Waar vandaan: Huisdieren > Katten> De jonge kat

De jonge kat

 

Moederkatten kunnen in dezelfde worp kittens van verschillende vaders ter wereld brengen.

48 uur na de geboorte zijn de meeste kittens al beschermd tegen alle ziektes waartegen de moeder is ingeënt. De kittens slikken de afweerstoffen met de moedermelk in. Na 2 dagen zijn deze stoffen uit de moedermelk verdwenen.

Het pasgeboren kitten is grotendeels aangewezen op wat zijn neus hem vertelt.

Vrijwel direct na de geboorte beginnen de kittens te drinken, waarbij ze eerst met elkaar wedijveren om een tepel. Al gauw krijgt elk kitten zijn voorkeur voor een bepaalde tepel.
Het kitten kan deze tepel terugvinden door de geur, omdat het gebied rond de tepel is gemerkt met zijn geur.
Als een andere tepel toevallig vrij is, wordt die ook wel eens gebruikt, maar wordt zonder protest afgestaan aan de "eigenaar".
Ook al zien ze nog niets, als je ze oppakt en een eindje van de mand neerzet, kunnen ze zonder problemen de weg terugvinden. Ook dit doen ze op de geur.

Let er bij nieuwe kittens de eerste dagen goed op dat elk kitten goed drinkt en dat de tepels van de moeder goed functioneren.

Na 10 tot 14 dagen gaan de oogjes open. Ze leren ze heel snel goed te gebruiken.

Als de kittens geen moedermelk meer krijgen moeten ze worden ingeënt. Met 8 weken voor het eerst tegen niesziekte e.d. Deze enting moet als ze 12 weken zijn, worden herhaald. Een enting tegen rabiës kan dan ook plaatsvinden. Hierna is een jaarlijkse herhaling voldoende. De meeste dierenartsen geven zelf een seintje als het weer zover is.

Zolang ze moedermelk krijgen, hebben jonge katjes geen kattenbak nodig. De moeder masseert hun buikjes met de tong en likt alles schoon. Met het eerste vaste voedsel komt de spijsvertering van de kittens op gang. Later volgen de kleintjes het voorbeeld van hun moeder en doen de behoefte waar de moeder het ook doet.

Jonge katjes van zindelijke moeders worden meestal snel zindelijk.

Weesjes die met de fles worden grootgebracht vertonen niet het typische gedrag van een kat.

Weesjes die in de jeugd niet met mensen in aanraking zijn gekomen, worden later bangelijk of agressief in de omgang met andere katten of met mensen. Ook op nieuwe dingen kunnen ze op die manier reageren.

Voeren alleen is niet voldoende. Als je kittens grootbrengt zonder de moeder moet je voor een nest met een constante temperatuur van 30° zorgen. Dat nest moet wel goed geventileerd zijn. Om het niet te warm te laten worden voor de kittens kan de kruik of de verwarmingsdeken het best met een handdoek worden afgedekt. Zorg er ook voor dat een hoek van het nest minder warm is, waar de kittens eventueel naar toe kunnen kruipen. Omdat het weesje van zijn moeder geen afweerstoffen met de eerste melk (het colostrum) heeft binnen gekregen zijn ze bijzonder gevoelig voor ziektes. Daarom moet voor een smetteloos nest worden gezorgd. Om de vertering na het drinken te stimuleren moet de buik van het kitten met 2 vingers worden gemasseerd totdat het kitten poept.

Jongen die dagelijks contact hebben met mensen en hun moeder ontwikkelen zich normaal. Het kan echter soms voorkomen dat ze een ongezond sterke band met de mens krijgen.

Jongen die zonder toedoen van mensen worden opgevoed blijven vaak hun hele leven schuw.

Kattenkinderen hoeven niet te leren hoe ze zich moeten wassen. Al op een leeftijd van 14 dagen ondernemen ze de eerste pogingen en likken met het ruwe babytongetje over de vacht van hun broertjes of zusjes. Als ze 4 weken oud zijn, likken ze na het eten hun bekje schoon en bevochtigen hun pootje om het kopje te wassen. Op de leeftijd van 5 maanden zijn ze zover dat ze zichzelf perfect kunnen schoonhouden.

