de tijd van toen: 70 plussers - TE BEWAREN

Hier mag je praten, grappen maken, vertellen over alles.
Een humorist is iemand wiens vrolijkheid van zijn hart naar zijn hersenen is verhuisd. (Otto Weis - 1847)

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

10 mar 2007, 16:00

dag iedereen, Ewel ik heb daar weer van genoten.Amaai die madam met haar schoonbroer,ocharme dat mens,je zou voor minder.Eerlijk gezegd ik zou er ook niet mee kunnen lachen.Kriek lambic is lekker, drink dit ook wel eens graag.Ik herinner me dat wij soms een beetje geuze bier kregen en mijn meter deed dan een beetje grenadine in.Maar dat is weer iets anders zeker?Hihi, bij meester Dekeyzer moet het inderdaad plezant geweest zijn,ik ga het goed in het oog houden,ik wil het tweede deel zeker niet missen.
Bedankt het was aangenaam lezen,tot de volgende keer.
groetjes Jadi
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

10 mar 2007, 16:40

Het doet me plezier dat je het leuk om lezen vind Jadi en daarom wil ik je niet te lang laten wachten.

Hier is de rest van het verhaaltje:

(Even terug aanpikken)

.... De schoolbel rinkelt luid. Ha, speeltijd!

We staan te trappelen in de gang en als ‘de meester’ het teken geeft stormen we als een wervelwind naar buiten. De voormiddag is alweer bijna om.

Iedere week krijgen we bij ‘den Bagger’ één uurtje gymnastiek.
Aan de achterkant van de school ligt nog een klein onbewerkt stukje grasland. Het enige dat overgebleven is nadat alle mogelijke en onmogelijke lapjes grond, tot zelfs sommige stoepen toe, zijn omgespit en beplant met aardappels of ander eetbare gewassen.
Het pleintje, zoals we dit stukje noemen, moet dienen om de schoolgaande jeugd te laten 'bewegen'.
'Bewegen' is bij meester Bagger bijna altijd: voetbal! Eén uurtje is kort en de meester vergeet vaak op zijn horloge te kijken, dus… het kan wat uitlopen.
Een echte lederen voetbal is nergens te krijgen en daarom behelpen we ons met wat voorhanden is.
De school zelf bezit geen bal maar meestal brengt een van de jongens een versleten speelbal van thuis mee die hij stiekem van zijn zusje gestolen heeft.
Deze meisjesballen zijn gemaakt uit rubber van zeer bedenkelijke kwaliteit en meestal met veelkleurige bloemen of strepen beschilderd. Heel dikwijls zijn ze al zo plat geworden dat er geen veerkracht meer in zit, maar het is in elk geval beter dan te moeten sjotten op een voddenbal of een conservenblik.

De voetbalteams werden samengesteld. Twee jongens, door den Bagger aangeduid, kiezen elk om beurt een jongen uit de groep. Wie niet goed kan voetballen wordt als laatste gekozen, punt uit.
Enkele mutsen een sjaal of een vest doen dienst als doelpaal.
Er wordt lustig gestampt en meester Bagger, de scheidsrechter, staat kaarsrecht als een boom midden op het veld. Bewegen doet hij niet, maar als er een bal wat dicht in zijn buurt komt trapt hij die met de met de punt van zijn rechterschoen keihard in de richting van één van beide goals.
Vandaag trapt hij met zulke kracht op de slappe bal dat deze met een luide knal openscheurt en als een schotelvod over zijn zwarte lakeischoen blijft hangen.
Zijn aangezicht wordt vuurrood van het verschieten en wanneer de eigenaar van de bal hartstochtelijk begin te wenen weet hij met zichzelf geen raad. Om zijn gezicht te redden belooft hij een nieuwe bal te zullen kopen maar niemand geloofd hem.
’s Anderendaags echter heeft hij twee nieuwe ballen mee.
‘Hier zie,’ zegt hij tegen de huilebalk van gisteren, ‘en maak hem nu niet meer kapot hé!’
De andere bal verbergt de meester in zijn lessenaar. Niemand van de andere klassen mag hem ooit gebruiken. ‘ Ze moeten maar zelf een bal kopen.’ Zegt hij egoïstisch.

(Tot hier dat tweede deel want anders wordt het te lang en misschien hebben de mods dat niet zo graag?)

