Ik ken iemand die zo niet constant dan toch heel veel bezig is met geluk, met gelukkig zijn. Haar leven wordt voor een niet onbelangrijk gedeelte beheerst door de klassieke vraag ‘wat is geluk?’ en verder door gedachten als ‘ben ik dat al geweest?’ en ‘zal ik dat ooit worden?’
Ik voelde me op een bepaald moment toch een weinig betrokken bij haar zoektocht, in die mate dan dat ik me liet ontvallen “er ooit eens een cursiefje over te schrijven.” Ze bleek daarmee akkoord tot content en ik ging me een beetje onbehaaglijk voelen. Ik had haar, met mijn toch wel voortvarende aankondiging, in feite iets beloofd en als het ook maar enigszins kan, wil ik altijd wel beloften nakomen.
Maar…
Ik ben natuurlijk geen filosoof, van wie verwacht mag worden dat hij met een zekere kennis van zaken mee stapt in de eeuwig zoektocht naar de betekenis van dat magische begrip, geluk dus. En ik ben ook geen psycholoog, die min of meer weet hoe de mensen, die daar nood aan hebben, op de weg naar, juist, het geluk te zetten, geluk dat volgens mij op verschillende velden te rapen ligt, afhankelijk ook van je leeftijd. En van andere, jouw omringende mensen. Voor kinderen bijvoorbeeld wordt vooral door de ouders of eventuele vervangers bepaald of je later van een… gelukkige jeugd kunt spreken.
Komt dan de puberteit, waarin het ‘magische woord’ soms een heel andere lading dekt dan bijvoorbeeld bij mensen uit de volgende fase, zij die nog jong en tegelijkertijd volwassen zijn. Want voor hen ligt het breedste veld aan mogelijkheid wijd open. Je kan aan een goede job geraken, je kan ambiëren rijk te worden en je kan… de ware liefde ontmoeten. In alle facetten: trouw en tederheid, avontuur en seksualiteit, warmte en steun. Elk onderdeel kan leiden naar een moment van totale voldoening, komend op wat men de gevestigde leeftijd noemt.
En dan, ja dan is men plots oud. IS want eigenlijk voelt men dat niet aankomen, stelt men ineens vast dat in werk en liefde alles anders wordt. Men krijgt plots de tijd om heel bewust te proberen… gelukkig te zijn en dat kan, als men beseft dat kleine dingen daar meer toe bijdragen dan grote verlangens. Als de passie uit het koppel verdwenen is, de kinderen hun eigen leven leiden, de carrière al dan niet met succes afgerond werd en zelfs als de bankrekening niet oogt zoals destijds verlangt, dan komt het erop aan om zelf, helemaal zelf de kroon op je leven te zetten, leven waarin je met minder tevreden moet zijn maar dat ook aankunt. Met punten die je vroeger nooit op de ‘agenda des levens’ zou gezet hebben, niet wetend natuurlijk dat, bijvoorbeeld, een tedere knuffel evenveel voldoening schept als een stevige vrijpartij. Want een gewoon, zacht kusje is en blijft nog altijd een kus.
Ik heb nu zelf ervaren dat goed gebruik van de tijd, die op een bepaalde leeftijd voor ons en door de maatschappij wordt vrijgemaakt, de rechtste weg is naar wat de mensen “een goede oude dag” noemen.
En echt veel moet dat niet zijn: bij het invullen van kruiswoordraadsels krijg je toch nog een mooie gelegenheid om de frisheid van je geest te testen, wat je vroeger deed bij het oplossen van ingewikkelde problemen op het werk. En bij het breien of het haken kunnen vrouwen (en ook mannen, wees maar gerust) aantonen tot wat ze nog in staat zijn, dat wil zeggen het produceren van mooie dingen, waartoe men in zijn actieve loopbaan niet altijd de gelegenheid kreeg.
Ikzelf schrijf nu zonder de stress van de deadline, ons in de journalistiek opgelegd en ik lees zonder er te moeten aan denken dat ik nog zoveel anders te doen heb. Tijdens de eerste coronagolf ben ik veel gaan wandelen, ook in- en niet altijd rond dat mooie Gent. Alles was gesloten en dus volgde ik de richtlijn van die verstandige mens, die ooit zei dat als je in een stad op gang gaat, je altijd met je kop omhoog moet lopen. Beneden zie je alleen etalages die toen niks te bieden hadden, vanaf de eerste verdieping kun je genieten prachtige, zonderlinge of zelfs lelijke voorgevels. Zo eens vloeken en zich afvragen wie nu zo’n misbaksels bedenkt, doet ook al eens deugd. Het komt er dus op aan niet te doen wat destijds, in volle coronacrisis, die minister van volksgezondheid aanraadde: in je kot blijven. Drentel eens door een park zonder te joggen of door een winkelwijk, zonder daarom iets te kopen. En ook: kom op café en dat moet niet noodzakelijk zijn om iets te veel te drinken. Kies liefst een vaste kroeg, waar je mettertijd herkend wordt, eerst door het personeel, even later ook door andere vaste klanten, niet enkel mannen, iets oudere vrouwen komen daar ook. Dan word je begroet en kan er zelfs een ‘klapke’ van komen, wat niet noodzakelijk is. Gewoon de gedachte ‘erbij te horen’ is vaak al voldoende om je… gelukkig te voelen.
Ik veronderstel dat bij al die overwegingen filosofen en psychologen wat meewarig gaan glimlachen. Ik laat ze maar, ik weet dat ik gewoon tevreden ben met wat ik als oude man nog mag beleven, ja MAG beleven, zijnde een begrip waar we best zo vaak mogelijk aan moeten denken.
Ik zal tot slot nog een heel persoonlijk geheimpje verklappen. Als mijn dag met een alsnog snel tempo voorbijgegaan is, als ik ’s avonds (vrij vroeg) gegeten heb, dan kan ik nog een echt gelukkig moment(je) beleven. Ik heb dan mijn pyjama aan en mijn kamerjas en zet mij zachtjes in de sofa, voor een beetje TV en veel lectuur en denk dat het toch weeral gewoon goed geweest is.
Wat voor mij meer dan voldoende is.
Auteur: Robert Janssens
4 reacties
Vraag het maar eens aan een eendagsvlieg...