de tijd van toen: 70 plussers - TE BEWAREN

Hier mag je praten, grappen maken, vertellen over alles.
Een humorist is iemand wiens vrolijkheid van zijn hart naar zijn hersenen is verhuisd. (Otto Weis - 1847)

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

20 jul 2007, 13:54

AfbeeldingSorry Fikske maar ik moest met het moment lachen toen je schreef ik hang aan je lippen..maar je hebt gelijk alle gekheid op een stokje maar Wout je schrijft het prachtig neer,wat weer zo vreemd gezegd is als je aan de gruwel denkt.
Eindelijk komen die verhalen weer los over de oorlog en daarover gaat het trouwens is het niet...
bedankt allemaal,ik ben blij dat ik dit allemaal mag en kan lezen..
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

Wout
Lid geworden op: 06 jul 2004, 18:06
Locatie: 50,90 N- 5,50 E

20 jul 2007, 20:54

…. Mei 1940

Hoeveel dagen zijn wij onderweg? 4,5. Ik weet het niet meer. Maar toch lang. En wij treinden verder door het mooie Franse landschap. Dorpjes en kerktorens in de verte opduikend en verdwijnend rechts en links van de spoorweg. Maar een naam kon niemand lippen. Iedereen was rustig en een beetje opgelucht dat wij het gevaar van de oorlog achter ons gelaten hadden.
Er duikt weer een helder en sterk beeld op dat niet uit mijn kop te krijgen is. De brug over de Garonne in Bordeaux. Daar stopte de trein. Op de brug. Vanuit het raam konden wij in de diepte de rivier zien. Een hele belevenis. Zowat iedereen die in ons compartiment zat leunde over mij heen om te kijken. Ik keek wanhopig omhoog. Dacht dat men mij ging versmachten; zag alleen knopen en bretellen en plakkerige hemden. Gelukkig boeide het uitzicht niet te lang en trok iedereen weer naar zijn zitje, klauterend over valiezen en allerlei soorten reuze verpakkingen, lijk wolken, groot, vormeloos en rond, met inhoud. De grote mensen vertelden verhalen over 14-18. Over de Pruisen en de ulanen. Gevaarlijke en vervaarlijke kerels op hun paarden. Met pinhelmen op hun kop. Zij hadden ze bezig gezien en meegemaakt. Een goed excuus om nu maar zo ver mogelijk weg te vluchten. Om de trein nu nog in te halen zouden die ulanen toch rappe paarden moeten hebben dacht ik zo. Maar helemaal zeker was ik toch niet. De halte op de brug van Bordeaux duurde tot een stuk in de namiddag. Het oponthoud had meer dan een halve dag geduurd voor dat onze trein zich weer in beweging zette. s’Nachts reden wij soms snel dan weer traag met korte of lange tussenstops. En de trein stoomde weer verder. Nu volgden er meer haltes.
Montauban. Hier moesten een aantal vluchtelingen de trein verlaten.
Toulouse. Het station van Toulouse. Alweer werd met een stationsgalm aangekondigd dat de
vluchtelingen in geen geval de trein mochten verlaten. Maar verpleegsters, nonnetjes en hulpverleners deelden weer drank en voedsel uit. Wij stonden in het middelpunt van de belangstelling en hadden veel bekijks. Sommige Fransmannen spraken de grote mensen aan en vroegen honderd uit over de oorlog en “les boches”. Van waar wij kwamen. Ah! des Belges! Mon dieu,mon dieu!
En de trein stoomde weer verder.
Auterive-Mauresac of zo iets. Daar kwam mijn schoolvriend Tuur terecht. Maar dat zou ik pas lang na de oorlog vernemen.
Le Fousserette. Een klein stationnetje met een lange kaai. En veel volk dat ons stond op te wachten. Daar mochten wij eindelijk de trein verlaten. Bestemming bereikt. Fietsen en pakken werden uitgeladen.
Moeder hield appèl. Wij waren nog kompleet. Mijn vader, mijn vier zussen en ik en onze spullen en haar handtasje. Zij hield het nog steeds stevig omknelt.
Le Fousserette! En nu!? Dat is een ander verhaal.
Het denken mag zich nooit onderwerpen!

