Op het blad in de tuin glinsterende dauw
transparant als de vleugel van een insect
met nerven van een opdoemend lichtgrauw
dat versomberde bij onze langste herfst
Aan de schutting zwegen de bijenhotels
en bungelden in de struiken bramen
doorgerijpt en aangevreten. Appels
rotten onder de boom die zonnebanen
en schaduwvlekjes wiebelde op je lokken
bij de stinkende vijver waar jij spiedend
tussen de waterlelies en het kroos
naar kikkers zocht. Hoe je maar bleef bokken
naast je koffer in de gang en je speeldoos
met de deksel scheef en je rust veinzend
de straat uitreed, mij aankeek, wijzend
naar de lucht en droef het zwieren, sprakeloos
onze spreeuwen op de galm van kerkklokken
Dit gedicht werd ingezonden door Niels Landstra.
(uit: Droef het zwieren, uitgeverij Oorsprong)
Schuilt er in jou ook een dichter? Stuur dan jouw gedicht naar redactie@sennetmagazine.be en wie weet lees je het wel in één van de volgende edities van SenNet Magazine!
0 reacties