Samen dichten, samen schrijven...
-
Robol - Lid geworden op: 25 dec 2004, 14:48
- Locatie: Beringen
Madame Krielemans, begrijpend glimlachend in de deur, tot de drie bedremmelde mannen:
“Ge hebt een lot van de Koloniale Loterij gekocht, é…”
De drie mannen: “Wat? Wie? Wij?” “Absoluut niet!”
M.Kr.: “Wie heeft er nu geen gekocht? Ge weet toch dat het vanavond trekking is in de zaal Eldorado, hier op de grote markt.”
Mathilde begint te aankopen van Mathias uit te stallen op tafel voor nauwkeurig onderzoek en zoekt vruchteloos naar het briefje.
De mannen: “Neen…’t Is het eerste dat wij er van horen…Daar weten we niets van…”
Mad. Kr.: “Ze hebben het zojuist nog gezegd op de radio.”
Hyppoliet: “De mensen kunnen niet meer zwijgen.”
Mad. Kr.: “Wist gij dat niet?”
Philidoor: “Neen, maar wij komen er seffens langs en als ’t waar is zullen we dat wel zien.”
Mad. Kr. : “Och, als ge er toch langs komt, gaat ge voorbij de post, zoudt ge dan eens voor mij iets willen doen? Ik heb confituur opstaan en ik kan niet lang weg…”
Phildoor: “Een lotje kopen, zeker?”
Mad.Kr.: “Een boekske. Zoudt ge dat willen doen? Hier is 100 frank.”
Mathias: “Madame Krielemans, ge doet natuurlijk wat ge wilt, maar zoudt ge daar uw geld aan geven, meiske, Denk eens hoeveel loten er zijn en hoe meer er gekocht worden, hoe minder kans op winnen…”
Mad. Kr.: “Ik kan zo goed winnen als gij, hé Mathias…
Mathias: “Wie spreekt er nu van mij.”
Hyppoliet: “ Ja,wie er nu van Mathias…”
Mad. Krielemans: “Het kan een miljoen zijn…het kan honderdduizend frank zijn, het kan niets zijn, maar wie niet waagt, niet wint.” Met lief gezicht: “Zoudt gij voor mij een boekske willen kopen, Philidoorke?”
Philidoor: “Als ge honderd frank wilt kwijt zijn, madam Krielemans, dan ben ik altijd uwe man.”
Hyppoliet: “En als ge een miljoen wint, madam, ben ik het…”
Philidoor: “Weet ge wat gij zijt? Nen tiptop terre à terren type!”
Mathias: “Hewel, daarmee zijt ge geprezen, nen tip op den top van de retteketetteketeren tiptop.”
Hij duwt zijn twee vrienden de deur uit en weg zijn ze, al schaterlachend op de vlucht.
Mathilde die zich juist klaargezet had, om de aankopen te berekenen, vermits er geen briefje bij is, springt even op omdat Mathias haar ontglipt is, maar vindt de controle toch belangrijker en zet zich resoluut aan haar taak met een grauw papier en potlood in de mond en schrijft dan op. Het is een werk vanernstige aangelegenheid en strenge geestesinspanning. Marianneke heeft zich achter haar weer aan het breien gezet. Madame Krielemans staat naast de tafel te mediteren.
Mad. Kr.: “Natuurlijk, ge kunt uw honderd frank kwijt zijn, hé Marianneke, dat is zeker, dat weet ik ook.Maar de trekking is nu vanavond. En zo dicht bij ons. Ik wil niet zeggen dat ge daarmee dichter bij de winnende nummers zijt, dat hoort ge mij niet zeggen, maar alle, ’t is toch anders als ze ergens diep in de Walen trekking houden. Hoe ver moeten ze u dan niet zoeken om u te laten winnen. Is dat niet waar, Marianneke?”
Marianne: “Ja, Madam Krielemans.”
Mad. Kr.:” ’t Is misschien maar een gedacht, dat geef ik toe, maar ’t is toch ook een miljoen, é…en weet ge wat een miljoen is?”
Marianneke: “Ja, madam.”
Mad. Kr.: “Een miljoen is toch eerst en vooral een villa, want een miljonair moet in een villa wonen en ik weet schoon, heel schoon villakes, splinternieuw, van een half miljoen, alle comfort, kouden warm water, ingebouwde ijskast en zo…zo heb ik nog een half miljoen over. Meubels, tafelgerief moet ik niet kopen, dat heb ik allemaal genoeg…en schoon genoeg om in een villa van een half miljoen te staan, dat durf ik goed zeggen. Ik zet dat half miljoen uit aan 5 procent. Dat kunt ge tegenwoordig voor uw geld krijgen. Hoeveel maakt dat dan? Een half miljoen aan 5 procent is vijftigduizend zeker…Marianneke…zie eens…of is het meer,”
Marianneke: “Minder denk ik, madam.”
Mad. Kr;: “Minder? Denkt ge dat ’t minder is? Honderd frank is 5 frank…Duizend dat is 50…Tienduizend, dat is 5.000 frank…”
Marianne: “Vijfhonderd!”
Mad. Kr.: “Nog maar vijfhonderd? Gaat dat zo slecht vooruit. Van hoeveel hebt ge dan vijfduizend frank?”
Mathilleke heeft al 2 maal met een radeloos gebaar te kennen gegeven, dat haar optelling mislukt was en barst los: “Louise! Hoe kan ik dat hier in Godsherennaam allemaal uitrekenen als gij hier hardop staat te tellen. Ik heb al een miljoen geteld, vijftigduizend…en nu heb ik nog vierduizend en zoveel voor wat peekens en patatten.”
Mad. Kr. “’t Is waar Mathil, ge hebt groot gelijk Mathil…Neem het me niet kwalijk. ’t Is die intrest ziet ge, als ge uwe kop er niet goed bij hebt. En daarbij, ik moet naar mijn confituur. Dag allebei…Mathil…Ik zal het nooit meer doen…”
Ze verlaat resoluut de woning.
Mathilde veegt met haar arm het grauw papier platter, keert het om en herbegint.Het gaat vlugger nu, terwijl de papegaai en Marianneke in een zoet gesprek verzeilen.
Pap.: “Zo…ot”
Mar.: “Zotteke.”
Pap.: “Koekoek!”
Mar.: “Koekoek”.
Pap; “Mathilllllll”
Mathilde: “Zwijg!”
Mar.: “Ge moet op Mathil niet roepen. Roep op Marianneke!”
Pap.: “Heks!”
Mar.: “Begint ge weer met uw lelijke woorden, ja?. Waar leert ge dat toch allemaal, cocoke?”
Pap.: “Cocoke…cocoke…cocoke…!”
Mar.: “Cocoke, ja cocoke moet braaf zijn…”
Pap.”Potverdekke!”
Mar.:”Neen, neen, cocoke moet braaf zijn!”
Pap.: “Amaiiiiii…”
Mathilleke weet er het hare van…ze mist op de kop honderd frank. Ze doet hoed en jas aan, stapt zonder één woord de deur uit, om de 100 frank te recuperen…
vervolgt
Papegaai: "Robbeeeee"
mvg
Robbe
“Ge hebt een lot van de Koloniale Loterij gekocht, é…”
De drie mannen: “Wat? Wie? Wij?” “Absoluut niet!”
