Landbouwstokerijen
Er is een duidelijk verband tussen de landbouw en het distilleren van jenever, zeker in Vlaanderen. Om de beschikbare gronden voor de stijgende bevolking intensiever te kunnen gebruiken waren nieuwe methodes nodig. Hierbij speelden natuurlijke meststoffen een niet onbelangrijke rol.
Niet toevallig ontstonden tijdens de 18de en 19de eeuw in regio’s waar nood was aan meststoffen steeds meer landbouwstokerijen. De spoeling van deze stokerijen zorgde voor voedsel voor het vee, dat op zijn beurt de opbrengst van de gronden deed stijgen. De meeste van deze boeren deden aan akkerbouw, wat dan weer goed was voor het telen van de voor de stokerijen zo broodnodige granen.
Veestapels en landbouwstokerijen gingen dan ook vaak samen. Niet toevallig kunnen we in de oude stambomen van veefokkers veel namen van stokers terugvinden.
Heel anders verliep de evolutie in de steden. Daar waar op het platteland vooral landbouwstokerijen hun opgang maken, werden vanaf het einde van de 18de eeuw in stadsverband vooral stokerijen met een industrieel karakter opgericht.
Toch konden de stokers niet onbeperkt hun gang gaan. Mislukte graanoogsten en het gevaar voor hongersnood hadden meermaals een tijdelijk verbod tot gevolg.
Verschil tuyssen Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden
Onder Willem II (1792-1849) was de evolutie van het stoken in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden duidelijk verschillend. De vorst probeerde in het Noorden de landbouw en in het Zuiden vooral de industrie aan te zwengelen.
De Belgische stokerijen kregen het steeds moeilijker, ook al omdat de concurrentie met de Nederlandse jenever moordend werd. Vooral de jenever uit Schiedam kon hier van profiteren. Deze jenever werd via de haven van Rotterdam uitgevoerd en kreeg de steun van de Hollandse bewindvoerders mee.

De Belgische jenever kreeg nog meer rake klappen door het invoeren van allerlei nieuwe indirecte belastingen en beperkende factoren. Zo was de nieuwe jeneveraccijns van 1822 zeker nefast voor de ontwikkeling van de jenever in België. Deze accijns werd geheven niet op het verbruikte graan maar op de jenever. Voor de stokers een aderlating, want bij het stookproces bleef in de draf nog heel wat alcohol achter die met de spoeling aan het vee gegeven werd.
Bovendien gingen afzetmarkten in het buitenland verloren omdat nu overal stokerijen gebouwd werden.
Rampzalig
De situatie was bij de Belgische revolutie in 1830 voor de stokers in België rampzalig. Het aantal stokerijen daalde zienderogen, maar de omwenteling zou een keerpunt betekenen. Bij de oprichting van het Koninkrijk België werd de invoer vanuit Nederland aan banden gelegd, ook van jenever. Ook werd de jeneveraccijns van 1822 afgeschaft.
Het nieuwe koninkrijk was gebaat bij de uitbouw van de jeneverindustrie. Dit kaderde perfect in de politiek om zoveel mogelijk onvruchtbare grond om te zetten in akkerland. Landbouwstokerijen kregen hierbij zelfs een welgekomen accijnsvermindering.
De uitbouw van een spoorwegennet, betere kanalen en het afschaffen tol- en voerrechten legde de weg naar het buitenland open, zowel voor de import van granen als de export van jenever.
Rond 1835 waren in de streek van Hasselt en Sint-Truiden alleen al ruim 25 jeneverstokerijen, wat van de jenever een van de belangrijkste industrieën van het nog jonge koninkrijk maakte.
In het laatste kwart van de 19de eeuw zat de jeneverproductie behoorlijk gelijkmatig over België verdeeld.
In de tweede helft van de 19de eeuw kwam het gebruik van melasse - alcohol gewonnen uit een reststof van suikerproductie - in opgang. Nieuwe bedrijven speelden hier op in, en naast Hasselt sprong ook Antwerpen mee op de trein.
Steeds meer kroegen
Gelijktijdig met de stokerijen steeg ook het aantal kroegen in België. Vóór 1889 kon iedereen die een aangifte invulde en een belasting betaalde met een café beginnen. Steeds meer arbeiders vonden in volle industriële revolutie de weg naar de kroeg, ook al omdat de lonen er vaak werden uitbetaald. Een praktijk die in 1872 werd verboden, al moet hier bij vermeld worden dat de jenever toen een veel lager alcoholgehalte had.
Aan het einde van de 19de eeuw speelde jenever in België indirect ook een belangrijke rol in de politiek. Enkel wie voldoende zogenaamde kiescijns betaalde mocht toen stemmen. De belasting die op een drankgelegenheid geheven werd gold eveneens als kiescijns, wat betekende dat niet minder dan 12% van het toen nog behoorlijk geringe kiezerskorps uit herbergiers bestond.
De jonge jenever zoals wij ze nu kennen ontstond aan het einde van de 19de eeuw. Dit product heeft maar weinig meer te maken met de traditionele jenever van weleer. De ontwikkeling van de kolomdistillatie en de overvloed aan suikerbieten leidde tot een goedkope en efficiënte manier van alcohol maken met als resultaat een smaak- en geurarm product dat in plaats van moutwijn kon gebruikt worden. Voordeel voor jan met de pet was dat dit deze jenever goedkoop en dus voor iedereen bereikbaar werd.