De rest volgt morgen ... :wink:
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

11 mar 2007, 09:49

Slot:

De dorstige laven. Is één van de zeven werken van barmhartigheid beweert de meester met klem en hij gebiedt een paar jongens om een emmer koel water te gaan halen aan de pomp.

De zomers van vroeger waren veel warmer dan die van nu, vind ik, en bij het hardlopen op de speelplaats hangt de tong vaak van groten dorst uit onze mond.
Meester Bagger vat post in de schaduw van het afdak, ‘den hangaar’ genoemd. Alle dorstige jongens staan in een lange rij te wachten. Gewapend met een kopje in de hand buigt de weldoener zich over de emmer water en schept voor elke leerling om beurten wat in.
Wie het kopje niet helemaal leegdrinkt moet het overschot met een brede zwaai uitgieten over het speelplein. ‘Dat is proper en voorkomt dat we ziekten doorgeven,’ heeft hij ons geleerd.
Als ik aan de beurt ben gooi ik met een ferme zwier de resterende inhoud van het kopje over het plein. Groot is mijn verbazing als het kopje meevliegt en in honderd stukken op de stenen kapot spat. Ontstelt kijk ik naar mijn wijsvinger waarrond het afgebroken oor is blijven hangen.
‘Lompe vlegel! Kijk nu wat je gedaan hebt.’ Scheld den Bagger en ik krijg een lap rond mijn oren. ‘Morgen breng je een ander kopje mee, is dat verstaan?’

Op haar beurt scheldt moeder op mij als ik uitleg waarom ik een vervangkopje moet hebben.
Wij hebben enkel koppen zonder oor waaruit we ook soep drinken en daarmee moet ik het dan maar doen.
Ze geeft me haar slechtste exemplaar mee waar duidelijk zichtbaar een bruine barst in zit.
Ik ben echt beschaamd als ik het aan de meester afgeef maar hij begrijpt het en voor de rest van de zomer heeft deze ‘soepkop’ gediend om de dorstige kelen te laven.

Ik ben maar één keer kwaad geweest op meester Bagger en dat was toen hij, blijkbaar in een norse bui, zijn pijp op mijn hoofd uitklopte.
We stonden in de gang van de school te wachten om naar huis te gaan en op zijn teken om naar buiten te stormen. Ik was een beetje traag naar zijn goesting en liep hem voor de voeten.
Plots voelde ik drie harde tikken op mijn achterhoofd. Het deed vreselijk pijn en de as en restjes tabak hingen in mijn haar en vielen achter in mijn nek. Gelukkig brandde de pijp niet meer, maar de tranen sprongen in mijn ogen en ik durfde niks te zeggen uit schrik om te moeten nablijven.
Een week lang heb ik een dikke bult op mijn hoofd gehad.
Thuis wilde ik bij vader mijn beklag doen en vertelde het gebeurde maar hij vond het een goeie grap van ‘den Bagger’ en scheet me vierkant uit. Hij schokte van het lachen.
‘Ge zult wel iets uitgestoken hebben.’ Zei hij tenslotte, ‘Anders doet den Bagger zoiets niet. Het is anders de braafste meester van heel de school, dat zegt ge zelf toch altijd.’ En daarmee was de kous af.
Toentertijd thuis gaan vertellen dat je van de meester straf of slaag gekregen had was een riskante onderneming want meestal kreeg je er nog een paar oorvijgen van ma of pa bovenop.

Veel later, toen ik al getrouwd was, en bij de waterdienst van de gemeente werkte moest ik jaarlijks de stand van de tellers gaan opnemen en ben ik nog eens bij den Bagger aan huis geweest. De meester was toen al jaren met pensioen en wij hebben samen gezellig koffie en een paar druppels jenever gedronken en nog héél lang nagepraat over vroeger en de school. Het voorval met de pijp herinnerde hij zich niet meer, zei hij, maar van het voetballen wist hij nog alles.
Den Bagger is enkele jaartjes later gestorven maar bij onze laatste ontmoeting wist ik nog niet dat zijn jongste kleindochter de vrouw zou worden van mijn oudste zoon.