M.Kr.: “Wie heeft er nu geen gekocht? Ge weet toch dat het vanavond trekking is in de zaal Eldorado, hier op de grote markt.”
Mathilde begint te aankopen van Mathias uit te stallen op tafel voor nauwkeurig onderzoek en zoekt vruchteloos naar het briefje.
De mannen: “Neen…’t Is het eerste dat wij er van horen…Daar weten we niets van…”
Mad. Kr.: “Ze hebben het zojuist nog gezegd op de radio.”
Hyppoliet: “De mensen kunnen niet meer zwijgen.”
Mad. Kr.: “Wist gij dat niet?”
Philidoor: “Neen, maar wij komen er seffens langs en als ’t waar is zullen we dat wel zien.”
Mad. Kr. : “Och, als ge er toch langs komt, gaat ge voorbij de post, zoudt ge dan eens voor mij iets willen doen? Ik heb confituur opstaan en ik kan niet lang weg…”
Phildoor: “Een lotje kopen, zeker?”
Mad.Kr.: “Een boekske. Zoudt ge dat willen doen? Hier is 100 frank.”
Mathias: “Madame Krielemans, ge doet natuurlijk wat ge wilt, maar zoudt ge daar uw geld aan geven, meiske, Denk eens hoeveel loten er zijn en hoe meer er gekocht worden, hoe minder kans op winnen…”
Mad. Kr.: “Ik kan zo goed winnen als gij, hé Mathias…
Mathias: “Wie spreekt er nu van mij.”
Hyppoliet: “ Ja,wie er nu van Mathias…”
Mad. Krielemans: “Het kan een miljoen zijn…het kan honderdduizend frank zijn, het kan niets zijn, maar wie niet waagt, niet wint.” Met lief gezicht: “Zoudt gij voor mij een boekske willen kopen, Philidoorke?”
Philidoor: “Als ge honderd frank wilt kwijt zijn, madam Krielemans, dan ben ik altijd uwe man.”
Hyppoliet: “En als ge een miljoen wint, madam, ben ik het…”
Philidoor: “Weet ge wat gij zijt? Nen tiptop terre à terren type!”
Mathias: “Hewel, daarmee zijt ge geprezen, nen tip op den top van de retteketetteketeren tiptop.”
Hij duwt zijn twee vrienden de deur uit en weg zijn ze, al schaterlachend op de vlucht.
Mathilde die zich juist klaargezet had, om de aankopen te berekenen, vermits er geen briefje bij is, springt even op omdat Mathias haar ontglipt is, maar vindt de controle toch belangrijker en zet zich resoluut aan haar taak met een grauw papier en potlood in de mond en schrijft dan op. Het is een werk vanernstige aangelegenheid en strenge geestesinspanning. Marianneke heeft zich achter haar weer aan het breien gezet. Madame Krielemans staat naast de tafel te mediteren.
Mad. Kr.: “Natuurlijk, ge kunt uw honderd frank kwijt zijn, hé Marianneke, dat is zeker, dat weet ik ook.Maar de trekking is nu vanavond. En zo dicht bij ons. Ik wil niet zeggen dat ge daarmee dichter bij de winnende nummers zijt, dat hoort ge mij niet zeggen, maar alle, ’t is toch anders als ze ergens diep in de Walen trekking houden. Hoe ver moeten ze u dan niet zoeken om u te laten winnen. Is dat niet waar, Marianneke?”
Marianne: “Ja, Madam Krielemans.”
Mad. Kr.:” ’t Is misschien maar een gedacht, dat geef ik toe, maar ’t is toch ook een miljoen, é…en weet ge wat een miljoen is?”
Marianneke: “Ja, madam.”
Mad. Kr.: “Een miljoen is toch eerst en vooral een villa, want een miljonair moet in een villa wonen en ik weet schoon, heel schoon villakes, splinternieuw, van een half miljoen, alle comfort, kouden warm water, ingebouwde ijskast en zo…zo heb ik nog een half miljoen over. Meubels, tafelgerief moet ik niet kopen, dat heb ik allemaal genoeg…en schoon genoeg om in een villa van een half miljoen te staan, dat durf ik goed zeggen. Ik zet dat half miljoen uit aan 5 procent. Dat kunt ge tegenwoordig voor uw geld krijgen. Hoeveel maakt dat dan? Een half miljoen aan 5 procent is vijftigduizend zeker…Marianneke…zie eens…of is het meer,”
Marianneke: “Minder denk ik, madam.”
Mad. Kr;: “Minder? Denkt ge dat ’t minder is? Honderd frank is 5 frank…Duizend dat is 50…Tienduizend, dat is 5.000 frank…”
Marianne: “Vijfhonderd!”
Mad. Kr.: “Nog maar vijfhonderd? Gaat dat zo slecht vooruit. Van hoeveel hebt ge dan vijfduizend frank?”
Mathilleke heeft al 2 maal met een radeloos gebaar te kennen gegeven, dat haar optelling mislukt was en barst los: “Louise! Hoe kan ik dat hier in Godsherennaam allemaal uitrekenen als gij hier hardop staat te tellen. Ik heb al een miljoen geteld, vijftigduizend…en nu heb ik nog vierduizend en zoveel voor wat peekens en patatten.”
Mad. Kr. “’t Is waar Mathil, ge hebt groot gelijk Mathil…Neem het me niet kwalijk. ’t Is die intrest ziet ge, als ge uwe kop er niet goed bij hebt. En daarbij, ik moet naar mijn confituur. Dag allebei…Mathil…Ik zal het nooit meer doen…”
Ze verlaat resoluut de woning.
Mathilde veegt met haar arm het grauw papier platter, keert het om en herbegint.Het gaat vlugger nu, terwijl de papegaai en Marianneke in een zoet gesprek verzeilen.
Pap.: “Zo…ot”
Mar.: “Zotteke.”
Pap.: “Koekoek!”
Mar.: “Koekoek”.
Pap; “Mathilllllll”
Mathilde: “Zwijg!”
Mar.: “Ge moet op Mathil niet roepen. Roep op Marianneke!”
Pap.: “Heks!”
Mar.: “Begint ge weer met uw lelijke woorden, ja?. Waar leert ge dat toch allemaal, cocoke?”
Pap.: “Cocoke…cocoke…cocoke…!”
Mar.: “Cocoke, ja cocoke moet braaf zijn…”
Pap.”Potverdekke!”
Mar.:”Neen, neen, cocoke moet braaf zijn!”
Pap.: “Amaiiiiii…”
Mathilleke weet er het hare van…ze mist op de kop honderd frank. Ze doet hoed en jas aan, stapt zonder één woord de deur uit, om de 100 frank te recuperen…
vervolgt
Papegaai: "Robbeeeee"
mvg
Robbe
walk on with hope in your heart
And you'll never walk alone...
And you'll never walk alone...
