Waar vandaan: Gezond leven > Levenseinde > Palliatieve Zorg > Nieuwsbericht

Nieuwsbericht - 24 mei 2000

Euthanasie: het echte debat begint

Het debat omtrent euthanasie in de senaat lokt zoals verwacht heel wat emoties en discussie uit. Dat is goed. Zowel via de hoorzittingen in de senaat als via debatten in de media wordt het senaatsdebat gevoed.
Momenteel zijn de hoorzittingen beëindigd. In afwachting van de afwerking van het totale rapport is er nu een pauze van een 2-tal weken, waarna de debatten hervatten.
In deze bijdrage wil ik reflecteren over enkele knelpunten, zoals het inschrijven van het begrip terminaliteit en de discussie "in of uit de strafwet". Vooreerst echter een misverstand uit de weg ruimen: àlle partijen zijn voorstander van een wettelijke regeling! De PSC neemt daar een bijzondere positie in omdat ze euthanasie wil regelen via het KB 78 dat ons beroep reglementeert. Deze benadering is vooral minder goed omdat euthanasie alzo zou worden ondergebracht in een KB dat het 'normaal' medisch handelen regelt. Op die manier zou euthanasie ook een 'normale' medische handeling worden. Ook Maurice Adams van het UFSIA verwerpt om die reden deze benadering. De andere partijen willen een regeling via het strafwetboek, alleen de methode verschilt. Het parlement, de wetgever dus, wil op die manier voorkomen dat de bakens waarbinnen euthanasie kan doorgevoerd worden louter worden vastgelegd door de 'jurisprudentie'. Dat wil zeggen dat het geheel van rechterlijke uitspraken gedurende jaren leidt tot een betere omschrijving van de situaties volgens dewelke onze rechters zullen oordelen dat euthanasie toelaatbaar is. Met andere woorden, wat oneerbiedig gesteld, een soort 'try and error'. In Nederland heeft dit na 20 jaar geleid tot een vast stramien. Deze methode heeft echter als nadeel dat er gedurende jaren een grote rechtsonzekerheid blijft en daarenboven kunnen de normen steeds verder afglijden, omdat er geen vast ankerpunt is. In Nederland was bijvoorbeeld in de eerste jaren terminaliteit een zorgvuldigheidsvereiste die nu niet meer wordt aangehouden. Om al deze redenen wensen alle senatoren hun verantwoordelijkheid als wetgever niet te ontlopen.

Het wetsvoorstel van de meerderheid vertoont tekortkomingen: controle loopt mank

Het wetsvoorstel dat door vertegenwoordigers van de meerderheid werd ingediend toont op vele vlakken tekortkomingen (een tiental) die moeten worden bijgewerkt. Zo is het volgens een letterlijke interpretatie van de tekst absoluut niet nodig dat de tweede arts, die vóór het uitvoeren van de euthanasie wordt ingeschakeld, de patiënt spreekt of onderzoekt. Ook de aanvraag voor euthanasie moet niet schriftelijk of zelfs niet met een getuige geschieden, zodat achteraf wel heel moeilijk te achterhalen zou zijn of er wel een vraag was … . Deze 'kleinere' tekortkomingen moeten makkelijk kunnen worden weggewerkt. Een belangrijker probleem is de evaluatiecommissie: volgens het huidige voorstel is deze louter bevoegd voor het opstellen van een statistisch verslag van het aantal gevallen van euthanasie per provincie. Zij kan niet oordelen over de zorgvuldigheid van de gemelde euthanasie. In principe moet deze controle gebeuren door de procureur aan wie melding wordt gedaan. Het is te vermoeden dat er indien er geen klachten komen, de gevallen van euthanasie gewoon geseponeerd zullen worden. Daarom pleit ik ervoor dat er naar Nederlands model (regionale) toetsingscommissies worden ingesteld die de gemelde gevallen stuk per stuk moeten onderzoeken. Als zij vinden dat de euthanasie volgens de zorgvuldigheidsvereisten werd doorgevoerd melden ze dit aan de procureur. Deze stelt dan geen onderzoek in tenzij er derden zijn die klacht indienen. In deze toetsingscommissies zit zeker een arts en een jurist. Daarnaast kan er gediscussieerd worden omtrent andere beroepen; een ethicus? Een arts voor palliatieve geneeskunde lijkt mij een betere keuze.
In elk geval betekent zo'n toetsingscommissie van experten een buffer tussen arts en het gerechterlijke apparaat en zal ze bij de artsen veel meer vertrouwen wekken dan een procureur die al dan niet vervolgt en dan toch een ad hoc commissie zal aanstellen.