Als je het tot hier hebt uitgehouden, proficiat en bedankt voor het lezen.
Fikske
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

jeronimo
Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
Locatie: pajottenland

11 mar 2007, 11:44

Hallo fikske,
't Was plezant om lezen, wij hadden zo'n drie figuren.
Die van het eerste en het tweede jaar was meester georges.
Hij was de schrik van de klein mannen maar we hebben er leren lezen en schrijven. Wanneer iemend moest naar het bord komen om sommen te maken viel het regelmatig voor dat hij uw oor vastpakte en u tegen het bord klopte met de woorden " nul, ge zijt ne snul". wanneer er wat gebabbeld werd smeet hij met zijn sluitels naar de vermoedelijke aanstoker, dan moest hij de sleutels terugbrengen met ne slag van de regel op de kneukels. Ook herinner ik mij , ja , we hadden ook juist ne leessboek, en een lei en griffel. Wanner de giffel zoek was kon men niets anders dan bij de meester gaan en zeggen " miejster zemmen maanen touch gepakt" waarop hij antwoorde "zemmen waa es da? ik kan daan nie, allé no a plosch. Ik denk dat ik er al ergens over verteld heb.
Ne volgende keer vertel ik wel voort over het leven van vroeger.
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

13 mar 2007, 11:26

Hahahaha,Fikske ik heb toch moeten lachen hoor,en alles is zo...hoe moet ik dat noemen zo sappig geschreven.Door uw verhalen,komen er bij mij ook anekdotes naar boven uit mijn jeugd.Zo herinner ik me dat ik zo stond rond te zwieren met mijn boekentas en pardoes tegen de kap van de non.Ze moest nog bekomen van de slag,maar intussen zagen we dat die kap ferm scheef stond zo zagen we dat nonnen ook haar hadden. :lol:
Er komt toch nog verhalen zeker?
Bedankt hoor
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

13 mar 2007, 19:09

Ja hoor Jadi, als ik nog inspiratie en tijd vind zal ik zeker komen schrijven.
Ik ben al een tijdje actief op het forum Columns & kolder en schrijf daar wat verhaaltjes over vroeger en nu. In de topic Frustratie vertellen we momenteel heel wat grappige dingen die allemaal 'echt gebeurd' zijn. Die verhalen passen niet altijd hier in deze topic die hoofdzakelijk over de belevenissen van onder de oorlog gaat.
Dank voor de waardering en tot later.

Fikske

PS: Die zwaai tegen die non haar kap is ook zo een voorval dat je kan gebruiken om een kort verhaaltje over te schrijven. Haha, ik zie het al gebeuren!
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

23 mar 2007, 19:08

Vooruit, dit is er weer eentje uit de oude doos, van kort na de oorlog.
Mijn verhaaltjes zijn niet chronologisch gerangschikt, ik schrijf als ze in mijn herinneringen opkomen.
Soms hoor ik iemand iets zeggen over vroeger of gebeurt er iets dat mij aan een of ander voorval doet denken en dan gaat het ineens weer vlotter.

1946
Het koffieservies. (deel 1)


Als loodgieter/zinkbewerker maakt onze pa zinken buizen en dakvensters voor andere loodgieters en moeder helpt hem daarbij.
Onlangs is hij met zijn eenmanszaakje naar Brussel verhuisd en huurt er een oude garage die als atelier werd ingericht.
Elke ochtend zijn onze ouders al vóór half acht de deur uit en komen pas ’s avonds rond zeven uur weer thuis.
Mijn broer en ik zijn nog maar net negen en tien jaar oud en veel alleen thuis.
Wanneer we om vier uur van school komen vinden we de grote sleutel van de voordeur terug op dezelfde plaats waar we hem die ochtend verstopt hebben; achter een losse plank van de deur in het kakhuisje.
Onmiddellijk beginnen we aan de ons opgedragen huistaken.
Mijn eerste werk is het aansteken van de Leuvense stoof en het leegmaken van de asbak. Daarna moet ik naar de kelder voor het vullen van de kolenbus.
Mijn broer is al bezig met het schillen van de aardappels en het kuisen van de groeten die ma de avond daarvoor heeft klaargezet.
Daarna loop ik langs achter door onze tuin langs de boomgaard van René van Fritz naar de enige pomp met drinkwater die onze buurt rijk is. Omdat we ons huisje huren van deze rijke boer mogen we daar ons water gaan halen.
Meer dan een halfvolle emmer kan ik niet dragen en daarom loop ik meerdere keren heen en weer tot de twee wit gelakte emmers, die in ons washuis staan, gevuld zijn.
Als de kachel eenmaal goed brandt en het wordt wat warmer in huis, maken we wat plaats op de keukentafel, draaien de vlam van de petroleumlamp wat hoger en beginnen aan ons huiswerk.