Tot de Eerste Wereldoorlog zou het jeneververbruik in België verder stijgen. Tijdens die oorlog bleven ten gevolge van de opeising van het koper van de stookketels slechts een beperkt aantal distilleerderijen actief.
Na deze oorlog was de situatie helemaal veranderd. De meeste stokers kochten voortaan hun producten aan bij grote gespecialiseerde firma’s.
Wet Vandevelde
De Wet Vandevelde van 28 augustus 1919 zou de verkoop van alle alcoholhoudende dranken beïnvloeden. Deze wet verbood de verkoop van dranken met meer dan 18% alcoholvolume in openbare gelegenheden, en jenever kreeg de zwaarste klappen ten voordele van wijnen, porto, sherry en likeuren.
Tot 1940 bleef de jeneverproductie in België beperkt. Grote namen zoals Fryns, Hertekamp, Neefs en Chassart verdwenen van de markt. Het zou vooral Smeets in Hasselt zijn die aan de jenever in de naoorlogse periode een nieuw elan gaf, al bleef de productie ondermaats in vergelijking met het begin van de eeuw.
De afschaffing van de wet Vandevelde in 1984 zou voor een eerste bescheiden heropleving zorgen. Ook droeg de crisis van de jaren tachtig ertoe bij dat de Belgen minder naar duurdere buitenlandse distillaten en eerder naar de inlandse, goedkopere producten zoals jenever grepen.
Fruitjenevers
De opkomst van de fruitjenevers in de jaren tachtig was voor vele stokers niet minder dan de redding, want het water stond bij velen al hoog aan de lippen. Vandaag brengt zowat elke distilleerder wel één of meerdere van die fruitjenevers op de markt.
Anderzijds groeit – gelijktijdig met de stijgende verkoop van de betere single malt whisky – ook de vraag naar betere en oudere graanjenevers. Procentueel gezien in vergelijking met de fruit- en jonge jenevers weliswaar nog steeds een kleine markt, maar dan wel een waar onmiskenbaar groeipotentieel én grotere winstmarges zit.
Een andere trend is die van de steeds verder doorgedreven concentraties. Wat maakt dat nog slechts een handjevol zogenaamde ‘warme’ stokers overblijft die de tradities van weleer verder zetten.
Ook in Nederland is de kennis en de kwaliteit van de inlands gedistilleerd in de tweede helft van de 20ste eeuw merkelijk achteruitgegaan. Het efficiency syndroom dat tijdens de jaren vijftig en zestig in het bedrijfsleven de kop opstak heeft ook de Nederlandse jeneverbranche niet ongemoeid gelaten.

Intocht van de managers
De binding van de stoker met de authenticiteit van het eigen product heeft vaak plaats geruimd voor de intocht van de managers die met de rekenmachine in de hand vooral denken aan rendabiliteit en cijfers. Met als jammerlijk gevolg dat de vakkennis dreigt te verdwijnen ook de terecht zo geroemde kwaliteit van weleer op de helling komt te staan.
Dit wordt echter door de consument afgestraft. Van de 400 Nederlandse distilleerders uit de periode kort na de Tweede Wereldoorlog zijn er nog hooguit een dozijn over, een fenomeen dat ook in België waar te nemen valt.
Op zich hoeft dit nog geen ramp te zijn. Zij die het traditionele product in ere houden en bereid zijn te werken met eerlijke grondstoffen weten zich van een stijgende interesse bij de levensgenieter verzekerd. Jenever als aperitief, als ingrediënt van de maaltijd of zelfs begeleidende drank, als digestief of gewoon als heerlijk afzakkertje voor een gezellig uitje met de vrienden: de toepassingsmogelijkheden zijn legio.
Auteur: Stefaan Van Laere
1 reactie