Het is jaren geleden dat ik nog eens ‘naar de cinema’ ben geweest. Nochtans deed ik dat van in mijn prille jeugd vaak en met een zekere passie, zodat ik doorheen al die jaren ter zake wel een en ander heb zien evolueren.
Deskundige vrouw
Mijn vrouw volgt het vandaag veel nauwgezetter dan ik, niet in de bioscoop maar via Netflix en ander streamers. Zij kan dus deskundiger oordelen dan ik en is akkoord met mijn veronderstelling dat er zo goed als geen ‘plezante’ films meer gedraaid worden, of beter gezegd nog: ‘knettergekke films’.
Ik moet vandaag zelfs niet met haar meekijken, om te weten wat er op het scherm en bij uitbreiding op het witte doek in het aanbod zit, want tussendoor mijn ijverig lezen hoor ik dat wel.
Er wordt meer getierd dan gefluisterd, de kogels vliegen bij herhaling rond je oren, vloeken zitten meer in de scenario’s dan grappen en al eens stevig lachen lijkt niet meer aan de orde.
Ik vraag mij dan ook af of er ooit, in Hollywood, Londen, Rome of Parijs nog van die echt komieke verhalen verteld worden. Dan wanneer, doorheen de hele geschiedenis van de film, de ‘komieken’ vaak de toon hebben aangegeven, om meteen mee te zorgen voor die pijlsnelle evolutie van wat wij nog altijd ‘de cinema’ zijn blijven noemen.
Some like it hot
Mensen met een zekere leeftijd weten nog – ook al van wat onze ouders vertelden – hoeveel succes de Marx Brothers hadden, én Buster Keaton, én Charly Chaplin én Laurel en Hardy. Later kwamen ook en onder andere Fernandel en Bourvil en de Funès de mensheid vermaken. Zelfs de grote (grootste) Amerikaanse ster, Marylin Monroe, bracht ons aan het lachen en dat weet ik nog, want ook ik werd opgevrolijkt door de succesprent die ‘Some Like It Hot’ heette.
Gieren van het lachen
Toen ik, veel meer dan een halve eeuw geleden en samen met mijn goede vriend en acteur en wijlen Raymond Bossaerts aan de deur van een Antwerpse bioscoop stond te wachten op het begin van de volgende voorstelling, hoorden we, blijkbaar bij de slotscène, de mensen van binnenuit tot buiten gieren van het lachen. Later leerden we dat dit was om een eenvoudige, maar oh zo plezante scène. Het verhaal ging – en dat zit nog altijd stevig in mijn geheugen – over twee Amerikaanse muzikanten die nergens werk vinden. Behalve in een… vrouwenorkest en dus presenteren ze zich, netjes gekleed, als twee opvallende madammen om mee op tournee te gaan.
Men kan zich de eenvoudige maar knotsgekke scènes daarrond gebouwd best indenken. Het slottafereel speelt zich af op een danspartij, waarin Jack Lemon of Tony Curtis het, nog steeds vermomd als vrouw, bij een slow lastig krijgt met haar/zijn partner, een oude heer die blijkbaar meer wil dan alleen maar dansen. Onvermijdelijk moet dan toch een rechtzetting komen, maar de betrokken heer is zo in trance dat hij, horend dat hij met een man staat te flirten, alleen maar antwoordt dat ‘nobody perfect’ is. Niemand is volmaakt!
Het talent waarmee die onnozele scène gespeeld werd, veroorzaakte die lach die tot buiten de zaal te horen was en ik vraag me af of zoiets ooit nog wel eens gebeurt, dat onbedaarlijke lachen, die zo noodzakelijke reactie om de boel van het dagelijkse leven toch een beetje prettig te houden.

Sneller in groep
Ik las onlangs nog deze beschouwing van een of andere pseudofilosoof: lachen doe je zo goed als nooit alleen, met zijn tweetjes lukt het al wel eens, maar in groep gaan de remmen oh zo gemakkelijk los, wat natuurlijk best gebeuren kan in, bijvoorbeeld, een overvolle bioscoop.
Alleen moet er dan wel wat anders op het scherm komen dan oorlog, moord, mishandeling, verkrachting, terreur, familiedrama. Dit vastgesteld, zitten we misschien wel bij een van de redenen waarom onze maatschappij van vandaag zo vaak zo somber oogt. Veel meer dan in de tijd dat Louis de Funès gendarme in Saint-Tropez was.
Auteur: Robert Janssens
2 reacties