Katjes die zonder moeder, broertjes of zusjes opgroeien, weten instinctief (hoewel wat later als anders) hoe ze zich moeten wassen.

Kittens die opgroeien met mensen ontwikkelen zich sneller. Ook reageren ze minder emotioneel, zijn meer geneigd op onderzoek uit te gaan en kunnen beter leren.

Het is verstandig om voordat de katjes 3 weken oud zijn al een schaaltje met vast voedsel in de buurt te zetten. Ook een kattenbak met lage wanden mag erbij, zodat ma-kat de zaak eerst kan bekijken.
In de eerste 3 weken van hun leven kunnen de jonge katjes hun kop nauwelijks opheffen. Hun pootjes zijn nog te zwak om de zware kop te dragen. Om deze reden vallen de kittens vaak voorover als ze lopen. Het klimmen gaat ze beter af omdat ze hun kop dat laten steunen. De ogen en oren zijn nog niet volledig ontwikkeld, maar de reukzin werkt al uitstekend. De nestgeur blijft in hun geheugen, ook de geur van de mens.

Rond de 21 e dag van het jonge kattenleven vindt een omwenteling plaats. De zintuigen zijn bijna compleet, het stofwisselingssysteem heeft zich omgezet van melk op vast voedsel, zenuwstelsel en hersenen zijn op elkaar ingesteld. Het vaste voedsel is aan de beurt en als mama het voordoet ook de kattenbak. Lopen gaat al bijna zonder omvallen en gaat al snel over in huppelen.

Als kittens het vertikken om vaste voeding te eten, maar bij de onwillige moeder bedelen of de fles opeisen, probeer dan het volgende:
Meng iets van de kittenmelk of roomkwark met een beetje vleesbouillon en smeer het op een vinger, Daarmee tik je zachtjes op de neus van het kitten. De tong zal het reflexmatig aflikken en het kitten zal aan de vinger gaan knabbelen omdat die aan de tepel herinnert. Laat een beetje brei naar beneden druipen; het kitten zal er achteraan gaan.

In de 4 e week ontwaakt bij het kitten de jachtlust. Eerst alleen nog voor levenloze dingen die ze met een pootje tot leven proberen te wekken. Mama leert ze op insecten en andere dieren te jagen. Weesjes of kittens die te vroeg van de moeder worden gescheiden, hebben langer nodig om de jacht onder de knie te krijgen. Maar ze leren het ook, vooral van afkijken bij soortgenoten.

Hun aangeboren nieuwsgierigheid en behoefte aan jagen, brengt de kleintjes vaak in benarde situaties. Dan roepen ze vaak naar hun moeder en spelen baby. Ze knijpen dan de ogen dicht en trappelen met de pootjes. De moeder antwoordt dan met een geruststellend grommen en lokt het kitten uit de gevaarlijke situatie.

Zodra kittens hun spieren uitproberen, stijgt het aantal missers gigantisch. Van de vier doelgerichte sprongen gaan er drie ernaast. En 60% van de pogingen de krabpaal te beklimmen loopt tot niets uit. Maar de niet gewenste duikelingen hebben een zeer goed leereffect. Het komt zelden voor dat ze dezelfde fout maken. Help dus niet als een kitten de top van de krabpaal wil bereiken. Dit heeft allen maar een negatief effect.

Met 4 weken kunnen ze behoorlijk worstelen, waarbij ze elkaar met de voorpootjes omklemmen en wild met de achterpootjes slaan.

De zijwaartse sprong-met-stijve-poten hebben ze vaak in de 5 e week onder de knie.

In de 6 e week kunnen ze achter elkaar aan rennen en elkaar al aardig op de nek springen. Ze beginnen ook hun vacht en die van hun vriendjes speels te verzorgen.

Nog voordat ze met voorwerpen oefenen of met broertjes of zusjes spelen, proberen ze het effect van de nagels en tanden uit op hun moeder. De moeder stimuleert dit ook.

Kittens die opgroeien met mensen ontwikkelen zich sneller. Ook reageren ze minder emotioneel, zijn meer geneigd op onderzoek uit te gaan en kunnen beter leren.