-
Robol - Lid geworden op: 25 dec 2004, 14:48
- Locatie: Beringen
"Schipper naast Mathilde"
vervolg
De drie vrienden slenteren over de straat, heel op hun gemak. Drie verpoonlijkingen van vredige gemoedsrust en vriendschap. Zwijgzaam genieten ze van de aanblik van de dagelijkse dingen en van elkaars gezelschap. Tot Philidoor plots stilstaat…
Philidoor: “Ik zal eens iets zeggen…”
Mathias en Hyppoliet kijken verwonderd.
Philidoor: “Wij drinken die 100 frank van madam Krielemans op.
Consternatie, maar Philidoor gaat verder…:”Als ze op zijn, gaat Hyppoliet haar zeggen dat ze nummer 357864 heeft…en dat ik het boekje ga brengen voor de trekking…Hij schrijft haar nummer op een briefje, ik breng haar boekje niet, maar ze kan aan de radio controleren of ze wint.”
Mathias: “En als ze wint…als ze het miljoen wint…”
Philidoor: “Schipper, als de lucht invalt, zijn we allemaal dood. Mijn tante heeft heel haar leven alle loten gekocht en weet je wat ze gewonnen heeft? Een strijkijzer. Vooruit, op mijn verantwoordelijkheid. Ik neem alles op mij.”
Hyppoliet: “Philidoor,Dat is een abuus van concientie.”
Philidoor: ”Abuus van conscienti! Misbruik van confienti, van vertrouwen!”
Hyppoliet: ”Héwel, dat is ’t éé…”
Philidoor: “Héwel, dat is’t niet. Madam Krielemans geeft mij honderd frank, ik geef madam Krielemans een nummer waarmee ze kan winnen in de Koloniale loterij en ik betaal haar wat ze wint. Is dat misbruik van vertrouwen, schipper?”
Mathias: “Natuurlijk niet…Hyppoliet, verstaat ge dat niet?”
Hyppoliet: “Dat niet, maar hij besteelt de Koloniale loterij toch voor honderd frank.”
Philidoor: “Straks gaat ‘m nog zeggen dat ik een dief ben. De Koloniale Loterij heeft daar niets mee te maken. Madam Krielemans koopt geen nummer van de Koloniale Loterij. Als ze wint, moet de Koloniale Loterij niet betalen. Hoe besteel ik dan de Koloniale Loterij?”
Mathias: “Verstaat ge dat niet, Hypoliet? Madam Krielemans koopt een nummer bij hem en als dat nummer in de Koloniale Loterij wint, betaalt hij.”
Philidoor: “Ik betaal vanavond het groot lot uit aan madam Krielemans en om dat te vieren, trakteer ik mijn vrienden.”
Mathias: “Verstaat ge ’t nu nog niet? Hij trakteert, dat verstaat ge toch?”
Philidoor: “Dan trakteert ge en ge moet nog schoon woorden geven…”
Mathilde staat op het postkantoor.
Mathilde: “Dag meneer, ’t is nogal delicaat, meneer, kent ge soms mijn broer, de schipper Mathias?”
Postbediende: “Zeker madame, hij is vandaag nog hier geweest en u zijt Mathilde, pardon madame Mathilde zeker, ik ken u natuurlijk van de televisie.”
Mathilde: “Ha, dat valt dan mee. Ziet u meneer, de schipper is hier zijn pensioentje komen halen en nu missen we daar honderd frank in. Maar meneer, u moet het zo niet opnemen, hij is van hier nog twee winkels binnen gegaan en hij kan die 100 frank ook onderweg verloren hebben. Dus dat wil niet zeggen…maar ik dacht zo…in het voorbijgaan, ik ga het toch maar eens vragen. Neemt u me dat niet kwalijk meneer…”
PB.: “Absoluut niet, Mathil, madame wil ik zeggen…ik kan dat nu niet zien, maar ik kan dat wel zeggen als ik straks mijn kas opmaak. Dan moet ik 100 frank teveel hebben, nietwaar, dat kan niet missen. Neen, dat gaat hier allemaal tot op de centiem na juist, u mag gerust zijn.”
Mathilde: “O, dan ist goed, dat is heel vriendelijk meneer.”
PB.: “En dan stuur ik u een berichtje, dat u die 100 frank mag komen halen, of ik breng ze zelf, ik heb u adres…”
Mathilde: “Meneer, ik kan u niet genoeg bedanken.”
PB.: “Zonder dank Mathil…madam…madam Mathil.”
Mathilde: “Dag meneer, merci meneer.”
Zwijgend zitten de 3 vrienden op een terras. Achter 3 lege pinten. Een garçon komt die vervangen door 3 volle. Na enkele ogenblikken zetten ze tegelijk het glas aan de mond, zichtbaar tevreden genieten ze van het dagelijks bestaan.
Mathilde staat ondertussen voor de toog van de kruidenierswinkel. De boezems van Mathilde en de winkelvrouw rusten allebei op het toogblad.
Mathilde: “Madam, het is nogal delicaat, ziet ge…”
Madame: “Ja, madam Mathil.”
Mathilde: “Daarom wil ik het niet vragen, waar de klanten het horen…”
Mad.: “Neen, madam Mathil.”
Mathilde: “Ge moogt het ook niet kwalijk nemen…”
Mad.: “Neen madam Mathil, absoluut niet…”
Mathilde: “Mijn broer, schipper Mathias, u kent hem misschien…”
Mad.: “Zeker, madam Mathil, hij is daarstraks nog hier geweest.”
Mathilde: “’t is juist dat, ziet u madame.”
Mad.: “Ja, madam Mathil.”
Mathilde: “Hij mist nu een briefje van 100 frank.”
Mad.: “Maar madam !”
Mathilde: “Maar dat wil ik niet zeggen, madam, want hij is ook op de post geweest en nog in een andere winkel en hij kan het ook op de straat verloren hebben, is ’t niet waar, madame?”
Mad.: “Zeker, madam Mathil.”
Mathilde: “Dat wil ik dus absoluut niet zeggen.”
Mad.: “Neen, madam.”
Mathilde: “Maar omdat ik hier nu toch passeerde dacht ik in mijn eigen…ik ga het toch maar eens vragen, verstaat ge, madam?”
Mad.: “Neen, madam.”
Mathilde: “Neen, madam?”
Mad.: “Neen madame, dat weet ik veel te goed. Het was 157 frank zeventig en hij heeft betaald met 2 briefkes van 100 frank.”
Mathilde: “Waren het er geen 3 madam?”
Mad. “Och madam toch…’t is toch wreed, hé madam Mathil.”
Mathilde: “Och madam.”
Mad.: “Gij stuurt dan uw eigen broer…”
Mathilde: “Och madam.”
Mad.: “En ge peinst…’t is toch ne volwassen mens, goed bij zijn verstand.”
Mathilde: “Och madam !”
Mad.: “En ge moet dat achterna lopen, is ’t nie waar madam Mathil?”
Mathilde: “Nog erger dan een kind, madam…”
Mad.: Och madam Mathil.”
Mathilde: “En ge moet de mensen affronteren voor honderd frank!”
