de tijd van toen: 70 plussers - TE BEWAREN
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Dat is nu juist de truk he Jadi.
Vooruit ik laat je niet langer in spanning.
Alvast bedankt voor de aandacht.
.... We zien hoe het hek aan de benedenkant van de boomgaard openzwaait en boer René in de boomgaard stapt.
Plots draait hij zich om, richting pachthof. “Raymond, waar blijft gij?” Brult hij.
Met zijn stok in aanslag stapt hij op de dichtstbijzijnde koe af. Het dier schrik en loopt de andere kant op maar de man zit haar achterna en heeft ons niet gezien.
Ondertussen probeer ik mijn broer te bevrijden en friemel aan het wollen kledingstuk. Onwillekeurig laat ik de bovenste draad wat losser en maak hierdoor het kluwen nog erger. De kleine zit nu aan beide kanten vast. Als een worm wringt hij zich uit zijn trui en laat zich hijgend naast mij in het gras vallen. Over zijn linkerwang zit een schram van een vijftal centimeter maar hij schijnt er niets van te voelen.
We liggen plat in de greppel en wachten met kloppend hart op wat nu komen gaat.
René zit nog steeds die ene koe achterna en wanneer hij ze door de poort naar buiten drijft staat hij met zijn rug naar ons en roept voor de derde keer naar zijn jongste zoon: “Raymond, luiaard, waar zit ge weer?”
Mil maakt van die gelegenheid gebruik om met een paar rukken zijn pull-over los te trekken.
Twee grote gaten in het breiwerk zijn het resultaat.
We proppen onze broekzakken vol met zoetlingskes en sluipen op handen en voeten weg van deze gevaarlijke plek. De overige appels in de greppel halen we straks wel op als het donker is.
Eenmaal aan ons tuintpoortje gekomen durven we weer rechtop lopen en schuiven vlug langs de achterdeur naar binnen. Aan de keukentafel laten we ons op een stoel neervallen en zonder dralen werken we onze buit naar binnen.
Als moeder van haar werk komt en met haar fiets het steegje inrijdt, ziet ze ons buiten spelen.
Nog vóór ze van haar fiets stapt heeft ze de schram op Mil zijn wang al gezien.
“Hé wel, wat heb je nu weer uitgestoken? En waar is uw trui? Hebt gij gene kou?” Drie vragen tegelijk. “’t Is te warm,..” zegt Mil en glipt vlug naar binnen waar hij de kapotte trui snel in de kamer verstopt.
“Vooruit gij ook naar binnen,”en als ik haar passeer geeft ze me een tik tegen mijn achterhoofd.
Eenmaal binnen haalt ma het brood uit de kast en begint dadelijk een boterham te snijden.
“Vooruit aan tafel, we gaan eten!”
Het kost haar heel wat moeite om het zwart rantsoenbrood te snijden want het plakt zodanig aan het mes dat ze een tweede mes nodig heeft om het eerste af te schrapen.
Met tegenzin ga ik aan tafel zitten. “Ik heb geen honger,..” probeer ik.
“Dan legt ge er uwe kop maar bij.” Zegt ze resoluut.
Ze is blijkbaar niet in de stemming om veel complimenten te maken.
“En gij, schavuit, ook geen honger?” vraagt ze aan Mil die ondertussen alweer zijn piottenmuts op heeft.
“Wij hebben zoetelingskes gegeten die we gekregen hebben van Raymond,” liegt hij “en straks krijgen we er nog.”
Hij pinkt in mijn richting en met zijn hand op zijn maag laat hij ostentatief een dikke boer.
---------------------------------------------
* Piot = een infanterist, voetsoldaat, of gewone soldaat zonder rang.
Maar dat wisten jullie al zeker?
Vooruit ik laat je niet langer in spanning.
Alvast bedankt voor de aandacht.
.... We zien hoe het hek aan de benedenkant van de boomgaard openzwaait en boer René in de boomgaard stapt.
Plots draait hij zich om, richting pachthof. “Raymond, waar blijft gij?” Brult hij.
Met zijn stok in aanslag stapt hij op de dichtstbijzijnde koe af. Het dier schrik en loopt de andere kant op maar de man zit haar achterna en heeft ons niet gezien.
Ondertussen probeer ik mijn broer te bevrijden en friemel aan het wollen kledingstuk. Onwillekeurig laat ik de bovenste draad wat losser en maak hierdoor het kluwen nog erger. De kleine zit nu aan beide kanten vast. Als een worm wringt hij zich uit zijn trui en laat zich hijgend naast mij in het gras vallen. Over zijn linkerwang zit een schram van een vijftal centimeter maar hij schijnt er niets van te voelen.
We liggen plat in de greppel en wachten met kloppend hart op wat nu komen gaat.
René zit nog steeds die ene koe achterna en wanneer hij ze door de poort naar buiten drijft staat hij met zijn rug naar ons en roept voor de derde keer naar zijn jongste zoon: “Raymond, luiaard, waar zit ge weer?”