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

20 jul 2007, 21:31

Le Fousseret is een gemeente in het Franse departement Haute-Garonne (regio Midi-Pyrénées) en telt 1434 inwoners (1999). De plaats maakt deel uit van het arrondissement Muret

En dan Wout...je maakt mij nieuwsgierig
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

21 jul 2007, 11:43

Mij maak je ook nieuwsgierig Wout. Wat een avontuur zeg! Vertel maar...

Ik heb een goede kennis die enkele jaren ouder is dan ik en hij is ook tot in het zuiden van Frankrijk gevlucht. Het was in een dorpje niet ver van de Pont du Gard in de omgeving van Uzes waar hij gedurende de oorlog langere tijd verbleef. Hij sprak altijd van dat dorp en de mensen die daar zo vriendelijk zijn.
Toen hij al zeventig was en zijn kinderen en kleinkinderen hen niet meer nodig hadden is hij samen met zijn vrouw naar ginds getrokken om er hun oude dag door te brengen.
We zijn hen eens gaan bezoeken - enkele jaren geleden - en ze wonen er heel rustig en ver afgelegen van alles, maar dat was hun wens.
Er zullen nog zulke verhalen zijn misschien wel honderden maar ik vind ze altijd zeer interessant.
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

Wout
Lid geworden op: 06 jul 2004, 18:06
Locatie: 50,90 N- 5,50 E

21 jul 2007, 22:40

8 Mei 1940

Volgens mijn zus zijn wij op 18 Mei in Le Fousserette aangekomen. Een dag voor Pinksterzondag. Zo zeker weet ik het niet meer. Maar ik voelde mij op het perron alsog ik uit een zwalpende boot net aan wal was gestapt. Een beetje onwezenlijk na die lange treinreis. En al die mensen die ons verwelkomden. Langzaam drong het tot ons door dat zij opgeroepen waren om ons huisvesting te bezorgen of in te kwartieren.
Een kleine heer met een alpinomuts, een enorme grijze snor met sierlijke krullen op de uiteinden, gekleed in een rijbroek met zwarte, stijve leren beenstukken (getten noemden wij dat) had meer dan gewone belangstelling voor ons verfomfaaide groepje. Hij monsterde ons als een Arabische slavendrijver leek mij. Hij stapte op mijn vader af en vroeg of wij één gezin vormde. Met de belangstelling van een Fransman keek hij naar mijn oudere zussen.
Toen respectievelijk 17, 18, en 19 jaar oud. “ Venez” zei hij en leidde ons verder buiten de omheining van het station naar een gespan met paard. Een soort sjees. Zo goed en zo kwaad mogelijk werden onze spullen en fietsen op het karretje geladen. Mijn moeder en zussen vonden ook nog een plaatsje op en tussen het gepak. Mijn vader, en ik op zijn schoot, zaten op het bankje vooraan naast Monsieur Pages. Want dat was de naam van onze gastheer. Hij sprak het uit als “Pagèsse”. (Nu ik er weer aan terugdenk, hij leek een beetje op De Funes. Dezelfde levendige gestjes en maniertjes.) Terwijl hij zijn paard mende ging zijn vrije hand met korte tussenpozen naar de uiteinden van zijn snor om de krul te verzorgen en in de goede plooi te houden. Een gebaar dat ik nog dikwijls zou zien en sedertdien feilloos kon naäpen Hij noemde mijn vader ook steeds Monsieur ….waarbij hij de laatste klinker en medeklinker van onze naam klankrijk liet nagalmen. Zo draafden wij onze onbekende bestemming tegemoet. Monsieur Pages vertelde ondertussen dat hij ons naar zijn huis bracht in Saint Julien. Het dorp waar hij woonde. De rit eindigde met een korte bocht naar rechts op een brede baan; een hoofdweg. Monsieur Pages bracht de calèche tot stilstand op het erf van een hoge grijze woning . Een statige en rijzige en grijze vrouw, iets groter dan Monsieur Pages, stond ons op te wachten: Madame Pages. Met een gereserveerde vriendelijkheid, een beetje schooljufferachtig, verwelkomde zij ons. Zij keek een beetje minachtend en spottend naar haar man toen zij de drie jeugdige dames van het gezelschap in de gaten kreeg. Eindelijk konden wij ons behoorlijk wassen en verzorgen. Daarna werden wij uitgenodigd aan tafel voor het souper. Opvallend een paar karaffen gevuld met rode wijn en water op tafel. Nooit gezien! Monsieur Pages praatte honderd uit en complimenteerde mijn oudste zus die de franse taal op school geleerd had en rood werd. Eindelijk ook weer warm eten; soep en aardappelen, groenten. Er werd vrolijk getaterd, zelfs door degenen die de taal niet spraken, in ’t Vlaams en met handen en voeten. Misschien door de wijn; aangelengd met water zoals het daar de gewoonte was. Het was een feest.
Na het eten leidde Monsieur Pages ons rond in zijn domein, terwijl mijn zussen Madame hielpen bij het opruimen en het in orde brengen van ons logement. Het domein van Monsieur Pages waren vooral kelders waar enorm grote houten vaten lagen, gevuld met wijn. Op de voorkant met krijt geschreven cijfers en woorden waarvan ik niks begreep. Met grote ogen en open mond keek ik omhoog naar die grote vaten. Ik besefte dat ik maar een heel klein jongetje was. In zo een vat kon volgens mij gemakkelijk een familie wonen. Zo groot. Monsieur Pages was dus wijnboer. Mijn vader begreep al snel dat hij goed van pas kwam om de gastvrijheid van Monsieur Pages dankbaar te belonen met zijn aangeboden hulp.” Voilà, voilà, on verra ça demaing “ zei Monsieur Pages; zeer content voor het begrip van mijne pa.
Alras vonden wij allen onze slaapstede en sliepen vermoeid en vredig in. Wij waren onder dak en gered. En “demaing” is het zondag. Volgens mijn zus Pinksterzondag. Wie zal het zeggen?
Het denken mag zich nooit onderwerpen!