Mad.: “’t Is wreed madam Mathil.”
vervolgt
vervolg
De drie vrienden slenteren over de straat, heel op hun gemak. Drie verpoonlijkingen van vredige gemoedsrust en vriendschap. Zwijgzaam genieten ze van de aanblik van de dagelijkse dingen en van elkaars gezelschap. Tot Philidoor plots stilstaat…
Philidoor: “Ik zal eens iets zeggen…”
Mathias en Hyppoliet kijken verwonderd.
Philidoor: “Wij drinken die 100 frank van madam Krielemans op.
Consternatie, maar Philidoor gaat verder…:”Als ze op zijn, gaat Hyppoliet haar zeggen dat ze nummer 357864 heeft…en dat ik het boekje ga brengen voor de trekking…Hij schrijft haar nummer op een briefje, ik breng haar boekje niet, maar ze kan aan de radio controleren of ze wint.”
Mathias: “En als ze wint…als ze het miljoen wint…”
Philidoor: “Schipper, als de lucht invalt, zijn we allemaal dood. Mijn tante heeft heel haar leven alle loten gekocht en weet je wat ze gewonnen heeft? Een strijkijzer. Vooruit, op mijn verantwoordelijkheid. Ik neem alles op mij.”
Hyppoliet: “Philidoor,Dat is een abuus van concientie.”
Philidoor: ”Abuus van conscienti! Misbruik van confienti, van vertrouwen!”
Hyppoliet: ”Héwel, dat is ’t éé…”
Philidoor: “Héwel, dat is’t niet. Madam Krielemans geeft mij honderd frank, ik geef madam Krielemans een nummer waarmee ze kan winnen in de Koloniale loterij en ik betaal haar wat ze wint. Is dat misbruik van vertrouwen, schipper?”
Mathias: “Natuurlijk niet…Hyppoliet, verstaat ge dat niet?”
Hyppoliet: “Dat niet, maar hij besteelt de Koloniale loterij toch voor honderd frank.”
Philidoor: “Straks gaat ‘m nog zeggen dat ik een dief ben. De Koloniale Loterij heeft daar niets mee te maken. Madam Krielemans koopt geen nummer van de Koloniale Loterij. Als ze wint, moet de Koloniale Loterij niet betalen. Hoe besteel ik dan de Koloniale Loterij?”
Mathias: “Verstaat ge dat niet, Hypoliet? Madam Krielemans koopt een nummer bij hem en als dat nummer in de Koloniale Loterij wint, betaalt hij.”
Philidoor: “Ik betaal vanavond het groot lot uit aan madam Krielemans en om dat te vieren, trakteer ik mijn vrienden.”
Mathias: “Verstaat ge ’t nu nog niet? Hij trakteert, dat verstaat ge toch?”
Philidoor: “Dan trakteert ge en ge moet nog schoon woorden geven…”
Mathilde staat op het postkantoor.
Mathilde: “Dag meneer, ’t is nogal delicaat, meneer, kent ge soms mijn broer, de schipper Mathias?”
Postbediende: “Zeker madame, hij is vandaag nog hier geweest en u zijt Mathilde, pardon madame Mathilde zeker, ik ken u natuurlijk van de televisie.”
Mathilde: “Ha, dat valt dan mee. Ziet u meneer, de schipper is hier zijn pensioentje komen halen en nu missen we daar honderd frank in. Maar meneer, u moet het zo niet opnemen, hij is van hier nog twee winkels binnen gegaan en hij kan die 100 frank ook onderweg verloren hebben. Dus dat wil niet zeggen…maar ik dacht zo…in het voorbijgaan, ik ga het toch maar eens vragen. Neemt u me dat niet kwalijk meneer…”
PB.: “Absoluut niet, Mathil, madame wil ik zeggen…ik kan dat nu niet zien, maar ik kan dat wel zeggen als ik straks mijn kas opmaak. Dan moet ik 100 frank teveel hebben, nietwaar, dat kan niet missen. Neen, dat gaat hier allemaal tot op de centiem na juist, u mag gerust zijn.”
Mathilde: “O, dan ist goed, dat is heel vriendelijk meneer.”
PB.: “En dan stuur ik u een berichtje, dat u die 100 frank mag komen halen, of ik breng ze zelf, ik heb u adres…”
Mathilde: “Meneer, ik kan u niet genoeg bedanken.”
PB.: “Zonder dank Mathil…madam…madam Mathil.”
Mathilde: “Dag meneer, merci meneer.”
Zwijgend zitten de 3 vrienden op een terras. Achter 3 lege pinten. Een garçon komt die vervangen door 3 volle. Na enkele ogenblikken zetten ze tegelijk het glas aan de mond, zichtbaar tevreden genieten ze van het dagelijks bestaan.
Mathilde staat ondertussen voor de toog van de kruidenierswinkel. De boezems van Mathilde en de winkelvrouw rusten allebei op het toogblad.
Mathilde: “Madam, het is nogal delicaat, ziet ge…”
Madame: “Ja, madam Mathil.”
Mathilde: “Daarom wil ik het niet vragen, waar de klanten het horen…”
Mad.: “Neen, madam Mathil.”
Mathilde: “Ge moogt het ook niet kwalijk nemen…”
Mad.: “Neen madam Mathil, absoluut niet…”
Mathilde: “Mijn broer, schipper Mathias, u kent hem misschien…”
Mad.: “Zeker, madam Mathil, hij is daarstraks nog hier geweest.”
Mathilde: “’t is juist dat, ziet u madame.”
Mad.: “Ja, madam Mathil.”
Mathilde: “Hij mist nu een briefje van 100 frank.”
Mad.: “Maar madam !”
Mathilde: “Maar dat wil ik niet zeggen, madam, want hij is ook op de post geweest en nog in een andere winkel en hij kan het ook op de straat verloren hebben, is ’t niet waar, madame?”
Mad.: “Zeker, madam Mathil.”
Mathilde: “Dat wil ik dus absoluut niet zeggen.”
Mad.: “Neen, madam.”
Mathilde: “Maar omdat ik hier nu toch passeerde dacht ik in mijn eigen…ik ga het toch maar eens vragen, verstaat ge, madam?”
Mad.: “Neen, madam.”
Mathilde: “Neen, madam?”
Mad.: “Neen madame, dat weet ik veel te goed. Het was 157 frank zeventig en hij heeft betaald met 2 briefkes van 100 frank.”
Mathilde: “Waren het er geen 3 madam?”
Mad. “Och madam toch…’t is toch wreed, hé madam Mathil.”
Mathilde: “Och madam.”
Mad.: “Gij stuurt dan uw eigen broer…”
Mathilde: “Och madam.”
Mad.: “En ge peinst…’t is toch ne volwassen mens, goed bij zijn verstand.”
Mathilde: “Och madam !”
Mad.: “En ge moet dat achterna lopen, is ’t nie waar madam Mathil?”
Mathilde: “Nog erger dan een kind, madam…”
Mad.: Och madam Mathil.”
Mathilde: “En ge moet de mensen affronteren voor honderd frank!”
Mad.: “’t Is wreed madam Mathil.”
vervolgt
walk on with hope in your heart
And you'll never walk alone...
And you'll never walk alone...
