Deel via

“Ik kom mijn tanden afgeven!”

July 2021
Een heikel thema voor (niet alleen) de 50-plusser is de toestand van ons gebit. Onze huiscolumnist Robert Janssens (82) heeft niet bepaald goede herinneringen aan een bezoek in zijn puberteit bij de tandarts. Ook mijmert hij over het boek ‘De wijsheid van een tandeloze glimlach’ waarin het hoofdpersonage voor de keuze tussen implantaten of een kunstgebit gesteld wordt...

Ik heb heel mijn lang leven door nooit schrik gehad, van niks of van niemand. Behalve van tandbehandeling en tandartsen. Dat werd helemaal erg toen ik als puber eens een kies moest laten trekken. In die tijd ging je, voor zo’n doordeweekse behandeling, het eerste het beste kabinet binnen, zonder afspraak. Na een hele poos doorgebracht te hebben in de wachtzaal, kwam ik terecht bij een vrouw, een Griekse zo zou later blijken, wat ook helemaal niet van belang is. Ze ging mij te lijf (of moet je zeggen ‘te mond’), met een naar mijn gevoel indrukwekkende tang en begon – na verdoving uiteraard – aan de bedorven tand te rukken en te sleuren. Plots hield ze op, ging aan heet hijgen en zei, haast in paniek: "Oei, ik voel met niet goed, ik denk dat ik ga flauwvallen…"

Dat gebeurde gelukkig niet en de rest van mijn gebit heb ik tot nog toe mogen bewaren. Dubbel gelukkig, gezien die reeds geciteerde angsten, die nu en helaas als een vloedgolf terugkomen. Want in de kortste keren is datzelfde gebit zodanig beginnen te aftakelen dat het (ook letterlijk) behoorlijk onsmakelijk oogt. Dat komt niet door de vorderende leeftijd, maar een laat gevolg blijkt te zijn van de kankerbehandeling die ik jaren geleden onderging.

"Het is niet meer om aan te zien," klaagt mijn vrouw bij herhaling. Anderen denken dat waarschijnlijk ook, maar durven het niet zeggen. En ik, ja, wat moet ik nu doen?

Ik loop nu constant rond met in mijn hoofd een passage uit een schitterend, filosofisch boekje dat ik eens van mijn vriend Rik Vanwalleghem kreeg: ‘De wijsheid van een tandeloze glimlach’ geschreven door ene Daniel Klein, even oud als ik. Het hoofdpersonage kampt eveneens met de problemen van een wegbrokkelend gebit en wordt dus eveneens geplaatst voor de vraag of alles eruit moet en zo ja, wat er in de plaats gestoken dient te komen: Implantaten of een kunstgebit? “Maar”, zegt zijn tandarts dan, “in dat tweede geval kun je geen varkenslapjes meer eten en kan dat ding onverhoeds naar buiten komen, door een toffee bijvoorbeeld.”

De verdere overwegingen gaan dan over de tijd die hij, in geval hij kiest voor die implantaten, als lijdend voorwerp op de stoel in het kabinet moet doorbrengen, over het kleine fortuin zo’n marteling gaat kosten en over de noodzaak er nog jong uit te zien.

Als ik mij goed herinner kiest de man voor de ‘tandeloze glimlach’, omdat het ‘finaal toch zo erg niet is om er een beetje als een oude man uit te zien’.

Ik ben dat ook, zo’n oude man en weet nog altijd niet wat ik met die ‘vieze mond’, (dixit echtgenote Liliane) wel moet aanvangen? Eén ding heb ik al bedacht: een vlot zinnetje voor als ik het kabinet binnenstap, zinnetje om te laten blijken dat ik mij helemaal ontspannen aan de behandeling ga onderwerpen.

“Ik kom mijn tanden afgeven!”

Maar verder weet ik het nog altijd niet.

Ik hou jullie wel op de hoogte.

Auteur: Robert Janssens

4 reacties

wimverbeke
Heel herkenbaar! Ik geniet elke week van deze column.
26/07/21 11:08 REAGEER
wimverbeke
Robert Janssens is een aanwinst voor onze nieuwsbrief. Om elke week naar uit te kijken!
26/07/21 11:09 REAGEER
Daisykat
Als ik een tip mag geven. Als nadien blijkt dat je je er toch niet zo goed bij voelt kan je best een geheel gebit
nemen, dat kan je altijd nog in een glas water leggen als je thuis bent. (. Dat deed mijn moeder ook altijd )
26/07/21 11:23 REAGEER
rdckx
Robert, Op je 82 nog wekelijks goeie columns schrijven zoals de jouwe , hoed af !

Tandeloos
In mijn jonge jaren was het nog niet zo gebruikelijk, het dagelijkse tandenpoetsritueel, laat staan tweemaal per dag, en flossen, flossen kenden wij toen helemaal nog niet, alzeker niet in het arbeidersmilieu waarin ik opgroeide. Ergo op late leeftijd liep ik dan ook rond met een uitzichtsloze opgekalefaterde bepleisterde mond, met altijd opnieuw nieuwe gaatjes, dermate dat de kniedokter mij verplichtte tot tandartsenbezoek. Zonder het fiat van de tandendokter : geen knieprothese. Tandenknarsen kon ik toen nog, nu niet meer. Die tandendokter besliste : alles moet eruit, met uitzondering van 4 kleine tandjes onderaan. Die zou ik nodig hebben om mijn toekomstige gebit aan vast te haken !
Nu loop ik buiten rond met schitterende tanden, nooit gezien, nog altijd herken ik mezelf niet. Maar binnenshuis liggen ze mooi in een potje, zo verslijten ze niet te snel. Of misschien doe ik dat ook, om mijn kinderen op bezoek telkens weer de haren ten berge te doen rijzen ? De deugniet in mij is nog niet dood, gelukkig ! Rita
26/07/21 12:18 REAGEER

Login Registreer

Robert Janssens

journalist-auteur
journalist-auteur
Robert Janssens (Borgerhout, 25 juni 1939) is een voormalige Vlaamse sportjournalist. Hij maakte naam als wielerjournalist voor eerst de Volksgazet en later vooral Het Laatste Nieuws. Hij schreef een 15-tal fel gewaardeerde wielerboeken en maakt in 2021 op 81-jarige leeftijd met 'Sukkelaar' zijn romandebuut. Boek 'Sukkelaar'

Meer artikels van Robert Janssens

Recente Artikels

Gerelateerde Artikels