Samen dichten, samen schrijven...
-
ria - Lid geworden op: 09 sep 2004, 13:19
- Locatie: waar het goed is om wonen...
Een aantal anekdotes:
Mijn moeder was het vijfde kind in de rij. Ze werd geboren in de lente van 1914. Toen de Duitsers Antwerpen innamen vluchtten vele mensen naar het noorden, naar Holland. Zo ook mijn grootouders met hun kinderen, waaronder hun jongste telg van enkele maanden oud. Zij vluchtten naar Bergen op Zoom +/- 40 km, net over de grens.
Op een stootkar stond een grote kist, met huisraad. Hoe lang ze er over deden weet ik niet precies, maar met die kinderbeentjes, de andere kinderen waren tussen 7 en 2 jaar, kan ik mij voorstellen dat dit wel een tijdje moet geduurd hebben.
Van Merksem naar Kapellen, dan naar Putte en vervolgens richting Bergen op Zoom. Toen ze er eindelijk aangekomen waren kregen ze een plaatske toegewezen. Mijn grootmoeder ging op zoek naar melk voor de jongste kinderen. De oudsten moesten ondertussen zorg dragen voor de jongeren. In de kist had mijn grootmoeder een bedje gemaakt voor de baby, mijn moeder dus.
Tijdens haar afwezigheid was er een bazige vrouw die nieuwsgierig kwam kijken. Omdat er niets was om op te zitten sloot ze het deksel van de kist en zette zich daarop neer. De kinderen waren te angstig om iets te zeggen. Toen mijn grootmoeder eindelijk terugkwam met een kruikje melk, was ze in alle staten. Ze duwde die vrouw letterlijk op de grond en opende de kist. Gelukkig, net op tijd.
Mijn moeder is 88 geworden, Goddank.
ria
ps. Als ik nu beelden zie van vluchtelingen denk ik ook terug aan de vlucht van mijn grootouders, maar ook wijzelf zijn op de vlucht getogen.
Maar dat is een ander verhaal.
Een kort verhaal.
Voor de tweede wereldoorlog kwam er een jonge man, een melkboer, aan huis melk leveren. Hij werd al gauw door de Duitsers opgepakt en naar een concentratiekamp gestuurd.
Daar kreeg hij tbc en was op sterven na dood. Zijn ouders kregen volgend berichtje van hem:
" lieve ouders maak u geen zorgen om mij, mijn lichaam is doodziek, maar mijn ziel is gezond."
Gelukkig genas deze jonge man en hij is nog vele jaren later onze melkboer gebleven.
wordt vervolgd
ria
Mijn moeder was het vijfde kind in de rij. Ze werd geboren in de lente van 1914. Toen de Duitsers Antwerpen innamen vluchtten vele mensen naar het noorden, naar Holland. Zo ook mijn grootouders met hun kinderen, waaronder hun jongste telg van enkele maanden oud. Zij vluchtten naar Bergen op Zoom +/- 40 km, net over de grens.
Op een stootkar stond een grote kist, met huisraad. Hoe lang ze er over deden weet ik niet precies, maar met die kinderbeentjes, de andere kinderen waren tussen 7 en 2 jaar, kan ik mij voorstellen dat dit wel een tijdje moet geduurd hebben.
Van Merksem naar Kapellen, dan naar Putte en vervolgens richting Bergen op Zoom. Toen ze er eindelijk aangekomen waren kregen ze een plaatske toegewezen. Mijn grootmoeder ging op zoek naar melk voor de jongste kinderen. De oudsten moesten ondertussen zorg dragen voor de jongeren. In de kist had mijn grootmoeder een bedje gemaakt voor de baby, mijn moeder dus.
Tijdens haar afwezigheid was er een bazige vrouw die nieuwsgierig kwam kijken. Omdat er niets was om op te zitten sloot ze het deksel van de kist en zette zich daarop neer. De kinderen waren te angstig om iets te zeggen. Toen mijn grootmoeder eindelijk terugkwam met een kruikje melk, was ze in alle staten. Ze duwde die vrouw letterlijk op de grond en opende de kist. Gelukkig, net op tijd.
Mijn moeder is 88 geworden, Goddank.
ria
ps. Als ik nu beelden zie van vluchtelingen denk ik ook terug aan de vlucht van mijn grootouders, maar ook wijzelf zijn op de vlucht getogen.
Maar dat is een ander verhaal.
Een kort verhaal.
Voor de tweede wereldoorlog kwam er een jonge man, een melkboer, aan huis melk leveren. Hij werd al gauw door de Duitsers opgepakt en naar een concentratiekamp gestuurd.
Daar kreeg hij tbc en was op sterven na dood. Zijn ouders kregen volgend berichtje van hem:
" lieve ouders maak u geen zorgen om mij, mijn lichaam is doodziek, maar mijn ziel is gezond."
Gelukkig genas deze jonge man en hij is nog vele jaren later onze melkboer gebleven.
wordt vervolgd
ria
Onder uw bescherming, o Moeder van God en ook onze moeder.
-
ria - Lid geworden op: 09 sep 2004, 13:19
- Locatie: waar het goed is om wonen...
In 2006 gingen wij, mijn drie zussen, mijn man en ikzelf nog eens op bezoek in de de Trappistenabdij van Westvleteren, Sint Sixtus, waar wij tijdens de oorlog als vluchtelingen onderdak kregen. Helaas was er geen enkele monnik nog in leven, die wij nog kenden uit die tijd 1944-1945. Maar we werden er gastvrij ontvangen, door de huidige Prior en de Archivaris. De Abt zelf was niet aanwezig, maar had opdracht gegeven om goed voor ons te zorgen. Aan het einde van ons bezoek, vroeg de archivaris om het verhaal van ons verblijf in de abdij Sint Sixtus, te willen opschrijven. Zo kregen de monniken een idee over wat er gedurende de oorlog door hun voorgangers werd gedaan. Zij waren er nl. niet van op de hoogte dat er vluchtelingen onderdak hadden gevonden.
Zo ontstond dan dit verhaal.
Enkele dagen nadat ik het per email had doorgestuurd kreeg ik een berichtje van de archivaris, die schreef dat hij het helemaal had gelezen en dat hij het een warm-menselijk verhaal vond. Hij schreef ook dat hij het waarschijnlijk in de refter, tijdens het eten, zou laten voorlezen. Een hele eer, vond ik dat
In de 60 jaren tussen het einde van de oorlog en nu, zijn wij een keer of 10, eerst met onze ouders en later met zussen en broer, naar de abdij teruggekeerd.
Ze mogen dan het beste bier van de wereld brouwen, voor ons, voor mij zijn het vooral de herinneringen aan ons verblijf daar, die mij van Sint Sixtus en zijn bewoners doen houden.
November 1944 - de oorlog is nog niet voorbij!
Nooit zal ik het einde van de tweede wereldoorlog vergeten, de periode tussen november 1944 tot in de meimaand van 1945.
Ik was in mijn 5de. levensjaar toen we, omstreeks half november 1944, als vluchtelingen in de abdij van Westvleteren toekwamen.
Wij, dat waren mijn ouders
Jos en Louisa
met hun twee dochtertjes van bijna 5 (Ria) en bijna 2 jaar (Paula).
Ons moeke was toen 5 maanden zwanger van het derde kindje.
Naast ons gezin waren er mijn grootouders langs moeders kant,
Jules en Marieke (beiden een eind in de zestig)
Een oudere zus van mijn moeder Margareta
en haar drie kinderen, Herman, 8 à 9 jaar en zijn zussen
Elza 7 jaar en Hilda bijna 2 jaar.
Haar echtgenoot H. kon zijn werk niet verlaten en kwam slechts sporadisch op bezoek.
Hoe waren wij er toe gekomen om naar de Westhoek en meer specifiek naar Sint Sixtus Westvleteren, te vluchten. Op het einde van de oorlog had Antwerpen zwaar te lijden van de V1 en de V2 bommen, of de 'vliegende bommen', zoals ze in de volksmond werden genoemd. Zij waren vooral gericht op de haven en de industrie daar rond. Zij werden met raketten gelanceerd, en waren dikwijls niet nauwkeurig afgesteld, waardoor ze ook in de woongebieden rond Antwerpen terechtkwamen. Bij zo'n aanval werden vele huizen volledig verwoest en vielen er veel burgerslachtoffers, dikwijls vrouwen en kinderen. Een bepaalde straat (wijk) in onze gemeente Merksem, werd zo helemaal van de kaart geveegd. Een vriend van mijn vader verloor daarbij zijn vrouw en 4 van hun 5 kinderen. Ook het ziekenhuis dat daar in de buurt gelegen was werd zwaar beschadigd.
De zus van mijn moeder en haar gezin, wijzelf en onze grootouders, woonden in de 2 eerste huizen van een straat, die strategisch heel slecht gelegen was, in de vuurlinie tussen 2 beschietingslijnen.
Wij hadden dikwijls moeten schuilen en soms zelfs leven in kelders, en mijn vader besloot Merksem te verlaten, gezien de zwangerschap van mijn moeder en de risico's die wij liepen, en de vlucht te nemen naar veiliger oorden.
Hij werkte als drukker bedrijfsleider in de zaak van zijn ouders en kon deze overtuigen dat hij omwille van de veiligheid van zijn gezin niet langer in Merksem kon blijven. Uit de tijd dat hij kajotter was kende hij de pater P., eveneens afkomstig van Merksem en trappist in Sint Sixtus. Hij probeerde via deze vriend contact te leggen met Vader abt G. Deze was echter afwezig.
Ondertussen had een andere vriend van mijn vader, die werkte in de Welvaart te Merksem, dit was een keten van voedingswinkels, er voor gezorgd dat we zouden kunnen meerijden met een vrachtwagen, die ging leveren in West Vlaanderen, o.a. in Ieper.
Van die reis zelf kan ik mij niet veel meer herinneren, maar mijn moeder vertelde, dat gezien haar toestand, dit alles behalve comfortabel verliep. Wij zaten op en tussen de dozen en kratten en de zakken met meel en dergelijke. De reis duurde lang en was in een gesloten vrachtwagen. Maar wij, de kinderen, waren het ondertussen gewend om in donkere kelders te schuilen. We hebben er geen trauma aan over gehouden, dus neem ik aan dat het voor ons kinderen niet zo erg was. Mijn grootmoeder en zeker ook mijn moeder hadden het wel moeilijk onderweg.
De winkel in Ieper werd uitgebaat door een weduwe en haar dochter. (Zij waren de gerants). Ik herinner mij dat het een grote woning was en de dames waren hartelijk en meelevend. Mijn vader en grootvader zijn niet in Ieper gebleven, maar doorgereisd via Poperinge, naar Westvleteren, Sint Sixtus, waar de abt nog steeds niet was teruggekeerd. Het duurde enkele dagen vooraleer mijn vader, bijgestaan door Pater P., hem kon spreken en om hulp kon vragen.
Ondertussen verbleven dames en kinderen in Ieper, ik vermoed dat dit een drietal dagen was. In ieder geval viel de feestdag van Sint Maarten in deze periode, want wij, de kinderen vonden 's morgens de Sint Maartenskoeken en ander lekkernij.