-
Robol - Lid geworden op: 25 dec 2004, 14:48
- Locatie: Beringen

Op het caféterras zitten Mathias en Philidoor naast elkaar in dezelfde extatische vrede. De wijmen stoel van Hyppoliet is ledig, zijn glas ook. De glazen van Mathias en Philidoor zijn vol.
Plilidoor: “Hij is daar!”
Hyppoliet verschijnt en zet zich neer, hij ziet dat zijn glas leeg is en dat van zijn maten vol. Hij kijkt van zijn glas naar Philidoor, maar die doet of hij dat niet bemerkt.
Mathias: “Wat zei madam Krielemans?”
Hyppoliet: “Dat, Hyppoliet , zei ze.”
Mathias: “ Ha, ze sprak dan toch met twee woorden.”
Philidoor, voor zich uitkijkend: “Is dat alles?”
Hyppoliet: “Nen dikke kus voor Philidoor, zei ze, ik hoop dat hij toch nog altijd trakteert.”
Mathias en Philidoor kijken naar het glas van Hypoliet en drinken het hunne tegelijk leeg.
Mathias: “Heeft ze haar nummer opgeschreven?”
Philidoor: “Hebt ge een afschrift van haar nummer?”
Hypoliet: “Neen, een voorschrift, zij heeft een afschrift…en ik hoop, zei ze, dat Philidoor nog altijd trakteert…”
De slager laat juist zijn rolluik neer. Mathilde stormt op hem af.
Mathilde: “Sluit ge al zo vroeg, Henri, wat is er te doen?”
Slager: “” ’t Is vrijdag, é, m’n kinneke, ’s vrijdags altijd, é.”
Mathilde: “Oeioei en ik moet nog iets vragen…”
Slager: “ En we gaan naar den Eldorado, é, ’t is trekking.”
Mathilde: “Trekking?”
Slager: “Maar me kinneke, weet ge dat niet? Van de Koloniale Loterij.”
Mathilde: “Och, flauwe kul!”
Slager: “Mathil! Hoe kunt ge zo iets zeggen!”
Mathilde: “Allemaal flauwe kul!”
Slager: “Maar kinneke lief, ik ga dadelijk ’n miljoen winnen, sé…is dat flauwe kul?”
Mathilde: “Och, Rik!”
Slager: “Watte ! Als ’t geen tien miljoen is !”
Mathilde: “Is onze schipper bij u niet in de winkel geweest?”
Slager: “Ja. Maar Mathil! Madam! Het geluk komt naar u toe! Het komt naar den Eldorado! Is het nog teveel een simpel boekske te kopen, honderd frank, wat is honderd frank? Moet het eerst zijn miljoen bij u thuis op de tafel komen leggen eer ge u de moeite geeft een boekske te kopen? Hebt ge nooit horen spreken over de soep van Niel?”
Mathilde: “Neen, maar weet ge nog wat de schipper gekocht heeft, Henri?”
Slager: “Neen, dat weet ik niet meer. De soep van Niel Mathil, luister nu goed!”
Mathilde: “Ge weet zeker ook niet meer, wat de schipper betaald heeft?”
Slager: “Neen, dat weet ik ook niet, maar waarom wilt ge niet luisteren…”
Mathilde: “Ik moet geen soep hebben.”
Slager: “Ge hebt ongelijk, Mathil, groot ongelijk. Een verstandige vrouw gelijk gij…hoe is het mogelijk! Honderd frank en ge kunt een miljoen winnen, nu vandaag, nu seffens, hier in den Eldorado…”
Mathilde: “Heeft de schipper geen 100 frank teveel betaald?”
Slager: “Ha, dat kan zijn, dat weet ik niet…”
De slager grijpt in zijn broekzak en haalt een slordige hoop bankbiljetten boven, haalt er een briefje van 100 uit en reikt het aan Mathilde. Maar zij wil het niet aannemen. De slager neemt haar hand en legt het biljet erin. Maar Mathilde neemt het niet aan.
Ondertussen pleit de slager: “Mathilleke, luister nu eens mijn kinneke. Gij hebt verstand…Er zijn maar 10 op 100 vrouwen die iets hebben dat er op lijkt…Maar gij hebt verstand, mijn kinneke, anders zou ik mijn Latijn aan u niet verkwisten. Luister Mathilleke. Ne goeie raad. Grijp deze kans. Ik zal niet zeggen dat ge zult winnen. Verre van daar. Ge zult waarschijnlijk niet winnen. Ik ben ne realist. Ge zult niet winnen, Mathil.”
Mathilde: “Gij zijt goed!”
Slager: “Ja, ge zult uw 100 frank kwijt zijn. En toch moet ge dat doen. Ge zult dat doen voor de schipper, ge zult dat doen voor Marrianneke…ge zult dat doen voor u eigen. Want ik ken u. Ge zijt een vrouw met verstand, maar surtout een vrouw met een groot hart.
Mathilde is duidelijk in haar gemoed geraakt.: “Ik heb dat nog nooit gedaan, de schipper ook niet, wij zijn daar altijd tegen geweest.
Slager: “Een reden te meer Mathilleke, om het nu te doen…Want als ge het niet doet…”
De slager grijpt voor de 2de keer de hand van Mathilde om er het bankbiljet in te leggen.
Mathilde: “Rik, ik moet die 100 frank niet hebben.”
Slager: “En ge zegt dat de schipper…”
Mathilde: “Ik vraag of de schipper…”
Slager; “Awel, dan is dat zo…”
Hij duwt ongeduldig het briefje in haar hand.
Slager: “Want als ge het niet doet en ge hoort dat straks het groot lot gewonnen is door nummer zoveel, dan zult ge denken aan ’t geluk van die mens en ge zult zeggen, gij vrouw met verstand en hart, om de schipper en Marianneke dat geluk te gunnen, had ik geen 100 frank over.”
Mathilde: “Ik za l toch niet winnen, zegt ge.”
Slager: “Neen, dat is zo goed als zeker. Maar ge zult content zijn.”
Mathilde: “Ja?”
Slager: “Ja! Content zijn! Eén nummer heeft een miljoen gewonnen, twee nummers een half miljoen, tien nummers honderd duizend frank en ge zult zeggen…voor al dat geluk heb ik 100 frank gegeven, aldat geluk heeft mij maar 100 frank gekost. Die 100 frank doen mij geen zeer en ik heb ze er gaarne voor over. Ik zal misschien zelf ook eens zo gelukkig zijn en dan zullen er honderdduizenden daar hun 100 frank voor gegeven hebben.
Mathilde: “Maar Rik, deze 100 frank.”
Slager: “Begint ge daar weer over, kinneke? Gij hebt het geld in uw hand, daar is de post, hij gaat binnen 5 minuten toe.
De slager kijkt op zijn uurwerk.: “Oei al zo laat! Loopt maar. “ Rik verdwijnt in zijn winkel.
vervolgt
Laatst gewijzigd door Robol op 12 feb 2008, 19:14, 1 keer totaal gewijzigd.
walk on with hope in your heart
And you'll never walk alone...
And you'll never walk alone...
-
_Nele_ - Lid geworden op: 06 feb 2007, 19:20
Robol,
stoor ik niet?Leuk lezen,hoor!
Nog een laatste valentijntje!
