Een vleugje verleden
Er bestaat in Gent een heel mooi cafeetje, naast die vele andere die ook het bezoek waard zijn en het zal intussen niemand verbazen dat ik er vele van ken. De meeste lezers weten wel dat ik een groot liefhebber ben van, juist, cafeetjes, niet om veel te drinken, wel om onder de mensen te zijn, om, zelfs gedurende een paar uurtjes, echt in de maatschappij te vertoeven. Daaraan zijn wel enkele voorwaarden verbonden.
Best is dat de uitgekozen kroeg geen al te moderne aanpak heeft gekregen. Er moet nog wat van het verleden in rondwaaien ook.
Luxe is voor mij absoluut niet nodig en de bezoekers zie ik nog het liefst van op alle niveaus neerdalen of opklimmen. Zo’n mengeling van rijken en armen, van intellectuelen en handwerkers, van ouderen en jongeren, dat is toch net wat onze wereld is. Zet die allemaal aan de toog of op de niet immer comfortabele stoeltjes en je komt terecht in het echte leven van vandaag, van gisteren en hopelijk ook van morgen.

Pernod
Het cafeetje dat ik in de inleiding citeerde, beantwoordt zo goed als totaal aan die voorwaarden. Vooraan, op de ultra brede stoep, staat een ruim terras opgesteld, met gele stoeltjes, gele tafels en gele zonne- of regenschermen, zo te benoemen al naargelang het weer van de dag. Dat alles geel is, komt omdat er met die kleur en in blauwe letters reclame gemaakt wordt voor Pernod, het Zuid-Franse aperitief, dat ik daar nog niet al te veel heb zien drinken. Maar dit terzijde dan. Wel heeft Pernod met die toch wel opvallende installatie bereikt dat de vrouw en ik regelmatig afspreken in… ‘het gele cafeetje’.
De patron is een magere, stille kerel, die volgens Liliane gelijkt op de Sloveense wielerkampioen Primoz Roglic. Hij runt de zaak gans alleen en als heel zijn al bij al groot terras helemaal vol zit, levert hij ongeveer evenveel inspanningen dan zijn evenbeeld dat op de fiets doet. De discrete man (de cafébaas en niet de coureur) moet zich van bij het begin en dat is jaren geleden, de opdracht gegeven hebben in zijn job de perfectie na te streven en die moet hij nu ongeveer bereikt hebben. Er mag nog zoveel volk zitten (binnen of buiten) als men wil, geen mens zal langer dan enkele minuten op zijn drankje moeten wachten. Of verplicht wordt neer te strijken rond een tafeltje waarop nog glazen staan en natte vlekken liggen, nagelaten door de vorige consumenten. Rap opgekuist staat dan netjes en een echte kroeg heeft ook zo een echte ‘patron’ nodig.
Wie binnenkomt in het cafeetje zelf mag gerust verbaasd zijn.
Al de muren zijn versierd met afdrukken van over het algemeen affiches, netjes ingekaderd en allemaal van hetzelfde formaat. De hoofdtoon wordt gezet door de toch wel stijlvolle reclame die destijds door het Franse Byrrh werd gemaakt en ik ben ervan overtuigd dat dit aperitief in het gele cafeetje evenmin gedronken wordt als de Pernod, aangeprezen op het terras.
Eerste auto
Links en rechts van al dat Byrrh-gedoe komen nog andere reclamemakers aan bod, die de mensen leren en destijds moesten wijsmaken hoe goed hun producten wel zijn: Martini, Lancome, Perrier, Solex en… Renault. Ik heb in dat stamineetje geen vaste plaats, maar probeer wel te zitten waar ik in het recente verleden het meest gezeten heb. Dat wil zeggen voor die ene muur, versierd met dat stukje reclame van Renault en telkens weer komt dan de herinnering aan mijn prille jeugdjaren naar boven. In het begin van de jaren 50 kocht mijn vader zijn eerste auto. Het was een Juvaquatre van juist… Renault. De affiche in het gele cafeetje leert mij telkens weer dat het wagentje plaats biedt aan vier personen, mijn herinnering zegt dat wij er met zes inkropen, mijn beide ouders en hun vier kinderen. Waardoor we niet altijd even vlot de hellingen opgeraakten, in het heuvelachtig gedeelte van Wallonië bijvoorbeeld.
De ‘patron’ werkt vanachter een mooie, antieke toog, de klanten kunnen, als ze met niet meer dan vier zijn, aanschuiven aan tafeltjes, die geen tafeltjes zijn maar oude naaimachines. Voor grote groepen is er dan wel meer ruimte voorzien.

Ik kom nu ook wel graag op café om er te lezen, in de Knack of in een of andere roman. Normaal zou het gele cafeetje daartoe moeten inspireren, maar lukken doet dat niet altijd. Op terras, bij zonnig weer, word je constant afgeleid door een stroom wandelende mensen en binnen zijn de omstandigheden ook niet altijd zo geschikt. In feite heb je er twee mogelijkheden. Ofwel zit er niemand, echt geen kat zoals we zeggen en kijk je constant naar de deur, jezelf afvragend of die nog zal opengaan en een volgende klant binnenlaten. Ofwel zit de kroeg stampvol, over het algemeen met mensen van ver weg, die op groepsbezoek zijn in de stad en waarschijnlijk de raad kregen in het gele cafeetje even pauze te houden. Het zijn meestal oudere mensen, voor driekwart vrouwen die in hun dagelijks leven nood hebben aan een… hoorapparaat. Desondanks gaan die mensen dan toch luid tot heel luid met mekaar praten en is lezen weer niet meer aan de orde van de dag.
Maar ondanks dat alles spreken vrouwlief en ik altijd weer af ‘in het gele cafeetje’. Want zo’n luidruchtige groep bezoekers, ja, dat hoort toch ook bij ‘de maatschappij’. Zoals al de rest, hierboven geciteerd.
Auteur: Robert Janssens
4 reacties
De verleiding is groot om daar eens te gaan.
Eliane
Het cafeetje heet AFSNIS (komt van Afsnee van de Leie... blijkbaar!?) Het ligt : Bij Sint Jacobs 10 in Gent. Elke dag open vanaf 10h tot sluiting (in het WE vanaf 8h!, voor de Rommelmarkt!?) De barman/eigenaar : Yannis. En nu zeg ik niets meer!!! hmmm Wanneer gaan jullie? Robert zit voor de affiche van Renault!