Mil maakt van die gelegenheid gebruik om met een paar rukken zijn pull-over los te trekken.
Twee grote gaten in het breiwerk zijn het resultaat.
We proppen onze broekzakken vol met zoetlingskes en sluipen op handen en voeten weg van deze gevaarlijke plek. De overige appels in de greppel halen we straks wel op als het donker is.
Eenmaal aan ons tuintpoortje gekomen durven we weer rechtop lopen en schuiven vlug langs de achterdeur naar binnen. Aan de keukentafel laten we ons op een stoel neervallen en zonder dralen werken we onze buit naar binnen.
Als moeder van haar werk komt en met haar fiets het steegje inrijdt, ziet ze ons buiten spelen.
Nog vóór ze van haar fiets stapt heeft ze de schram op Mil zijn wang al gezien.
“Hé wel, wat heb je nu weer uitgestoken? En waar is uw trui? Hebt gij gene kou?” Drie vragen tegelijk. “’t Is te warm,..” zegt Mil en glipt vlug naar binnen waar hij de kapotte trui snel in de kamer verstopt.
“Vooruit gij ook naar binnen,”en als ik haar passeer geeft ze me een tik tegen mijn achterhoofd.
Eenmaal binnen haalt ma het brood uit de kast en begint dadelijk een boterham te snijden.
“Vooruit aan tafel, we gaan eten!”
Het kost haar heel wat moeite om het zwart rantsoenbrood te snijden want het plakt zodanig aan het mes dat ze een tweede mes nodig heeft om het eerste af te schrapen.
Met tegenzin ga ik aan tafel zitten. “Ik heb geen honger,..” probeer ik.
“Dan legt ge er uwe kop maar bij.” Zegt ze resoluut.
Ze is blijkbaar niet in de stemming om veel complimenten te maken.
“En gij, schavuit, ook geen honger?” vraagt ze aan Mil die ondertussen alweer zijn piottenmuts op heeft.
“Wij hebben zoetelingskes gegeten die we gekregen hebben van Raymond,” liegt hij “en straks krijgen we er nog.”
Hij pinkt in mijn richting en met zijn hand op zijn maag laat hij ostentatief een dikke boer.
---------------------------------------------
* Piot = een infanterist, voetsoldaat, of gewone soldaat zonder rang.
Maar dat wisten jullie al zeker?
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
jadi - Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
- Locatie: de boterstad
En dan....Fikske..die trui..moeder moet dat toch gezien hebben...en de boer heeft hij jullie gezien wanneer jullie de tweede lading zoetelingskes ging halen?
Weer wachten tot morgen zeker
Weer wachten tot morgen zeker
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Ach ja, die trui? Dat weet ik echt niet meer hoor. Er zullen wel een paar oorvegen gevallen zijn zeker.
De rest van de appeltjes zijn we gaan ophalen als het donker was. De boer heeft ons (toen, later wel) niet betrapt. Als we met de vracht thuiskwamen hebben we verteld dat Raymond (de zoon van de boer) ons die appeltjes gegeven had. Ons ma heeft ze in dank aanvaard en nadien nog eens 'nen dikke merci' gezegd tegen Maria, de moeder van Raymond. Dat mens wist eigenlijk van niks maar heeft toen toch niet verder gevraagd naar het waarom van die 'merci', gelukkig maar.
Ja, verhaaltjes over toen zitten er nog genoeg in mijn hoofd maar eraan beginnen schrijven ... dat is andere koek. De kleinkinderen waren er vroeger zot van als ik ze vertelde maar nu worden ze een beetje groter en hebben al hun 'eigen verhalen'.
“Schrijf ze op, die verhaaltjes van jou!” zeggen mijn twee zonen altijd. Goed, ik ben begonnen en misschien zal ik ze ooit nog eens bundelen in een boekje (of zoiets) dat kan gelezen worden door het nageslacht?
Ondertussen bevalt het schrijven me wel en ben ik al een beetje aan het nadenken over mijn latere jeugd en het leven daarna ... Maar het mag geen 'must' worden dat schrijven. Als het niet spontaan in me opkomt ga ik me ook niet suf peinzen om toch maar wat te verzinnen.
Zo, nog veel leesplezier en tot verder dan maar weer.
Groetjes
Fikske
De rest van de appeltjes zijn we gaan ophalen als het donker was. De boer heeft ons (toen, later wel) niet betrapt. Als we met de vracht thuiskwamen hebben we verteld dat Raymond (de zoon van de boer) ons die appeltjes gegeven had. Ons ma heeft ze in dank aanvaard en nadien nog eens 'nen dikke merci' gezegd tegen Maria, de moeder van Raymond. Dat mens wist eigenlijk van niks maar heeft toen toch niet verder gevraagd naar het waarom van die 'merci', gelukkig maar.