Hoe zou ik...
hoe zou ik je niet
herkennen in de
nevels en de
zonnestralen
in de wolkenslierten
in elke bloem
geurend door
me heen??
in de wind
en de regen
kom ik je tegen
en zie ik jou!
Nele

stoor ik niet?Leuk lezen,hoor!
Nog een laatste valentijntje!
Hoe zou ik...
hoe zou ik je niet
herkennen in de
nevels en de
zonnestralen
in de wolkenslierten
in elke bloem
geurend door
me heen??
in de wind
en de regen
kom ik je tegen
en zie ik jou!
Nele

-
Robol - Lid geworden op: 25 dec 2004, 14:48
- Locatie: Beringen
Beste Nele,
hier stoort niemand...het was mijn bedoeling om hier tussen de bedrijven door een stukje te plaatsen. Onderbroken door gedichtjes en andere schrijfsels...geen reclame, want die was er ten tijde van de schipper nog niet...Misschien werden ze wel gesponsord door De Koloniale loterij, toch de voorloper van de Lotto...(Na de onafhankelijkheid van Congo veranderde de naam van deze loterij in Afrikaanse Loterij en later in Nationale Loterij.)
mvg
Robbe
hier stoort niemand...het was mijn bedoeling om hier tussen de bedrijven door een stukje te plaatsen. Onderbroken door gedichtjes en andere schrijfsels...geen reclame, want die was er ten tijde van de schipper nog niet...Misschien werden ze wel gesponsord door De Koloniale loterij, toch de voorloper van de Lotto...(Na de onafhankelijkheid van Congo veranderde de naam van deze loterij in Afrikaanse Loterij en later in Nationale Loterij.)
mvg
Robbe
Laatst gewijzigd door Robol op 12 feb 2008, 19:06, 1 keer totaal gewijzigd.
walk on with hope in your heart
And you'll never walk alone...
And you'll never walk alone...
-
Robol - Lid geworden op: 25 dec 2004, 14:48
- Locatie: Beringen
Nog steeds zitten de vrienden voor het café.
Het is duidelijk te merken dat ze al wat gedronken hebben…Mathias: “Ge kunt dit zeggen, Philidoor en ge kunt dat zeggen Hyppoliet…”
Philidoor: “Dit!”
Hyppoliet: “Dat!”
Mathias: “Ge kunt zus zeggen, Philidoor en ge kunt zo zeggen, Hyppoliet…”
Philidoor: “Zus”
Hyppoliet: “Hij zegt zus, ik zeg broer.”
Mathias: “Ge kunt si en la zeggen…”
Phildoor: “Si”
Hyppoliet: “La”
Mathias: “Ik zeg dat het leven schoon is. En als ik zeg dat het schoon is, dan wil ik eigenlijk zeggen dat het eigenlijk niet schoon is.”
Philidoor:“Hewel, dan moet ge dat zeggen.”
Mathias: “Ik zeg het toch.”
Philidoor:”Neen, ge wilt zeggen dat het niet schoon is en ge zegt dat het toch schoon is.”
Mathias: “Pardon, ge moet mijn woorden niet verdraaien, Philidoor.”
Philidoor: “Als ge wilt zeggen dat iets niet schoon is moet ge zeggen dat het niet schoon is en niet dat het schoon is.”
Hyppoliet: “Schipper, een deur moet open of toe zijn.”
Mathias: “Maar hoor dat nu eens! Fascist!”
Hyppoliet: “Moet ze open en toe zijn?”
Mathias: “Hier moet niemand en niets. Wij zijn hier in een vrij land. En als ik zeg in een vrij land, wil ik zeggen eigenlijk niet vrij.”
Philidoor: “Mathias, waarom zegt ge toch altijd wit als ge wilt zeggen zwart? Zeg dan zwart!”
Mathias:”Zwart? Dat ziet ge van hier! Wit zeg ik! Schoon zeg ik! Het leven is schoon. En als ik zeg schoon, wil ik zeggen, niet dikwijls. En als ik zeg, niet dikwijls wil ik zeggen: dikwijls niet. Ne grote Griekse filisoof…”
Mathilde legt een zestal dynamische stappen af in het postkantoor en ziet het winket juist voor haar neus dicht gaan. Het winket is geheel ondoorzichtig. Ze klopt gejaagd op het winket. Geen antwoord. Ze klopt opnieuw. Geen antwoord. Ze klopt heel driftig…
Postbediende: “Gesloten!”
Mathilde: “Meneer, ’t is voor een boekje van de loterij…”
PB: “Gesloten!”
Mathilde: “Ne second asteblieft meneer…”
PB: “’t Is te laat madam.”
Mathilde: “Meneer, ’t is madam Mathil voor ’n boeksken.”
PB.: “ ’t Is heel spijtig madam, maar ik mag niet meer open doen, de post is gesloten.”
Mathilde:”Meneer, die ene second kan toch de zaak niet maken, niet waar?”
PB:”Madam, het spijt me, maar het is niet mogelijk…”
Toch gaat het valluik lichtjes omhoog, een mannenhand schuift er onderdoor, met een lotje, een vinger wenkt om het geld, waarschijnlijk heeft de bediende een beetje schrik van de postmeester, in zijn buurt, want hij gaat verder: “De post is geen café, madam. Een café kan een kwartier langer open blijven, een uur als ge wilt. De post sluit op de minuut. Anders kunnen wij hier dag en nacht blijven zitten. Een café is zijn eigen meester, wij niet. Wij zijn staatsbedienden.”
Mathilde:”Amai, merci, ik weet ook dat het hier geen café is en dat ge geen uur te laat moet komen…maar die ene second, merci zulle…”
Ze pakt het boekske aan en legt 100 frank in de hand van de bediende.
PB.: “Jawel madam, anders worden wij gestraft en we nog werk genoeg, de kas maken en zo. Dat moet ook allemaal gebeuren en plicht is plicht…”
Het valluik gaat dicht.
Mathilde: “Ik zal het goed onthouden, meneer, als ze me vragen waar de mensen vriendelijk en beleefd zijn…dan zal ik zeggen: de post.”
PB: Zeg wat ge wilt madam. Ik zeg dat de post gesloten is en ’t heeft nu lang genoeg geduurd…
vervolgt
Het is duidelijk te merken dat ze al wat gedronken hebben…Mathias: “Ge kunt dit zeggen, Philidoor en ge kunt dat zeggen Hyppoliet…”
Philidoor: “Dit!”
Hyppoliet: “Dat!”
Mathias: “Ge kunt zus zeggen, Philidoor en ge kunt zo zeggen, Hyppoliet…”
Philidoor: “Zus”
Hyppoliet: “Hij zegt zus, ik zeg broer.”
Mathias: “Ge kunt si en la zeggen…”
Phildoor: “Si”
Hyppoliet: “La”
Mathias: “Ik zeg dat het leven schoon is. En als ik zeg dat het schoon is, dan wil ik eigenlijk zeggen dat het eigenlijk niet schoon is.”
Philidoor:“Hewel, dan moet ge dat zeggen.”
Mathias: “Ik zeg het toch.”
