Financiële zorgvraag 10:
Wat als ... je zorgenkind niet zelf zijn vermogen kan beheren na jouw overlijden?
Tanja, de dochter van Eric en Nadine, heeft een verstandelijke beperking waardoor ze nooit zelf haar zaken zal kunnen regelen. Eric en Nadine vragen zich af hoe ze haar vermogen kunnen laten beheren als zij er niet meer zijn.
Eric en Nadine kunnen het vermogen van Tanja op verschillende manieren laten beheren. Die hangen deels ook af van Tanja’s leeftijd bij het overlijden van haar ouders. We overlopen hier de rechterlijke en buitengerechtelijke regelingen.
Voogdij
Is je kind na het overlijden van beide ouders nog minderjarig, dan valt de voogdij open en krijgt het dus een voogd. Die beheert het vermogen tot zijn of haar meerderjarigheid en handelt onder het toezicht van de vrederechter van zijn of haar woonplaats. Je kunt als ouder zelf al een voogd aanduiden, hetzij bij testament hetzij via een verklaring voor de vrederechter of een notaris. Als er geen ernstige bezwaren zijn, homologeert de vrederechter die aanduiding. Het belang van je kind is hierbij doorslaggevend. Je kunt die aanduiding uiteraard ook altijd herroepen. De wet laat de vrederechter toe om, in uitzonderlijke omstandigheden, de voogdij te splitsen door een voogd over de persoon en een voogd over de goederen te benoemen.
Rechterlijke bescherming: bewind
De voogdij stopt hoe dan ook bij de meerderjarigheid van het kind. Is je kind op dat tijdstip onbekwaam, dan wordt het onder ‘bewind’ geplaatst. Dat is een recent wettelijk uitgewerkt beschermingsstatuut dat geldt voor alle meerderjarigen die wilsonbekwaam zijn verklaard ten gevolge van een rechterlijke beslissing. De vrederechter moet het bewind op maat van de te beschermen persoon maken. Bij de uitwerking van dit beschermingsstatuut moet de vrederechter rekening houden met de aard en de ernst van de aandoening van je kind en met de aard en de samenstelling van de te beheren goederen. De nieuwe wet gaat uit van de bekwaamheid van de te beschermen persoon en de vrederechter neemt slechts beschermingsmaatregelen indien en voor zover de belangen van je kind die vereisen. Oordeelt de vrederechter dat een rechterlijk beschermingsstatuut nodig is, dan duidt hij een bewindvoerder aan die je kind zal bijstaan of vertegenwoordigen voor die handelingen waarvoor hij het onbekwaam heeft verklaard. De rechterlijke bescherming is zo opgevat dat de beschermde persoon bij voorkeur zelf optreedt, maar met bijstand van zijn bewindvoerder, eerder dan dat die de beschermde persoon vertegenwoordigt. De vrederechter beslist voor welke handelingen bijstand is vereist (je kind treedt dan zelf op, maar krijgt bijstand van de bewindvoerder) en voor welke handelingen vertegenwoordiging nodig is (dan treedt alleen nog de bewindvoerder op in naam en voor rekening van je kind). Voor belangrijke rechtshandelingen moet de bewindvoerder altijd vooraf een bijzondere machtiging krijgen van de vrederechter. Dat is bijvoorbeeld het geval als de bewindvoerder onroerende goederen van je kind verkoopt, namens je kind een lening aangaat of een nalatenschap aanvaardt, of een onroerend goed aankoopt. Sommige rechtshandelingen zijn echter zo belangrijk en vooral zo hoogst persoonlijk dat ze eenvoudigweg niet met bijstand of vertegenwoordiging door een bewindvoerder kunnen worden gesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor het aangaan van een huwelijk of een wettelijke samenwoning, de vordering van een echtscheiding, de erkenning van een kind, het opstellen van een testament enzovoort.
In bepaalde gevallen is meteen duidelijk dat de te beschermen persoon helemaal niet bekwaam is om welke rechtshandeling ook te stellen zodat de bewindvoerder je kind voor alle handelingen – of althans die waar vertegenwoordiging voor mogelijk is – moet vertegenwoordigen. Het is de plicht van de aangestelde bewindvoerder om je kind, in de mate dat het die zaken kan begrijpen, zoveel mogelijk op de hoogte te houden van de handelingen die hij verricht en om het zoveel mogelijk te betrekken bij de uitvoering van zijn opdracht. De vrederechter kan ‘in bijzondere omstandigheden’ de bewindvoerder daar echter van vrijstellen. De bewindvoerder overlegt ook regelmatig met de aangeduide vertrouwenspersoon.