Wout
Lid geworden op: 06 jul 2004, 18:06
Locatie: 50,90 N- 5,50 E

21 jul 2007, 22:40

18 Mei 1940

Volgens mijn zus zijn wij op 18 Mei in Le Fousserette aangekomen. Een dag voor Pinksterzondag. Zo zeker weet ik het niet meer. Maar ik voelde mij op het perron alsog ik uit een zwalpende boot net aan wal was gestapt. Een beetje onwezenlijk na die lange treinreis. En al die mensen die ons verwelkomden. Langzaam drong het tot ons door dat zij opgeroepen waren om ons huisvesting te bezorgen of in te kwartieren.
Een kleine heer met een alpinomuts, een enorme grijze snor met sierlijke krullen op de uiteinden, gekleed in een rijbroek met zwarte, stijve leren beenstukken (getten noemden wij dat) had meer dan gewone belangstelling voor ons verfomfaaide groepje. Hij monsterde ons als een Arabische slavendrijver leek mij. Hij stapte op mijn vader af en vroeg of wij één gezin vormde. Met de belangstelling van een Fransman keek hij naar mijn oudere zussen.
Toen respectievelijk 17, 18, en 19 jaar oud. “ Venez” zei hij en leidde ons verder buiten de omheining van het station naar een gespan met paard. Een soort sjees. Zo goed en zo kwaad mogelijk werden onze spullen en fietsen op het karretje geladen. Mijn moeder en zussen vonden ook nog een plaatsje op en tussen het gepak. Mijn vader, en ik op zijn schoot, zaten op het bankje vooraan naast Monsieur Pages. Want dat was de naam van onze gastheer. Hij sprak het uit als “Pagèsse”. (Nu ik er weer aan terugdenk, hij leek een beetje op De Funes. Dezelfde levendige gestjes en maniertjes.) Terwijl hij zijn paard mende ging zijn vrije hand met korte tussenpozen naar de uiteinden van zijn snor om de krul te verzorgen en in de goede plooi te houden. Een gebaar dat ik nog dikwijls zou zien en sedertdien feilloos kon naäpen Hij noemde mijn vader ook steeds Monsieur ….waarbij hij de laatste klinker en medeklinker van onze naam klankrijk liet nagalmen. Zo draafden wij onze onbekende bestemming tegemoet. Monsieur Pages vertelde ondertussen dat hij ons naar zijn huis bracht in Saint Julien. Het dorp waar hij woonde. De rit eindigde met een korte bocht naar rechts op een brede baan; een hoofdweg. Monsieur Pages bracht de calèche tot stilstand op het erf van een hoge grijze woning . Een statige en rijzige en grijze vrouw, iets groter dan Monsieur Pages, stond ons op te wachten: Madame Pages. Met een gereserveerde vriendelijkheid, een beetje schooljufferachtig, verwelkomde zij ons. Zij keek een beetje minachtend en spottend naar haar man toen zij de drie jeugdige dames van het gezelschap in de gaten kreeg. Eindelijk konden wij ons behoorlijk wassen en verzorgen. Daarna werden wij uitgenodigd aan tafel voor het souper. Opvallend een paar karaffen gevuld met rode wijn en water op tafel. Nooit gezien! Monsieur Pages praatte honderd uit en complimenteerde mijn oudste zus die de franse taal op school geleerd had en rood werd. Eindelijk ook weer warm eten; soep en aardappelen, groenten. Er werd vrolijk getaterd, zelfs door degenen die de taal niet spraken, in ’t Vlaams en met handen en voeten. Misschien door de wijn; aangelengd met water zoals het daar de gewoonte was. Het was een feest.