In de lente van 1946, kort na de bevrijding, is echt wit brood nog vrij schaars en duur.
Mijn vader heeft vernomen dat er in Kraainem bij bakker ‘Lomme Krol’ al te verkrijgen is en zijn moeder, mijn meter, zal er één voor ons kopen.
Op donderdagnamiddag is het geen school en dan heb ik tijd genoeg om het te gaan halen vind pa.
‘Vergeet dat wit brood niet te gaan halen, hé.’ Mil is al bang dat ik het vergeet.
‘Ik weet het,’ zeg ik, ‘maar waar heeft pa dat geld nu toch ergens gelegd om het te betalen?’
Op de schouw zie ik niets liggen en op het marmeren blad van de enige kast in huis ook al niets.
Misschien wel in de kast?
Onderaan tussen de kasserollen en de borden is niets vinden. Dan maar in het bovenste deel kijken, de vitrinekast...
Ondertussen heeft Mil zich aan de keukentafel gezet en is al begonnen aan zijn huiswerk.
Ik ben net groot genoeg om één van de glazen deurtjes open te doen maar kan niet goed zien wat er op de bodem ligt.
Ha! Daar ligt precies iets.
Onder een stapel schoteltjes en kopjes van het porseleinen koffieservies ontwaar ik een paar bankbriefjes!
Om erbij te kunnen ga ik op mijn tenen staan en trek me met één hand aan de rand van de kast omhoog maar ... plots kantelt de vitrine lichtjes in mijn richting!
Ik schrik en probeer de kast terug rechtop te krijgen doch dat lukt maar half en als in een vertraagde film schuiven alle kopjes een borden in mijn richting ...
Ik probeer te roepen maar er komt geen klank over mijn lippen omdat ik al mijn krachten nodig heb om de kast tegen te houden, anders valt ze over mij en wordt ik verpletterd ...
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

24 mar 2007, 11:43

Het Koffieservies (deel 2)

De hele inhoud valt nu op mijn hoofd en schouders en stort kletterend neer op de rode stenen keukenvloer.

Mil krijgt ook een deel over zijn rug want hij zit pal achter mij aan tafel te schrijven.
’Hé, wat doe jij nu!’ Schreeuwt hij.
In een reflex is hij recht gesprongen en met vereende krachten slagen wij erin om de kast terug op haar plaats te krijgen.

’Aai, aai, aai,’ zijn de enige woorden die we de eerste ogenblikken kunnen uitbrengen en bij het zien van al die scherven op de grond beginnen we gelijktijdig hartstochtelijk te wenen.
Mijn hoofd doet pijn, maar dit is niets in vergelijking met de schade die ik heb aangericht.
Alles wat in de kast gezeten had lag nu in honderdduizend stukjes op de grond.
Heel de keukenvloer is bezaaid met gebroken porselein.
Kwistig over de grond verspreid liggen de bankbiljetten die enkele oude briefjes van tien miljoen Duitse oorlogsmarken blijken te zijn.
Een kleine blikken doos met koffiebonen is opengevallen en ook een grote fles met zuurstofwater heeft de crash niet overleefd.
Door mijn tranen heen zie ik enkele koffiebonen drijven in de zuurstofwaterplas.
Ze beginnen te sissen.
Mijn broer heeft het ook gezien. We kijken er verbaasd naar en vinden het zelfs een beetje grappig.
Het duurt echter maar even want bij het zien van de chaos lopen we naar buiten waar we op de stoep gaan zitten huilen van miserie.

Marie-Louise, een buurvrouw, ziet ons daar en vraagt bezorgd wat er gebeurd is.
Wij kunnen geen woord uitbrengen maar als ze door het raam naar binnen kijkt slaat ze vol verbijstering de hand voor haar mond.
‘Jongens toch, wat hebben jullie uitgestoken?’
Opnieuw barsten we in tranen uit.
We durven niet meer naar binnen kijken en lopen nerveus heen en weer voor het huis.
Slechts één gedachte spookt door ons hoofd: wat gaan onze ouders nu zeggen?
Het mooie servies was nog een huwelijkscadeau dat moeder kreeg van haar collega’s in het fabriekje waar ze voor de oorlog heeft gewerkt.
Het is, was, het enige waardevolle dat onze ouders bezitten.

