Nostalgische verhalen …hier graag!

Literaire pareltjes van maatschappelijke gebeurtenissen.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

08 apr 2005, 17:37

Nadat ik een verhaaltje plaatste in Openbaar debat / Overige discussies onder de topic: Die goeie ouwe tijd, stuurde moderator Tilly mij een mailtje met een verzoek.
Tilly schreef:Beste fikske,

Mag ik je vragen om deze verhalen te plaatsen in een nieuwe topic in de rubriek columns en kolder. Als columns welteverstaan.

Deze verhalen zijn prachtig en horen in een eigen topic die niet zomaar na een jaar verwijderd worden zoals in de anderen rubrieken.

Ik wou jouw bericht ertussenuit halen en verplaatsen naar Columns, maar dat verstoort de topic waar het in staat, vandaar mijn vraag om dat eerste verhaal opnieuw te plaatsen in een eigen topic bij Columns. Hopelijk volgen er nog meer :wink:

Tilly, moderator
Ik ben niet zo een groot schrijver als de meeste onder jullie op dit forum maar mijn nieuwsgierigheid heeft het gehaald van mijn schroom en daarom gooi ik het maar voor de leeuwen…

- September 1939 : Algemene mobilisatie!

-Koekelberg


Jos Gijsen heeft gelijk! Er bestaat een wezenlijk verschil tussen de mensen die de oorlog wel en zij die hem niet hebben meegemaakt.
Diegenen die de oorlog niet hebben gekend zijn duidelijk jonger en hebben hem niet aan den lijve ondervonden. Daarom is een oorlog iets dat men moeilijk kan uitleggen.
Als mensen die hem wél hebben meegemaakt, er over praten begrijpen ze elkaar instinctief en weten dadelijk waarover het gaat. Jongeren doen hun best om het hoe en waarom te verstaan maar kunnen zich maar moeilijk in bepaalde situaties inleven.
Ze weten niet wat het is om te leven onder de bezetting, in een atmosfeer van angst en beperkingen.
Iedereen lijdt eronder. De volwassenen nog meer dan de kinderen denk ik.

Ik heb vaak geprobeerd om te weten te komen wat nu eigelijk de meeste verre herinnering is die ik heb.
Hoe de oorlog voor ons eigenlijk begon weet ik niet meer, maar één bepaalde gebeurtenis, die duidelijk nog moet hebben plaatsgevonden vóór het uitbreken van die oorlog, staat me nog vrij scherp voor de geest.

Ik ben bijna vier jaar en Mil, mijn broer, drie, als ma ons die zondagochtend meeneemt naar Koekelberg.
Op het grote grasplein rond de basiliek zitten vele Belgische soldaten in bosjes bij elkaar op de vochtige grond. Ze hebben hun geweren met de lopen tegen elkaar rechtop gezet. Het lijken wel kleine indianententjes.
Ma neemt ons bij de hand en gaat op zoekt tussen de vele groepjes. Ze vindt pa bij de kerk waar hij samen met enkele kameraden tegen de muur aanleunt.
Hij heeft ons blijkbaar niet verwacht. Met een kreet van vreugde neemt hij ma even vast en daarna tilt hij mijn broer en ik gelijktijdig op alsof we twee pluimpjes zijn, zo licht.
Wij zitten nu elk op één van zijn armen. Onze gezichten héél dicht bij hem.
De man ruikt naar aarde en nat gras.
Het kaki soldatenkostuum voelt erg ruw aan en schuurt onze blote billetjes rood.
Wat ons aan pa het meeste opvalt is zijn soldatenmuts. Ze lijkt precies een omgekeerd bootje waar vooraan een rode flos bengelt die bij elke beweging heen en weer wiebelt over zijn voorhoofd.
We mogen tussen hem en ma op de grond zitten bij de soldaten en andere mensen met kinderen.
Hij ravot met ons, rolt over het gras en wij springen bovenop hem en rijden paardje op zijn rug.
Om beurten zet hij het rare bootje op zijn en onze hoofden. Wij schateren het uit.
“Ik heb honger,” zegt pa.
Ma haalt boterhammen uit haar tas die we samen snel verorberen. Ze heeft ook nog een blikken doos met koekjes mee voor pa. De doos blijft dicht maar pa laat ons eens proeven van zijn rantsoen soldatenkoeken. Die koeken zijn beenhard en proeven naar karton.
Ma en pa strekken zich languit op het groene plein terwijl wij nog wat spelen met de andere kinderen.
Het wordt een kort afscheid want plots weerklinken de schelle tonen van een klaroen en moeten de mannen verzamelen. De soldaten lopen naar de indianententjes en breken ze snel af.
Haastig geeft pa een kus op de mond van ma en strijkt nog even met zijn zware hand door onze haren.
Daarna is hij weg.
Even later, in het gelid, de helm op het hoofd en het geweer op de schouder, marcheren alle soldaten de brede laan voor de Basiliek op.
Mijn broer en ik beseffen niet wat er gebeurt en weten niet wanneer we pa nog terug zullen zien. Later zal blijken dat dit pas binnen negen maanden is.
Als ze uit het zicht verdwijnen merken we pas dat Mil nog steeds de soldatenmuts met rode flos op zijn kop heeft. Zijn witte haren steken fel af tegen de kaki kleur van het hoofddeksel.
Vliegensvlug ritst ma de muts van zijn hoofd en wil de soldaten achterna hollen maar ziet nog net de troep wegdraaien achter de hoek.
Er blinkt er een traan in haar ogen wanneer ze ons bij de hand neemt Ze bijt op haar onderlip en zet de muts weer op Mil zijn witte kop.
“Jij bent de kleinste,” zegt ze, “ hou jij ze maar…”
Laatst gewijzigd door Fikske op 08 apr 2005, 19:33, 1 keer totaal gewijzigd.

