De meest opgemerkte dakloze van Gent
Dicht in de buurt waar ik woon, verbindt een mooie, brede laan een groot plein met de binnenring. Links en rechts is er een rijstrook, middenin een ruime ‘avenue’ onder forse bomen, avenue die bestemd is voor voetgangers en voor fietsers. En daar zit hij dan, de meest opgemerkte dakloze van Gent en omgeving. De man heeft zich, onder een van de bomen, geïnstalleerd met waarschijnlijk heel zijn hebben en houden, slordig opgeborgen in half kapotte dozen en soms gescheurde plastic zakken, die hem als het ware omringen als hij daar zit of ligt, wat hij zo goed als dag en nacht doet.
Hij ziet er uiteraard niet al te fris uit, ongeschoren gedurende dagen of weken, ongewassen eveneens. Waar zou hij dat ook doen, trouwens? En zijn kleren zijn geen… kleren meer, maar lompen.
Ik kom vaak aan hem voorbij, kijk dan telkens weer zonder dat ik ook maar een glimp van een blik terugkrijg. Hij zit constant voor zich uit te staren, schijnt af en toe eens tegen zichzelf te mompelen, met een stuurse trek om zijn mond, wat in zijn geval moeilijk anders kan, gezien de pijnlijke situatie waarin hij, zo denkt een normale mens toch, verkeert.
'Gevallen' burger
Soms hoor ik al eens over hem praten.

Ze zeggen dan dat hij destijds een gewone, gevestigde burger was, die een breuk met de echtgenote nooit heeft kunnen verwerken. En besloot zich dan maar bruusk en helemaal uit de maatschappij terug te trekken, meer en meer tussen al die rommel, overblijfsels van een waarschijnlijk keurig bezit, dat nu meer en meer op een vuilnisbelt is gaan lijken.
Ik vraag me dan telkens weer af hoe dat, in onze rijke maatschappij nog wel kan, dat zo’n sukkel daar dag in dag uit blijft vegeteren. In de zomer moet dat nog enigszins te doen geweest zijn, ondanks de heersende hitte. Daartegen was hij immers beschermd door die geciteerde, mooie bomen. Maar in de kou van de komende winter zal dat weer wat anders worden, hoewel hij zich dan waarschijnlijk helemaal zal ondergraven, onder al de rommel, die hij op een of andere manier naar die mooie laan gesleept heeft.

Verzet
Naar het schijnt heeft hij zich telkens verzet tegen opname in een of ander tehuis en dan denk ik al eens dat het toch niet zo slecht is dat een stadsbestuur die man gewoon zijn eigen, zij het armoedig leventje laat leiden, tegen vele regels in. Maar toch: zoiets kan en mag gewoon niet blijven duren.
Bij die beschrijving en die overwegingen valt mij plots iets te binnen. Dit is nu verdorie de tweede keer op rij dat ik, in deze column, over ‘alleen zijn’ schrijf. Ben ik, op mijn vorderende leeftijd, bang aan het worden dat ook te zijn, ik die de laatste maanden toch wel enkele naasten heb zien vertrekken.
Wapen tegen eenzaamheid
Onzin natuurlijk: ik ben nog altijd goed omringd en dat niet uitsluitend door ‘mensen van voor de oorlog’, wel door mannen en vrouwen, jong of oud, die altijd wel eens laten voelen dat ze er immer voor mij zullen zijn. En mocht dat dan toch niet lukken, dan heb ik een stevig wapen tegen de eenzaamheid bij de hand, of beter gezegd, in de hand: romans schrijven.

Ik heb - sinds ik daarmee twee jaar geleden begon - mijn vijfde zopas afgewerkt, alvorens het manuscript ter nalezing naar een aantal vrienden (die mij dus ook niet… alleen laten) op te zenden. Met het schrijven van zo’n boeken ga je plots in een extra-wereldje leven, een wereldje dat je zelf creëert, met mensen die je naar eigen goeddunken op dat ingebeelde en dus strikt persoonlijke wereldje zet. Als nog een bijkomende garantie tegen de eenzaamheid.
Auteur: Robert Janssens
2 reacties