Het laatste deel van onze reis:
Heel de tijd door hebben wij hulp mogen ondervinden, ook van mensen die we niet kenden. Zo stelde een man uit het Ieperse zichzelf en zijn auto ter beschikking om de vrouwen en kinderen EN de bagage van Ieper naar Sint Sixtus te voeren. De 2 mannen (vader en grootvader) reisden opnieuw van Ieper naar Poperinge, dan naar Westvleteren en vervolgens te voet naar Sint Sixtus. Ik herinner mij dat zij er al waren toen wij, met een volgestouwde auto toekwamen. Ik weet niet welk merk van wagen het was, maar er zaten, naast de chauffeur, drie volwassen vrouwen en 5 kinderen in, plus alle bagage van de drie gezinnen. Ook weet ik nog, dat bij zijn vertrek uit Sint Sixtus, de auto niet terug kon starten en dat de mannen hem in gang moesten lopen. Hij had teveel afgezien.
We kwamen de abdij binnen via de grote poort en werden opgewacht door Vader Abt en Pater P. en door broeder R. (de portier). De tafel stond al gedekt in de lange eetzaal en ik herinner me dat we gekookte eieren aten.

het oude poortgebouw, gerenoveerd, langs de straatzijde

en langs de binnentuin - is nu gastenkwartier
Daarna werden we naar een woning gebracht, niet ver van de abdij, ze werd 'de villa' genoemd, waar beneden de onderwijzer woonde met zijn gezin.
Wij kregen de mansarde verdieping, maar omdat het er veel te klein was voor zoveel mensen, kregen mijn ouders en grootouders, na enkele dagen, de toestemming om in de bijgebouwen van de abdij te komen wonen. Dat is het gedeelte langs waar nu de ingang is. De grote woonplaats, die uitgeeft op de tuin en die toen 'veranda' werd genoemd is het enige wat onveranderd is gebleven.
Mijn tante en haar drie kinderen bleven in de 'villa' wonen. Stilaan organiseerde het leven zich opnieuw. Met bemiddeling van Vader G., werd mijn vader werk aangeboden in Poperinge, in de Drukkerij D. Maar de winter stond voor de deur en het was een strenge winter met veel sneeuw. Elke dag ging mijn vader een heel eind te voet tot aan een tramhalte, (ik ben de naam vergeten?), vanwaar hij naar Poperinge reed. Mijn kozijn Herman ging naar de jongensschool, ikzelf naar de kleuterschool bij de zusters. Toen ik de eerste dag van school kwam zou ik tegen mijn moeder gezegd hebben: "moeke, ik ga niet meer naar school, want die kindjes spreken allemaal Frans." Achteraf gezien was het dialect misschien meer Chinees voor mij dan Frans. Maar een kind is flexibel en past zich snel aan.
Mijn moeder en grootmoeder beredderden het huishouden en mijn grootvader, die vroeger voerman was met paard en kar, hielp broeder F. in de stallen. Zij werden goede vrienden.
Ik herinner mij alleen maar huiselijk geluk uit die periode. Wij hadden twee achter elkaar gelegen plaatsen, de eerste grote kamer was de woonkamerkeuken en de plaats daarachter was de slaapkamer, voor mijn ouders, mijn zusje, mijn grootmoeder en ikzelf. Mijn grootvader had een klein slaapkamertje, links achter in de gang. Rechts was er nog een plaats die de 'kapel' werd genoemd, misschien vanwege de bogen boven de ramen. Een tijdje nadat wij onze intrek in Sint Sixtus hadden genomen, kwam daar nog een Antwerps gezin, als vluchtelingen toe, een moeder met drie of vier kinderen. De twee oudsten herinner ik mij best. De jongen, omdat hij een moeilijk karakter had en zijn moeder en oudste zus veel verdriet deed en dit oudste meisje van een jaar of tien. Na de oorlog hebben wij nog lang contact gehad met dat gezin.
Pater J.B. was de gastenpater in de periode dat wij in Sint Sixtus verbleven. Hij had zeker de opdracht gekregen om goed voor ons te zorgen en hij kweet zich uitstekend van zijn opdracht. Hij was een graag geziene gast, maar ook Vader G. kwam regelmatig zelf een kijkje nemen. Verder was er nog een knecht, R. heette hij, die wij ook bijna dagelijks zagen. De rust en de harmonie van die mooie westhoek en vooral ook van de abdij deed deugd, bijzonder aan de volwassenen, die al vier jaar in angst en zorg hadden geleefd. De familie H., die niet ver van de abdij woonden, werd onze leverancier van melk en andere voedingsmiddelen Tevens werden de 2 vrouwen, Bertha en Louisa echte vriendinnen. Bertha had toen drie zonen en Louisa, bijna drie dochters. Ook de boer M., hoewel meer teruggetrokken, leefde oprecht mee met de vluchteling~gezinnen. Eind november ben ik vijf jaar geworden, mijn zusje Paula werd twee, eind december 1944. De advent en de kerstdagen naderden en als er niet de zorgen geweest waren om de achtergebleven familieleden en vrienden, zou dit voor mijn ouders allicht de mooiste periode in hun leven geweest zijn. De rust, de vrede en dicht bij God, die altijd een belangrijke plaats in hun leven heeft gehad, hadden een gelukkige weerslag op ons gezin.
Het nieuws dat uit Merksem kwam, liet wel vermoeden dat de oorlog naar zijn einde liep, maar toch bleef er veel angst en onzekerheid. Onze woning, die wij achterlieten, was inmiddels ingenomen, door mensen die hun huis en alles verloren hadden. Op hun beurt waren die mensen vluchtelingen geworden op zoek naar een onderdak.
De zwangerschap van mijn moeder vorderde, het kindje werd verwacht eind februari en er werden schikkingen getroffen. Weer werd met de hulp van Vader Abt een man gevonden die met koets en paard mijn moeder naar de kliniek in Poperinge zou brengen, als haar tijd gekomen was. 21 februari was een schitterende morgen, maar wel ijzig koud. Die dag had mijn zusje uitverkoren om het levenslicht te aanschouwen. Maar zelfs daar kunnen abten niets aan doen, het paard, dat de koets zou trekken had zijn poot gebroken. Maar Rita, zo heette het nieuwe zusje, was niet van plan nog langer in de schoot van haar moeke te blijven. Of het dezelfde boer was, of een andere weet ik niet, in ieder geval, werd er een ezel voor een kar gespannen en de tocht werd aangevangen. Het was een prachtige, heldere ochtend, vol beloften.
Als mijn moeder er later over vertelde zei ze steevast, dat het wel op de vlucht naar Egypte geleek. In Poperinge aangekomen kreeg ze een stevige trappist, (zij die nooit alcohol dronk) dat is goed voor het 'zog' (zogen) zei de zuster van dienst en op haar nuchter maag ook nog een pekelharing. Enfin, ze kon er tegen en na de toch niet te onderschatten zware arbeid, bracht ze een beeldschone baby ter wereld, van meer dan 4 kg., met blond krulhaar. De baby had grote dorst en de moeder kon haar kind, na die ellendige oorlogsjaren, met een gerust gemoed aan haar hart drukken en haar laten drinken. Toen was moedermelk de geliefkoosde drank voor de kleine Rita. Maar kwam het door die ene trappist die haar moeke, zo kort voor haar geboorte dronk, of waren het de geuren van het bier brouwen, die in en om de abdij hingen, in ieder geval, trappist staat nu mee boven aan haar lijstje.
Een ander blij voorval was, het lijkt wel of wij zegening op zegening ontvingen van Hierboven, dat mijn vader, weer eens door de hulp van de Abt, op de dag van de geboorte van zijn derde dochtertje, als dienstdoende secretaris van de gemeente Westvleteren begon te werken. En in de drukkerij was zijn laatste actie het drukken van de geboortekaartjes. Ons geluk kon niet meer stuk.
Mijn vader, die een zeer integer man was, maar tevens heel competent, heeft voor een aantal inwoners van Westvleteren zaken kunnen oplossen, die door de vorige secretaris, op zijn minst gezegd, verwaarloosd werden. Zo kon hij boerenzonen, die opgevorderd waren door de Duitsers, terug thuis krijgen. Hij was maar tot zijn 14 jaar naar school geweest, maar hij had vele jaren avondschool gevolgd, o.a. sociale school en talen. Hij was zeer begaafd en erg begaan met mensen. Hij was een stille man, maar een noeste werker. Niets was hem te veel, voor zijn gezin en familie, noch voor anderen. Het was dan ook niet te verwonderen dat de gemeente, met de burgemeester vooraan hem graag in dienst had gehouden.
Maar in Merksem waren er zijn bejaarde ouders en jongere broer die ook verlangden dat hij terug naar huis zou komen en de draad en leiding in de familiedrukkerij terug zou opnemen.
De gezondheid van mijn grootvader B. liet te wensen over en toen de oorlog voorbij was, in de loop van de maand mei of juni, zijn mijn vader en ikzelf naar Merksem teruggekeerd.
Maar voor het zover was brak er een zware tijd aan. Ik was thuisgekomen van school met kinkhoest. Een vreselijke kinderziekte, waartegen alle kinderen nu reeds zeer jong worden ingeënt. Omdat het erg besmettelijk is liep het al gauw over op mijn jonger zusje P. en ook mijn grootmoeder werd er door getroffen. Waarschijnlijk is Rita, toen een baby-tje van enkele weken, gespaard gebleven door de bescherming die aanwezig is in moedermelk, tegen vele vormen van besmetting. Wel stond haar wiegje toen niet meer in de woonkamer, maar verbleef zij permanent in de veranda (die grote plaats) waar de abten van uit hun portretten op haar neerkeken. De zieken werden geacht weg te blijven uit de veranda, alleen mijn moeder kwam haar daar eten geven en verzorgen.
Men zegt wel eens dat de stress die vrouwen ondergaan tijdens een zwangerschap hun weerslag kunnen hebben op ongeboren kinderen en dat dit gevolgen kan hebben op de kinderen ook na hun geboorte. Wel, in het geval van mijn moeder en zusje is dat niet van toepassing. Rita, was een rustige en tevreden baby, die sliep, at en… sliep. En als ze wat groter werd keek ze met een tevreden glimlach, van uit haar wiegje, naar al die eerbiedwaardige heren aan de muren. Of ze genoot van het zonnetje en de lente die kwamen piepen door de hoge ramen. Als tijdens zonnige dagen de deuren van de veranda openstonden, rook men de heerlijke geuren van rozen in hun perkje. Tot op vandaag herinner ik mij die rozen, die zo heerlijk geurden. Ook ik was toen een gelukkig kind, met vele mooie herinneringen aan die tijd.
Paula mijn zusje van twee, had als gevolg van de kinkhoest een dubbele pneumonie opgelopen. Vader Abt zorgde er voor dat er een bekwame arts kwam, als ik mij goed herinner was er zelfs een consult met een specialist aan huis. Naar het schijnt zou die dokter tegen Vader G. gezegd hebben: "die mensen nemen hun dochtertje niet mee terug naar Antwerpen." En toch genas mijn zusje, door de combinatie van goede zorgen, medicamenten, veel liefde en veel gebed. Maar ze was erg zwak en dat zou nog verscheidene jaren duren. Er werd weer voorzichtig en opgelucht adem gehaald en plannen gemaakt.
Mijn vader, die al die tijd zijn werk als secretaris, met veel kunde en liefde had verricht, werd hiervoor af en toe in natura beloond.
's Avonds, als het donker was kwamen er soms vrouwen aan het kleine poortje, met boter, of eieren of zelfs een stuk spek. Ze vroegen dan aan mijn moeder: " bent u 'het wuf' van de secretaris en ze duwden de geschenken in haar armen en verdwenen weer. Als je dat nu vertelt, lijkt het wel het verhaal uit een of andere oude film, maar het geschiedde echt.