telloorlekker
Lid geworden op: 26 nov 2002, 17:46

08 apr 2005, 17:46

Welkom Fikske... Tilly heeft gelijk (ik zou het niet anders durven formuleren) en de anderen zullen dat wellicht beamen. Hier kun je alles kwijt dat elders niet thuis hoort, ook jouw column.
Meteen weten we, dat we ook jou kunnen engageren als het nog eens op een samenraapsel gaat zoals destijds met die ballonvaart. Dergelijke kolderschrijvelaars wachten met ongeduld tot zoiets zich nog eens voordoet...

ED.
Lid geworden op: 16 okt 2003, 19:20

08 apr 2005, 21:02

Fikske,

welkom bij de pennenridders! :wink:

hermano
Lid geworden op: 17 mei 2004, 21:11
Locatie: Aangespoelde

08 apr 2005, 21:04

Fikske, kun je geloven dat ik zelf heb getwijfeld om je een privéberichtje te sturen om hetzelfde te vragen, maar ik heb niet gedaan omdat ik niet moet beslissen waar jij wil schrijven. Dorus vroeg om meer, wel van mij mag je ook voortdoen!

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

09 apr 2005, 12:48

Bedankt telloorlekker, Ed en hemano voor die aanmoedigende woorden. Ik zal zeker trachten om af en toe in deze topic een verhaaltje te plaatsen maar graag lees ik ook hoe anderen hun ervaringen en gevoelens onder woorden brengen.
Deze topic is speciaal opgestart voor nostalgische zielen. Ga jullie gang!
Groetjes
Fikske

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

05 mei 2005, 10:07

Nog even in mijn herinnering gedoken en een 'waar gebeurd' verhaaltje dat ik steeds aan de kleinkinderen vertel opgeschreven.
Hopelijk herkennen vele rakkers zich in dit vertelsel dat een beetje aansluit bij mijn vorig verhaaltje.

Onder de oorlog.(1942 ?)

Mil Piot en de zoetlingskes.

Een brede aardeweg loopt vanaf de straat tot aan het laatste van de drie tot woning omgebouwde paardenstallen.
Wij wonen in het laatste rijtjeshuis.
Het is een schamele woning met twee kleine houten ramen waartussen de zware deur van de stal nog dienst doet als inkom. Via een smal portaaltje kom je onmiddellijk in de woonkamer terecht.
Ma en pa slapen in de achterkamer en het bijkamertje aan de voorkant is van Mil en mij.
Ons ijzeren bed met stromatras is helemaal in de hoek geschoven waardoor de deur net genoeg open kan om binnen te gaan. Mijn slaapplek is tegen de muur, dat is veiliger want ik ben een beetje bang in het donker. Mijn broer ligt aan de deurkant. “Ik ben een echte rakker,” zegt hij, “en gij zijt ne schrikschijter.”