Terminaal, een voorwaarde of niet?

In het meerderheidsvoorstel wordt niet vereist dat de patiënt die euthanasie vraagt terminaal is. Dit impliceert dat ook patiënten met aanslepende chronische ziekten (bv diabetes, zware depressieve patiënten) euthanasie zouden kunnen vragen. Alhoewel dan ook andere voorwaarden moeten vervuld zijn, zoals het ondraaglijk leiden, kan men toch twijfelen aan de opportuniteit om deze gevallen op gelijke basis op te nemen. Uit studiewerk in Nederland en Vlaanderen blijkt dat een overgroot aandeel (bijna 90 %) van de vragen voor euthanasie gebeuren door terminale patiënten (maximum enkele weken tot enkele maanden te leven). Mij lijkt het daarom beter om een procedure voor te stellen die een onderscheid maakt tussen terminale en niet-terminale patiënten. Voor niet terminale patiënten, waar er logischer wijze ook meer tijd rest, kan dan evt een toetsing vooraf gebeuren door meerdere artsen, of eventueel via de regionale toetsingscommissie.

In of uit de strafwet

Soms laat men uitschijnen dat als euthanasie 'uit de strafwet gaat' ze als het ware kan uitgevoerd worden zonder nog ooit strafbaar te zijn of zonder controle. Niets is minder waar! Zowel in het voorstel va de CVP als in het voorstel van de meerderheid zal euthanasie wettelijk alleen toegelaten worden onder bepaalde zorgvuldigheidsvereisten (zoals uitdrukkelijk en duurzaam verzoek, ondraaglijk leiden, geen andere uitweg). Indien niet aan die vereisten wordt voldaan zal volgens de twee voorstellen vervolgd worden!
Het verschil zit in de rechtsfiguur die gehanteerd wordt: in het voorstel van de CVP wordt euthanasie gezien als een noodtoestand: een arts komt in een situatie waar hij moet kiezen tussen twee grondrechten. Hij wordt geconfronteerd met een patiënt die onmenselijk lijdt en verzoekt om niet verder te leven. Ofwel pleegt de arts euthanasie en begaat hij een moord ofwel doet hij dat niet maar laat hij een mens verder lijden. Bij elke keuze begaat hij een inbreuk tegen de wet, maar hij zal moeten kiezen voor het minste kwaad. Mits te voldoen aan bepaalde randvoorwaarden kan de rechter dan tot het besluit komen dat er inderdaad een noodtoestand was. In deze methodiek ligt de bewijslast, indien de rechter het dossier opent, bij de arts die zijn nood moet bewijzen. Het ander voorstel zegt dat er bij euthanasie geen moord is en dus ook geen straf als de zorgvuldigheidsvereisten zijn vervuld.
Heel wat juristen beweren dat dit laatste afbreuk zou doen aan de morele kracht die uitgaat van de strafwet: namelijk dat het leven absoluut beschermingswaardig is. Nochtans zijn er nu ook al rechtvaardigheidsgronden ingeschreven voor moord: zoals de wettelijke zelfverdediging. In principe had men die ook niet moeten omschrijven en had hier ook de figuur van noodtoestand kunnen gebruikt worden. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomst van dit debat. Er zijn degelijke argumenten voor de twee standpunten. Maar wat wel zeker is: de uitkomst zal relatief weinig veranderen aan de praktische implicaties van de wet.

Tot slot nog dit: een aantal artsen en politici vragen om in één tijd alle gevallen van medisch handelen bij het levenseinde te reglementeren. Persoonlijk vind ik dit gevaarlijk: formele vormvereisten vereisen voor medische acten die nu algemeen als goed medisch handelen wordt aanvaard, kan leiden tot meer therapeutische hardnekkigheid. Om al deze problemen te regelen hebben we vooral nood aan een goede wet voor de patiëntenrechten, waarbij de patiënt op elk moment goed geïnformeerd kan zijn over zijn diagnose, prognose en de aard en de reden van onderzoeken en behandelingen (tenzij de patiënt het echt niet wil weten (recht op niet-weten).

Ik ben er van overtuigd dat we na een sereen debat tot een grondige bijsturing van de wetsvoorstellen zullen komen een goede wet die de artsen én patiënten rechtszekerheid biedt en die toelaat dat in bepaalde uitzonderlijke gevallen euthanasie gepleegd kan worden.

Bron: De Huisarts