Ja, verhaaltjes over toen zitten er nog genoeg in mijn hoofd maar eraan beginnen schrijven ... dat is andere koek. De kleinkinderen waren er vroeger zot van als ik ze vertelde maar nu worden ze een beetje groter en hebben al hun 'eigen verhalen'.
“Schrijf ze op, die verhaaltjes van jou!” zeggen mijn twee zonen altijd. Goed, ik ben begonnen en misschien zal ik ze ooit nog eens bundelen in een boekje (of zoiets) dat kan gelezen worden door het nageslacht?
Ondertussen bevalt het schrijven me wel en ben ik al een beetje aan het nadenken over mijn latere jeugd en het leven daarna ... Maar het mag geen 'must' worden dat schrijven. Als het niet spontaan in me opkomt ga ik me ook niet suf peinzen om toch maar wat te verzinnen.
Zo, nog veel leesplezier en tot verder dan maar weer.
Groetjes
Fikske
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
jadi - Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
- Locatie: de boterstad
Bedankt Fikske,en je zonen hebben gelijk hoor. En het zijn niet alleen de kleinkinderen die verzot zijn op je verhalen.
Het is zo herkenbaar,uit het leven gegrepen.
Ik kom zeker af en toe eens loeren.
En zoals je zegt alles mag niets moet.
En alleen jij weet wanneer er weer iets komt opborrelen.
groetjes
Jadi
Het is zo herkenbaar,uit het leven gegrepen.
Ik kom zeker af en toe eens loeren.
En zoals je zegt alles mag niets moet.
En alleen jij weet wanneer er weer iets komt opborrelen.
groetjes
Jadi
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Door op www.nieuwjaarsbrieven.be te gaan gluren dacht ik weer aan een ander verhaaltje dat ik al vroeger ergens schreef.
Die Nieuwjaarsbrieven waren eigelijk voor mijn peter maar zijn vrouw, mijn grootmoeder langs vaders kant was een merkwaardige vrouw.
(Kort na de oorlog)
Mathileke vis
De pastoor verschiet geen klein beetje wanneer hij hoort dat ze opnieuw wil gaan trouwen. Na de vroegmis houdt hij haar staande en valt dadelijk met de deur in huis.
‘Wat hoor ik nu Mathileke,’ zegt hij berispend, ‘uwe man is nog geen drie maanden gestorven en gij wilt al opnieuw gaan trouwen!’
‘Luister eens hier meneer pastoor,’ zegt ze bedaard, ‘van een dood varken kunt ge eten maar van een dode man niet.’ Die zit!
Een stoute tong heeft ze altijd al gehad, dat weet hij. Toch beseft ook hij dat ze met de opbrengst van haar vishandeltje met moeite haar vier kinderen kan grootbrengen. Maar nu al voor de derde keer gaan trouwen? 't Is toch rap.
Mathileke blijft nochtans niet bij de pakken zitten want na de dood van haar eerste man zoekt ze dadelijk een inkomen door thuis vis te verkopen. Haar kinderen, Victor en Lisa, zijn nog te klein om alleen gelaten te kunnen worden.
Uit haar tweede huwelijk worden Jef en Louis geboren maar ondertussen heeft ze een jong meisje bereid gevonden om op de kinderen te passen terwijl zij haar viskarretje door de straten van Kraainem en de omliggende dorpen stoot.
‘Vis! Verse vis!’ Al van ver herkennen de mensen haar schelle stem.
Het duurt niet lang voor ze van haar spaarcentjes het huisje kon inkopen dat ze tot nu toe gehuurd heeft. Dan sterft haar tweede...
Weer staat ze er alleen voor maar ze is er de vrouw niet naar om lang te treuren.
Met dubbele ijver duwt ze haar kar en schreeuwt luider dan ooit.
‘Vis! Verse vis!’
Op één van haar rondes leert ze Mon, de steenbakker, kennen.
Mon Vitesse, zoals de mensen hem noemen, is een harde werker die goed geld verdient. Meer moet Mathileke niet weten.
Toch blijft ze, eens opnieuw getrouwd, verder haar vis verkopen.
Pas als alles verkocht is gaat ze naar huis. Wanneer er iets overblijft moet zij of de kinderen het opeten. Haar derde vent lust gene vis.
Bij hem krijgt ze opnieuw twee kinderen, Yvonne en Julia.
Mon Vitesse was mijn dooppeter.
Het enige wat ik me van hem kan herinneren was die blik waarmee hij me roerloos zat aan te staren als ik mijn Nieuwjaarsbrief voorlas.
Daarna diepte hij twee vijffrankstukken op uit zijn vestzakje en gaf ze met een plechtig gebaar. ‘Hier zie, en niet op doen hé!’ ‘Nee peter. Dank U peter.’
Ieder jaar hertzelfde ritueel. Ik hield er minstens de helft aan over want de brief koste nooit meer dan vijf frank.
Eén keer, ik weet niet wat mij bezielde, had ik een heel mooie brief gekocht van zeven frank! Die dag was Mon viesgezind of dronken want ik kreeg slechts één geldstuk.
