Het ambt van ‘garde champêtre’ (veldwachter, in de volksmond verbasterd tot ‘champetter’) dateert uit de Franse tijd en werd de gemeenten in 1803 opgelegd. In 1887 werd de veldwachter een provinciaal ambtenaar die door de gemeente wordt voorgedragen. De minimumleeftijd was 25 jaar, en de veldwachter zwoer bij zijn indiensttreding trouw aan de koning.
De champetter honderd jaar geleden
Honderd jaar geleden had ‘champetter’ vooreerst een aantal algemene taken, zoals het waken over de toepassing van de wetten, de politiereglementen, de goede orde en de rust in de gemeente. Ook bewaakte hij en hield hij toezicht op de velden, het fruit, de oogst, de bossen, het vee, de jacht en de visvangst. De veldwachter bood eveneens hulp aan de rijkswacht bij de opsporing van militaire deserteurs en dienstweigeraars, hield misdadigers aan en begeleidde de openbare manifestaties zoals processies.
Tot zijn specifieke taken behoorde het opstellen van bekeuringen in verband met mest en andere voorwerpen op de openbare weg, het slecht onderhoud van grachten, spelen die zonder toelating van de burgemeester gehouden werden, openbare dronkenschap en het hoeden van vee op openbare plaatsen.
Tenslotte had hij een controlerende en inspecterende functie op hondsdolheid, mond- en klauwzeer, loslopende honden, de platen voor hondengespannen, de registratie van de bevolking, de wegen en waterwegen, aanplantingen langs de openbare weg en de gemeentearbeiders.
Belangrijke positie
De ‘champetter’ nam een belangrijke sociale positie in het dorpsweefsel in. Hij kende het reilen en zeilen van het dorp op zijn duimpje, want hij deed dagelijks zijn ronde en noteerde alles wat hij zag. In zijn boekje schreef hij onder meer het aantal rondes en alle bezochte plaatsen, de ontvangen bevelen van hogerhand en de gevolgen die hij aan deze bevelen gaf, alle wanbedrijven, overtredingen en ongevallen, de ontvangen klachten, enz. Dit boekje bevatte dan ook een schat aan informatie over het dagelijks leven. De veldwachter stond in dagelijks contact met de burgemeester, die trouwens het notitieboekje moest paraferen en zo een onmiddellijke controlerende functie uitvoerde.
Ondanks zijn sleutelpositie genoot de veldwachter slechts een beperkt aanzien, en werd hij eerder gevreesd.
Het loon van de veldwachter was niet overdreven. Rond 1920 kreeg hij een jaarwedde volgens de klasse van de gemeente. Voor een gemeente eerste klas (bv. Zepperen) was dat 500 frank, een gemeente tweede klasse (bv. Ulbeek) betaalde 300 frank en derde klasse 200 frank. Wel kreeg hij nog een vergoeding voor huisvesting of kosteloze huisvesting.
De veldwachter mocht na 30 jaar dienst op 65 op pensioen en ontving een pensioen in verhouding tot zijn jaarwedde. Het werd de veldwachter toegelaten om een bijberoep te hebben als kruidenier of slager, op voorwaarde dat hij een vergunning van de Bestendige Deputatie kreeg. Hij mocht onder geen beding een herberg uitbaten of dranken verkopen.
Auteur: Stefaan Van Laere
4 reacties
De veldwachter had het mandaat van ''officier van gerechtelijke politie''.
Bij ons noemde ze hem ''de boî''.
De opvolging ging meestal van vader op zoon.
Als kind was dat voor ons de meest gevreesde persoon in het dorp. Iemand waar we dikwijls voor op de vlucht zijn moeten gaan, telkens als we iets uitgestoken hadden...
Zeg dat nu eens tegen de 'jeugd' en de anderen die hier als vluchteling aanspoelen.
Durf maar geen scheef woord zeggen tegen kinderen of vreemdelingen want ze komen tegen u benen stampen en u uitmaken voor rotte vis.
De politie ? Die durven niets zeggen en blijven liever warmpjes op hun bureel zitten in plaats van te patrouilleren. Woon in de buurt van een school. Elke dag rijden er minstens een 50tal fietsers buiten zonder licht en in het donker gekleed. Met de auto zijn ze echt bijna niet zichtbaar en na een ongeval bewijs het maar he. Het is een echte schande dat de politie daar niets aan doet. Dit maakt mij echt razend kwaad.