Zo maar losse herinneringen:
- De abdij, verboden terrein voor vrouwen, zelfs voor meisjes van twee en vijf jaar.
Aan het einde van de gang, achter het slaapkamertje van mijn grootvader, was er nog een kleine ruimte, waar een opening was in een van de muren, die op de stallen uitkwamen. Eigenlijk was ook dat verboden, maar ik herinner mij dat wij daar soms op banken klauterden om in de stallen te kijken, waar mijn grootvader en broeder F. aan het werk waren. De deur uiterst rechts in de gang was totaal verboden terrein, ook voor de kleine onschuldige meisjes, die we toen waren.
- Mijn zusje Paula, ging, voor ze ziek werd, wel door de binnentuin naar broeder R. de portier om de koffiemolen te lenen. Dat was blijkbaar wel toegestaan.
- Soms vroeg ik mijn moeder, om 's avonds eens in het poortje te mogen staan, om uit te kijken naar de zeldzame bezoekers van het café aan de overkant. Toen er op een keer een man met maar één arm opdook, kreeg ik zo de schrik te pakken, dat ik het nooit meer gevraagd heb.
- Het werd het lente en de dagen werden langer. Af en toe kwamen er eens familieleden op bezoek. Zo kwam er een tijdje een nichtje uit Deurne logeren. Ze was een jaar of tien. Het zal rond Pasen geweest zijn en zij moest gaan biechten. Misschien wist ze niet wat te vertellen, in ieder geval biechtte ze, dat ze pap met beschuit (pap met brokken) moest eten en dat ze dat niet lustte. De pater~biechtvader zou haar toen gezegd hebben, 'pap met brokken - gij lust dat niet - als wij dat hier krijgen dan is het feest!'. Ik weet niet hoeveel Weesgegroetjes ze moest bidden, of misschien hoeveel borden pap ze moest eten, maar het is echt gebeurd.

de oude parochiekerk aan de abdij verbonden
- Toen mijn zusje nog ernstig ziek was, sliep zij samen met mijn moeder in mijn bed. Ik zou in het bed met mijn vader slapen. maar die mens was zo doodmoe van het werken dat hij als een blok in slaap viel. Midden in de nacht had ik toch zo'n kou en ik herhaalde maar, 'vake ik heb toch zo'n kou'. Mijn moeder, aan de andere kant van de kamer hoorde mij en kwam kijken wat er gaande was. De bedden waren nogal aan de smalle kant en ik was langs de zijkant onder het bed gevallen. Geen wonder dat ik het koud had. En mijn vader, die had niets gemerkt. Maar moeders, als die kinderen hebben die in nood verkeren, wel moeders die slapen met één oog en één oor open.
- In de 'veranda', zo herinner ik het mij, zat in de voormiddag regelmatig een oude vrouw, helemaal in het zwart gekleed, aardappelen te schillen, zij noemde Clara.
Zij zat in de linkerhoek, als je binnenkomt van uit de gang, vlak bij dat houten deurtje, dat er nu nog is.
- De zondagen waren hoogdagen, veel volk in de zondagmis en daarna de mannen op bezoek in het café aan de overkant. We gingen dikwijls naar de grot of we wandelden langs velden, weiden en hoeves. We hadden reeds heel wat mensen leren kennen en sommigen ook tot vrienden gemaakt, zoals de familie H., de familie van de veldwachter, de zusters in de school e.a.
Door de komst van ons jongste zusje Rita werd er voor sommige bewoners van de abdij ook een nieuwe wereld geopend. De wereld van het gezin, met niet alleen kleine kinderen, maar ook een boreling Omdat het wiegje van mijn zusje in de grote voorplaats stond (de veranda), hadden sommige van de broeders en paters de gelegenheid regelmatig eens binnen te springen en te zien hoe die kleine spruit het stelde. Ook Vader G., als een echte vader trok zich het lot van het jonge gezin erg aan. Hoewel er in die periode nog altijd de nodige afstand en eerbied was, werd hij toch een ware vriend voor onze familie. Het was dan ook niet meer dan normaal dat Vader Gerardus de doopheer was van ons zusje. De plechtigheid, kan ik mij spijtig genoeg niet meer herinneren. Ik weet wel dat zij gedoopt werd in Poperinge en dat het de eerste keer was dat Vader Abt een kindje doopte. Een heel speciale gelegenheid dus.
De oorlog naderde zijn einde en ook mijn zusje Paula was, God zij dank, herstellend. Mijn ouders besloten dat mijn vader en ikzelf terug naar Merksem zouden gaan. het kan eind mei geweest zijn, of misschien begin juni 1945. Ik herinner mij dat er op de velden al gewassen groeiden en dat ikzelf en mijn nichtje Elza, (foei, ik was de aanstoker) smulden van de jonge erwtjes. Mijn moeder, 2 zusjes en grootouders bleven op Sint Sixtus achter. Wanneer mijn tante en haar gezin naar Merksem terugkeerden kan ik mij niet herinneren.
Wat ik mij herinner van mijn thuiskomst:
We zouden logeren bij mijn grootouders, die papierhandel en drukkerij uitbaatten, want ons huis was nog steeds bezet door vluchtelingen. Mijn vader en ik gingen dus ook een kijkje nemen in onze eigen woning, om te zien of er niet teveel schade was, gebroken ramen enz. De vrouw die er toen woonde, haalde uit het dressoir (ons dressoir - nota bene) een koekjesdoos (onze koekjesdoos - nota bene), maar het waren wel 'haar koekjes' die erin zaten. Het was een heel rare ervaring voor een kind van vijf. Plots behoorde alles, wat vroeger van ons was, een ander gezin toe. Ik kan mij zo een beetje voorstellen hoe ECHTE vluchtelingen, soms na jaren, hun huizen of hutten terug~vinden, die inmiddels in beslag zijn genomen door daklozen van elders. Zo lang er oorlogen zijn, zal die waanzinnige toestand zich blijven herhalen.
Over het wonen bij mijn andere grootouders langs vaders kant, kan ik alleen maar vertellen dat het een heel ander leven was. Hoe hard ze ook hun best deden de overgang van het rustige en mooie landelijke leven was groot.
Een jongere zus en broer van mijn vader die nog ongehuwd waren, maar wel bijna volwassen, zouden zich over mij ontfermen. Maar ik sliep 2 verdiepingen hoog, ver van de woonkamer, want het was een groot huis. Ik zat dikwijls uren op de bovenste trap te wachten tot ik de voetstappen van één van hen hoorde en dook dan mijn bed in.
Weg geborgenheid, weg rust, weg mooi groen landschap, weg moeke en zusjes, weg nieuwe vriendjes en vriendinnetjes, weg lieve mensen van de abdij.
Maar mijn vader deed er alles aan om ons (eigen huis) terug beschikbaar te krijgen en de zomer was op zijn hoogtepunt, 22 augustus, op de 36e. verjaardag van mijn vader, kwamen ons moeke, grootouders en zusjes terug thuis. EINDELIJK! Het was feest, een feest van dankbaarheid vooral, voor alle goedheid en vriendschap die we van medemensen ontvingen, in die bange dagen op het einde van de tweede wereldoorlog.
Deel 2 – teruggekeerd uit Westvleteren – zomer 1945 en later
Door de uitputting van de oorlog werden vele mensen en vooral kinderen ziek. Ook wij ontsnapten er niet aan, de ene kinderziekte na de andere deed zijn intrede.
Het was op zo'n avond, toen er drie zieke kindjes in hun geïmproviseerde bedjes lagen, in de niet al te grote woonkamer, en moeke op een matras bij hen op de grond, laat nog de bel ging. Er stonden enkele paters van Sint Sixtus voor de deur. Hoe het verder verliep weet ik niet meer, maar het was toch een blij weerzien.
Ik doe mijn plechtige communie in het internaat en ontvang er ook het H. Vormsel, in het voorjaar van 1951. Maar als het zomer en vakantie is neemt mijn vader mij mee naar Westvleteren, voor een eerste bezoek na ons verblijf aldaar. We logeren in het gezin van de veldwachter, die ook een zoon heeft en een dochter van mijn leeftijd. We bezoeken natuurlijk de abdij, waar Vader G. nog steeds abt is, de familie H., de zusters e.a. Het is een blij weerzien. Wat hebben wij ons goed gevoeld op die veilige grond.
Ook later zijn we nog vele keren weergekeerd. Zo bleven de banden met Sint Sixtus en Westvleteren bewaard.
Ria
Aangepast op 8.11.07
Zo ontstond dan dit verhaal.
Enkele dagen nadat ik het per email had doorgestuurd kreeg ik een berichtje van de archivaris, die schreef dat hij het helemaal had gelezen en dat hij het een warm-menselijk verhaal vond. Hij schreef ook dat hij het waarschijnlijk in de refter, tijdens het eten, zou laten voorlezen. Een hele eer, vond ik dat
In de 60 jaren tussen het einde van de oorlog en nu, zijn wij een keer of 10, eerst met onze ouders en later met zussen en broer, naar de abdij teruggekeerd.
Ze mogen dan het beste bier van de wereld brouwen, voor ons, voor mij zijn het vooral de herinneringen aan ons verblijf daar, die mij van Sint Sixtus en zijn bewoners doen houden.
November 1944 - de oorlog is nog niet voorbij!
Nooit zal ik het einde van de tweede wereldoorlog vergeten, de periode tussen november 1944 tot in de meimaand van 1945.
Ik was in mijn 5de. levensjaar toen we, omstreeks half november 1944, als vluchtelingen in de abdij van Westvleteren toekwamen.
Wij, dat waren mijn ouders
Jos en Louisa
met hun twee dochtertjes van bijna 5 (Ria) en bijna 2 jaar (Paula).
Ons moeke was toen 5 maanden zwanger van het derde kindje.
Naast ons gezin waren er mijn grootouders langs moeders kant,
Jules en Marieke (beiden een eind in de zestig)
Een oudere zus van mijn moeder Margareta
en haar drie kinderen, Herman, 8 à 9 jaar en zijn zussen
Elza 7 jaar en Hilda bijna 2 jaar.
Haar echtgenoot H. kon zijn werk niet verlaten en kwam slechts sporadisch op bezoek.
Hoe waren wij er toe gekomen om naar de Westhoek en meer specifiek naar Sint Sixtus Westvleteren, te vluchten. Op het einde van de oorlog had Antwerpen zwaar te lijden van de V1 en de V2 bommen, of de 'vliegende bommen', zoals ze in de volksmond werden genoemd. Zij waren vooral gericht op de haven en de industrie daar rond. Zij werden met raketten gelanceerd, en waren dikwijls niet nauwkeurig afgesteld, waardoor ze ook in de woongebieden rond Antwerpen terechtkwamen. Bij zo'n aanval werden vele huizen volledig verwoest en vielen er veel burgerslachtoffers, dikwijls vrouwen en kinderen. Een bepaalde straat (wijk) in onze gemeente Merksem, werd zo helemaal van de kaart geveegd. Een vriend van mijn vader verloor daarbij zijn vrouw en 4 van hun 5 kinderen. Ook het ziekenhuis dat daar in de buurt gelegen was werd zwaar beschadigd.
De zus van mijn moeder en haar gezin, wijzelf en onze grootouders, woonden in de 2 eerste huizen van een straat, die strategisch heel slecht gelegen was, in de vuurlinie tussen 2 beschietingslijnen.