Toen ik mijn hand opendeed moest ik op mijn onderlip bijten om niet te huilen van spijt: Twee frank verlies!
Wat peinst gij wel wat dat is, als ge maar één frank zondag krijgt?
Het was meteen de laatste Nieuwjaarsbrief die hij gekregen heeft.
Ondanks het harde werken leefde mijn grootmoeder nog vijftien jaar langer dan haar derde man.
‘Het moet toch een sterke vrouw geweest zijn.’ Zegden de mensen bij haar begrafenis. ‘Zes kinderen groot brengen en ondertussen nog eens drie mannen kunnen verslijten ook!’

Die Nieuwjaarsbrieven waren eigelijk voor mijn peter maar zijn vrouw, mijn grootmoeder langs vaders kant was een merkwaardige vrouw.
(Kort na de oorlog)
Mathileke vis
De pastoor verschiet geen klein beetje wanneer hij hoort dat ze opnieuw wil gaan trouwen. Na de vroegmis houdt hij haar staande en valt dadelijk met de deur in huis.
‘Wat hoor ik nu Mathileke,’ zegt hij berispend, ‘uwe man is nog geen drie maanden gestorven en gij wilt al opnieuw gaan trouwen!’
‘Luister eens hier meneer pastoor,’ zegt ze bedaard, ‘van een dood varken kunt ge eten maar van een dode man niet.’ Die zit!
Een stoute tong heeft ze altijd al gehad, dat weet hij. Toch beseft ook hij dat ze met de opbrengst van haar vishandeltje met moeite haar vier kinderen kan grootbrengen. Maar nu al voor de derde keer gaan trouwen? 't Is toch rap.
Mathileke blijft nochtans niet bij de pakken zitten want na de dood van haar eerste man zoekt ze dadelijk een inkomen door thuis vis te verkopen. Haar kinderen, Victor en Lisa, zijn nog te klein om alleen gelaten te kunnen worden.
Uit haar tweede huwelijk worden Jef en Louis geboren maar ondertussen heeft ze een jong meisje bereid gevonden om op de kinderen te passen terwijl zij haar viskarretje door de straten van Kraainem en de omliggende dorpen stoot.
‘Vis! Verse vis!’ Al van ver herkennen de mensen haar schelle stem.
Het duurt niet lang voor ze van haar spaarcentjes het huisje kon inkopen dat ze tot nu toe gehuurd heeft. Dan sterft haar tweede...
Weer staat ze er alleen voor maar ze is er de vrouw niet naar om lang te treuren.
Met dubbele ijver duwt ze haar kar en schreeuwt luider dan ooit.
‘Vis! Verse vis!’
Op één van haar rondes leert ze Mon, de steenbakker, kennen.
Mon Vitesse, zoals de mensen hem noemen, is een harde werker die goed geld verdient. Meer moet Mathileke niet weten.
Toch blijft ze, eens opnieuw getrouwd, verder haar vis verkopen.
Pas als alles verkocht is gaat ze naar huis. Wanneer er iets overblijft moet zij of de kinderen het opeten. Haar derde vent lust gene vis.
Bij hem krijgt ze opnieuw twee kinderen, Yvonne en Julia.
Mon Vitesse was mijn dooppeter.
Het enige wat ik me van hem kan herinneren was die blik waarmee hij me roerloos zat aan te staren als ik mijn Nieuwjaarsbrief voorlas.
Daarna diepte hij twee vijffrankstukken op uit zijn vestzakje en gaf ze met een plechtig gebaar. ‘Hier zie, en niet op doen hé!’ ‘Nee peter. Dank U peter.’
Ieder jaar hertzelfde ritueel. Ik hield er minstens de helft aan over want de brief koste nooit meer dan vijf frank.
Eén keer, ik weet niet wat mij bezielde, had ik een heel mooie brief gekocht van zeven frank! Die dag was Mon viesgezind of dronken want ik kreeg slechts één geldstuk.
Toen ik mijn hand opendeed moest ik op mijn onderlip bijten om niet te huilen van spijt: Twee frank verlies!
Wat peinst gij wel wat dat is, als ge maar één frank zondag krijgt?
Het was meteen de laatste Nieuwjaarsbrief die hij gekregen heeft.
Ondanks het harde werken leefde mijn grootmoeder nog vijftien jaar langer dan haar derde man.
‘Het moet toch een sterke vrouw geweest zijn.’ Zegden de mensen bij haar begrafenis. ‘Zes kinderen groot brengen en ondertussen nog eens drie mannen kunnen verslijten ook!’
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
jadi - Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
- Locatie: de boterstad
Bedankt Fikske voor het mooie verhaal.Verdorie,als jij ooit een boek schrijft dan weet je zeker dat ik één van de eerste ben die het koopt
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Jadi, als er ooit een boek van komt dan krijg jij (samen met Pluk) mijn eerste exemplaar. Aan zulke fantastische fans kan een mens niks weigeren hé?