Philidoor:”Neen, ge wilt zeggen dat het niet schoon is en ge zegt dat het toch schoon is.”
Mathias: “Pardon, ge moet mijn woorden niet verdraaien, Philidoor.”
Philidoor: “Als ge wilt zeggen dat iets niet schoon is moet ge zeggen dat het niet schoon is en niet dat het schoon is.”
Hyppoliet: “Schipper, een deur moet open of toe zijn.”
Mathias: “Maar hoor dat nu eens! Fascist!”
Hyppoliet: “Moet ze open en toe zijn?”
Mathias: “Hier moet niemand en niets. Wij zijn hier in een vrij land. En als ik zeg in een vrij land, wil ik zeggen eigenlijk niet vrij.”
Philidoor: “Mathias, waarom zegt ge toch altijd wit als ge wilt zeggen zwart? Zeg dan zwart!”
Mathias:”Zwart? Dat ziet ge van hier! Wit zeg ik! Schoon zeg ik! Het leven is schoon. En als ik zeg schoon, wil ik zeggen, niet dikwijls. En als ik zeg, niet dikwijls wil ik zeggen: dikwijls niet. Ne grote Griekse filisoof…”
Mathilde legt een zestal dynamische stappen af in het postkantoor en ziet het winket juist voor haar neus dicht gaan. Het winket is geheel ondoorzichtig. Ze klopt gejaagd op het winket. Geen antwoord. Ze klopt opnieuw. Geen antwoord. Ze klopt heel driftig…
Postbediende: “Gesloten!”
Mathilde: “Meneer, ’t is voor een boekje van de loterij…”
PB: “Gesloten!”
Mathilde: “Ne second asteblieft meneer…”
PB: “’t Is te laat madam.”
Mathilde: “Meneer, ’t is madam Mathil voor ’n boeksken.”
PB.: “ ’t Is heel spijtig madam, maar ik mag niet meer open doen, de post is gesloten.”
Mathilde:”Meneer, die ene second kan toch de zaak niet maken, niet waar?”
PB:”Madam, het spijt me, maar het is niet mogelijk…”
Toch gaat het valluik lichtjes omhoog, een mannenhand schuift er onderdoor, met een lotje, een vinger wenkt om het geld, waarschijnlijk heeft de bediende een beetje schrik van de postmeester, in zijn buurt, want hij gaat verder: “De post is geen café, madam. Een café kan een kwartier langer open blijven, een uur als ge wilt. De post sluit op de minuut. Anders kunnen wij hier dag en nacht blijven zitten. Een café is zijn eigen meester, wij niet. Wij zijn staatsbedienden.”
Mathilde:”Amai, merci, ik weet ook dat het hier geen café is en dat ge geen uur te laat moet komen…maar die ene second, merci zulle…”
Ze pakt het boekske aan en legt 100 frank in de hand van de bediende.
PB.: “Jawel madam, anders worden wij gestraft en we nog werk genoeg, de kas maken en zo. Dat moet ook allemaal gebeuren en plicht is plicht…”
Het valluik gaat dicht.
Mathilde: “Ik zal het goed onthouden, meneer, als ze me vragen waar de mensen vriendelijk en beleefd zijn…dan zal ik zeggen: de post.”
PB: Zeg wat ge wilt madam. Ik zeg dat de post gesloten is en ’t heeft nu lang genoeg geduurd…
vervolgt
walk on with hope in your heart
And you'll never walk alone...
And you'll never walk alone...
-
Bosrankje - Lid geworden op: 20 dec 2005, 20:42
- Locatie: Antwerpen
En ondertussen nog een gedichtje
van Emil Aarestrup, niet zo bekend
maar die ik heel graag lees.
Angst...
Hou me steviger vast
met je ronde armen ;
hou vast zolang je hart
nog bloed heeft om te warmen.
Nog even en wij scheiden
als de besjes aan de vlier ;
Nog even en wij verdwijnen
als luchtbellen in de rivier.
Emil Aarestrup (1800 tot 1856) woonde
als dichter en arts van 1827 tot 1838 in
Nysted, Denemarken.
In deze periode produceerde hij zijn meest
waardevolle werken.
Het huis van de dichter is gerestaureerd en
ziet er thans zo uit als 170 jaar geleden.
Lieve groetjes van ons beiden
van Emil Aarestrup, niet zo bekend
maar die ik heel graag lees.
Angst...
Hou me steviger vast
met je ronde armen ;
hou vast zolang je hart
nog bloed heeft om te warmen.
Nog even en wij scheiden
als de besjes aan de vlier ;
Nog even en wij verdwijnen
als luchtbellen in de rivier.
Emil Aarestrup (1800 tot 1856) woonde
als dichter en arts van 1827 tot 1838 in
Nysted, Denemarken.
In deze periode produceerde hij zijn meest
waardevolle werken.
Het huis van de dichter is gerestaureerd en
ziet er thans zo uit als 170 jaar geleden.
Lieve groetjes van ons beiden
Ik hou van het leven en geloof in de mensen !
Schrijven is als vrijen met de schoonheid van
woord en zin.....
Schrijven is als vrijen met de schoonheid van
woord en zin.....
-
Robol - Lid geworden op: 25 dec 2004, 14:48
- Locatie: Beringen
De 3 vrienden zitten nog steeds op het zomerse caféterras, in hun wijmen zetels. Mathias is ingedut en naast hem staat een garçon in witte jas en zwarte broek.
Philidoor: “Mathias, laat uw boeksken zien!”
Hyppoliet:”Allé Mathias, uw boekske…welk nummer hebt ge.”
Philidoor: Kijk eens in zijn binnenzak, Hyppoliet, daar zit het.”
Mathias schrikt wakker: “Héla!”
Hyppoliet: “Uw boekske, schipper, waar is uw boekske?”
Mathias: “Is Mathil daar?...”
Hyppoliet: “Mathil….Philidoor moet het nummer van uw boeksken opschrijven!”
Mathias: “Opschrijven? Wat moet Philidoor opschrijven?”
Hyppoliet:” Philidoor moet het nummer van uw boeksken opschrijven voor de garçon.”
Mathias:”Welke garçon…wij gaan naar den Eldorado.”
Hyppoliet:”Ge hebt geslapen, schipper, we kregen u niet wakker, in den Eldorado is ’t al afgelopen.
Mathias: “Heb ik gewonnen?”Philidoor: “Mathias, hoe kunnen wij dat weten als ge uw boeksken niet laat zien, als ge uw nummer niet geeft.”
Hyppoliet: “Binnen in ’t café zitten ze met 20 man naar de uitslag te luisteren en alles op te schrijven. Laat ons om de liefde Gods uw boekske zien, dan zal de garçon gaan vragen of ons nummers gewonnen hebben. ’t Is tijd om naar huis te gaan en we weten nog niets.”
Mathias: Ho! En waarom zegt ge dat dan niet?”
Philidoor: “We doen niets anders dan het altijd maar zeggen.”
Mathias: “Wat wilt ge nu…allé…Lawijt voor tien man, maar wat wilt ge?”
Hyppoliet: “Schipper, in één van uw zakken zit uw boeksken van de koloniale loterij. Laat ons het nummer zien, dan schrijft Philidoor het op en dan gaat de garçon binnen vragen of we gewonnen hebben.”