Wij hadden dikwijls moeten schuilen en soms zelfs leven in kelders, en mijn vader besloot Merksem te verlaten, gezien de zwangerschap van mijn moeder en de risico's die wij liepen, en de vlucht te nemen naar veiliger oorden.
Hij werkte als drukker bedrijfsleider in de zaak van zijn ouders en kon deze overtuigen dat hij omwille van de veiligheid van zijn gezin niet langer in Merksem kon blijven. Uit de tijd dat hij kajotter was kende hij de pater P., eveneens afkomstig van Merksem en trappist in Sint Sixtus. Hij probeerde via deze vriend contact te leggen met Vader abt G. Deze was echter afwezig.
Ondertussen had een andere vriend van mijn vader, die werkte in de Welvaart te Merksem, dit was een keten van voedingswinkels, er voor gezorgd dat we zouden kunnen meerijden met een vrachtwagen, die ging leveren in West Vlaanderen, o.a. in Ieper.
Van die reis zelf kan ik mij niet veel meer herinneren, maar mijn moeder vertelde, dat gezien haar toestand, dit alles behalve comfortabel verliep. Wij zaten op en tussen de dozen en kratten en de zakken met meel en dergelijke. De reis duurde lang en was in een gesloten vrachtwagen. Maar wij, de kinderen, waren het ondertussen gewend om in donkere kelders te schuilen. We hebben er geen trauma aan over gehouden, dus neem ik aan dat het voor ons kinderen niet zo erg was. Mijn grootmoeder en zeker ook mijn moeder hadden het wel moeilijk onderweg.
De winkel in Ieper werd uitgebaat door een weduwe en haar dochter. (Zij waren de gerants). Ik herinner mij dat het een grote woning was en de dames waren hartelijk en meelevend. Mijn vader en grootvader zijn niet in Ieper gebleven, maar doorgereisd via Poperinge, naar Westvleteren, Sint Sixtus, waar de abt nog steeds niet was teruggekeerd. Het duurde enkele dagen vooraleer mijn vader, bijgestaan door Pater P., hem kon spreken en om hulp kon vragen.
Ondertussen verbleven dames en kinderen in Ieper, ik vermoed dat dit een drietal dagen was. In ieder geval viel de feestdag van Sint Maarten in deze periode, want wij, de kinderen vonden 's morgens de Sint Maartenskoeken en ander lekkernij.
Het laatste deel van onze reis:
Heel de tijd door hebben wij hulp mogen ondervinden, ook van mensen die we niet kenden. Zo stelde een man uit het Ieperse zichzelf en zijn auto ter beschikking om de vrouwen en kinderen EN de bagage van Ieper naar Sint Sixtus te voeren. De 2 mannen (vader en grootvader) reisden opnieuw van Ieper naar Poperinge, dan naar Westvleteren en vervolgens te voet naar Sint Sixtus. Ik herinner mij dat zij er al waren toen wij, met een volgestouwde auto toekwamen. Ik weet niet welk merk van wagen het was, maar er zaten, naast de chauffeur, drie volwassen vrouwen en 5 kinderen in, plus alle bagage van de drie gezinnen. Ook weet ik nog, dat bij zijn vertrek uit Sint Sixtus, de auto niet terug kon starten en dat de mannen hem in gang moesten lopen. Hij had teveel afgezien.
We kwamen de abdij binnen via de grote poort en werden opgewacht door Vader Abt en Pater P. en door broeder R. (de portier). De tafel stond al gedekt in de lange eetzaal en ik herinner me dat we gekookte eieren aten.

het oude poortgebouw, gerenoveerd, langs de straatzijde

en langs de binnentuin - is nu gastenkwartier
Daarna werden we naar een woning gebracht, niet ver van de abdij, ze werd 'de villa' genoemd, waar beneden de onderwijzer woonde met zijn gezin.
Wij kregen de mansarde verdieping, maar omdat het er veel te klein was voor zoveel mensen, kregen mijn ouders en grootouders, na enkele dagen, de toestemming om in de bijgebouwen van de abdij te komen wonen. Dat is het gedeelte langs waar nu de ingang is. De grote woonplaats, die uitgeeft op de tuin en die toen 'veranda' werd genoemd is het enige wat onveranderd is gebleven.
Mijn tante en haar drie kinderen bleven in de 'villa' wonen. Stilaan organiseerde het leven zich opnieuw. Met bemiddeling van Vader G., werd mijn vader werk aangeboden in Poperinge, in de Drukkerij D. Maar de winter stond voor de deur en het was een strenge winter met veel sneeuw. Elke dag ging mijn vader een heel eind te voet tot aan een tramhalte, (ik ben de naam vergeten?), vanwaar hij naar Poperinge reed. Mijn kozijn Herman ging naar de jongensschool, ikzelf naar de kleuterschool bij de zusters. Toen ik de eerste dag van school kwam zou ik tegen mijn moeder gezegd hebben: "moeke, ik ga niet meer naar school, want die kindjes spreken allemaal Frans." Achteraf gezien was het dialect misschien meer Chinees voor mij dan Frans. Maar een kind is flexibel en past zich snel aan.
Mijn moeder en grootmoeder beredderden het huishouden en mijn grootvader, die vroeger voerman was met paard en kar, hielp broeder F. in de stallen. Zij werden goede vrienden.
Ik herinner mij alleen maar huiselijk geluk uit die periode. Wij hadden twee achter elkaar gelegen plaatsen, de eerste grote kamer was de woonkamerkeuken en de plaats daarachter was de slaapkamer, voor mijn ouders, mijn zusje, mijn grootmoeder en ikzelf. Mijn grootvader had een klein slaapkamertje, links achter in de gang. Rechts was er nog een plaats die de 'kapel' werd genoemd, misschien vanwege de bogen boven de ramen. Een tijdje nadat wij onze intrek in Sint Sixtus hadden genomen, kwam daar nog een Antwerps gezin, als vluchtelingen toe, een moeder met drie of vier kinderen. De twee oudsten herinner ik mij best. De jongen, omdat hij een moeilijk karakter had en zijn moeder en oudste zus veel verdriet deed en dit oudste meisje van een jaar of tien. Na de oorlog hebben wij nog lang contact gehad met dat gezin.
Pater J.B. was de gastenpater in de periode dat wij in Sint Sixtus verbleven. Hij had zeker de opdracht gekregen om goed voor ons te zorgen en hij kweet zich uitstekend van zijn opdracht. Hij was een graag geziene gast, maar ook Vader G. kwam regelmatig zelf een kijkje nemen. Verder was er nog een knecht, R. heette hij, die wij ook bijna dagelijks zagen. De rust en de harmonie van die mooie westhoek en vooral ook van de abdij deed deugd, bijzonder aan de volwassenen, die al vier jaar in angst en zorg hadden geleefd. De familie H., die niet ver van de abdij woonden, werd onze leverancier van melk en andere voedingsmiddelen Tevens werden de 2 vrouwen, Bertha en Louisa echte vriendinnen. Bertha had toen drie zonen en Louisa, bijna drie dochters. Ook de boer M., hoewel meer teruggetrokken, leefde oprecht mee met de vluchteling~gezinnen. Eind november ben ik vijf jaar geworden, mijn zusje Paula werd twee, eind december 1944. De advent en de kerstdagen naderden en als er niet de zorgen geweest waren om de achtergebleven familieleden en vrienden, zou dit voor mijn ouders allicht de mooiste periode in hun leven geweest zijn. De rust, de vrede en dicht bij God, die altijd een belangrijke plaats in hun leven heeft gehad, hadden een gelukkige weerslag op ons gezin.
Het nieuws dat uit Merksem kwam, liet wel vermoeden dat de oorlog naar zijn einde liep, maar toch bleef er veel angst en onzekerheid. Onze woning, die wij achterlieten, was inmiddels ingenomen, door mensen die hun huis en alles verloren hadden. Op hun beurt waren die mensen vluchtelingen geworden op zoek naar een onderdak.
De zwangerschap van mijn moeder vorderde, het kindje werd verwacht eind februari en er werden schikkingen getroffen. Weer werd met de hulp van Vader Abt een man gevonden die met koets en paard mijn moeder naar de kliniek in Poperinge zou brengen, als haar tijd gekomen was. 21 februari was een schitterende morgen, maar wel ijzig koud. Die dag had mijn zusje uitverkoren om het levenslicht te aanschouwen. Maar zelfs daar kunnen abten niets aan doen, het paard, dat de koets zou trekken had zijn poot gebroken. Maar Rita, zo heette het nieuwe zusje, was niet van plan nog langer in de schoot van haar moeke te blijven. Of het dezelfde boer was, of een andere weet ik niet, in ieder geval, werd er een ezel voor een kar gespannen en de tocht werd aangevangen. Het was een prachtige, heldere ochtend, vol beloften.
Als mijn moeder er later over vertelde zei ze steevast, dat het wel op de vlucht naar Egypte geleek. In Poperinge aangekomen kreeg ze een stevige trappist, (zij die nooit alcohol dronk) dat is goed voor het 'zog' (zogen) zei de zuster van dienst en op haar nuchter maag ook nog een pekelharing. Enfin, ze kon er tegen en na de toch niet te onderschatten zware arbeid, bracht ze een beeldschone baby ter wereld, van meer dan 4 kg., met blond krulhaar. De baby had grote dorst en de moeder kon haar kind, na die ellendige oorlogsjaren, met een gerust gemoed aan haar hart drukken en haar laten drinken. Toen was moedermelk de geliefkoosde drank voor de kleine Rita. Maar kwam het door die ene trappist die haar moeke, zo kort voor haar geboorte dronk, of waren het de geuren van het bier brouwen, die in en om de abdij hingen, in ieder geval, trappist staat nu mee boven aan haar lijstje.
Een ander blij voorval was, het lijkt wel of wij zegening op zegening ontvingen van Hierboven, dat mijn vader, weer eens door de hulp van de Abt, op de dag van de geboorte van zijn derde dochtertje, als dienstdoende secretaris van de gemeente Westvleteren begon te werken. En in de drukkerij was zijn laatste actie het drukken van de geboortekaartjes. Ons geluk kon niet meer stuk.
Mijn vader, die een zeer integer man was, maar tevens heel competent, heeft voor een aantal inwoners van Westvleteren zaken kunnen oplossen, die door de vorige secretaris, op zijn minst gezegd, verwaarloosd werden. Zo kon hij boerenzonen, die opgevorderd waren door de Duitsers, terug thuis krijgen. Hij was maar tot zijn 14 jaar naar school geweest, maar hij had vele jaren avondschool gevolgd, o.a. sociale school en talen. Hij was zeer begaafd en erg begaan met mensen. Hij was een stille man, maar een noeste werker. Niets was hem te veel, voor zijn gezin en familie, noch voor anderen. Het was dan ook niet te verwonderen dat de gemeente, met de burgemeester vooraan hem graag in dienst had gehouden.
Maar in Merksem waren er zijn bejaarde ouders en jongere broer die ook verlangden dat hij terug naar huis zou komen en de draad en leiding in de familiedrukkerij terug zou opnemen.
De gezondheid van mijn grootvader B. liet te wensen over en toen de oorlog voorbij was, in de loop van de maand mei of juni, zijn mijn vader en ikzelf naar Merksem teruggekeerd.