Maar of het ooit tot een boek komt …?, daar twijfel ik aan hoor. Er zit materiaal genoeg in mijne kop maar ik ben nogal lui en het kost me soms wel wat tijd om het allemaal op papier te zetten.
Bij mijn grootmoeder heb ik toch veel geleerd en gezien. Zoals die koperen plaat met daarop de lijfspreuk: “Wie tevreden is met wat hij heeft, is de rijkste die er leeft.”
Deze spreuk heb ik tot de mijne gemaakt, daarom zet ik ze vaak onder mijn postings.
De mensen vroeger hadden echt niet veel maar waren toch gelukkig met wat ze hadden.
Wij zagen en klagen nogal eens te pas en te onpas, maar vergeleken bij vroeger leven we eigenlijk in een paradijs maar beseffen het niet altijd.
Als we aan onze jeugd terugdenken dan zien we die tijd nogal eens door een roze bril en vergeten – maar goed ook – de minder prettige kanten van het leven toen.
Ik betrap er mezelf nu op dat ik aan het zedenpreken ben, iets waar ik altijd een hekel aan heb.
Goed we zullen nog eens diep nadenken en misschien rolt er nog wel iets uit mijn PC , of beter gezegd, mijn Mac(je).
Maar of het ooit tot een boek komt …?, daar twijfel ik aan hoor. Er zit materiaal genoeg in mijne kop maar ik ben nogal lui en het kost me soms wel wat tijd om het allemaal op papier te zetten.
Bij mijn grootmoeder heb ik toch veel geleerd en gezien. Zoals die koperen plaat met daarop de lijfspreuk: “Wie tevreden is met wat hij heeft, is de rijkste die er leeft.”
Deze spreuk heb ik tot de mijne gemaakt, daarom zet ik ze vaak onder mijn postings.
De mensen vroeger hadden echt niet veel maar waren toch gelukkig met wat ze hadden.
Wij zagen en klagen nogal eens te pas en te onpas, maar vergeleken bij vroeger leven we eigenlijk in een paradijs maar beseffen het niet altijd.
Als we aan onze jeugd terugdenken dan zien we die tijd nogal eens door een roze bril en vergeten – maar goed ook – de minder prettige kanten van het leven toen.
Ik betrap er mezelf nu op dat ik aan het zedenpreken ben, iets waar ik altijd een hekel aan heb.
Goed we zullen nog eens diep nadenken en misschien rolt er nog wel iets uit mijn PC , of beter gezegd, mijn Mac(je).
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
jadi - Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
- Locatie: de boterstad
Fikske bedankt je bent niet aan het preken het is de waarheid wat je zegt.Waarom lopen er zoveel ontevreden mensen rond,niet moeilijk ze willen alles.
HIER VLOEKT MEN NIET GOD ZIET U een groot oog sierde mijn grootmoeders woonkamer en die woonkamer was zeker niet te groot.Maar dat oog krijg er nu nog koude rillingen van,.. het sprong regelrecht je oog binnen,akelige dromen verzekerd.
Het koperen "teljoorke"dat bij mij thuis hangde was een vader en moeder aan de tafel met als spreuk VIER VOETEN ONDER TAFEL IS GEEN HUISGEZIN.
Zomaar,...dag fikske
HIER VLOEKT MEN NIET GOD ZIET U een groot oog sierde mijn grootmoeders woonkamer en die woonkamer was zeker niet te groot.Maar dat oog krijg er nu nog koude rillingen van,.. het sprong regelrecht je oog binnen,akelige dromen verzekerd.
Het koperen "teljoorke"dat bij mij thuis hangde was een vader en moeder aan de tafel met als spreuk VIER VOETEN ONDER TAFEL IS GEEN HUISGEZIN.
Zomaar,...dag fikske
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
-
Pluk - Lid geworden op: 02 jan 2003, 20:51
- Locatie: Merida Mexico
Hee Fik,
Bedankt he voor het boek, maar ik wil gerust uw 'handgift' zijn hoor want het schijnt een goed te zijn:lol:
t'Is waar in t'schrijven gaat veel tijd zitten, maar ik ben toch blij dat ik er aan begonnen ben.
Al van meer dan twintig jaar geleden in Belgie nog, kreeg ik regelmatig te horen om mijn verhalen in boekvorm te zetten. Ook in Canada en Texas, Amerikanen zijn gek op 'vertelselkes'.
En ik heb geen probleem met babbelen. Kan uren doorgaan....
Allez, ik ga stoppen, want het is Zaterdag en markt....
Ik zal mijn onderschrift eens moeten veranderen want het is hetzelfde als Jadi.
Bedankt he voor het boek, maar ik wil gerust uw 'handgift' zijn hoor want het schijnt een goed te zijn:lol:
t'Is waar in t'schrijven gaat veel tijd zitten, maar ik ben toch blij dat ik er aan begonnen ben.