Een ‘rakker’ geniet het respect van alle jongens en schrikschijters worden uitgelachen.

Mijn broer is een echte schelm en durft veel meer dan ik die nochtans één jaar ouder ben.
De grote jongens in onze buurt hitsen hem steeds op om kattenkwaad uit te steken.
Het volstaat om te zeggen: “Allé Mileke, als ge dat durft zijt ge een echte rakker,” om hem direct in actie te laten schieten.
De soldatenmuts met de rode flos, die hij van vader leende, is nog geen uur van zijne kop geweest.
Onze buurman Tuur ziet hem voor het eerst en roept: “Hé, Mileke, ge ziet er uit als een echte Piot.” *
Meteen heeft hij zijn bijnaam vast: Mil Piot!
Iedereen herkent hem nu van ver, die kleine wittekop met zijn soldatenmuts.

Voorbij ons huisje versmalt de aardeweg en loopt tot aan de boomgaard van René van Fritz.
Er staan hoofdzakelijk hoogstamappelbomen.
Het is laat in de namiddag wanneer we onopvallend bij de afspanning blijven staan, juist tegenover een hoge boom met kleine zoete appels. Wij noemen ze ‘zoetelingskes’
Met onze gestrekte arm zover mogelijk door de prikkeldraad proberen we enkele van de gevallen appeltjes op te rapen. De meeste zijn al rot of half opgevreten door de koeien die in het malse gras onder de bomen komen grazen.
Eén mooie rijpe appel is midden in een verse koeienvla gevallen en lijkt nog helemaal gaaf.
“Hou die draden uit elkaar, ik ga hem halen,” zegt de rakker.
Met mijn zakdoek om mijn rechterhand trek ik voorzichtig de prikkeldraad omhoog. Vervolgens plaats ik mijn linkervoet op de onderste draad en duw hem fors naar beneden.
Lenig als een kat wipt de kleine door de opening en is in twee tellen bij de buit. In één beweging grist hij de appel uit de groene smurrie en veegt hem snel proper aan het vochtige gras. Gulzig bijt hij er in maar spuwt onmiddellijk alles weer uit.
“Bah, er zit een worm in!” proest hij.

Zonder even te twijfelen loopt hij naar de hoge boom en begint de klim. Hij hijst zijn mager lijfje moeiteloos langs de stam omhoog. In geen tijd zit hij tussen de takken. Haastig plukt hij de mooie ronde appeltjes en propt ze langs de halsopening in zijn trui die na een paar minuten al helemaal bol staat en zwaar doorhangt.
Plots stopt de plukker en kijkt gespannen in de richting van het pachthof.
Een forse mannenstem roept: ”Raymond, kom eens helpen om de koeien binnen te halen!”
Liefst van al gaan wil ik nu weglopen maar besef dat Mil mij nodig heeft om door de opening te geraken.
Als een wervelwind glijdt de Piot uit de boom en rent in mijn richting.
Net op tijd beseft hij dat de buit hem belet om soepel door de prikkeldraden te glippen. Hij laat zich voor de heiningdraad op zijn knieën vallen en trekt in één beweging de trui uit zijn broek waardoor de appeltjes aan de andere kant in de greppel terechtkomen.
Snel wil hij nu door het gat komen maar zijn loshangende pull-over blijf vasthaken in de scherpe punten.
“Ik zit vast! ” Piept hij nerveus.
We zien hoe het hek aan de benedenkant van de boomgaard openzwaait en boer René zich omdraait, richting pachthof.
“Raymond, waar blijft gij?” Brult hij naar zijn jongste zoon.
Met zijn stok in aanslag stapt hij op de dichtstbijzijnde koe af. Het dier schrik en loopt de andere kant op maar de man zit haar achterna en heeft ons niet gezien.
Ondertussen probeer ik mijn broer te bevrijden en friemel aan het katoenen kledingstuk. Hierdoor laat ik echter de bovenste draad wat losser en maak het kluwen nog erger en nu zit de kleine aan beide kanten vast. Als een worm wringt hij zich uit het kledingsstuk en laat zich hijgend naast mij in het gras vallen. Over zijn linkerwang zit een schram van een vijftal centimeter maar hij schijnt er niets van te voelen.
We liggen plat in de greppel en wachten met kloppend hart op wat nu komen gaat.
René zit nog steeds die ene koe achterna en wanneer hij ze door de poort naar buiten drijft staat hij met zijn rug naar ons en roept voor de derde keer: “Raymond, luiaard, waar zit ge weer?”
Mil maakt van die gelegenheid gebruik om met een paar rukken zijn trui los te trekken.
Twee grote gaten in het breiwerk zijn het resultaat.
We steken onze broekzakken vol met de kleine appeltjes en sluipen op handen en voeten weg van deze gevaarlijke plek. De appels in de greppel halen we straks wel op als het donker is.
Eenmaal aan ons tuintje gekomen durven we weer rechtop lopen en schuiven vlug langs de achterdeur naar binnen. We laten ons op een stoel aan de keukentafel neervallen en zonder dralen werken we de smakelijke appeltjes naar binnen.