De bewindvoerder over het vermogen van je kind besteedt de inkomsten ervan aan het onderhoud, de verzorging en het welzijn van je kind en vordert de toepassing van de sociale wetgeving in zijn of haar voordeel. De bewindvoerder moet de gelden en goederen van je kind streng afgescheiden houden van zijn eigen vermogen. De banktegoeden moeten op naam van je kind ingeschreven worden. De vrederechter bepaalt welke bedragen de bewindvoerder op geregelde tijdstippen zonder voorafgaande machtiging van de rekening van je kind mag afhalen. De bewindvoerder kan zich, onder zijn verantwoordelijkheid, in zijn beheer laten bijstaan door een of meer personen en de vrederechter kan het beheer van kapitalen, effecten en waardepapieren van je kind toevertrouwen aan een instelling die hiervoor de nodige vergunningen heeft gekregen van de Nationale Bank van België.
Sommige personen mogen niet als bewindvoerder optreden. Dat geldt onder meer voor bestuurs- of personeelsleden van de instelling waar je kind zou verblijven.
De vrederechter zal, in de mate van het mogelijke, voor je kind ook een vertrouwenspersoon aanduiden. De taak van die persoon is de mening of wensen van je kind kenbaar te maken als het hiertoe zelf niet in staat is, toezicht uitoefenen op het beleid van de bewindvoerder en bemiddelend optreden als er meningsverschillen ontstaan tussen de bewindvoerder en de naaste familie.
Buitengerechtelijke maatregelen
Ouders wensen soms – en vaak met de beste bedoelingen – om de zeggenschap over het vermogen dat zij zullen nalaten, te ontnemen aan een of meerdere van hun kinderen omdat zij geen vertrouwen hebben in de manier waarop hun kinderen met het nagelaten vermogen zullen omspringen. Soms is dat terecht, omdat hun kind inderdaad niet bekwaam is vanwege een of andere aandoening. Soms is dat uit loutere bemoeizucht omdat zij het niet kunnen laten om hun kinderen te blijven ‘betuttelen’, en ze zelfs ‘vanuit het graf’ onder hun hoede te nemen. De vraag rijst of dat wel kan.
Voor de verdere behandeling van de buitengerechtelijke maatregelen gaan we ervan uit dat jij je als ouder terecht zorgen maakt over de bestuurscapaciteiten van je kind en dat je, voor de goederen die je je kind zult schenken of nalaten, de inmenging wil voorkomen van een voogd of bewindvoerder en de daaraan verbonden wettelijk georganiseerde rechterlijke controle. Daar werden enkele oplossingen voor bedacht. Wij bekijken er hier drie.
De bewindsclausule
Bij een bewindsclausule schenken of legateren de ouders een deel van hun vermogen aan hun kind onder de last voor het kind om het beheer over de goederen over te laten aan een derde die moet handelen in het belang van het kind en hiervoor verantwoording verschuldigd is. De bewindvoerder wordt exclusief handelingsbevoegd.
Natuurlijk zouden de ouders dat beheer ook gewoon kunnen overlaten aan de voogd, of zo nodig aan een door de vrederechter aan te stellen bewindvoerder. Maar in het geval van een complex nagelaten vermogen (bijvoorbeeld een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid, een landbouwbedrijf, een manege …) is dat misschien geen optimale manier om het vermogen te besturen aangezien de voogd of de bewindvoerder gebonden is door de wettelijk opgelegde pleegvormen en machtigingen, waardoor er soms kostbare tijd verloren gaat of geen optimaal resultaat wordt bereikt. De ouders doen er natuurlijk ook goed aan om bij de samenstelling van hun vermogen rekening te houden met de consequenties ervan als zij niet meer zelf het roer in handen zullen hebben. Op zich kan een bewindsclausule in die situaties een uitkomst bieden: je kind wordt eigenaar van de goederen die je schenkt of legateert, maar de door jou aangeduide bewindvoerder treedt op als de vertegenwoordiger van je kind voor de goederen waar jij dat bewind voor hebt georganiseerd. Dat was de last van de schenking of het legaat. De door jou aangeduide bewindvoerder is aan je kind of aan de vertegenwoordiger ervan verantwoording verschuldigd, maar handelt verder eigenmachtig over deze goederen, dus zonder tussenkomst van de vrederechter.