Maar voor het zover was brak er een zware tijd aan. Ik was thuisgekomen van school met kinkhoest. Een vreselijke kinderziekte, waartegen alle kinderen nu reeds zeer jong worden ingeënt. Omdat het erg besmettelijk is liep het al gauw over op mijn jonger zusje P. en ook mijn grootmoeder werd er door getroffen. Waarschijnlijk is Rita, toen een baby-tje van enkele weken, gespaard gebleven door de bescherming die aanwezig is in moedermelk, tegen vele vormen van besmetting. Wel stond haar wiegje toen niet meer in de woonkamer, maar verbleef zij permanent in de veranda (die grote plaats) waar de abten van uit hun portretten op haar neerkeken. De zieken werden geacht weg te blijven uit de veranda, alleen mijn moeder kwam haar daar eten geven en verzorgen.
Men zegt wel eens dat de stress die vrouwen ondergaan tijdens een zwangerschap hun weerslag kunnen hebben op ongeboren kinderen en dat dit gevolgen kan hebben op de kinderen ook na hun geboorte. Wel, in het geval van mijn moeder en zusje is dat niet van toepassing. Rita, was een rustige en tevreden baby, die sliep, at en… sliep. En als ze wat groter werd keek ze met een tevreden glimlach, van uit haar wiegje, naar al die eerbiedwaardige heren aan de muren. Of ze genoot van het zonnetje en de lente die kwamen piepen door de hoge ramen. Als tijdens zonnige dagen de deuren van de veranda openstonden, rook men de heerlijke geuren van rozen in hun perkje. Tot op vandaag herinner ik mij die rozen, die zo heerlijk geurden. Ook ik was toen een gelukkig kind, met vele mooie herinneringen aan die tijd.
Paula mijn zusje van twee, had als gevolg van de kinkhoest een dubbele pneumonie opgelopen. Vader Abt zorgde er voor dat er een bekwame arts kwam, als ik mij goed herinner was er zelfs een consult met een specialist aan huis. Naar het schijnt zou die dokter tegen Vader G. gezegd hebben: "die mensen nemen hun dochtertje niet mee terug naar Antwerpen." En toch genas mijn zusje, door de combinatie van goede zorgen, medicamenten, veel liefde en veel gebed. Maar ze was erg zwak en dat zou nog verscheidene jaren duren. Er werd weer voorzichtig en opgelucht adem gehaald en plannen gemaakt.
Mijn vader, die al die tijd zijn werk als secretaris, met veel kunde en liefde had verricht, werd hiervoor af en toe in natura beloond.
's Avonds, als het donker was kwamen er soms vrouwen aan het kleine poortje, met boter, of eieren of zelfs een stuk spek. Ze vroegen dan aan mijn moeder: " bent u 'het wuf' van de secretaris en ze duwden de geschenken in haar armen en verdwenen weer. Als je dat nu vertelt, lijkt het wel het verhaal uit een of andere oude film, maar het geschiedde echt.
Zo maar losse herinneringen:
- De abdij, verboden terrein voor vrouwen, zelfs voor meisjes van twee en vijf jaar.
Aan het einde van de gang, achter het slaapkamertje van mijn grootvader, was er nog een kleine ruimte, waar een opening was in een van de muren, die op de stallen uitkwamen. Eigenlijk was ook dat verboden, maar ik herinner mij dat wij daar soms op banken klauterden om in de stallen te kijken, waar mijn grootvader en broeder F. aan het werk waren. De deur uiterst rechts in de gang was totaal verboden terrein, ook voor de kleine onschuldige meisjes, die we toen waren.
- Mijn zusje Paula, ging, voor ze ziek werd, wel door de binnentuin naar broeder R. de portier om de koffiemolen te lenen. Dat was blijkbaar wel toegestaan.
- Soms vroeg ik mijn moeder, om 's avonds eens in het poortje te mogen staan, om uit te kijken naar de zeldzame bezoekers van het café aan de overkant. Toen er op een keer een man met maar één arm opdook, kreeg ik zo de schrik te pakken, dat ik het nooit meer gevraagd heb.
- Het werd het lente en de dagen werden langer. Af en toe kwamen er eens familieleden op bezoek. Zo kwam er een tijdje een nichtje uit Deurne logeren. Ze was een jaar of tien. Het zal rond Pasen geweest zijn en zij moest gaan biechten. Misschien wist ze niet wat te vertellen, in ieder geval biechtte ze, dat ze pap met beschuit (pap met brokken) moest eten en dat ze dat niet lustte. De pater~biechtvader zou haar toen gezegd hebben, 'pap met brokken - gij lust dat niet - als wij dat hier krijgen dan is het feest!'. Ik weet niet hoeveel Weesgegroetjes ze moest bidden, of misschien hoeveel borden pap ze moest eten, maar het is echt gebeurd.

de oude parochiekerk aan de abdij verbonden
- Toen mijn zusje nog ernstig ziek was, sliep zij samen met mijn moeder in mijn bed. Ik zou in het bed met mijn vader slapen. maar die mens was zo doodmoe van het werken dat hij als een blok in slaap viel. Midden in de nacht had ik toch zo'n kou en ik herhaalde maar, 'vake ik heb toch zo'n kou'. Mijn moeder, aan de andere kant van de kamer hoorde mij en kwam kijken wat er gaande was. De bedden waren nogal aan de smalle kant en ik was langs de zijkant onder het bed gevallen. Geen wonder dat ik het koud had. En mijn vader, die had niets gemerkt. Maar moeders, als die kinderen hebben die in nood verkeren, wel moeders die slapen met één oog en één oor open.
- In de 'veranda', zo herinner ik het mij, zat in de voormiddag regelmatig een oude vrouw, helemaal in het zwart gekleed, aardappelen te schillen, zij noemde Clara.
Zij zat in de linkerhoek, als je binnenkomt van uit de gang, vlak bij dat houten deurtje, dat er nu nog is.
- De zondagen waren hoogdagen, veel volk in de zondagmis en daarna de mannen op bezoek in het café aan de overkant. We gingen dikwijls naar de grot of we wandelden langs velden, weiden en hoeves. We hadden reeds heel wat mensen leren kennen en sommigen ook tot vrienden gemaakt, zoals de familie H., de familie van de veldwachter, de zusters in de school e.a.
Door de komst van ons jongste zusje Rita werd er voor sommige bewoners van de abdij ook een nieuwe wereld geopend. De wereld van het gezin, met niet alleen kleine kinderen, maar ook een boreling Omdat het wiegje van mijn zusje in de grote voorplaats stond (de veranda), hadden sommige van de broeders en paters de gelegenheid regelmatig eens binnen te springen en te zien hoe die kleine spruit het stelde. Ook Vader G., als een echte vader trok zich het lot van het jonge gezin erg aan. Hoewel er in die periode nog altijd de nodige afstand en eerbied was, werd hij toch een ware vriend voor onze familie. Het was dan ook niet meer dan normaal dat Vader Gerardus de doopheer was van ons zusje. De plechtigheid, kan ik mij spijtig genoeg niet meer herinneren. Ik weet wel dat zij gedoopt werd in Poperinge en dat het de eerste keer was dat Vader Abt een kindje doopte. Een heel speciale gelegenheid dus.
De oorlog naderde zijn einde en ook mijn zusje Paula was, God zij dank, herstellend. Mijn ouders besloten dat mijn vader en ikzelf terug naar Merksem zouden gaan. het kan eind mei geweest zijn, of misschien begin juni 1945. Ik herinner mij dat er op de velden al gewassen groeiden en dat ikzelf en mijn nichtje Elza, (foei, ik was de aanstoker) smulden van de jonge erwtjes. Mijn moeder, 2 zusjes en grootouders bleven op Sint Sixtus achter. Wanneer mijn tante en haar gezin naar Merksem terugkeerden kan ik mij niet herinneren.
Wat ik mij herinner van mijn thuiskomst:
We zouden logeren bij mijn grootouders, die papierhandel en drukkerij uitbaatten, want ons huis was nog steeds bezet door vluchtelingen. Mijn vader en ik gingen dus ook een kijkje nemen in onze eigen woning, om te zien of er niet teveel schade was, gebroken ramen enz. De vrouw die er toen woonde, haalde uit het dressoir (ons dressoir - nota bene) een koekjesdoos (onze koekjesdoos - nota bene), maar het waren wel 'haar koekjes' die erin zaten. Het was een heel rare ervaring voor een kind van vijf. Plots behoorde alles, wat vroeger van ons was, een ander gezin toe. Ik kan mij zo een beetje voorstellen hoe ECHTE vluchtelingen, soms na jaren, hun huizen of hutten terug~vinden, die inmiddels in beslag zijn genomen door daklozen van elders. Zo lang er oorlogen zijn, zal die waanzinnige toestand zich blijven herhalen.
Over het wonen bij mijn andere grootouders langs vaders kant, kan ik alleen maar vertellen dat het een heel ander leven was. Hoe hard ze ook hun best deden de overgang van het rustige en mooie landelijke leven was groot.
Een jongere zus en broer van mijn vader die nog ongehuwd waren, maar wel bijna volwassen, zouden zich over mij ontfermen. Maar ik sliep 2 verdiepingen hoog, ver van de woonkamer, want het was een groot huis. Ik zat dikwijls uren op de bovenste trap te wachten tot ik de voetstappen van één van hen hoorde en dook dan mijn bed in.
Weg geborgenheid, weg rust, weg mooi groen landschap, weg moeke en zusjes, weg nieuwe vriendjes en vriendinnetjes, weg lieve mensen van de abdij.
Maar mijn vader deed er alles aan om ons (eigen huis) terug beschikbaar te krijgen en de zomer was op zijn hoogtepunt, 22 augustus, op de 36e. verjaardag van mijn vader, kwamen ons moeke, grootouders en zusjes terug thuis. EINDELIJK! Het was feest, een feest van dankbaarheid vooral, voor alle goedheid en vriendschap die we van medemensen ontvingen, in die bange dagen op het einde van de tweede wereldoorlog.
Deel 2 – teruggekeerd uit Westvleteren – zomer 1945 en later
Door de uitputting van de oorlog werden vele mensen en vooral kinderen ziek. Ook wij ontsnapten er niet aan, de ene kinderziekte na de andere deed zijn intrede.
Het was op zo'n avond, toen er drie zieke kindjes in hun geïmproviseerde bedjes lagen, in de niet al te grote woonkamer, en moeke op een matras bij hen op de grond, laat nog de bel ging. Er stonden enkele paters van Sint Sixtus voor de deur. Hoe het verder verliep weet ik niet meer, maar het was toch een blij weerzien.
Ik doe mijn plechtige communie in het internaat en ontvang er ook het H. Vormsel, in het voorjaar van 1951. Maar als het zomer en vakantie is neemt mijn vader mij mee naar Westvleteren, voor een eerste bezoek na ons verblijf aldaar. We logeren in het gezin van de veldwachter, die ook een zoon heeft en een dochter van mijn leeftijd. We bezoeken natuurlijk de abdij, waar Vader G. nog steeds abt is, de familie H., de zusters e.a. Het is een blij weerzien. Wat hebben wij ons goed gevoeld op die veilige grond.
Ook later zijn we nog vele keren weergekeerd. Zo bleven de banden met Sint Sixtus en Westvleteren bewaard.
Ria
Aangepast op 8.11.07
Onder uw bescherming, o Moeder van God en ook onze moeder.
-
ria - Lid geworden op: 09 sep 2004, 13:19
- Locatie: waar het goed is om wonen...
Afrikaanse mannen uit Franse kolonies worden verplicht om mee te vechten in onze oorlogen.