Al van meer dan twintig jaar geleden in Belgie nog, kreeg ik regelmatig te horen om mijn verhalen in boekvorm te zetten. Ook in Canada en Texas, Amerikanen zijn gek op 'vertelselkes'.
En ik heb geen probleem met babbelen. Kan uren doorgaan....
Allez, ik ga stoppen, want het is Zaterdag en markt....
Ik zal mijn onderschrift eens moeten veranderen want het is hetzelfde als Jadi.
t'Is goed in t'eigen hart te kijken...
-
jadi - Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
- Locatie: de boterstad
Pluk waarom veranderen,dat moet niet hoor van mij.Alice Nahon mag blijven van mij.Ik ken dat gedicht door mijn ma zaliger,ooit schreef ze dit eens in mijn poëzie.En ik heb het ook gebruikt om op mijn pa's zijn bedprentje te plaatsen.Ik vind dit zo mooi.
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
’t Rode velootje
Alsof het gisteren was, herinner ik mij ons allereerste fietsje ...
In de zomer na de tweede wereldoorlog worden mijn broer en ik, zeven en acht.
Waar die piepkleine tweewieler vandaan komt weten we niet. Hij is in elk geval niet nieuw en op een avond, na zijn werk komt pa er mee aandraven.
Toch heeft ons vader er nog heel wat oplapwerk aan eer we er mee kunnen rijden.
Eén enkele fietsje, voor twéé jongens? Als dat maar goed afloopt.
Nog voordat pa het vehikel goed en wel op de grond heeft gezet grijp ik het stuur en trek het naar mij toe. Maar dat is buiten mijn broer Mil gerekend die met beide handen het zadel beet heeft en al even hard naar de andere kant toe trekt.
‘Ikke eerst !’
‘Nee, Ikke !’
Pa komt dadelijk tussenbeide.
‘Hela, hela! Geen ruzie maken jullie, hé!. Elk om beurt of ik pak dat velootje terug mee.’
Met tegenzin laten we onze buit los.
‘Vooruit Mil, de kleinste mag eerst rijden.’
Ik wou dat ik voor één keer de kleinste was want Mil gaat altijd voor.
Pa helpt mijn broer om zich recht te houden als hij het tuinpad affietst.
Ik loop mee en wil dadelijk van hem overnemen maar pa laat hem eerst terug naar zijn vertrekpunt fietsen.
Ik sta te trappelen van ongeduld maar moet beloven dat we geen ruzie zullen maken.
Het kost me heel wat meer moeite om rechtop te blijven dan mijn jongere broer, maar pa heeft geduld en brengt mij ook terug tot bovenaan het tuinpad.
Heel de zondagnamiddag rijden we het tuinpad op en af en onder vaders oog wordt er mooi om beurt gereden.
De volgende dagen is het fietsje druk bezet en zolang één van onze ouders in de buurt is maken we geen ruzie maar zodra ze hun rug gekeerd hebben zitten we mekaar weer in de haren.
Na enkele weken is het nieuwe ervan af en blijft het fietsje soms uren onaangeroerd maar van zodra één van ons twee het vast neemt wil de ander het ook hebben.
Lang hebben we er niet op gereden omdat het fietsje eigenlijk een beetje te klein voor ons was en onze voeten meer over de grond sleepten dan dat ze op de trappers stonden.
Op een mooie dag is het rode tweewielertje nergens meer te vinden. We durven eerst geen van beiden iets tegen onze ouders zeggen maar na een week vruchteloos zoeken vragen we toch aan ons moeder of zij niet ergens ons fietsje heeft gezien.
Het verwondert ons dat ze niet kwaad wordt, alleen even haar schouders ophaalt en vraagt; ‘Zijn jullie al niet een beetje te groot voor zo ’n klein kinderfietsje?’
Eigenlijk heeft ze wel gelijk en wij vergeten vlug het voorval.
Aan speelgoed hebben we echter geen gebrek want kinderen op den buiten spelen met alles wat er in de omgeving te vinden is.
Het afgedankte wiel van een oude fiets waar we de spaken hebben uitgehaald is een prachtige hoepel om mee rond te hotsen, straat in straat uit. Loopstelten worden gemaakt van twee stokken waar we een blokje op vastnagelen. Twee rietstengels kruiselings over elkaar gebonden, overspannen met oud krantenpapier met onderaan een lange staart uit touw en strikjes papier, en we hebben de mooiste en beste vlieger die er bestaat!
En de beek! Een prachtig speelterrein! Een zeilbootje maken we van een versleten klomp met een stokje als mast en onze zakdoek als zeil.
Een kamp maken, verstoppertje spelen, gaan zwemmen in de kweekvijvers van het kasteel etc. allemaal teveel om op te noemen.
Zes december nadert en onze verwachtingen zijn laag. Net als de voorbije jaren zullen we niet veel krijgen van de goede Sint.