Er bestaan nogal wat vragen over de rechtsgeldigheid van de bewindsclausule. Is een dergelijke regeling niet in strijd met de voogdijregeling als de begiftigde nog minderjarig is? Is dit geen vorm van ontoelaatbare extralegale voogdij? Kun je wel een bewind organiseren voor de goederen die de reserve van het kind uitmaken? Creëer je hier geen ontoelaatbaar vervreemdingsverbod? De rechtsleer aarzelt en raadt minstens aan om niet lichtzinnig te handelen: je moet er een ernstig en legitiem belang mee dienen en het bewind moet in de tijd beperkt zijn. Bovendien is het nog de vraag of een door de ouders aangestelde bewindvoerder voor het kind van de vrederechter wel de machtiging zal krijgen om een dergelijke schenking of een dergelijk legaat met bewindsclausule namens zijn pupil te aanvaarden. De wetgever is zich van die problemen bewust. Daarom tracht een wetsvoorstel tot wijziging van het erfrecht hier een oplossing voor te bieden.
De oprichting van een private stichting
In het geval van grotere en complexe vermogens doen ouders soms een beroep op een private stichting voor het beheer van het vermogen dat ze aan hun kind met een beperking nalaten. De ouders brengen een deel van hun vermogen in een private stichting in. Die richten zij op om dat vermogen – dat ten dienste staat van hun kind – te laten beheren door een raad van bestuur die zij zelf aanstellen. Zij kunnen bij leven of bij testament een stichting oprichten. Een authentieke akte is vereist. De wet schrijft geen minimumkapitaal voor, maar de private stichting moet natuurlijk leefbaar zijn. Een private stichting heeft rechtspersoonlijkheid. Zij kent geen leden of vennoten en dus ook geen algemene vergadering. De stichting moet minstens drie bestuurders hebben. Tijdens hun leven treden de ouders meestal zelf op als bestuurders, samen met een noodzakelijke derde bestuurder die zij hebben uitgekozen. In de statuten voorzien zij wie hen, na hun overlijden, als bestuurder opvolgt. Op die manier ontsnapt het bestuur over hun ingebrachte vermogen aan het beheer door een voogd of bewindvoerder. De huidige wetgeving is helaas niet soepel genoeg om van de private stichting het middel bij uitstek te maken om het probleem van het bestuur van het vermogen van wilsonbekwame kinderen op te lossen. Zo verhindert het erfrecht nog altijd dat je een private stichting kunt gebruiken om de overgang te regelen van het (reservatair) erfdeel dat de persoon voor wie de stichting werd opgericht, moet krijgen. De rechtsleer beschouwt de inbreng van een vermogen in een stichting vaak als een schenking aan een derde, dus aan een niet-erfgenaam, zodat die inbreng in – of schenking aan – de stichting geldt als een schenking die noodzakelijkerwijze op het beschikbaar deel moet worden aangerekend. De beschermde persoon, voor wie de stichting werd opgericht, zou hierdoor ook nog recht hebben op zijn reservatair erfdeel en dat benadeelt dan weer de andere kinderen. Een wetsvoorstel tracht de juridische en praktische belemmeringen hiervoor te regelen. Volgens dat voorstel zou je, na machtiging door de vrederechter, roerende goederen in de private stichting kunnen inbrengen in ruil voor de toekenning van certificaten aan de inbrengers. De inbreng wordt dan een verrichting onder bezwarende titel. De oprichters kunnen daarna de certificaten schenken of legateren aan het kind voor wie de stichting werd opgericht (eventueel gekoppeld aan een beding ‘de residuo’). Beantwoordt de waarde van de certificaten aan het (eventueel reservatair) erfdeel van het kind, dan heeft dat kind verder geen aanspraak meer op de nalatenschap. Om de privacy te beschermen hoeft volgens het wetsvoorstel de identiteit van de begunstigde persoon ook niet meer in het Belgisch Staatsblad te verschijnen.
