Deel via

‘Le Nord’

January 2022
Ook liefhebber van de wielerklassieker Parijs-Roubaix? Kenmerkend zijn hier de kasseien, en daar heeft onze huiscolumnist Robert Janssens de nodige herinneringen aan. Als wielerjournalist maakte hij destijds als bevoorrechte getuige meerdere edities van dit wielermonument mee. In deze aflevering dwalen zijn gedachten af naar de 'Hel van het Noorden'.

Hoewel ik bijna 20 jaar als journalist in het wielrennen met pensioen ben, droom ik nog vaak van ‘de koers’. Ik reisde voor mijn job ongeveer heel de wereld rond, maar ’s nachts zit ik bijna altijd in het noorden van Frankrijk, ‘le Nord’, zoals ze daar zeggen. Ik dool er altijd door dezelfde stad, waarvan ik een brede laan zie en vergeefs op zoek ga naar een restaurant, waarvan ik de naam niet meer ken, maar zeker weet dat ik het opperbest stelde met de uitbaters ervan. Ik kom dan, even onveranderlijk, terecht in een groot complex, waar ook de perszaal was. Een hele ruimte, waarin ik en steeds in mijn droom, heel veel vrienden van toen terugvindt. Behalve diegenen, die ik (waarvoor?) nodig heb.

‘Le Nord’ wordt aanzien als een belangrijke wielerstreek en dat komt vooral omdat er een van de belangrijkste klassiekers afgewerkt wordt: Parijs-Roubaix. En misschien ook omdat Vlaanderen, topgewest voor koersen en coureurs, maar een stapje over de grens ligt. En toch, toch komt het mij voor dat Noord-Frankrijk weinig of geen grote coureurs heeft afgeleverd, wat zonderling is gezien de armoede die daar zo lang bestaan heeft en armoe doorheen de geschiedenis de sterkste kampioenen heeft afgeleverd. Maar in tegenstelling tot Bretagne (Robic, Bobet, Hinault) en Normandië (Anquetil vooral), staan er weinig ‘chti’s’ op de erelijsten van de topwedstrijden, ‘chti’s’ zijnde de benaming die gegeven wordt aan de inwoners van die streek omdat in hun dialect vaak die klank te horen valt. Maar dit terzijde…

Maar neen dus, grote kampioenen werden niet direct geboren in de buurt van Rijsel of Roubaix. In de pionierstijd heeft ene plaatselijke Charles Crupelandt Parijs-Roubaix (1912) gewonnen. Naar hem wordt de laatste kasseistrook uit die klassieker genoemd, een kort en gemakkelijk slotstuk dat vrij recent en speciaal aangelegd werd als aanloop naar het eindpunt, de legendarische velodroom. Crupelandt is – hoofdzakelijk in ‘le Nord’ dan – uiteraard bekend gebleven om zijn klassieke zege, behaald voor eigen publiek, maar vooral door het verschrikkelijke leven dat hij geleid- of moeten leiden heeft na de eerste wereldoorlog.

Jaren na Crupelandt kwam dan Jean Stablinski, een ingeweken Pool, die wereldkampioen op de weg werd (Salo 1962) maar bij ons vooral gekend blijft als de ploegleider die Lucien Van Impe op het spoor naar een grote Tourcarrière zette. En voor eeuwig de reputatie verwierf als createur van de echte ‘Hel van het Noorden’. Waarbij je, wat nu volgt, toch moet weten. Tot in de helft van de jaren 60 zag Parijs-Roubaix er helemaal niet uit zoals dat nu het geval is. Er zat zelfs een heuse helling in (Doullens) en voor de rest werd gestreden over de gewone banen die steden en dorpen verbond, banen waarover het, gezien de ruwe kasseien, niet altijd comfortabel fietsen was. Maar dan ging men ook daar asfalteren en dreigde Parijs-Roubaix zowaar een vluchtkoers te worden. In 1964 won Peter Post die wedstrijd met een recordgemiddelde van meer dan 45 kilometer per uur. Er moest wat gebeuren om het karakter van die topklassieker te redden en daarvoor kwamen de organisatoren terecht bij… Jean Stablinski, die in Valenciennes woonde, bij mijn weten daar een zaak in huishoudtoestellen uitbaatte en voor de rest heel de streek op zijn duimpje kende. Hij trok, samen met de parcoursverantwoordelijke Albert Bouvet, op verkenning doorheen velden en langs boerderijen om daarna bij de grote baas Jacques Goddet een ontwerp van parcours in te dienen, dat wat we nu kennen. Toen Goddet dat plan onder ogen kreeg, voorspelde hij dat de coureurs hen, de ontwerpers, na de koers prompt zouden vermoorden, maar dat is gelukkig niet gebeurd. De renners dokkeren nog altijd over die brute stenen en doorheen die diepe putten, met een zeker plezier, zoals zou blijken uit de commentaren na de editie 2021, toen de deelnemers als heuse slijkmannetjes de velodroom bereikten.

Tenslotte is ook ene Jean-Marie Leblanc, eveneens afkomstig uit het ‘le Nord’. Leblanc was een zeer middelmatige coureur, werd een schitterend journalist en tenslotte de hoogst gewaardeerde directeur van de Tour de France. En net naar hem was ik in mijn droom van vannacht vergeefs op zoek, omdat hij mij vanuit die stad-zonder-naam… naar huis zou voeren. Onwaarschijnlijk natuurlijk, hoewel ik die man, die vele jaren lang een echte vriend van mij was en nog is, daartoe zeker bereid zou geweest zijn.

Auteur: Robert Janssens

0 reacties

Login Registreer

Robert Janssens

journalist-auteur
journalist-auteur
Robert Janssens (Borgerhout, 25 juni 1939) is een voormalige Vlaamse sportjournalist. Hij maakte naam als wielerjournalist voor eerst de Volksgazet en later vooral Het Laatste Nieuws. Hij schreef een 15-tal fel gewaardeerde wielerboeken en maakt in 2021 op 81-jarige leeftijd met 'Sukkelaar' zijn romandebuut. Boek 'Sukkelaar'

Meer artikels van Robert Janssens

Recente Artikels

Gerelateerde Artikels