Onderzoek heeft aangetoond dat vooral poesjes liever met familieleden spelen dan met een prooi.
Jonge katertjes hebben het liefst een prooi die niet leeft.

Drie onderdelen in het leren jagen, komen na de 6 e week steeds vaker terug. Dit zijn:
De muissprong. Een eindje touw of de staart van de moeder zullen steeds sluipgedrag oproepen, waarbij het kitten steels en met zwiepende staart naar voren kruipt, waarna de muissprong volgt.
De vogelmep. Een bengelend touwtje, een vlinder of een ander insect, of zelfs in de zon dansende stofdeeltjes, kunnen de aanleiding vormen voor de vogelmep.
Het visjewippen. Deze beweging komt bij de meeste spelonderdelen voor. Veertjes of propjes worden met grote geestdrift heen en weer getikt en telkens weer opgewipt.

De drang om dingen na te doen stimuleert de andere kittens om de moedigste na te apen. Ze leren zelfs door het toekijken van zijn fouten en proberen de sprong op een andere manier.

Wat een kitten de eerste 4 weken ruikt, vergeet hij de rest van zijn leven niet meer. Daarom is het handig om als je een kitten bij een fokker haalt, dat je dan een doek met de nestgeur vraagt. Als je deze doek bijvoorbeeld over de krabpaal legt, weet je zeker dat de kat deze zal gebruiken.

Als een kitten onder de 6 weken klaaglijk miauwt, moet je er op reageren. Het jong onthoudt je hulp zijn leven lang en het schept een basis van vertrouwen.

Na de zesde levensweek wordt de poes steeds ongeduldiger met haar kittens. Nu leren ze dat moe scherpe nagels heeft als ze slaat, als ze ondanks mondelinge waarschuwing niet stoppen hun moeder lastig te vallen. Deze fase van opvoeding is belangrijk om de hechte binding met hun moeder te versoepelen.

In de eerste 7 weken van de kat wordt bepaald of het een mensenvriend wordt of niet. Vijf minuten aaien per dag in de eerste weken is al genoeg om van elke kat een knuffeldier te maken.

Katten die de eerste 7 weken alleen door vrouwen worden geaaid, kunnen later uitgroeien tot de beruchte mannenhaters. Zorg er dus in deze periode voor dat ze contact hebben met mensen van alle leeftijden en geslacht.

Kittens nooit voor de achtste week bij de moeder weghalen. Ook al heeft de moeder niet zoveel melk meer en houdt ze zich niet zo intensief met haar jongen bezig, ze hebben haar nog wel nodig.

Als kittens plotseling worden gescheiden van hun moeder, zusjes en broers dan hebben ze in hun nieuwe huis vervangende ‘familieleden' nodig om te kunnen knuffelen. Dit kunnen pluche dieren zijn, een zacht en dik kledingstuk of een lekker mandje. Ook je schoot of een dik kussen kunnen het verlies compenseren. Let er wel op dat als je niet wilt dat de kat later op bed komt, je dit ook niet in de beginperiode doet. Als je eenmaal hebt toegegeven, zal het zeer moeilijk zijn het weer af te leren. Dit geldt overigens voor alles. Consequent zijn staat bovenaan in de opvoeding.

Als je een kitten (pas gescheiden van de familie) in huis loslaat en je hebt ook andere dieren (kat of hond), zal het over het algemeen direct naar dat andere dier toegaan. Ondanks gegrom zullen ze dit erg lang volhouden.

Voor een optimale ontwikkeling is het het beste om kittens tot en met de twaalfde week bij hun moeder en andere kittens te laten. Het sociale gedrag wordt in die periode aangeleerd.

Engelse wetenschappers hebben ontdekt dat het 5 dagen duurt voordat katten aan hun nieuwe huisgenoten gewend zijn. De eerste dagen laten ze stress-symptomen zien zoals stoornissen bij de spijsvertering en gehaast naar de bak gaan. Na deze 5 dagen overheerst de nieuwsgierigheid en na 4 weken zijn ze goed bevriend met de nieuwe kat, of ze accepteren elkaar nooit.