Na het eten leidde Monsieur Pages ons rond in zijn domein, terwijl mijn zussen Madame hielpen bij het opruimen en het in orde brengen van ons logement. Het domein van Monsieur Pages waren vooral kelders waar enorm grote houten vaten lagen, gevuld met wijn. Op de voorkant met krijt geschreven cijfers en woorden waarvan ik niks begreep. Met grote ogen en open mond keek ik omhoog naar die grote vaten. Ik besefte dat ik maar een heel klein jongetje was. In zo een vat kon volgens mij gemakkelijk een familie wonen. Zo groot. Monsieur Pages was dus wijnboer. Mijn vader begreep al snel dat hij goed van pas kwam om de gastvrijheid van Monsieur Pages dankbaar te belonen met zijn aangeboden hulp.” Voilà, voilà, on verra ça demaing “ zei Monsieur Pages; zeer content voor het begrip van mijne pa.
Alras vonden wij allen onze slaapstede en sliepen vermoeid en vredig in. Wij waren onder dak en gered. En “demaing” is het zondag. Volgens mijn zus Pinksterzondag. Wie zal het zeggen?
Het denken mag zich nooit onderwerpen!

jeronimo
Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
Locatie: pajottenland

22 jul 2007, 11:49

Man, man !! wat een avontuur !!!!!
Ik tracht mij dat allemaal zelf voor te stellen
Maar het hoeft er echt niet tweemaal te staan hoor.
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.

Wout
Lid geworden op: 06 jul 2004, 18:06
Locatie: 50,90 N- 5,50 E

22 jul 2007, 12:16

Beste jeronimo door het verbeteren van een foutje in de tekst is het verhaal twee keer geplaatst. Ik kan de foute versie niet verwijderen niettegenstaande herhaalde pogingen. Misschien heeft de moderator een oplossing. Sorry voor de overlast. Voor mij als jonge knaap was het inderdaad een avontuur.
Het denken mag zich nooit onderwerpen!

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

22 jul 2007, 12:20

Prachtig verteld Wout. Ik zag ook dat je tekst er twee keer staat maar dat geeft niks, beter twee keer dan niet hé? Het is mij ook al overkomen en zoals je zegt is dat verwijderen niet gemakkelijk, meestal gaat het nog als er nog niemand heeft geantwoord maar nadien...?
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

jeronimo
Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
Locatie: pajottenland

23 jul 2007, 11:51

Heb een dagboekje van mijn schoonvader waarin de gebeurtenissen
van zijn vlucht per fiets naar de Vlaanders verteld zijn., interesse ??
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

23 jul 2007, 12:31

Zeer zeker jeronimo. Laat maar komen.
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

Wout
Lid geworden op: 06 jul 2004, 18:06
Locatie: 50,90 N- 5,50 E

23 jul 2007, 21:40

Saint Julien.