Delen zij ook in de hulde die aan de oud-strijders gebracht werd (wordt)?
Hoe kan ik dit weten? Wel uit eerste hand, van onze Afrikaanse schoonzoon uit Burkina, wiens vader en enkele ooms in verscheiden oorlogen met de Fransen hebben meegevochten, o.a. in Algerije en in Korea. Vrienden en dorpsgenoten vochten mee in Europa, o.a. aan de Somme. Sommigen onder hen zijn niet meer naar huis teruggekeerd.
De vader en één nonkel hadden het geluk de oorlog te overleven.
Maar de nonkel heeft in Korea wel een been verloren.
De vader van onze schoonzoon moest naar het front in Algerije.
Ook een bloedige en onmenselijke oorlog, waar vele slachtoffers vielen.
Op de foto’s die ik mij van de nonkel herinner, was hij een oude man met een houten been en krukken.
Hij heeft de oorlog nog lang overleefd, maar zijn levensomstandigheden waren er niet schitterend door.
De Afrikanen en andere kleurlingen moesten in de eerste linies vechten en waren letterlijk en figuurlijk kanonnenvlees.
Na het beëindigen van de oorlog kregen zij van Frankrijk een klein oorlogspensioen, maar niet volgens de normen dat de blanke, Franse soldaten kregen.
Bovendien werd dat stopgezet toen Burkina onafhankelijk werd.
Alsof ze nooit voor Frankrijk gevochten hadden.
Een Franse oud-strijder die elders ging wonen, kreeg zijn oorlogspensioen heel zijn leven lang uitbetaald.
Toen nu, twee jaar geleden, naar aanleiding van de herdenking van de slag om Normandië grote feestelijkheden werden gehouden en alle oud-strijders werden uitgenodigd en gehuldigd, was men vergeten,
of was het moedwil?, om ook de Afrikaanse soldaten uit te nodigen en te herdenken.
Omdat er toch nogal wat protest op kwam, zijn zij dan een tijdje later in extremis, tijdens een beperkte plechtigheid, in Parijs gehuldigd. APARTHEID, nog altijd apartheid, ook één van de redenen waardoor bloedige twisten en oorlogen zijn ontstaan.
WANNEER zal de mens eindelijk respect krijgen voor zijn medemens, ongeacht, cultuur, taal, of ras? En dat de ene zich niet superieur voelt over de andere. Pas dan kan er echte vrede komen in de wereld.
ria
Delen zij ook in de hulde die aan de oud-strijders gebracht werd (wordt)?
Hoe kan ik dit weten? Wel uit eerste hand, van onze Afrikaanse schoonzoon uit Burkina, wiens vader en enkele ooms in verscheiden oorlogen met de Fransen hebben meegevochten, o.a. in Algerije en in Korea. Vrienden en dorpsgenoten vochten mee in Europa, o.a. aan de Somme. Sommigen onder hen zijn niet meer naar huis teruggekeerd.
De vader en één nonkel hadden het geluk de oorlog te overleven.
Maar de nonkel heeft in Korea wel een been verloren.
De vader van onze schoonzoon moest naar het front in Algerije.
Ook een bloedige en onmenselijke oorlog, waar vele slachtoffers vielen.
Op de foto’s die ik mij van de nonkel herinner, was hij een oude man met een houten been en krukken.
Hij heeft de oorlog nog lang overleefd, maar zijn levensomstandigheden waren er niet schitterend door.
De Afrikanen en andere kleurlingen moesten in de eerste linies vechten en waren letterlijk en figuurlijk kanonnenvlees.
Na het beëindigen van de oorlog kregen zij van Frankrijk een klein oorlogspensioen, maar niet volgens de normen dat de blanke, Franse soldaten kregen.
Bovendien werd dat stopgezet toen Burkina onafhankelijk werd.
Alsof ze nooit voor Frankrijk gevochten hadden.
Een Franse oud-strijder die elders ging wonen, kreeg zijn oorlogspensioen heel zijn leven lang uitbetaald.
Toen nu, twee jaar geleden, naar aanleiding van de herdenking van de slag om Normandië grote feestelijkheden werden gehouden en alle oud-strijders werden uitgenodigd en gehuldigd, was men vergeten,
of was het moedwil?, om ook de Afrikaanse soldaten uit te nodigen en te herdenken.
Omdat er toch nogal wat protest op kwam, zijn zij dan een tijdje later in extremis, tijdens een beperkte plechtigheid, in Parijs gehuldigd. APARTHEID, nog altijd apartheid, ook één van de redenen waardoor bloedige twisten en oorlogen zijn ontstaan.
WANNEER zal de mens eindelijk respect krijgen voor zijn medemens, ongeacht, cultuur, taal, of ras? En dat de ene zich niet superieur voelt over de andere. Pas dan kan er echte vrede komen in de wereld.
ria
Onder uw bescherming, o Moeder van God en ook onze moeder.
-
ria - Lid geworden op: 09 sep 2004, 13:19
- Locatie: waar het goed is om wonen...

The Dragon and the Undying
(from The Old Huntsman)
ALL night the flares go up; the Dragon sings
And beats upon the dark with furious wings;
And, stung to rage by his own darting fires,
Reaches with grappling coils from town to town;
He lusts to break the loveliness of spires,
And hurls their martyred music toppling down.
Yet, though the slain are homeless as the breeze,
Vocal are they, like storm-bewilder'd seas.
Their faces are the fair, unshrouded night,
And planets are their eyes, their ageless dreams.
Tenderly stooping earthward from their height,
They wander in the dusk with chanting streams,
And they are dawn-lit trees, with arms up-flung,
To hail the burning heavens they left unsung.
Siegfried Sassoon
The Cherry Trees
The cherry trees bend over and are shedding,
On the old road where all that passed are dead,
Their petals, strewing the grass as for a wedding
This early May morn when there is none to wed.
Edward Thomas
Uit POEMS of the great War 1914-1918
Edward Thomas
Gone, Gone Again
Gone, gone again,
May, June, July,
And August gone,
Again gone by,
Not memorable
Save that I saw them go,
As past the empty quays
The rivers flow.
And now again,
In the harvest rain,
The Blenheim oranges
Fall grubby from the trees
As when I was young
And when the lost one was here
And when the war began
To turn young men to dung.
Look at the old house,
Outmoded, dignified,
Dark and untenanted,
With grass growing instead
Of the footsteps of life,
The friendliness, the strife;
In its beds have lain
Youth. love, age, and pain:
I am something like that;
Only I am not dead,
Still breathing and interested
In the house that is not dark:--
I am something like that:
Not one pane to reflect the sun,
For the schoolboys to throw at--
They have broken every one.
Hij sneuvelde op tweede Paasdag 1917.
Onder uw bescherming, o Moeder van God en ook onze moeder.
-
denook - Lid geworden op: 20 aug 2006, 13:25
- Locatie: Vlaams-Brabant
beste ria,
Ik heb zonet je lange jeugdverhaal gelezen.
Met wat er daarna nog allemaal kwam,
tot de dag van vandaag, moet er toch genoeg
materiaal zijn om een heus 'boek' te schrijven:
alles uit het leven gegrepen.
Is dat niet het overdenken waard?
De stijl is er,
de inhoud is er,
en lezers zijn er nu al ...
groeten in vriendschap - -denook- -
Ik heb zonet je lange jeugdverhaal gelezen.
Met wat er daarna nog allemaal kwam,
tot de dag van vandaag, moet er toch genoeg
materiaal zijn om een heus 'boek' te schrijven:
alles uit het leven gegrepen.
Is dat niet het overdenken waard?
De stijl is er,
de inhoud is er,
en lezers zijn er nu al ...
groeten in vriendschap - -denook- -
-
ria - Lid geworden op: 09 sep 2004, 13:19
- Locatie: waar het goed is om wonen...
Dank je denook. Wel mijn vader schreef novellen en verhalen, o.a. over zijn gezin. Sommigen werden gepubliceerd in het blad van de Heemkundige kring.denook schreef:beste ria,
Ik heb zonet je lange jeugdverhaal gelezen.
Met wat er daarna nog allemaal kwam,
tot de dag van vandaag, moet er toch genoeg
materiaal zijn om een heus 'boek' te schrijven:
alles uit het leven gegrepen.
Is dat niet het overdenken waard?
De stijl is er,
de inhoud is er,
en lezers zijn er nu al ...
groeten in vriendschap - -denook- -
Zelf heb ik niet die ambities, want als ik daar aan zou beginnen, blijft er weinig of geen tijd om andere dingen te doen.
Af en toe een kort verhaal, dat moet wel lukken. Ik heb zo reeds enkele onderwerpen in gedachte.
Aan alle andere schrijvers en dichters hier, dank om ons te laten delen in waardevolle informatie en in boeiende teksten en gedichten.
Zelf heb ik nog één bijdrage in petto. Mijn herinneringen vanaf mijn derde levensjaar, over de oorlog, in onze straat, in onze gemeente.
Dank zij mijn visueel geheugen heb ik vele feiten onthouden. Natuurlijk ook omdat er in familiekring dikwijls over gesproken werd. Wat ik zelf heb meegemaakt kwam dan als een film terug voor mijn geest.
Mijn eerste herinnering gaan terug tot enkele weken of maanden voor mijn zusje geboren werd, december 1942. Ik werd toen drie jaar.
Dat is erg jong, maar de omstandigheden waren dan ook heel bijzonder, zoals elke avond alle ramen met zwart papier bedekken.
Dit laatste verhaal zal iets worden om tijdens het weekend op te schrijven.
Lieve groeten aan alle schrijvers en bezoekers hier,
ria
Onder uw bescherming, o Moeder van God en ook onze moeder.
-
Bosrankje - Lid geworden op: 20 dec 2005, 20:42
- Locatie: Antwerpen
Beste Ria,
Veel tijd had ik niet vandaag maar alles wat je geplaatst
hebt, heb ik in één ruk gelezen (zoals iedereen, denk ik)
vooral omdat je verhaal autobiografisch is en ook boeiend
geschreven!
Bedankt dat je ons meeneemt in jullie vlucht naar West-
Vleteren en zoveel vertelt over jullie belevingen in zo'n
moeilijke periode.
Wat je zegt over de V1 heb ik dikwijls horen vertellen door
mijn ouders en grootouders. Mijn moeder was namelijk hoog-
zwanger van mij als zij moest gaan schuilen in donkere kelders.
Het was in september 1944 in Brussel en in haar toestand mocht
zij niet meer weg. Mijn vader heeft veel geriskeerd toen hij de
dokter moest gaan halen 's nacht tijdens de "couvre-feu" (er
was tijdelijk geen telefoon) omdat ik wou komen kijken wat er
allemaal op de wereld gebeurde
Het vervolg van jouw verhaal zullen wij nog graag lezen....
Lieve groetjes voor jullie beiden van Alter en Rankje
Ik hou van het leven en geloof in de mensen !
Schrijven is als vrijen met de schoonheid van
woord en zin.....
Schrijven is als vrijen met de schoonheid van
woord en zin.....
-
Bosrankje - Lid geworden op: 20 dec 2005, 20:42
- Locatie: Antwerpen

Een heel mooi liedje van Ann Christy toen ze nog in 't begin
in 't frans zong (O.a. met Adamo door de Waalse Provincies
en Frankrijk waar ze een groot succes kende ! Ik had toen
3LP van haar met prachtige franse liefdesliedjes)
De meeste daarvan zijn nooit in het nl.vertaald en dus hier
niet zo bekend.
