Successierechten in Vlaanderen

Successierechten en successie in VlaanderenEr zijn drie verschillende situaties.

  • Tarieven voor erfenissen tussen broers en zussen
  • Tarieven voor erfenissen tussen andere personen
  • Tarieven (successierechten) voor erfenissen in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden

De tarieven worden toegepast per netto-verkrijging. Bij erfenissen in de zijlijn wordt evenwel geen opsplitsing gemaakt tussen het roerend en het onroerend gedeelte.

Tarieven voor erfenissen tussen broers en zussen

Bedrag in euro   Tarief
 0,01 tot 75.000    30%
 75.000,01 tot 125.000   55%
 Boven de 125.000    65%

 

Voorbeeld:

Broer X en broer Y erven elk 150.000 euro van hun zus Z. De successierechten worden als volgt berekend:

75.000 euro x 30% = 22.500 euro
75.000 euro x 55% = 41.250 euro

Dit geeft een totaal van 63.750 euro per erfgenaam.

Tarieven voor erfenissen tussen andere personen

Bedrag in euro   Tarief
 0,01 tot 75.000   45%
 75.000 tot 125.000   55%
 Boven de 125.000   65%

In tegenstelling tot de erfenissen in rechte lijn en tussen broers en zussen worden deze tarieven toegepast op de som van de netto-verkrijgingen. 
Elke erfgenaam betaalt een deel van de erfenisrechten in verhouding tot de ontvangen netto-verkrijging.

Voorbeeld:

Een erfenis van 100.000 euro wordt verdeeld onder 2 neven (erfgenaam A krijgt 40.000 euro en erfgenaam B krijgt 60.000 euro). 
De successierechten worden berekend op de som van de netto-verkrijgingen (100.000 euro).  In dit geval betekent dit dat de verschuldigde successierechten 47.500 euro bedragen.  Dit bedrag wordt evenredig verdeeld volgens de grootte van de netto-verkrijging.  Voor erfgenaam A betekent dit dat 40% van dit bedrag dient betaald te worden, zijnde 19.000 euro.  Erfgenaam B betaalt 60%, zijnde 28.500 euro.

Tarieven (successierechten) voor erfenissen in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden

Bedrag in euro  Tarief
 0,01 tot 50.000   3%
 50.000 tot 250.000   9%
 Boven de 250.000   27%

De tarieven worden toegepast per netto-verkrijging.  Specifiek voor het Vlaams gewest is de opsplitsing tussen roerende en onroerende goederen.  Door deze opsplitsing te maken kan de erfgenaam twee maal van het laagste tarief genieten.

Voorbeeld:
Erfgenaam X erft een netto-verkrijging van 200.000 euro.  Deze verkrijging bestaat voor 150.000 euro uit onroerende en voor 50.000 euro uit roerende goederen.  De toepassing van de tarieven gebeurt als volgt:

Roerend gedeelte: 50.000 euro
Op deze 50.000 euro is het tarief van 3 % van toepassing.  De successierechten op dit gedeelte bedragen 1.500 euro.
Onroerend gedeelte: 150.000 euro
Op de eerste schijf van 50.000 euro is het tarief van 3 % van toepassing.  Op de resterende schijf van 100.000 euro is het tarief van 9 % van toepassing.  De successierechten op het onroerende gedeelte bedragen 1.500 + 9.000, zijnde 10.500 euro.

Dit geeft een algemeen totaal van 12.000 euro.

Indien er geen opsplitsing zou gemaakt worden, dan zouden de verschuldigde successierechten 15.000 euro bedragen.

Het begrip netto-verkrijging betekent dat er al schulden verrekend werden op de bruto-verkrijging.  Deze schulden (schulden die de overledene had op datum overlijden en begrafeniskosten) worden bij voorrang aangerekend op het roerend gedeelte.  Hiervan kan worden afgeweken wanneer wordt aangetoond dat een schuld specifiek verbonden is aan een onroerend goed uit de nalatenschap.

Sinds 1 januari 2001 worden samenwonenden in het Vlaams Gewest definitief gelijkgesteld met gehuwden.

Als samenwonenden worden beschouwd:
? de persoon, die op de dag van het openvallen van de nalatenschap, met de erflater wettelijk samenwoont (verklaring van wettelijke samenwoning - artikel 1476 Burgerlijk Wetboek)
? de persoon of personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap ten minste 1 jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren.  Deze voorwaarden worden geacht ook vervuld te zijn als het samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding met de erflater, aansluitend op de bedoelde periode van 1 jaar tot op de dag van het overlijden, ingevolge overmacht onmogelijk is geworden.  Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van ononderbroken samenwoning en van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding.

Ook de relatie stiefouder-stiefkind en de relatie zorgouder-zorgkind werd fiscaal aantrekkelijker gemaakt.  Sinds respectievelijk 1 januari 2002 en 1 januari 2003 worden zij immers belast aan het tarief zoals geldig tussen ouders en kinderen.

 

Bron: Vlaanderen.be