De zon stond al hoog aan de hemel in Saint Julien toen wij aan de ontbijttafel plaatsnamen met onze gastheren. Ik herinner mij dat het brood een wat zure smaak had en dat wij de overschot van het avondmaal van gisteravond voorgeschoteld kregen. De aardappelen waren wel koud. Mijn ouders aten ongestoord en derhalve moesten de kinderen dat ook maar doen.
Tenslotte hadden wij een goed onderkomen gekregen en moesten wij ons maar aanpassen aan de gewoontes van de mensen die ons onderdak en vriendschap boden. Het leven was niet zoals thuis en dat zouden wij nog dikwijls ondervinden. Het was allemaal stof voor korte commentaar bij het ontmoeten van de andere Belgische vluchtelingen.
Moeder die zeer opgelucht was dat wij er allemaal met de schrik van afgekomen waren besliste dat wij naar de mis zouden gaan. Zij oogstte alvast bijval bij Madame die meedeelde dat de mis rond 10 uur zou beginnen. Het kerkje bevond zich zoals al de huizen van het dorp in de hoofdstraat die deel uitmaakte van de grote baan die Toulouse in het noorden met Cazère in het zuiden verbond. Dus wij allen ter kerke, behalve ons vader die nooit ging.
Het was ondertussen 10 u geworden maar de gelovigen stonden nog allemaal buiten. Bleek dat de pastoor nog niet gearriveerd was en dat het nog wel even kon duren. De brave man moest meerdere parochies in de omgeving bedienen en blijkbaar liep dat wel eens uit de hand. Ik weet niet meer hoe lang wij daar gestaan hebben tot hij aangereden kwam in een klein bolrond autootje. Tijdens het sermoen verwelkomde hij ook “les réfugiés Belgesé. Dat deed goed; hoewel velen, waaronder ik natuurlijk, het niet verstaan hadden. Bij het verlaten van het kerkje werd het met een brok in de keel en een beetje trots vertaald en verder verteld aan de andere belzen die natuurlijk allemaal in de mis waren..
Wij waren welgekomen; toch voor die inwoners die de mis hadden bijgewoond. Maar echt veel waren dat er niet.
Bij onze terugkeer “thuis” was het erg warm geworden en het deed goed weer in de koele, donkere kamers van de woning te komen. Vader had ondertussen met de heer des huizes, ook geen fanatieke kerkuil, een verhelderend gesprek gehad. Ik vermoed dat het eerder een soort monoloog was van de kwieke Monsieur Pages.
Enfin, pa vertelde dat Monsieur Pages gezegd had:
- dat Saint Julien gelegen was op 50 km. van Toulouse
- 20 km.van Cazère en dat een autobus de twee dagelijks verbond en in Cazère was er wekelijks een grote markt en vele winkels.
- de Spaanse grens in vogelvlucht slecht een 40 tal kilometers verwijderd was.
- Lourdes op +/- 80 kilometer van hier lag. Indrukwekkend voor mijn godvruchtige moeder. Daar moesten wij dan toch eens heen zei ze.
- de Garonne achter het huis stroomde
- dat de zon iedere middag vlak boven de Pic du Midi stond en dat iedereen dan binnen bleef en genoot van de siësta gedurende een paar uur. Buitenkomen was niet doen zei onze vader.
- In de namiddag, als het wat afgekoeld was, zou Monsieur Pages met pa een toerke doen naar de wijngaarden en zo. En ja, ik mocht ook mee.
Terwijl de anderen zich hielden aan de het “uitgaansverbod” sloop ik toch naar buiten om alvast de onmiddellijke omgeving te verkennen. Het eerste waar ik mijn nieuwsgierigheid aan bevredigde waren de stallen. Het paard dat ons op een drafje van Le Fousserette naar hier had gebracht lag vredig te soezen en sloeg met behulp van zijn lange staart de vliegen van zich af. Daarnaast weer een stal met 2 witte koeien. Maar nee het waren geen koeien, het waren stieren. Dezelfde dag nog zou ik te weten komen dat het ossen waren.
Dan had je een soort schuur met het koetsje en het paardentuig In de zelfde ruimte ook balen stro en een hooizolder. Het was doodstil rond het huis.
Alleen het gezoem van vliegen en insecten kon je horen. Langs de zijgevel van het huis kwam ik op de hoofdstraat terecht. Er was geen levende ziel te bekennen. Ik kon kijken tot aan de kerk waar de straat een lichte bocht maakte. Een beetje verder schuin tegenover ons verblijf en een tiental meter van de weg af lag een verlaten hoeve; ontoegankelijk vanwege het hoog opgeschoten struikgewas en het onkruid. Dan volgde een weg die duidelijk naar de bergen leidde. En inderdaad de zon stond pal boven zo’n berg waarvan de top nog besneeuwd was. Dat was dus de Pic du Midi. Op een vierkante, wit beschilderde kubus stond een blauwe pijl met daarboven : Lavelanette 6 km. Op de andere zijde wees een pijl richting het dorp; Carbonne 8 km. Op hetzelfde vlak in de tegenovergestelde richting: Cazère 18 km. Ik ging terug het koele huis binnen en wachtte geduldig tot er weer leven in de groep kwam.
In de late namiddag spande Monsieur Pages zijn paard weer voor de koets en reden mijn vader en ik naast Monsieur Pages gezeten op de voorbank, richting Lavelanette. Na een paar kilometer hielden wij halt. Links langs de baan lag een grote wijngaard op een licht klimmende helling. Terwijl hij voortdurend de krullen in zijn moustache soigneerde legde de meester, wijzend met zijn wandelstok, aan mijn vader uit tot hoever zijn wijngaard reikte.
Wij wandelden langs de lage druivenstronken waaraan alleen kleine groene druiven te zien waren. Hier en daar plukte Monsieur Pages een blaadje af en smeet het achteloos weg. Soms bestudeerd hij het met ietsjes meer aandacht. Ondertussen legde hij aan mijn pa uit wat hij zoal te doen had voor hem. Aan mijn vader zijn gezicht merkte ik dat hij content was dat hij hier tenminste iets om handen had. “Demaing" zei Monsieur Pages "maintenang à la soupe". Buiten was het ondertussen koeler geworden. De avond viel over Saint Julien toen wij aan tafel gingen.
Het denken mag zich nooit onderwerpen!

