Waar vandaan: Wonen & Zorg > Gids in de thuiszorg >
4.5.2 De relatie tussen volwassen kind en zorgbehoevende ouder
Dat volwassen kinderen voor hun ouders zorgen, ligt in de lijn van de natuurlijke verbondenheid, maar het is daarom nog niet vanzelfsprekend. Waarom kan de éne familie het wel de andere niet ? Waarom kan in eenzelfde gezin de éne dochter wel de zorg voor haar vader op zich nemen en de andere niet ?
Verschillende factoren spelen een rol bij de vraag of iemand de zorg voor een ander wil of kan opnemen. Voor de één is de meerwaarde van het thuismilieu belangrijk, voor de ander liggen vooral financiële redenen aan de basis van een beslissing (vb. omdat een rusthuis te duur is). Misschien was er geen andere oplossing. Maar alleszins zullen er ook psychologische factoren aan de basis van iemands beslissing liggen.
Vooreerst kan u niet voor een ouder zorgen wanneer er tussen u beiden niet een minimum aan affectie, respect en verdraagzaamheid bestaat. Die affectieve band die grotendeels uit de kinderjaren stamt, is een wezenlijke voorwaarde om thuiszorg te kunnen waarmaken. Anders is het immers nauwelijks mogelijk om een zo intieme relatie als die van thuisverzorger-zorgbehoevende persoon uit te bouwen.
Bovendien spelen uw eigen kararakter en dat van de zorgbehoevende persoon een belangrijke rol. Terwijl u er zelf misschien geen problemen mee heeft om uw ouder eten te geven, kan het zijn dat uw broer of zus dit niet kunnen opbrengen. De éne ouder zal gemakkelijk hulp van zijn kinderen in huis verdragen, de ander zal zijn kinderen niet 'tot last' willen zijn en liever naar een rusthuis gaan.
Ook de kwaliteit van de relatie met de zorgbehoevende persoon vroeger en nu is belangrijk. Wie als kind reeds goed met vader kon opschieten, heeft het nu misschien makkelijker om vader te verzorgen dan een andere zoon of dochter. Kinderen uit eenzelfde gezin hebben daarom nog niet dezelfde band met hun ouders.
Tenslotte spelen ook de relaties met broers, zussen en andere familieleden een rol. Neemt u een zorgbehoevende ouder in huis, dan zijn automatisch alle andere kinderen (met hun eigen gezin, eigen leefgewoontes en eigen principes) ook betrokken partij. Dit kan leiden tot een verdieping van de relaties, maar jammer genoeg ook tot spanningen. De relatie met broers en zussen kan grondig wijzigen wanneer thuiszorg van de ouders een feit wordt. Op het moment dat één van de kinderen besluit zich voor thuiszorg in te zetten, worden de andere kinderen automatisch met hun eigen keuze geconfronteerd: Waarom neem ik de thuiszorg niet op mij ? Stel ik moeder of vader nu teleur ? Schuldgevoelens en concurrentie om de liefde van vader of moeder steken in zo'n situatie vaak de kop op.
Het feit dat de ouder-kindrelatie een nieuwe dimensie heeft gekregen (het kind zorgt voor de ouder), kan zowel bij kind als bij ouder emoties oproepen.
De ouders die altijd voor het kind hebben gezorgd, waarop het kind kon steunen en rekenen, hebben nu zelf ondersteuning en zorg nodig. Het volwassen kind heeft het gevoel dat het niet langer bij zijn ouders terechtkan voor raad of ondersteuning. Het voelt zich onzeker, kwetsbaar en alleen. Bovendien doet de afhankelijkheid van de ouder het kind beseffen dat hem dat ook ooit kan overkomen.
Het kind, dat vroeger van de ouders afhankelijk was, is ondertussen volwassen geworden en heeft een eigen identiteit en autonomie verworven. Als die zelfstandigheid niet wordt gerespecteerd, kan het volwassen kind terug in een afhankelijkheidsrelatie verzeild raken: de volgzame zoon, wiens moeder vroeger reeds besliste welke studies hij zou volgen en met wie hij mocht omgaan, buigt zich ook nu weer naar de wensen van zijn strenge moeder en geeft zijn hobby's en vrienden op om voor haar te zorgen. Het respecteren van de automomie van het volwassen kind is essentieel om thuiszorg echt haalbaar te maken.
Ook ouders valt het niet gemakkelijk om zorg van anderen, zelfs van eigen kinderen, te aanvaarden. Ze zijn verdrietig om het verlies van hun eigen mogelijkheden. Het verlies van een stuk zelfstandigheid is voor hen erg zwaar. Ze kunnen in een crisis terechtkomen. Het confronteert hen bovendien met de toekomst, de eindigheid, de dood.
Door de veranderingen te aanvaarden zal de relatie tussen ouders en kinderen rijper worden. Op dit moment kan er gemakkelijker voor thuiszorg worden gekozen. Kiezen voor thuiszorg betekent niet dat alle zorgverlening aan de ouders door de kinderen zelf dient gedaan te worden. Het vraagt bijvoorbeeld heel wat aanpassing bij ouder en kind om de schaamte te overwinnen bij het aandoen van een pamper of het wassen van de intieme lichaamsdelen. Sommigen kunnen deze schaamte overwinnen, anderen niet.
Moeder is weduwe en woont zelfstandig, maar heeft meer en meer
hulp nodig. Haar zoon, die een eindje verderop woont, komt meermaals
per week langs om te poetsen en om boodschappen te doen. Vanuit zijn
goede relatie met moeder in zijn kindertijd zet hij zich graag voor
de thuiszorg in.
Op een bepaald moment kan moeder zich niet meer alleen wassen. Noch
zijzelf, noch haar zoon, zien het haalbaar dat hij deze verzorging op
zich zou nemen. Dan maar gezinszorg inschakelen: zoiets intiems kan
beter door een vreemde gedaan worden.
Bron: Werkgroep thuisverzorgers vzw