Als moeder met haar fiets het steegje komt ingereden, zitten we al lang weer buiten te spelen.
Ze komt van haar werk. Voordat ze van de fiets stapt heeft ze de schram op Mil’s wang al gezien.
“Hé wel, wat heb je nu weer gedaan? En waar is uw trui? Hebt gij gene kou?” Drie vragen tegelijk. “’t Is te warm,..” zegt Mil en glipt vlug naar binnen waar hij de kapotte trui snel in de kamer verstopt.
“Vooruit gij ook naar binnen.” Zegt ze, en geeft een tik tegen mijn achterhoofd als ik haar passeer.
Binnen haalt ze een brood uit de kast en begint dadelijk een boterham te snijden.
“Vooruit we gaan eten!” zegt ze.
Het kost haar heel wat moeite om het zwart rantsoenbrood te snijden want het plakt zodanig aan het mes dat ze een tweede mes nodig heeft om het eerste af te schrapen.
Met tegenzin ga ik aan tafel zitten. “Ik heb geen honger,..” probeer ik.
“Dan legt ge er uwe kop maar bij.” Zegt ze resoluut.
Ze is blijkbaar niet in de stemming om veel complimenten te maken.
“En gij, schavuit, ook geen honger?” vraagt ze aan Mil die ondertussen alweer zijn piottenmuts op heeft.
“Wij hebben zoetelingskes gegeten die we gekregen hebben van Raymond,” liegt hij “en straks krijgen we er nog.”

Hij pinkt in mijn richting en met zijn hand op zijn maag laat hij ostentatief een dikke boer.

---------------------------------------------

* Piot, infanterist, voetsoldaat, of gewone soldaat zonder rang.

ribbedebie
Lid geworden op: 18 jan 2005, 12:01
Locatie: boven op den berg

05 mei 2005, 13:15

mooi - bedankt
De waarheid over de wereld waarin ik leef: de ene heeft eten, de andere niet.
........
Intel(R)Pentium(R)D CPU 2,8 Ghz 1,5Gb RAM
NVIDIAGeForce7500LE HD 320Gb VISTA Thunderbird

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

18 mei 2005, 19:35

Mijn kleinzoon heeft een lief !
Op zich is dat niks bijzonders als je 21 bent. Het meisje echter is 18 en doet haar laatste jaar van de humaniora. Het is een mooi koppeltje en ze schijnen goed bij mekaar te passen.
Onlangs komt hij naar mij toe en zegt ‘ Peter, ik zie haar graag en weet dat ik waarschijnlijk geen beter meisje kan vinden maar…’
‘Wat jongen ?’
‘Mijn kameraden kunnen nog uitvliegen en ik…’
Ik zie hem denken: ‘ Als ik hiermee doorga is mijn jeugd voorbij…’
‘Iedereen heeft zo zijn twijfels jongen, ook ik en moemoe waren héél jong toen we besloten dat we voor elkaar gemaakt waren.’ ‘Maar niemand kan je vertellen wat jij moet doen. Het is een zeer belangrijke beslissing die de rest van jou leven kan bepalen. Denk vooral goed na en neem je tijd.’