Wout
Lid geworden op: 06 jul 2004, 18:06
Locatie: 50,90 N- 5,50 E

23 jul 2007, 22:00

jeronimo zo'n dagboek met de belevenissen van de schrijver is natuurlijk intressant. Ik ook zou het graag eens lezen in de originele versie.

Mijn verhaaltje is een bundeling van de herinneringen van mijn ouders en zussen en mijzelf. Het feit dat wij onze belevenissen telkens weer ophaalden zorgt er voor dat ik het mij nog tamelijk goed herinner. Het verhalen op seniorennet vermaakt mijzelf ook. En die belevenissen als jongste van het huisgezin hebben de rest van mijn leven sterk beïnvloedt.
Het denken mag zich nooit onderwerpen!

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

23 jul 2007, 22:52

jeronimo schreef:Heb een dagboekje van mijn schoonvader waarin de gebeurtenissen
van zijn vlucht per fiets naar de Vlaanders verteld zijn., interesse ??
zeer zeker Jeronimo laat maar komen
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

24 jul 2007, 09:25

Wat een avontuur Wout. Ik lees het als een boek. Toch fijn dat je dat allemaal hebt meegemaakt, al was het op dat moment misschien niet zo plezierig. Erg fijn ook dat je er nog met je zussen over kan praten.
Hoe lang zijn jullie daar eigenlijk gebleven? Enfin, ik mag niet te nieuwsgierig zijn want anders is je verhaal al gedaan. Laat maar rustig komen dan genieten we er het meest van.
Het is net als met een mooi boek; je wil al weten wat er op de volgende bladzijde staat en als je het allemaal gelezen hebt dan vind je het spijtig dat het boek uit is.
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.