Omdat "le garçon que j'aimais" vertelt over een geliefde die
sterft als soldaat, wou ik de nederlandse versie, die ik hoop
goed vertaald te hebben, hier plaatsen.
De melodie is ook prachtig en Ann zong het met zoveel gevoel
dat het mij elke keer pakte! En nu nog als ik het zelf zing !
De jongen die ik lief had:
De jongen die ik lief had
zal nooit meer terugkomen
en zijn lippen zullen nooit
meer de woorden van toen
herhalen.......
De jongen die ik lief had...
men dacht, als hij sprak dat hij
eeuwen van tederheid kende
ondanks zijn jeugd
De jongen die ik lief had,
als hij liep met een vooruitziende
blik, leek op iemand die de deuren
van het leven kon openen....
Maar nooit zal ik hem weerzien..
Nooit meer zal ik zijn hart horen zingen....
Want ooit is hij mij ontstolen....
De jongen die ik lief had.
Ze hebben hem in mei meegenomen....
Zonder dat hij iets ervan had begrepen.
Ze hebben hem een geweer gegeven
Dus, moet ik er U niets over vertellen
Ik weet dat jullie zullen begrijpen
waarom ik zeg dat ik hem nooit
meer zal terugzien.
Ik hou van het leven en geloof in de mensen !
Schrijven is als vrijen met de schoonheid van
woord en zin.....
Schrijven is als vrijen met de schoonheid van
woord en zin.....
-
ferry - Lid geworden op: 19 feb 2007, 14:59
- Locatie: brasschaat
OORLOG
De aarde beeft
mijn zoon
trilt en beeft
zij heeft te veel beleefd
De aarde schreit
mijn zoon
zoveel leed en pijn
dat niet mocht zijn
De aarde bloedt
mijn zoon
een stroom van bloed
die stoppen moet
De aarde sterft
mijn zoon
dit
heb jij geërfd
Doorbreek de collectieve schuld
mijn zoon
red
wat jij nog redden kunt
Fernanda
Laatst gewijzigd door ferry op 10 nov 2007, 10:12, 1 keer totaal gewijzigd.
Een glimlach keert steeds naar u terug
-
ferry - Lid geworden op: 19 feb 2007, 14:59
- Locatie: brasschaat
Ik heb dit gedicht geschreven
- voor 9.11 het instorten van de "twin Towers"
- voor de inval in Irak
- voor het bouwen van de Israelische muur
- voor de slachtingen door de rebellenlegers in Congo
- voor de terroristenaanslagen van de laatste jaren
- voor de chinese kogels op de boedhistische monniken in Myamar
- voor .... enzovoort enzovoort
om stil van te worden en koud vanbinnen
Fernanda
- voor 9.11 het instorten van de "twin Towers"
- voor de inval in Irak
- voor het bouwen van de Israelische muur
- voor de slachtingen door de rebellenlegers in Congo
- voor de terroristenaanslagen van de laatste jaren
- voor de chinese kogels op de boedhistische monniken in Myamar
- voor .... enzovoort enzovoort
om stil van te worden en koud vanbinnen
Fernanda
Laatst gewijzigd door ferry op 10 nov 2007, 10:24, 1 keer totaal gewijzigd.
Een glimlach keert steeds naar u terug
-
Robol - Lid geworden op: 25 dec 2004, 14:48
- Locatie: Beringen
Blow out, you bugles, over the rich Dead!
There's none of these so lonely and poor of old,
But, dying, has made us rarer gifts than gold
These laid the world away; poured out the red
Sweet wine of youth; gave up the years to be
Of work and joy, and that unhoped serene,
That men call age; and those who would have been,
Their sons, they gave, their immortality.
Blow, bugles, blow! They brought us, for our dearth,
Holiness, lacked so long, and Love, and Pain.
Honour has come back, as a king, to earth,
And paid his subjects with a royal wage;
And Nobleness walks in our ways again;
And we have come into our heritage.
Rupert Brooke
*1887
+1915

There's none of these so lonely and poor of old,
But, dying, has made us rarer gifts than gold
These laid the world away; poured out the red
Sweet wine of youth; gave up the years to be
Of work and joy, and that unhoped serene,
That men call age; and those who would have been,
Their sons, they gave, their immortality.
Blow, bugles, blow! They brought us, for our dearth,
Holiness, lacked so long, and Love, and Pain.
Honour has come back, as a king, to earth,
And paid his subjects with a royal wage;
And Nobleness walks in our ways again;
And we have come into our heritage.
Rupert Brooke
*1887
+1915

walk on with hope in your heart
And you'll never walk alone...
And you'll never walk alone...
-
Johana-Maria - Lid geworden op: 14 jun 2005, 17:38
- Locatie: LEUVEN
Dit is echt een ontroerend mooie topic!
Enig !
Heb de tijd genomen alles rustig te lezen.
Aan allen PROFICIAT !!
Ria ik ben het eens met denook, zou je geen boek schrijven???
Het is zo aangrijpend wat je vertelt over je
"Oorlogs-Kinder-herinneringen" !
Mag ik hier ook een herinnering brengen uit m'n
kinderjaren?
(Ria, zoals jij ik ben van 1939) en toen dit
gebeurde was ik ook 5 jaar.
Op een mooie zonnige septemberdag 1944
werd er bij ons aan de deur gebonkt,
geklopt , gebeld, geroepen!!!
Moeder deed geschrokken de deur open.
Daar stond Nonkel Louis (met nog twee andere mannen
helemaal van hartje Kempen van aan het Albertkanaal
naar Leuven gekomen met een dodelijk gewonde)
Zij weenden , snikten:
"Onze Frans , onze Frans......
onze Frans is gekwetst en ligt hier in Leuven,
hij gaat dood......"
M'n vader werd geroepen en ik mocht mee
met hem naar de kliniek St Rafaël.
Daar lag Nonkel Frans in witte windels ......
als een engel.
Dat was hij ook!
Dat beeld zal ik nooit vergeten.
Zijn gedachtenisprentje heb ik altijd bij mij.
Onder zijn foto:
"Frans.......
geboren te .......1921
aldaar getroffen door een granaat en
godsvruchtig overleden te Leuven 10 september 1944."
Aan de achterkant:
"Vrede op aarde aan de menschen van goeden wil"
____
Reeds was de overweldiger uit het dorp geweken.
Reeds brak de vredeszon stralend door de wolken
en teekende dien dag een heerlijke regenboog,
zinnebeeld van vrede en verzoening, aan de septemberhemel,
boven de strijdende legers.
Reeds droomde Frans van een vreedzaam eigen erf en
een schoon kristelijk gezin.....
Een knal ! -
en verbrijzeld ligt de droom in een bloedplas.
Waarom is de wereld een dal van tranen?
Zoolang de stem van den Vredevorst verstikt wordt
door hoogmoed, haat en hebzucht,
zal er geen vrede heerschen. Dit is uw zending K.A.
Alles herstellen in Christus.
Dierbare Ouders, Broeders en Zusters, troost u:
Ik ga gerust naar God.
Wij hebben Christus'liefdegebod begrepen:
er kleeft geen bloed aan mijn handen.
Gods'plannen zijn ondoordringbaar:doch
Hij is goed en rechtvaardig.
Makkers van den B.J.B. :vervult edelmoedig uw zending.
Moge uw laatste woord eens zijn ,
het afscheidswoord uw leider aan uw proost:
"Ik ben geheel gerust.Ik ben bereid "[/color]
En later vanaf ik er mij bewust kon van zijn ,
is mijn wens altijd die van m'n nonkel Frans geweest:
op mijn sterfbed ook te kunnen zeggen zoals hij
"Ik ben gerust.Ik ben bereid"
Ik bewonder hem , voor mij is hij een heilige.
Een engel in witte kleren.
Met lieve groeten,
VREDE EN VRIENDSCHAP, aan allen die dit lezen
johanamaria
Enig !
Heb de tijd genomen alles rustig te lezen.
Aan allen PROFICIAT !!
Ria ik ben het eens met denook, zou je geen boek schrijven???
Het is zo aangrijpend wat je vertelt over je
"Oorlogs-Kinder-herinneringen" !
Mag ik hier ook een herinnering brengen uit m'n
kinderjaren?
(Ria, zoals jij ik ben van 1939) en toen dit
gebeurde was ik ook 5 jaar.
Op een mooie zonnige septemberdag 1944
werd er bij ons aan de deur gebonkt,
geklopt , gebeld, geroepen!!!
Moeder deed geschrokken de deur open.
Daar stond Nonkel Louis (met nog twee andere mannen
helemaal van hartje Kempen van aan het Albertkanaal
naar Leuven gekomen met een dodelijk gewonde)
Zij weenden , snikten:
"Onze Frans , onze Frans......
onze Frans is gekwetst en ligt hier in Leuven,
hij gaat dood......"
M'n vader werd geroepen en ik mocht mee
met hem naar de kliniek St Rafaël.
Daar lag Nonkel Frans in witte windels ......
als een engel.
Dat was hij ook!
Dat beeld zal ik nooit vergeten.
Zijn gedachtenisprentje heb ik altijd bij mij.
Onder zijn foto:
"Frans.......
geboren te .......1921
aldaar getroffen door een granaat en
godsvruchtig overleden te Leuven 10 september 1944."
Aan de achterkant:
"Vrede op aarde aan de menschen van goeden wil"
____
Reeds was de overweldiger uit het dorp geweken.
Reeds brak de vredeszon stralend door de wolken
en teekende dien dag een heerlijke regenboog,
zinnebeeld van vrede en verzoening, aan de septemberhemel,
boven de strijdende legers.
Reeds droomde Frans van een vreedzaam eigen erf en
een schoon kristelijk gezin.....
Een knal ! -
en verbrijzeld ligt de droom in een bloedplas.
Waarom is de wereld een dal van tranen?
Zoolang de stem van den Vredevorst verstikt wordt
door hoogmoed, haat en hebzucht,
zal er geen vrede heerschen. Dit is uw zending K.A.
Alles herstellen in Christus.
Dierbare Ouders, Broeders en Zusters, troost u:
Ik ga gerust naar God.
Wij hebben Christus'liefdegebod begrepen:
er kleeft geen bloed aan mijn handen.
Gods'plannen zijn ondoordringbaar:doch
Hij is goed en rechtvaardig.
Makkers van den B.J.B. :vervult edelmoedig uw zending.
Moge uw laatste woord eens zijn ,
het afscheidswoord uw leider aan uw proost:
"Ik ben geheel gerust.Ik ben bereid "[/color]
En later vanaf ik er mij bewust kon van zijn ,
is mijn wens altijd die van m'n nonkel Frans geweest:
op mijn sterfbed ook te kunnen zeggen zoals hij
"Ik ben gerust.Ik ben bereid"
Ik bewonder hem , voor mij is hij een heilige.
Een engel in witte kleren.
Met lieve groeten,
VREDE EN VRIENDSCHAP, aan allen die dit lezen
johanamaria
"DE WEG NAAR BINNEN, IS DE LANGSTE WEG."
-
ria - Lid geworden op: 09 sep 2004, 13:19
- Locatie: waar het goed is om wonen...
Ik zal kort zijn in mijn laatste verslag.
- Wat ik mij vooral herinner uit die jaren is de grote solidariteit tussen de mensen. Het delen met elkaar, tot zelfs de kelders om in te schuilen.
- Het samenkomen om te bidden, dat deden we in de kelders van een grote technische school, vlakbij.