Gewoonlijk komt ma met een tram vroeger naar huis dan pa en Mil gaat al naar de tramhalte om haar op te wachten. Gelukkig is ze alleen.
Ik zie ze samen het tuinpad afkomen en ma haar kop is rood van opwinding.
Als ze de puinhoop ziet laat ze zich moedeloos op een stoel neervallen.
‘Oh God, oh God, jongens toch…’ Jammert ze.’Hoe hebben jullie dat in Gods naam gedaan?’

Door mijn tranen heen vertel ik over het geld dat in de kast lag om brood te gaan halen.
’Leugenaar!’ Zegt ze, ‘er is geen geld in huis. Ge hebt zeker weer naar de suikerklontjes gezocht? Snoepen hé altijd maar snoepen!’ En in een opwelling van woede wil ze mij een oorveeg geven maar dat lukt maar half omdat ik nog net kan wegduiken.

Na een tijdje herwint ze haar kalmte, haalt een bezem en veegt alle scherven bijeen en vult er een grote verzinkte waskuip mee.
’Jullie pa zal heel erg kwaad zijn’ zegt ze, ‘je kan een dik pak slaag verwachten, ga al maar naar bed, ik zal proberen hem eerst wat te kalmeren als hij thuis komt.’
Dat is geen slecht idee, en zo vlug als we kunnen kruipen we in ons klein tweepersoonsbed en wachten bang af ...
:cry:
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

24 mar 2007, 17:49

Het koffieservies (3)

Na een poosje horen we zijn zware stap op de sintels van het tuinpad en duiken nog dieper weg onder de lakens.
Een ogenblik blijft het stil in de kamer.
Dan horen we de sussende stem van ma maar plots, als een donderslag, klinkt er een luide vloek.
‘Waar zijn ze?’ Roept hij. ‘Nu is het genoeg geweest!’ Briesend stormt hij onze kamer binnen en smijt de dekens van ons af.
’Kom eruit!’ Beveelt hij, ‘moeten wij daarvoor zo hard werken terwijl jullie alles naar den duvel doen?'
Bevend van schrik staan we naast ons bed.
’Vooruit, maak jullie pakjes maar en ga ergens anders wonen. Ik wil jullie hier niet meer zien.’
Als van de hand Gods geslagen blijven we in een hoekje van de kamer staan.
Wat nu? Ik had een bolwassing verwacht, maar dit; buiten gesmeten worden voor iets dat ik niet expres gedaan heb?
Pa raast maar door, hij is ziedend van woede en werpt onze kleren en schoenen op de bedsprei en knoopt ze tot een bundeltje samen.

’Jullie zijn de nagels van mijn doodskist!’ ‘Ik kan niet verdienen wat jullie allemaal kapot maken.’ ‘Peins niet dat ik jullie nog langer zal eten ging geven...’ Zijn woede is buiten alle proporties.
Mil begint opnieuw te huilen en ma wil tussenbeide komen maar pa duwt haar onzacht opzij.

Heel die scène duurt slechts een paar minuten maar schijnt ons een eeuwigheid.
Als orgelpunt zwiert hij ons pakje met kleren de keuken in tot bij de voordeur.

Een wrokkig gevoel maakt zich plots van mij meester.
Als hij ons niet meer wil dan zullen we maar gaan.
Ik bijt op mijn onderlip om niet te huilen en stap resoluut naar de voordeur
‘Kom, Mil, we gaan in ons kamp in het bos wonen.’

Pa schrikt zichtbaar van deze reactie. Hij voelt dat hij te ver is gegaan.
Bliksemsnel springt hij me achterna en houdt me tegen.
’Héla manneke, waar gaat gij naartoe?’ Vraagt hij bijna vriendelijk.
De krop in mijn keel belet me om normaal te spreken.
’Weg...’ Stamel ik, 'weg,' en kan mijn tranen niet langer bedwingen.
’Kom maar binnen nu, ’t is al lang goed geweest.’ Sust hij.
Hij neemt me onder zachte dwang weer mee in de keuken.
’Nee, nee.., kom mee Mil.’Sputter ik nog tegen, terwijl ik eigenlijk blij ben dat we niet moeten gaan.
Nu komt ma tussenbeide. ‘Kom, kom, ’t is al lang goed’, moppert ze tegen pa en kijkt hem verwijtend aan.
De kwaadheid van pa smelt als sneeuw voor de zon..
We krijgen nog een kop warme melk voor het slapen gaan en er wordt met geen woord meer over het voorval gesproken.