Het is belangrijk te beseffen dat de raad van bestuur van de private stichting enkel het vermogen van die stichting bestuurt. Als er nog ander vermogen beschikbaar is, dan beheert een aan te stellen bewindvoerder dat. Een dergelijke situatie kan vanzelfsprekend tot conflicten leiden. De wet van 17 maart 2013 laat echter toe dat een private stichting die zich uitsluitend inzet voor de te beschermen persoon, wordt aangesteld tot bewindvoerder, zowel over de persoon als over de goederen van de beschermde persoon. Dat biedt het voordeel dat de oprichters van de stichting in feite zelf de bewindvoerder kiezen en zo conflicten tussen de private stichting en de bewindvoerder vermijden.
Oprichting van een fonds op naam
De administratieve rompslomp en de kosten van een private stichting schrikken sommige ouders af zodat ze de oprichting ervan pas overwegen als de omvang en complexiteit van het te beheren vermogen dat ook verantwoorden. Bovendien is het niet altijd eenvoudig om minstens drie bestuurders te vinden die niet alleen bereid zijn om die functie waar te nemen, maar ook over de nodige capaciteiten en energie beschikken om die taak uit te voeren. De oprichting van een fonds op naam – of een nominatief fonds – kan in dergelijke gevallen een oplossing bieden. De rechtsleer beschrijft een fonds op naam als een ‘feitelijke boekhoudkundige entiteit die wordt geopend binnen een overkoepelende rechtspersoon’. Hierdoor druk je de oprichtings- en werkingskosten. Je richt een fonds op naam op via een schenking of legaat aan die rechtspersoon, bijvoorbeeld een stichting van openbaar nut. De schenker of testator bepaalt de naam van het fonds. Het fonds wordt eigendom van de overkoepelende rechtspersoon, maar een comité gebruikt het gedeeltelijk voor de zorg en de lotsverbetering van de te beschermen persoon. Het begeleidingscomité bestaat gewoonlijk uit familiale vertegenwoordigers en vertegenwoordigers van de overkoepelende inrichting. Onder meer de Koning Boudewijnstichting en de Fondation docteur Portray verstrekken zulke diensten zonder winstoogmerk. De overkoepelende rechtspersoon rekent uiteraard een werkingskost aan. Wat met het saldo van het fonds gebeurt na overlijden van de beschermde persoon, hangt onder meer af van de statuten van de rechtspersoon. Bij de Koning Boudewijnstichting moet er een restkapitaal zijn voor de realisatie van de andere doelstellingen van de stichting. De Koning Boudewijnstichting is namelijk een stichting van openbaar nut en moet dus handelen overeenkomstig dat doel. Hoe dan ook neem je het best voordat je een fonds op naam opricht, contact op met de overkoepelende rechtspersoon voor inlichtingen over de werkwijze, de kosten en de opgelegde voorwaarden.
Hoe aantrekkelijk dit middel in bepaalde omstandigheden ook mag zijn, toch duiken hier volgens het burgerlijk recht minstens dezelfde hinderpalen op als bij de oprichting van een private stichting. Schenkingen of legaten aan de overkoepelende rechtspersoon zijn schenkingen aan een derde en dus aan te rekenen op het beschikbaar deel van de schenker, ook al worden de geschonken bedragen volledig aangewend ten gunste van de persoon met een beperking. Die heeft nog recht op minstens zijn reserve, en wel ‘in natura’. De regeling benadeelt de overige reservataire erfgenamen dus financieel.
Dit artikel werd genomen uit Financiële zorgvragen, in goede en kwade dagen.
Auteurs: Ingrid Stevens, Rik Deblauwe, Karl Ruts, Jo Stremersch, Johan Verstraete, Ingrid Verstringe, m.m.v. Herman Nys.
Gepubliceerd door KnopsPublishing.
Het boek is verkrijgbaar in Standaard Boekhandel, ISBN: 9789460354427.
Met dank aan www.financielezorgvragen.be.
Vond je dit artikel nuttig? Laat het ons weten in de reacties!
Auteur: Financiële zorgvragen
1 reactie