Groot is echter onze verbazing wanneer we de ochtend van Sinterklaas twee kleine kruiwagens zien staan, naast onze lege schoentjes.
Dolgelukkig rijden we er dadelijk mee in de tuin. De groene verf is nog niet helemaal droog maar de rode wieltjes wel. Hé? Die rode wieltjes lijken verdacht veel op deze van ons verloren veloke ...

Alsof het gisteren was, herinner ik mij ons allereerste fietsje ...
In de zomer na de tweede wereldoorlog worden mijn broer en ik, zeven en acht.
Waar die piepkleine tweewieler vandaan komt weten we niet. Hij is in elk geval niet nieuw en op een avond, na zijn werk komt pa er mee aandraven.
Toch heeft ons vader er nog heel wat oplapwerk aan eer we er mee kunnen rijden.
Eén enkele fietsje, voor twéé jongens? Als dat maar goed afloopt.
Nog voordat pa het vehikel goed en wel op de grond heeft gezet grijp ik het stuur en trek het naar mij toe. Maar dat is buiten mijn broer Mil gerekend die met beide handen het zadel beet heeft en al even hard naar de andere kant toe trekt.
‘Ikke eerst !’
‘Nee, Ikke !’
Pa komt dadelijk tussenbeide.
‘Hela, hela! Geen ruzie maken jullie, hé!. Elk om beurt of ik pak dat velootje terug mee.’
Met tegenzin laten we onze buit los.
‘Vooruit Mil, de kleinste mag eerst rijden.’
Ik wou dat ik voor één keer de kleinste was want Mil gaat altijd voor.
Pa helpt mijn broer om zich recht te houden als hij het tuinpad affietst.
Ik loop mee en wil dadelijk van hem overnemen maar pa laat hem eerst terug naar zijn vertrekpunt fietsen.
Ik sta te trappelen van ongeduld maar moet beloven dat we geen ruzie zullen maken.
Het kost me heel wat meer moeite om rechtop te blijven dan mijn jongere broer, maar pa heeft geduld en brengt mij ook terug tot bovenaan het tuinpad.
Heel de zondagnamiddag rijden we het tuinpad op en af en onder vaders oog wordt er mooi om beurt gereden.
De volgende dagen is het fietsje druk bezet en zolang één van onze ouders in de buurt is maken we geen ruzie maar zodra ze hun rug gekeerd hebben zitten we mekaar weer in de haren.
Na enkele weken is het nieuwe ervan af en blijft het fietsje soms uren onaangeroerd maar van zodra één van ons twee het vast neemt wil de ander het ook hebben.
Lang hebben we er niet op gereden omdat het fietsje eigenlijk een beetje te klein voor ons was en onze voeten meer over de grond sleepten dan dat ze op de trappers stonden.
Op een mooie dag is het rode tweewielertje nergens meer te vinden. We durven eerst geen van beiden iets tegen onze ouders zeggen maar na een week vruchteloos zoeken vragen we toch aan ons moeder of zij niet ergens ons fietsje heeft gezien.
Het verwondert ons dat ze niet kwaad wordt, alleen even haar schouders ophaalt en vraagt; ‘Zijn jullie al niet een beetje te groot voor zo ’n klein kinderfietsje?’
Eigenlijk heeft ze wel gelijk en wij vergeten vlug het voorval.
Aan speelgoed hebben we echter geen gebrek want kinderen op den buiten spelen met alles wat er in de omgeving te vinden is.
Het afgedankte wiel van een oude fiets waar we de spaken hebben uitgehaald is een prachtige hoepel om mee rond te hotsen, straat in straat uit. Loopstelten worden gemaakt van twee stokken waar we een blokje op vastnagelen. Twee rietstengels kruiselings over elkaar gebonden, overspannen met oud krantenpapier met onderaan een lange staart uit touw en strikjes papier, en we hebben de mooiste en beste vlieger die er bestaat!
En de beek! Een prachtig speelterrein! Een zeilbootje maken we van een versleten klomp met een stokje als mast en onze zakdoek als zeil.
Een kamp maken, verstoppertje spelen, gaan zwemmen in de kweekvijvers van het kasteel etc. allemaal teveel om op te noemen.
Zes december nadert en onze verwachtingen zijn laag. Net als de voorbije jaren zullen we niet veel krijgen van de goede Sint.
Groot is echter onze verbazing wanneer we de ochtend van Sinterklaas twee kleine kruiwagens zien staan, naast onze lege schoentjes.
Dolgelukkig rijden we er dadelijk mee in de tuin. De groene verf is nog niet helemaal droog maar de rode wieltjes wel. Hé? Die rode wieltjes lijken verdacht veel op deze van ons verloren veloke ...
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
Pluk - Lid geworden op: 02 jan 2003, 20:51
- Locatie: Merida Mexico
Mooie vertelling, Fikske, ik heb er weer goed van genoten.