Van het hele servies is enkel de porseleinen suikerpot ongeschonden overgebleven, omdat hij op het ogenblik van de ramp niet in de kast stond.
De verklaring is eenvoudig: bij gebrek aan echte snoep was suiker voor ons een lekkernij en daarom stopte ma die suikerpot weg in haar slaapkamer.

In 1993 zijn onze beide ouders gestorven. Ik wilde niks van meubels of huishoudgerief.
Alléén die suikerpot in doorschijnend porselein heb ik meegenomen.
Hij blijft voor mij een heel dierbaar souvenir.
:)
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

jeronimo
Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
Locatie: pajottenland

24 mar 2007, 17:52

Ja Fikske, ik denk dat ge ne charel waardt, al was ik ook ne kwaaipet,
zo was ik eens op de kast gekropen met twee stoelen op elkaar te zetten
in de hoop iets te vinden en kon er niet meer af, toen moest ik wachten tot vader terug kwam eer ik uit mijn netelige toestand gered kon worden.
Ik was ook zo'n "zoetebek", voor de oorlog ging ik bij een buurvrouw bedelen, Net, zo heette ze,krajk en pille? waarop ze naar haar suikerdoos ging met de woorden" niet aan d' anderen zeggen hé.
Thuis ging ik het ook altijd aan moeder vragen, behalve vóór de maandelijkse bicht toen we met gans de klas naar de kerk gingen om
in de bichtstoel te kruipen, ik moest toch iets te zeggen hebben hé.
In die tijd werden de suikerklontjes niet goed gekloven en soms waren er stukken bij van drie-vier, om maar niet te liegen vroeg ik aan moeder een stuk suiker, dan kon ik er het grootste stuk uithalen.
Dat van die briefjes van 10 millioen mark, wel ik heb er ook eentje maar dan van tien millarden mark, van in 1924, 't schijnt dat er zo'n briefje als prentje zat in een pakje sigaretten " amadis".

Allé fikske, doe maar voort, 't is tof eens de belevenisen van een ander te lezen ook.
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.

Pluk
Lid geworden op: 02 jan 2003, 20:51
Locatie: Merida Mexico

24 mar 2007, 21:34

fikske
Dat was een prachtig verhaal.

Ik zat wel in spanning om het eind te weten.
Ben content dat het geen wekelijks vervolgverhaal was. :lol:

Nog wel bedankt.

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

24 mar 2007, 22:23

Ochère Fikske ik had "compassie"met je. Het was een heel mooi verhaal.
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

25 mar 2007, 12:16

Het lijkt enigszins anders in mijn vertelsels maar ik was echt gene ‘charel’ zoals je denkt hoor Jeronimo. Anders was het met mijn één jaar jongere broer Mil ( of Milleke ‘piot’ zoals ze hem noemden). Die roepnaam Milleke Piot hield hij over aan het feit dat hij de soldatenmuts - met flos - van onze pa had mogen houden en dat die gedurende heel de oorlog bijna niet van zijne witte kop is afgeweest. Wat onze Mil allemaal heeft uitgestoken is met geen pen te beschrijven.
Ik daarentegen was meer het verlegen type - dat is nadien wel anders geworden – maar nu is mijn broer juist diegene die zich terugtrekt en heel kalm leeft. :wink:

Zo zie je maar dat mensen kunnen veranderen.
Tot later
Fikske

:)
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

27 mar 2007, 17:59

Over mijn broer dus ...

Onder de oorlog.(1942 ?)

Mil Piot en de zoetlingskes.