Wij praten nog een hele poos en pas als hij weg is schiet mij een gebeurtenis te binnen die hem zeker zal interesseren. Het is te laat om hem vandaag nog op te bellen maar wacht, ik schrijf het als een nostalgisch verhaaltje en zet het vanavond nog op zijn mail.




- Herfst - 1956 -


Het stond er al een tijdje aan te komen, maar toch overvalt het me wanneer ze het vraagt.
Die bewuste zondagavond in oktober heeft ze blijkbaar al haar moed bijeengeraapt en zegt:
‘Ik heb aan mijn ma beloofd dat je vanavond eens mee binnenkomt. Is ’t goed?’
'Nu al?' vraag ik zo gewoon mogelijk, en voel me een beetje bleek worden.
Ze slaat haar ogen neer. ‘Ik heb haar gezegd dat we komen kennis maken.’
‘Waarom?’ Probeer ik voorzichtig, ‘ze kent mij toch al.’
Haar grote blauwe ogen kijken smekend naar me op. ‘Allé toe, ik heb het beloofd.’
‘Zal jou pa er ook zijn?’
Er klinkt ongerustheid in mijn stem maar ik wil haar niet teleurstellen.
‘Ik peins van wel.’ zegt ze terwijl ze probeert mijn gedachten te lezen.
‘Jij bent toch niet bang voor hem?’
‘Ikke? Nee helemaal niet!’ Het klinkt niet echt overtuigend.
Ik slik even terwijl mijn maag onrustig samentrekt.

De zitbanken op het blauwe buurttreintje dat ons van Brussel naar ons dorp brengt voelen koud aan.
Zij rilt even. Ik leg mijn arm om haar schouder en trek haar nog iets dichter tegen me aan.
Het gesprek is stilgevallen en in gedachten probeer ik mijn ongerustheid weg te redeneren.

Ik kom regelmatig bij haar thuis want ze hebben een kruidenierswinkeltje. Ook in de woonkamer ben ik al meermaals geweest om haar jongste broer Willy op te halen wanneer we samen naar de repetitie van de toneelkring gaan.
Richard, haar vader is ook soms daar en leest de krant die breeduit voor hem op tafel ligt.
Hij is weinig spraakzaam, trekt meestal een stuurs gezicht en ziet me amper staan.
Het is een reus van een vent en men zegt van hem dat het ‘gene gemakkelijke’ is.

Een diepe zucht ontsnapt mij.
“Is er iets?” vraagt ze bezorgd.
“Nee, niks!” Zeg ik even verschrikt maar herpak mij vlug.
“Gaan we volgende zondag weer naar de cinema of wil je liever gaan dansen?”
Ze glimlacht.
“We zullen wel zien…”

We gaan nu al geruime tijd met elkaar uit maar haar ouders weten officieel nog van niets.
Eigenlijk zijn we nog veel te jong om nu al aan een vaste verkering te beginnen denk ik.
Mijn legerdienst zit er bijna op maar Tineke is pas zeventien en ik word in december twintig.
Binnenkomen is een verbintenis aangaan tegenover haar en tegenover haar ouders.
Het besef dat dit het einde betekent van mijn jeugd maakt me wat terughoudend.
Toch weet ik nu al met zekerheid dat Tineke voor mij de ware is en wil haar in geen geval verliezen.

Mijn besluit staat vast en als de tram stopt neem ik resoluut haar arm en we stappen in de richting van de dorpskom.
Net als we de kerk passeren slaat het tien uur. Juist op tijd binnen, denk ik.
Ik los haar arm wanneer we voor het winkeltje stoppen en met kloppend hart volg ik Tineke als ze de deur openstoot.
Het schelle gerinkel van de winkelbel kondigt luidruchtig onze komst aan.
Ik begin al lichtjes te zweten.
‘ Ha ! Daar zijn ze!’ Hoor ik iemand roepen nog voordat we de deur achter ons kunnen sluiten.
Het is Bert, de oudste broer van Tineke die mij met een brede glimlach en vol verwachting aankijkt.
Het kaartspel is gestopt en nu kijken alle aanwezigen in onze richting.
Blijkbaar hebben ze op ons gewacht en willen niets missen van datgene wat komen gaat.

