Waar vandaan: Gezond leven > Levenseinde > Palliatieve Zorg > Nieuwsbericht
Nieuwsbericht - 2 mei 2000
Bernadette Cambron: angst voor doorzichtigheid
Bernadette Cambron-Diez is verpleegkundige in palliatieve
zorg, verbonden aan het C.H. de l'Ardenne en met 11 jaar
ervaring in de palliatieve thuiszorg. De doorzichtigheid
in de besluitvorming die het euthanasievoorstel voorstaat
lijkt haar niet werkbaar op het terrein en boezemt de
grote meerderheid van de verpleegkundigen angst in. Omwille
van de structurele druk die in ziekenhuizen bestaat (rentabiliteit;
doelmatigheid; verpleegduur); omwille van de "véritable
pollution relationelle" tussen artsen en verpleegkundigen
waarvan patiënten en hun familie het slachtoffer
zijn. Zij vreest ook dat een depenaliserende wet zekerheid
zal verschaffen aan de meeste personen; die zekerheid
zal hen belemmeren na te denken. Tijdens de discussie
preciseerde zij dat zij niet het wetsvoorstel als dusdanig
vreesde, maar wel de toepassing die ervan in de praktijk
zou worden gemaakt.
Jacqueline Pesleux: wetgeving voor uitzonderingsgevallen?
Jacqueline Pesleux is verpleegkundig directeur in het
Brugmannziekenhuis. Zij vroeg zich af welk probleem kan
schuil gaan achter een verzoek voor euthanasie. Angst
voor fysieke pijn? Maar in de meeste gevallen kan pijn
worden gelenigd. Uitzonderlijk kan dat niet. Moet men
een wet maken voor deze uitzonderingen. Angst voor medische
hardnekkigheid? Maar hebben we slechts de dood aan te
bieden als alternatief voor die hardnekkigheid, vroeg
zij zich af. De bekommernis voor zijn naastbestaanden?
Maar zal dit juist sommige personen er niet toe aanzetten
om euthanasie te vragen? Wat voor de een vrijheid is,
is slavernij voor de ander. De sociale impasse, de eenzaamheid?
Het verlies van waardigheid? De autonomie van de patiënt?
Het recht op euthanasie op basis van zelfbeschikking wordt
door gezonden opgeëist. Zelden wordt dat recht in
een ziekenhuis geclaimd. Meestal gaat het verzoek om euthanasie
uit van de familie, b.v. uit medelijden, uit economische
overwegingen
Mevr. Pesmeux herkent de dagelijkse ziekenhuiswereld niet in het euthanasiewetsvoorstel. De patiënten zijn er volkomen bewust en bekwaam zich helder uit te drukken; de artsen hebben tijd voor hun patiënten en kunnen zich losmaken van hun emoties en overtuigingen; zij hebben geen behoefte aan voorlichting door de verpleegkundigen hoewel die 24 uur op 24 bij de patiënten zijn; zij ondergaan geen enkele druk van de familie, uit medelijden of uit eigen belang. De realiteit is heel anders.
Nadine Vanthournout: wetgeving volgens
derde voorstel RCBI
Nadien Vanthournout is verpleegkundige in het Serruysziekenhuis
te Oostende. Zij meent dat er zeker een wettelijke regeling
moet komen, aansluitend bij het derde voorstel van het
Raadgevend comité voor bio-ethiek, dat goed aansluit
bij de dagelijkse situaties. De getuigenis over drie gevallen
van euthanasie verliep achter gesloten deuren.
Jules Messine: twee grote gebreken
Jules Messine is staatsraad en lid van het RCBI. Hij waarschuwde
de senatoren dat zij willen legifereren in de moeilijkste
aangelegenheid die er is. Hij gaat akkoord met wat wordt
beoogd door het wetsvoorstel: nutteloos lijden vermijden;
in waardigheid kunnen sterven; straffeloosheid garanderen
aan wie daaraan meewerkt en misbruiken bestrijden. Maar
dat doel is bijzonder moeilijk te bereiken. Hij illustreerde
dat aan de hand van voorbeelden uit de literatuur waarin
artsen en niet-artsen tot levensbeëindiging overgingen.
Het wetsvoorstel heeft volgens hem in het licht van die
voorbeelden twee grote gebreken. Vooreerst is het lacunair.
Alleen een arts mag tot euthanasie overgaan. Messine ging
niet in op de vraag of euthanasie medisch handelen is
of niet: als de wetgever bepaalt dat het medisch handelen
is, dan is dat zo. Maar waarom zou euthanasie moeten worden
voorbehouden aan artsen? Vaak is de partner van de patiënt
veel beter op de hoogte van diens wensen. Het tweede gebrek
houdt verband met de functie van de strafwet. Het strafrecht
beschermt belangrijke morele -niet religieuze- en sociale
waarden. Het leven en de fysieke integriteit worden beschermd
in internationale verdragen. Het wetsvoorstel tast die
bescherming aan door inbreuken op deze waarden mogelijk
te maken.
Vervolgens onderwees Messine de senatoren over het onderscheid tussen de noodtoestand en de toelating door de wet. Ingeval van noodtoestand overtreedt iemand de strafwet om een zwaarder wegende waarde te redden. Hij neemt zijn verantwoordelijkheid op en hij geeft er rekenschap van. Als men een handeling stelt in het kader van een wettelijke toelating hoeft men geen rekenschap te geven; alleen moet men aan formele voorwaarden voldoen. Dat wie handelt uit een noodtoestand rekenschap dient te geven, betekent nochtans niet dat hij is onderworpen aan de willekeur van de rechter. Wie zich redelijkerwijs op een noodtoestand beroept, zal worden geloofd zolang het openbaar ministerie de noodtoestand niet weerlegt. In de mate dat de wetsvoorstellen Mahoux (dit is het zgn. meerderheidsvoorstel) en Vandenberghe de noodtoestand wettelijk bekrachtigen, zijn ze overbodig omdat de noodtoestand voor ieder misdrijf kan worden ingeroepen. Maar volgens Messine gaat het niet om een noodtoestand maar om een toelating door de wet, vergelijkbaar met de abortuswet van 3 april 1990. Messine weerlegde ook het argument dat de huidige wet artsen er van zou weerhouden euthanasie te verrichten. Euthanasie gebeurt en wordt uiterst zelden vervolgd en de laatste veertig jaren niet meer gestraft. Artsen hebben dus in de praktijk zelf deze belemmering weggenomen. Door de noodtoestand te vervangen door de toelating van de wet, wordt een verantwoordelijkheidsethiek vervangen door een gemakkelijkheidsethiek, zo besloot Messine.
Roger Dalcq: controle achteraf onwerkbaar
Roger Dalcq, emeritus-hoogleraar burgerlijk aansprakelijkheidsrecht
UCL vatte zijn uiteenzetting enigszins verrassend aan
door te verklaren: "Jje ne m'étais jamais
penché particulièrement sur le problème
de l'euthanasie". Hij oordeelde niettemin dat de
controle procedure a posteriori van het wetsvoorstel niet
werkbaar is en niet meer dan een formaliteit voorstelt.
Bron: De Huisarts