De brede aardeweg loopt vanaf de straat tot aan het laatste van de drie tot woning omgebouwde paardenstallen.
Wij wonen in het laatste rijtjeshuis.
Het is een schamele woning met twee kleine houten ramen waartussen de zware deur van de stal nog dienst doet als inkom. Via een smal portaal kom je onmiddellijk in de woonkamer terecht.
Ma en pa slapen in de achterkamer en het bijkamertje aan de voorkant is van Mil en mij.
Ons ijzeren bed met stromatras is helemaal in de hoek geschoven waardoor de deur net genoeg open kan om binnen te kunnen gaan. Mijn slaapplek is tegen de muur, dat is veiliger want ik ben een beetje bang in het donker. Mijn broer ligt aan de deurkant.
“Ik ben een echte rakker,” zegt hij, “en gij zijt ne schrikschijter.”
Een ‘rakker’ geniet het respect van alle jongens op school en schrikschijters worden uitgelachen.
Mijn broer is een echte schelm en durft veel meer dan ik die nochtans één jaar ouder ben.
De grote jongens in onze buurt hitsen hem steeds op om kattenkwaad uit te steken en om hem dadelijk in actie te laten schieten volstaat het om te zeggen: “Allé Mileke, als ge dit of dat durft zijt ge een echte rakker!”
De soldatenmuts met de rode flos, die hij van vader leende, is nog geen uur van zijne kop geweest.
Onze buurman Tuur ziet hem voor het eerst en roept: “Hé, Mileke, nu ziet ge er uit als een echte Piot.” *
Meteen heeft hij zijn bijnaam vast: Mil Piot!
Iedereen herkent hem al van ver, die kleine wittekop met zijn soldatenmuts.

Voorbij ons huisje versmalt de aardeweg en loopt tot aan de boomgaard van René van Fritz.
Er staat een grote kerselaar, een boom met winterperen en verder staan er hoofdzakelijk hoogstamappelbomen.
Het is laat in de namiddag wanneer we onopvallend bij de afspanning blijven staan, juist tegenover een hoge appelboom met kleine zoete rode vruchten. Wij noemen ze ‘zoetelingskes’.
Met onze gestrekte arm zover mogelijk door de prikkeldraad proberen we enkele van de afgevallen appeltjes op te rapen. De meeste zijn al rot of vertrappeld door de koeien die in het malse gras onder de bomen komen grazen.
Eén mooie rijpe appel is midden in een verse koeienvla terechtgekomen en lijkt nog helemaal gaaf.
“Hou die draden uit elkaar, ik ga hem halen,” zegt de rakker.
Met mijn zakdoek om mijn rechterhand gewikkeld trek ik voorzichtig de prikkeldraad omhoog. Vervolgens plaats ik mijn linkervoet op de onderste draad en duw hem fors naar beneden.
Lenig als een kat wipt de kleine door de opening en is in twee tellen bij de buit. In één beweging grist hij de appel uit de groene smurrie en veegt hem snel proper aan het vochtige gras. Gulzig bijt hij er in maar spuwt onmiddellijk alles weer uit.
“Bah, er zit een worm in!” proest hij.
Zonder even te twijfelen loopt hij naar de hoge boom en begint de klim. Hij hijst zijn mager lijfje moeiteloos langs de stam omhoog. In geen tijd zit hij tussen de takken. Langs de halsopening van de trui die stevig in zijn broek steekt, propt hij haastig de mooie ronde appeltjes naar binnen. Een paar minuten later staat het kledingstuk helemaal bol en hangt zwaar door. Mijn broer lijkt nu sterk op het bandenmannetje van Michelin.
Plots stopt de plukker en kijkt gespannen in de richting van het pachthof.
Een forse mannenstem roept: ”Raymond, kom eens helpen om de koeien binnen te halen!”
Liefst van al wil ik nu weglopen maar besef dat Mil mij nodig heeft om door de opening te geraken.
Als een wervelwind glijdt de Piot uit de boom en rent in mijn richting.
Net op tijd beseft hij dat de buit hem belet om soepel door de prikkeldraden te glippen. Hij laat zich voor de heiningdraad op de knieën vallen en trekt in één beweging de trui uit zijn broek waardoor de appeltjes aan de buitenkant van de afspanning in een kleine greppel terechtkomen.
Snel wil hij nu door het gat komen maar zijn loshangende pull-over blijf vasthaken in de scherpe punten.
“Ik zit vast! ” Piept hij nerveus.
We zien hoe het hek aan de benedenkant van de boomgaard openzwaait en boer René in de weide stapt.
:? :?

Deel 2 volgt ...morgen misschien? :wink:
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

28 mar 2007, 16:28

Doemme Fikske,...net nu het spannend wordt .Ik kijk vol ongeduld naar het vervolg hoor :lol:
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.