De enkele seconden stilte die volgen lijken mij een eeuwigheid.
Mijn anders zo bedeesde Tineke, aarzelt niet lang, gaat naar haar vader en zegt: ‘ Kijk pa, dat is nu Roger.’
Mijn kop is rood maar toch steek ik kordaat mijn hand uit en zeg: ‘Dag Richard...’
‘Dag... ’ mompelde hij en geeft mij een slappe handdruk.
Hij lijkt nogal verrast en ik heb de indruk dat hij de enige is die niet op de hoogte gebracht werd van mijn komst.

‘Wie moet er uitkomen?’ Roept Willy luid en hij pinkt naar mij en zwaait veelbetekende met zijn kaarten.
Alle aandacht gaat onmiddellijk terug naar het spel en het ijs is gebroken.
Oef,...Bedankt Willy.

‘Pak die taart nu maar,’ zegt Bert tegen zijn moeder ‘we hebben al lang genoeg moeten wachten.’
Julia staat op en Tineke volgt haar naar de keuken. Blijkbaar is dit voor haar het gepaste moment om even aan haar moeder te vragen of alles naar wens verloopt.
‘Waar zijn jullie geweest?’ vraagt Bert. ‘Naar de cinema.’ Antwoord ik.
‘Als ge nog eens ne goeie film wilt zien, dan bezorg ik je wel twee gratis kaarten, ik krijg die van mijn klanten.’
‘Bedankt, 'k zal er aan denken.’
Ik volg schijnbaar geïnteresseerd het kaartspel maar lonk af en toe naar de ‘peetvader’ van de familie. Hij is aan het winnen en gaat geheel op in het spel.

Als de voorgesneden kriekentaart met slagroom op tafel wordt gezet gebruiken de kaarters hun vrije rechterhand om een stuk taart te nemen . Ondertussen gaat het spel gewoon verder.
‘Allé Roger pak ook een stukje.’ zegt Julia.
Ik treuzel een beetje maar Willy maant mij aan. “Allé jong, pak vast ge zijt toch niet beschaamd zeker?”
Aarzelend steek ik mijn hand uit en neem het kleinste stuk.
“Doe maar alsof ge thuis zijt.” Zegt Willy die naast mij is komen zitten.
Voorzichtig breng ik de taart naar mijn mond en… pardoes !
Willy geeft een forse duw tegen mijn elleboog waardoor de kersen met slagroom tegen mijn neus openspatten.
Bulderend van het lachen slagen Bert en Willy met hun vlakke hand op tafel en Richard, die de handeling eerst niet gezien had kijkt kwaad rond maar laat zijn serieuze houding snel varen zodra hij mijn gezicht ziet.
‘Willy!’ krijste Julia, “ zijt ge niet beschaamd? Kijk nu eens die jongen zijn hemd is helemaal besmeurd !’
‘Het spijt mij ma, maar het was sterker dan mezelf.’ Proest hij.
Ik sta voor gek maar vind het niet zo erg en voel me eigenlijk opgelucht want Richard kan lachen.
:wink:
Gast

18 mei 2005, 20:20

Fikske, nu moest ik toch lang mijn adem inhouden zulle. Klasse man, klasse.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

19 mei 2005, 10:49

Bedankt Zorro. Uw waardering doet me werkelijk deugd.
Meerdere van deze nostalgische verhaaltjes heb ik al in grote trekken opgeschreven maar het vraagt me nogal wat tijd om ze in een min of meer leesbare vorm te gieten.
Ik heb, door hier te komen lezen en schrijven, al heel veel geleerd en ben jullie daar dankbaar voor.
Deze topic is niet enkel voor mij alleen hé, schrijf gerust wat nostalgische dingen, dan leer ik nog wat.
Fikske
Gast