- Het akuut gevaar dat overal loerde. Mijn grootmoeder opende haar venster om haar petatjes op te schudden, en er floot een kogel, vanaf de Bredabaan boven haar hoofd de muur in. Ze was maar een klein vrouwke, was ze groter geweest, dan had ze die kogel in haar hoofd gekregen.
- In dezelfde straat, maar een 400 m. verder, schuilden we dikwijls in de kelder van een tante. Op een dag was zij de was aan het ophangen in haar tuin. Mijn vader sleurde haar mee naar binnen, want hij hoorde een sissend geluid. Een Obus, een soort van kleine bom kwam in de tuin terecht, ontplofte gelukkig niet, maar het wasgoed was wel aan flarden.
- Amper 20 meter van waar wij woonden sloeg een zware bom een grote krater. Alles in huis rammmelde en bewoog, alle ramen en glazen deuren stuk, maar het huis zelf bleef ongedeerd.
Er stond een Heilig Hart beeldje in een nis, in de woonkamer, het was vooruitgeschoven, maar niet gevallen, zoals zovele andere voorwerpen.
- Aan de gevel tussen de twee huizen van een andere tante en van ons stond een Mariabeeld (het staat er nog altijd). Ik ben er zeker van dat Maria onze buurt bewaard heeft. Was die bom ontploft, dan stond geen huis meer recht en waren er ongetwijfeld veel slachtoffers gevallen.
- Af en toe konden we een zak droge erwten, bonen, of bloem kopen.
Dat werd dan gedeeld in de familie. Maar aan het einde zaten die produkten vol wormpjes en dan was het een werk van lange adem om die te zuiveren.
- Alleen 's nachts was er voldoende gas. Daarom werd er dikwijls 's nachts gewassen, brood gebakken of groenten ingelegd.
- Mijn vader had een veldje, waarop hij allerlei groenten en ook aardappelen won. Het lag een eindje van ons huis in de polder en het gebeurde regelmatig dat er van alles gestolen werd. Er waren mensen die echt honger leden, dus liet je maar begaan.
- Na de oorlog schreef mijn vader een revue (toneelstuk) over die tijd. Het werd opgevoerd door de KWB. Ik herinner mij nog de eerste strofe:
"Ik heb de spa gedragen,
gewroet in schrale grond,
in tijd van hongerplagen,
voor vrouw en kindermond."
- Na de oorlog werden er van uit Amerika goederen, ook kleding naar België verscheept om de nood te leningen.
Ik zie nog voor mij die grote broeken in velours, mijn moeder maakte er kinderkleedjes uit. Uit elke breedde pijp een rokje of een overgooierke.
- Maar wat ik het meest opmerkelijk vind is dat ik aan dit alles geen trauma heb overgehouden. Ik voelde mij heel de tijd geborgen, met al die bezorgde volwassenen rondom mij.
- Het enige waar ik nog een tijdje problemen mee had, was, toen we schuilden in de kelder van mijn tante, moesten de kinderen slapen op matrassen, boven op de kolen gelegd.
Omdat ik astmatisch was, was dat een hele opgave, ik riep steeds, vertelde mijn moeder, ik stik, ik heb geen adem.
- En wat ik bepaald eng vond was, dat we moesten trainen om via de verluchting, zo'n 50 cm hoog op de buik naar buiten te kruipen. Dit voor het geval we langs de gewone weg de kelder niet meer zouden kunnen verlaten. Dit vond ik wel het ergste van allemaal. Het was een lange verluchting, zoals een tunnel, donker en hier en daar spinnen. Genoeg om een kind van drie, vier jaar te doen griezelen.
- Mijn moeder was toen zwanger, en sliep op de trap,
voor zover je dat slapen kon noemen.
- Zo is dan bij mijn vader het plan gerijpt om naar de Westhoek te vluchten, maar dat verhaal kon je reeds lezen.
Al hebben wij ook wel geleden onder de oorlog, toch is dat niet te vergelijken als je de gruwels ziet, die in de recente oorlogen, zowel in Europa, Azië als Afrika plaats vinden en vonden.
Zoals Ferry schreef, wat kunnen wij doen om deze gruwels te doen stoppen.
Deze morgen las ik de titel en een korte inleiding over een boek van een ex-kindsoldaat. Van deze tienjarigen, soms jonger, soms ouder, worden beesten gemaakt.
Ik ga dit artikel verder lezen en kom er in mijn eigen topic wel op terug.
Ondanks alle pijn en verdriet, die onze wereld beheersen
wil ik jullie toch een vredevol weekend toewensen,
ria
- Wat ik mij vooral herinner uit die jaren is de grote solidariteit tussen de mensen. Het delen met elkaar, tot zelfs de kelders om in te schuilen.
- Het samenkomen om te bidden, dat deden we in de kelders van een grote technische school, vlakbij.
- Het akuut gevaar dat overal loerde. Mijn grootmoeder opende haar venster om haar petatjes op te schudden, en er floot een kogel, vanaf de Bredabaan boven haar hoofd de muur in. Ze was maar een klein vrouwke, was ze groter geweest, dan had ze die kogel in haar hoofd gekregen.
- In dezelfde straat, maar een 400 m. verder, schuilden we dikwijls in de kelder van een tante. Op een dag was zij de was aan het ophangen in haar tuin. Mijn vader sleurde haar mee naar binnen, want hij hoorde een sissend geluid. Een Obus, een soort van kleine bom kwam in de tuin terecht, ontplofte gelukkig niet, maar het wasgoed was wel aan flarden.
- Amper 20 meter van waar wij woonden sloeg een zware bom een grote krater. Alles in huis rammmelde en bewoog, alle ramen en glazen deuren stuk, maar het huis zelf bleef ongedeerd.
Er stond een Heilig Hart beeldje in een nis, in de woonkamer, het was vooruitgeschoven, maar niet gevallen, zoals zovele andere voorwerpen.
- Aan de gevel tussen de twee huizen van een andere tante en van ons stond een Mariabeeld (het staat er nog altijd). Ik ben er zeker van dat Maria onze buurt bewaard heeft. Was die bom ontploft, dan stond geen huis meer recht en waren er ongetwijfeld veel slachtoffers gevallen.
- Af en toe konden we een zak droge erwten, bonen, of bloem kopen.
Dat werd dan gedeeld in de familie. Maar aan het einde zaten die produkten vol wormpjes en dan was het een werk van lange adem om die te zuiveren.
- Alleen 's nachts was er voldoende gas. Daarom werd er dikwijls 's nachts gewassen, brood gebakken of groenten ingelegd.
- Mijn vader had een veldje, waarop hij allerlei groenten en ook aardappelen won. Het lag een eindje van ons huis in de polder en het gebeurde regelmatig dat er van alles gestolen werd. Er waren mensen die echt honger leden, dus liet je maar begaan.
- Na de oorlog schreef mijn vader een revue (toneelstuk) over die tijd. Het werd opgevoerd door de KWB. Ik herinner mij nog de eerste strofe:
"Ik heb de spa gedragen,
gewroet in schrale grond,
in tijd van hongerplagen,
voor vrouw en kindermond."
- Na de oorlog werden er van uit Amerika goederen, ook kleding naar België verscheept om de nood te leningen.
Ik zie nog voor mij die grote broeken in velours, mijn moeder maakte er kinderkleedjes uit. Uit elke breedde pijp een rokje of een overgooierke.
- Maar wat ik het meest opmerkelijk vind is dat ik aan dit alles geen trauma heb overgehouden. Ik voelde mij heel de tijd geborgen, met al die bezorgde volwassenen rondom mij.
- Het enige waar ik nog een tijdje problemen mee had, was, toen we schuilden in de kelder van mijn tante, moesten de kinderen slapen op matrassen, boven op de kolen gelegd.
Omdat ik astmatisch was, was dat een hele opgave, ik riep steeds, vertelde mijn moeder, ik stik, ik heb geen adem.
- En wat ik bepaald eng vond was, dat we moesten trainen om via de verluchting, zo'n 50 cm hoog op de buik naar buiten te kruipen. Dit voor het geval we langs de gewone weg de kelder niet meer zouden kunnen verlaten. Dit vond ik wel het ergste van allemaal. Het was een lange verluchting, zoals een tunnel, donker en hier en daar spinnen. Genoeg om een kind van drie, vier jaar te doen griezelen.
- Mijn moeder was toen zwanger, en sliep op de trap,
voor zover je dat slapen kon noemen.
- Zo is dan bij mijn vader het plan gerijpt om naar de Westhoek te vluchten, maar dat verhaal kon je reeds lezen.
Al hebben wij ook wel geleden onder de oorlog, toch is dat niet te vergelijken als je de gruwels ziet, die in de recente oorlogen, zowel in Europa, Azië als Afrika plaats vinden en vonden.
Zoals Ferry schreef, wat kunnen wij doen om deze gruwels te doen stoppen.
Deze morgen las ik de titel en een korte inleiding over een boek van een ex-kindsoldaat. Van deze tienjarigen, soms jonger, soms ouder, worden beesten gemaakt.
Ik ga dit artikel verder lezen en kom er in mijn eigen topic wel op terug.
Ondanks alle pijn en verdriet, die onze wereld beheersen
wil ik jullie toch een vredevol weekend toewensen,
ria
Onder uw bescherming, o Moeder van God en ook onze moeder.
-
Robol - Lid geworden op: 25 dec 2004, 14:48
- Locatie: Beringen
All we are saying…
Als ik uit naam mag spreken
van al de poëten
schrijvers
die hier gedichtjes plaatsten
en verhalen
over oorlog, over vrede
voor het welzijn van ieder mens
All we are saying is give peace a chance,
All we are saying is give peace a chance
Geef de wereld
artsen zonder grenzen
dokters, die de wereld genezen
Geen politiekers, die de oorlog preken
geen tranen meer van oorlogswezen
Als ik uit jullie naam
mag spreken
Voor de toekomst van de mens
All we are saying is give peace a chance,
All we are saying is give peace a chance
Niet alleen een wapenstilstand
maar ook vernietiging ervan
tot aan het eind der tijden vrede
Smeed wapens om tot ploegen
om de hongersnood te bannen
Het mensdom heeft genoeg geleden
Als ik uit jullie naam
mag spreken
Voor iedereen een vredeswens
All we are saying is give peace a chance,
All we are saying is give peace a chance
Robbe
Met natuurlijk in gedachten, de song van the Beatles
Als ik uit naam mag spreken
van al de poëten
schrijvers
die hier gedichtjes plaatsten
en verhalen
over oorlog, over vrede
voor het welzijn van ieder mens
All we are saying is give peace a chance,
All we are saying is give peace a chance
Geef de wereld
artsen zonder grenzen
dokters, die de wereld genezen
Geen politiekers, die de oorlog preken
geen tranen meer van oorlogswezen
Als ik uit jullie naam
mag spreken
Voor de toekomst van de mens
All we are saying is give peace a chance,
All we are saying is give peace a chance
Niet alleen een wapenstilstand
maar ook vernietiging ervan
tot aan het eind der tijden vrede
Smeed wapens om tot ploegen
om de hongersnood te bannen
Het mensdom heeft genoeg geleden
Als ik uit jullie naam
mag spreken
Voor iedereen een vredeswens
All we are saying is give peace a chance,
All we are saying is give peace a chance
Robbe
Met natuurlijk in gedachten, de song van the Beatles
walk on with hope in your heart
And you'll never walk alone...
And you'll never walk alone...