Ik heb nooit het probleem gekend dat ik moest delen, ik was tien jaar alleen voor de volgende kwam opdagen,en mijn zus van Mira is vijftien jaar jonger. Ik schijn nogal geluk gehad te hebben als ik dat zo lees.
Wil het juist lukken dat ik bezig ben aan een van mijn volgende verhalen, dat ook gaat over mijn fiets, kan nog een tijdje duren toch, want Het Laatste Ei is er van gisteren voorgekomen.
t'Is Paastijd hee..
Nog eens bedankt...
Ik heb nooit het probleem gekend dat ik moest delen, ik was tien jaar alleen voor de volgende kwam opdagen,en mijn zus van Mira is vijftien jaar jonger. Ik schijn nogal geluk gehad te hebben als ik dat zo lees.
Wil het juist lukken dat ik bezig ben aan een van mijn volgende verhalen, dat ook gaat over mijn fiets, kan nog een tijdje duren toch, want Het Laatste Ei is er van gisteren voorgekomen.
t'Is Paastijd hee..
Nog eens bedankt...
t'Is goed in t'eigen hart te kijken...
-
jadi - Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
- Locatie: de boterstad
Fikske,wat een mooi "velooke'sverhaal."Ik kreeg mijn eerste fietske voor mijn eerste communie,pa bevestigde er grote houten blokken op de pedalen,die was te groot voor mij.Maar ik kon er wel mee rijden tot mijn 12 jaar.
Ja uw ouders deden aan recycleren fikske(nu zou men dit zo noemen
Mijn pa was timmerman en op mijn poppenkleerkastje (gekregen van de Sint)waren te trekkers net dezelfde als die van ons oud toiletkast???Waarschijnlijk hebben onze pa's bij dezelfde meester in de leer geweest
bedankt,en pluk ik kijk uit naar uw velooke's verhaal hoor
bedankt,en pluk ik kijk uit naar uw velooke's verhaal hoor
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
In die tijd wisten de mensen nog wat schaarste is. Iets weggooien was uit den boze, bijna een doodzonde! Alles werd opnieuw gebruikt of bijgehouden want “ wie weet komt het ‘later’ nog wel eens van pas?” Dit leidde vaak tot overvolle zolders, kelders en garages.
Thuis hadden wij niks anders gezien en het is dan ook niet te verwonderen dat ook wij nog wat van dat “hamstergedrag” in ons bloed hebben.
Mijn vrouwtje is anders. Zij maant me regelmatig aan om eens grote kuis te houden in de garage. Met tegenzin begin ik er dan aan en als alles is weggevoerd naar het afvalpark dan stel ik de volgende ochtend gegarandeerd vast dat ik iets dringend nodig heb wat ik gisteren net heb weggegooid …
Zo herinner ik mij dat een buur van ons – hij was meester schaliedekker – de ganse winter in zijn atelier niks anders deed dan kromme en verroestte nagels weer recht kloppen.
In de winter was het te koud om op de daken te gaan werken en dan ging hij overal op de bouwwerven zoeken naar verloren of weggeworpen nagels van de timmerlui, metsers en andere stielmannen.
Als de lente aankwam had hij emmers vol met “recht geslagen” nagels. Deze gebruikte hij om de panlatten op de houten dwarsbalken vast te nagelen.
Verder leefde deze man als een kluizenaar ondanks het feit dat hij zo rijk was als het water diep is. Hij was eigenaar van verschillende huizen in onze straat en stierf uiteindelijk in bizarre omstandigheden. Zijn twee kinderen hebben het niet aan hun hart laten komen en de erfenis goed opgesoupeerd.

Thuis hadden wij niks anders gezien en het is dan ook niet te verwonderen dat ook wij nog wat van dat “hamstergedrag” in ons bloed hebben.
Mijn vrouwtje is anders. Zij maant me regelmatig aan om eens grote kuis te houden in de garage. Met tegenzin begin ik er dan aan en als alles is weggevoerd naar het afvalpark dan stel ik de volgende ochtend gegarandeerd vast dat ik iets dringend nodig heb wat ik gisteren net heb weggegooid …
Zo herinner ik mij dat een buur van ons – hij was meester schaliedekker – de ganse winter in zijn atelier niks anders deed dan kromme en verroestte nagels weer recht kloppen.
In de winter was het te koud om op de daken te gaan werken en dan ging hij overal op de bouwwerven zoeken naar verloren of weggeworpen nagels van de timmerlui, metsers en andere stielmannen.
Als de lente aankwam had hij emmers vol met “recht geslagen” nagels. Deze gebruikte hij om de panlatten op de houten dwarsbalken vast te nagelen.
Verder leefde deze man als een kluizenaar ondanks het feit dat hij zo rijk was als het water diep is. Hij was eigenaar van verschillende huizen in onze straat en stierf uiteindelijk in bizarre omstandigheden. Zijn twee kinderen hebben het niet aan hun hart laten komen en de erfenis goed opgesoupeerd.
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.