19 mei 2005, 16:15

Vergane glorie, als ik dit schrijf denk ik meestal aan ouderlingen of heel bekende personen die heengegaan zijn. Men is pas beroemd als men dood is vertelt men wel eens en men is de beste als je al ver tot het verleden behoort. Wie denkt niet aan die jonge Marco Polo die de Zijderoute uitgestippeld heeft om zijn koopwaar aan de man te brengen in het Verre Oosten?
De zijderoute sloeg een brug tussen twee oude beschavingen en zou ook nog lang na de Middeleeuwen zijn dienst bewijzen. Niet alleen in de vroege Middeleeuwen werd er druk op handelsmissie gegaan om vreemde kruiden en thee naar onze streken te halen maar op bijna alles wat je tegenwoordig in de winkel kan kopen staat in kleine letters: made in China! Ze overrompelen met hun goedkopere producten de handelsmarkt over de gehele wereld. Als het zo nog lang verder gaat, vallen onze eigen mensen zonder werk. Hebben onze voorvaderen dan voor niks een vakbond opgericht en hebben veel arbeiders tijdens de stakingen hun leven gelaten, alleen om nu vast te stellen dat een groot continent stilaan ons overwoekert? Wij dappere Belgen, richten standbeelden op, voor mensen die er prat op gaan, iets te hebben gepresteerd voor ons koterlandje. Neem nu onze aller Ambiorix, trots als een pauw kijkt hij over de verbrokkelde stadswallen van Tongeren. Zijn sokkel wordt druk bezocht door mensen vanuit heel de wereld en zijn ogen stralen een oude beschaving uit die er al duizenden jaar aanwezig is en waarvan Caesar ooit zei toen hij zijn hachje dreigde te verliezen: “Joris, jij en je Eburonen, zijn de grootste Belgen die er ooit rondliepen”!
Wie ook tot ons rijk verleden behoort is Hannibal. De legendarische generaal Hannibal bedreigde de Romeinen op hun eigen grondgebied door met een enorm leger met olifanten over de Alpen naar Rome te trekken. Heel waarschijnlijk hadden ze toen geen kakzakjes bij, de inhoud van de papyruszakjes zou zeker een te veel aan ballast gegeven hebben. Mijn jongste die vroeger voor het eerst van die figuur hoorde, klasseerde hem bij de circusbarons. Onze kleinzoon meende in zijn achterhoofd zich iets te herinneren van een filmacteur, van een generatiekloof gesproken.
Andere beroemdheden die het wereldbeeld aangepast hebben en een deel bijgedragen hebben tot onze cultuur zijn ongetwijfeld de mensen die rusten op het beroemdste kerkhof in Parijs. Deze stille getuigen liggen nog bij iedereen vers in het geheugen, denk maar eens aan Chopin, Edith Piaf, Oscar Wilde, Honoré de Balzac, James (Jim) Douglas Morrison en nog vele anderen die vast de moeite zijn om met een bezoek te vereren.
Père-Lachaise is niet zomaar een kerkhof maar de rustplaats van verschillende culturen, wat de ene voor de muziek betekende was de ander voor het geschreven woord. Sommige graven zijn historische monumenten, ze zijn geklasseerd als kunstwerken of zijn nog altijd het voorwerp van ware volksadoratie. Maar de meest authentieke personen zijn ongetwijfeld onze eigen voorouders, zij gaven ons een schat van opvoeding mee, verhalen overgeleverd van vader op zoon en moeder op dochter.
Gast

21 mei 2005, 19:12

:wink:
Laatst gewijzigd door Gast op 11 jul 2007, 09:31, 1 keer totaal gewijzigd.
Gast

23 mei 2005, 13:02

:wink:
Laatst gewijzigd door Gast op 11 jul 2007, 09:32, 1 keer totaal gewijzigd.
Gast

23 mei 2005, 14:20

Kwezel mens, 't is lang wachten van zaterdag tot nu. Maar 't was de moeite van het wachten waard. Jij bent een begenadigd "taalspeelster"!

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

23 mei 2005, 16:08

Kwezel meisje, dit is nogal wat! Het is een echte woordenwaterval! Als ik het lees voel ik als het ware de hitte en de regen op mijn vel. Machtig geschreven hoor.