het ‘vennootschapsrechtelijke karakter’ van de maatschap te benadrukken en om het te onderscheiden van een gewone conventionele onverdeeldheid, is het wel aangeraden om jaarlijks een verslag (proces verbaal) op te maken van de algemene vergadering die de goedkeuring van de rekeningen van het afgelopen jaar en bestemming van de winst vastlegt. De procedure voor de bijeenroeping van de algemene vergadering wordt ook vastgelegd in de statuten van de maatschap.

Je richt een maatschap het best voor een bepaalde (of bepaalbare) duur op, bijvoorbeeld voor de duur van het leven van het zorgenkind. Richt je er een op voor onbepaalde duur, dan kan elke maat die maatschap op elk moment opzeggen. Theoretisch kun je alle goederen in een maatschap inbrengen, maar in de praktijk en vanwege fiscale redenen beperkt de inbreng in een maatschap zich meestal tot roerende goederen (gelden, effecten, kunstwerken, …). Je hoeft niet alle goederen meteen in te brengen; bijstortingen kunnen later altijd nog plaatsvinden.

De maatschap is vooral een interessant middel voor vermogensplanning als ze met een schenking gepaard gaat. Het is namelijk de bedoeling van de maatschap om de economische eigendom van de ingebrachte goederen al aan de volgende generatie over te dragen, maar het bestuur over die goederen, via de maatschap, in de handen van de ouders en/of de door hen aangewezen zaakvoerders te laten. Je zou als ouder ook een maatschap kunnen oprichten en de maatschapsaandelen laten vererven of pas bij testament toebedelen aan de volgende generatie, maar dat zal in de regel fiscaal nadeliger uitvallen en geeft je ook niet de mogelijkheid om al bij jouw leven de kinderen te betrekken en vertrouwd te maken met de werking van de maatschap; de filosofie achter de maatschap als ‘familiale vermogensvennootschap’ zal dan toch wel wat verloren gaan. Ofwel schenken ouders eerst de vermogensbestanddelen aan de kinderen die vervolgens samen met de ouders de burgerlijke maatschap oprichten, ofwel richten de ouders eerst de burgerlijke maatschap op door vermogensbestanddelen in te brengen, en schenken ze vervolgens de maatschapsaandelen aan de kinderen De keuze voor een van beide mogelijkheden hangt af van de omstandigheden en de wensen van de betrokken partijen. Een voorafgaande schenking gevolgd door de oprichting van de maatschap heeft als voordeel dat er geen notariële schenkingsakte aan te pas hoeft te komen. Dit veronderstelt wel dat je erop vertrouwt dat je kinderen uit eigen beweging de geschonken goederen in de maatschap zullen inbrengen, want het is niet zeker of schenken aan de kinderen met de last om de goederen in een burgerlijke maatschap in te brengen juridisch afdwingbaar is. Dat zou namelijk kunnen ingaan tegen het onherroepelijk karakter van schenkingen. Is het zorgenkind echter minderjarig of handelingsonbekwaam, dan kies je sowieso het best voor een schenking van de maatschapsaandelen (nadat de ouders de goederen in de maatschap hebben ingebracht) op het voorschot van het erfdeel aan het zorgenkind. Zo kun je als ouder bepalen waaruit het erfdeel van je zorgenkind zal bestaan, namelijk de maatschapsaandelen. Je kunt de deelbewijzen van de maatschap echter niet bij hand- of bankgift schenken; hier is wel een notariële schenkingsakte nodig. Dat leidt tot de heffing van schenkingsrechten (3 procent voor schenkingen aan kinderen). Als je de notariële schenkingsakte in Nederland laat verlijden, kun je die schenkingsrechten vermijden. Het is in dat geval wel van belang dat je als schenker nog meer dan drie jaar blijft leven nadat je de schenking heb verricht, want anders is er, net zoals bij een hand- of bankgift die heeft plaatsgevonden binnen drie jaar voor het overlijden, alsnog erfbelasting verschuldigd. Als je te maken hebt met aandelen van een familiebedrijf die in een burgerlijke maatschap zijn ingebracht, geldt er zelfs een termijn van zeven jaar om volledig te ontsnappen aan erfbelasting. Het is ook mogelijk dat je jouw maatschapsaandelen pas bij testament aan je zorgenkind overdraagt, maar dan betaalt je kind wel successierechten.

Als je notarieel schenkt, kun je ook nog uitvoeringsbepalingen aan de schenking verbinden zoals het voorbehoud van vruchtgebruik voor de ouders, een conventioneel beding van terugkeer mocht je kind voor jou overlijden, en een fideï- commis de residuo (zie hiervoor ook casus 5 en 6). De burgerlijke maatschap kan aldus een aantrekkelijk instrument vormen voor de successieplanning voor zorgkinderen: de statutaire zaakvoerders bepalen het (beleggings)beleid van de maatschap, bepalen wat er met de winsten gebeurt (geheel of gedeeltelijk uitkeren of opnemen in het maatschapsvermogen) en de maten kunnen, in verhouding tot hun aandeel in de maatschap, genieten van de winsten die de maatschap uitkeert. Het zorgenkind kan dan niet zijn erfenis op korte termijn erdoor jagen, maar heeft toch zijn erfdeel ontvangen in de vorm van maatschapsaandelen.


Dit artikel werd genomen uit Financiële zorgvragen, in goede en kwade dagen.
Auteurs: Ingrid Stevens, Rik Deblauwe, Karl Ruts, Jo Stremersch, Johan Verstraete, Ingrid Verstringe, m.m.v. Herman Nys.
Gepubliceerd door KnopsPublishing.

Het boek is verkrijgbaar in Standaard Boekhandel, ISBN: 9789460354427.

Met dank aan www.financielezorgvragen.be.


Vond je dit artikel nuttig? Laat het ons weten in de reacties!


 

Auteur: Financiële zorgvragen

1 reactie

En wanneer je zelf niets meer hebt? Omdat het weinige moet bijgepast worden voor zorg en wooncentra.....omdat je pensioen te mager is om deze uitgaven te dekken???? Je te weinig spaargelden hebt? En je bescheiden uitgeleefde eigendom niet veel meer waard is, bij gebrek aan middelen om deze op tijd en stond , de noodzakelijke werken en vernieuwingen te bekostigen........Vrees ik dat er niet zoveel zal overschieten voor de nazaten. Trouwens dat ze zelf werken voor hun geld, moesten wij ook doen. Niet iedereen erft veel, of ligt het aan mij ?????? Grtj Nicky :)))
29/11/16 20:11 REAGEER

Login Registreer

Financiële zorgvragen

Met het boek ‘Financiële zorgvragen, in goede en kwade dagen’ wil editor en effectenmakelaar Ingrid Stevens via een concrete, praktijkgerichte wijze de lezer wegwijs maken in de fiscale, juridische en andere aspecten die belangrijke levensmomenten met zich meebrengen. Daarvoor heeft ze een beroep gedaan op vijf ervaringsdeskundigen: fiscalist Rik Deblauwe, private banker Karl Ruts, financial planner Jo Stremersch, erenotaris Johan Verstraete en vrederechter Ingrid Verstringe. Alle artikels uit de reeks Financiële zorgvragen op SeniorenNet werden genomen uit 'Financiële zorgvragen, in goede en kwade dagen'. Met dank aan www.financielezorgvragen.be .

Meer artikels van Financiële zorgvragen

Recente Artikels

Gerelateerde Artikels