Op de leeftijd van 3 maanden meten katten hun kracht met andere katten. Ze wedijveren om de buit, dagen hun eerste vechtpartijen uit en wisselen hierbij steeds hun rol: de ene keer de jager, de andere keer de opgejaagde.

Niet tot de familie behorende katten worden door kittens afhankelijk van hun afmeting zonder respect behandeld.

Jonge katten moeten in het eerste jaar minimaal vier keer per dag eten krijgen.

Tussen de 4 en elf maanden zijn de kittens het meest actief. Ze slapen weinig, spelen veel en lijken nooit moe. Ze kunnen ruim 10 uur achter elkaar wakker zijn, maar wisselen die af met intensieve diepe-slaap perioden. In het wild levende zwervers raken deze periode kwijt als ze geslachtsrijp worden. Bij mensen opgegroeide kittens blijven veel langer zo actief dan hun baasloze familieleden.

Katten die te vroeg bij de moeder zijn weggehaald of niet aan hun trekken kwamen aan de moederborst, ontwikkelen zich vaak tot zogenaamde "duimzuigers". Ze zuigen dan vooral op een stukje stof of een knop. Ook de menselijke duim is erg in trek. Deze gewoonte is moeilijk af te leren. Soms helpt het om de zuigplek of het voorwerp met een bittere stof te besmeren. Ook wil een tweede kat wel eens helpen. Het beestje moet beslist niet worden gestraft.

Het liefdevol knabbelen en krabben aan je hand of oorlelletje mag niet worden bestraft. De oorsprong is het moederlijke gedrag: de moeder poetst de kittens met de snijtanden.

Het vangen van muizen is een instinct. Weeskatjes vangen spelenderwijs muizen. Alleen het doden wordt van de moeder geleerd.

Als je zachtjes over de buik streelt van een kitten dat pas bij de moeder weg is, zal het kitten zalig gaan spinnen en zich op z'n gemak voelen. Dit komt omdat de moeder na elke maaltijd het buikje likt. Hierdoor wordt de spijsvertering gestimuleerd.
Als een kitten vroeg van broertjes en zusjes wordt gescheiden, kan hij zich prima alleen vermaken. Kittens die lang in het nest zijn gebleven hebben altijd behoefte aan sociaal contact. Als je dus besluit een kat te nemen en je wilt er per sé 1, dan moet je hier dus op letten.

Het strelen associeert het kitten met gevoelens als geborgenheid, bescherming, warmte, de moeder en vertrouwen.

Bij weesjes moet je de rol van de moeder overnemen. Na elke maaltijd met de fles moet je de buik voorzichtig masseren totdat de vloeistof de darm heeft gepasseerd.

De uiteindelijke kleur van de vacht is pas na een a twee maanden bereikt.

De vacht groeit snel, maar is heel erg zacht en biedt geen bescherming tegen het koude en natte weer. Pas na de eerste rui (met 6 tot 7 maanden) glanst de vacht van de kat.

Kittens worden met blauwe ogen en een vliesdun vachtje geboren. De oogkleur verandert in de eerste vier tot vijf weken, maar heeft haar uiteindelijke kleur pas na negen maanden bereikt.

Eenkleurige kittens hebben vaak foute vlekken, die later verdwijnen.

Jonge katers zijn nogal uithuizig als ze op jacht gaan. Jonge poezen gaan na het eerste succes steeds weer terug naar het oude vertrouwde muizengat. Katertjes lopen schijnbaar doelloos rond tot ze iets interessants zien.

De jonge kater speelt vaker ruzieachtige spelletjes, terwijl een jonge poes liever op jacht gaat.

Het staat niet vast dat kattenmoeders kunnen tellen. Het is echter wel een feit dat ze zenuwachtig worden als ze een van de kleintjes missen. Hierbij laten ze een speciale lokroep horen.

Een kitten dat plotseling geen contact meer heeft met de moeder en broertjes of zusjes, roept klagend naar zijn moeder. Een deel van deze kreet is voor het menselijk oor niet te horen. De moederpoes loopt echter zonder problemen naar de juiste plaats.

Als je 1 kat hebt is het aan de eigenaar om ervoor te zorgen dat het dier zijn speelse trekjes niet verliest.

Bron: met dank aan http://www.weetjesoverkatten.nl/