Mathias: “Hewel, zegt dat dan! Ge trekt de mensen de kleren van het lijf en ze weten niet waarom. Hier is mijn boekske…en wat moet ge nu nog hebben?”
Phildoor, schrijvend op de achterkant van een bierviltje: “Zevenhonderd twee en tachtig vijfhonderd twee en veertig…Alstublieft garçon!”
De garçon gaat het café binnen.
Hyppoliet: “Philidoor, heb ik nu miszien, of stonden daar 3 nummers op?”
Philidoor: “Natuurlijk!”
Hyppoliet:” Maar we hebben toch maar 2 loten? Dat van Mathias en dat van madam Krielemans.”
Philidoor: “En het uwe dan?”
Hyppoliet: “Ik heb geen lot gekocht!”
Philidoor: “Denkt ge dat ik dat hier allemaal heb kunnen betalen van die honderd frank van madam Krielemans? Als die op waren heb ik u ook een lot gegeven.”
Hyppoliet: “Dat is niet waar, ge hebt me niks gegeven.”
Philidoor: “Ge moet weer de puntjes op de i hebben. Ik heb u niets gegeven, maar ik heb voor u een nummer opgeschreven waarmee ge een miljoen kunt winnen.”
Hyppoliet: “Dat is nu nog schoner!”
Mathias, die weer dreigt in te dutten: “Wat is schoner?”
Philidoor: “Welja, is dat niet schoon?”
Hyppoliet: “En als ik dat miljoen nu win?”
Philidoor: “Dan betaal ik dat vanavond uit.”
Hyppoliet: “En als ik niet win?”
Phildoor: “Dan betaalt gij mij honderd frank, de helft van wat wij hier gedronken hebben.”
Hyppoliet: “Maar dat vind ik nu toch formidabel…Gijdrinkt…
Philidoor: “Gij ook. Mathias ook. Wij drinken alle drie.”
Hyppoliet: “En ik en madam Krielemans moeten dat betalen. Weet ge wat gij zijt, Philidoor?”
Philidoor: “Ja, Hyppoliet.”
Hyppoliet: “Een afzetter.”
Mathias: “Wie is een afzetter?”
Philidoor: “Trek dat woord in of ik vervolg u wegens eerroof!”
Hyppoliet lacht schamper
Philidoor: “Meneer, wat ik gedaan heb is een eerlijke zaak van assurantie. Gevaarlijk voor mij, maar eerlijk tegenover iedereen. Gij en madam Krielemans hebt mij ieder een premie van hondered frank betaald en ik verzeker u daarvoor tegen het gevaar van een miljoen te winnen.”
Mathias: “Wie wint ’n miljoen?”
Hyppoliet: “Och gij noemt dat een gevaar!”
Philidoor:”En hoe noemt gij dat?”
Hyppoliet: “Een geluk! Een miljoen winnen noem ik een geluk!”
Philidoor: “Dat doet de deur toe! Dus, ik heb tweehonderd frank gekregen, waarmee ik mijn vrienden heb getrakteerd en voor die tweehonderd frank loop ik het geluk twee miljoen te mogen betalen!”
De garçon komt terug buiten: “Heren, goed nieuws! Het eerste van de drie nummers wint duizend frank!” Hij kijkt op het briefje: Ja, het nummer 357.864 wint duizend frank!”
Een verslagen Philidoor: “M.m..madam Krielemans duizend frank…duzend…duzend frank aan mijn been…”
Garçon: “Wie van jullie wint weet ik natuurlijk niet…maar in ieder geval…duizend frank…dat is een schoon bedrag. De uitslag is officieel…de 2 andere nummers winnen niets, maar ge kunt niet alles hebben natuurlijk…”
Mathias is nu klaarwakker en neemt zijn boekje: “Twee honderd en vierduizend vijfhonderd achtenzestig, garçon, hebt ’t ge het wel goed nagezien?”
Garçon: “Goed nagezien, meneer de schipper. Niets.”
Mathias: “Somtijds geen 500 frank of zo? ’t Moet zoveel niet zijn.”
Garçon: “Neen, meneer de schipper.”
Mathias: “250 frank, allé…”
Garçon: “Ja, ik kan er ook niets aan doen, meneer de schipper. Maar heren, 3 boekskes, 300 frank…en ge wint er duizend…ik denk dat dat heel goed is!”
Hyppoliet:”Dat is niet waar, garçon, ’t had beter kunnen zijn. Madam Krielemans had 1000 frank kunnen winnen en ik ’n miljoen. Die meneer Philidoor zou dat liever gehad hebben. Maar ge moogt niet alles vragen. Het spreekwoord zegt: Wie het grote niet begeert, is het kleine niet weerd.”
Philidoor, nijdig: “Ja…en het spreekwoord zegt ook: ’t Is te laat de put gevuld als het kalf…(wijst op Hyppoliet) gedronken heeft…
De garçon gaat lachend terug binnen. De drie vrienden zitten er beduusd bij…
Mathias, stijf gezeten, rekt zich wat: “Wat gaan we nu doen?”
Philidoor: “Ja,wa… wat gaan we nu doen?”
Hyppoliet: “Wat gaan we doen?”
De 3 vrienden staan op. Een beetje weifelend welke richting, een beetje met onvaste stap…
vervolgt
Philidoor: “Mathias, laat uw boeksken zien!”
Hyppoliet:”Allé Mathias, uw boekske…welk nummer hebt ge.”
Philidoor: Kijk eens in zijn binnenzak, Hyppoliet, daar zit het.”
Mathias schrikt wakker: “Héla!”
Hyppoliet: “Uw boekske, schipper, waar is uw boekske?”
Mathias: “Is Mathil daar?...”
Hyppoliet: “Mathil….Philidoor moet het nummer van uw boeksken opschrijven!”
Mathias: “Opschrijven? Wat moet Philidoor opschrijven?”
Hyppoliet:” Philidoor moet het nummer van uw boeksken opschrijven voor de garçon.”
Mathias:”Welke garçon…wij gaan naar den Eldorado.”
Hyppoliet:”Ge hebt geslapen, schipper, we kregen u niet wakker, in den Eldorado is ’t al afgelopen.
Mathias: “Heb ik gewonnen?”Philidoor: “Mathias, hoe kunnen wij dat weten als ge uw boeksken niet laat zien, als ge uw nummer niet geeft.”
Hyppoliet: “Binnen in ’t café zitten ze met 20 man naar de uitslag te luisteren en alles op te schrijven. Laat ons om de liefde Gods uw boekske zien, dan zal de garçon gaan vragen of ons nummers gewonnen hebben. ’t Is tijd om naar huis te gaan en we weten nog niets.”
Mathias: Ho! En waarom zegt ge dat dan niet?”
Philidoor: “We doen niets anders dan het altijd maar zeggen.”
Mathias: “Wat wilt ge nu…allé…Lawijt voor tien man, maar wat wilt ge?”
Hyppoliet: “Schipper, in één van uw zakken zit uw boeksken van de koloniale loterij. Laat ons het nummer zien, dan schrijft Philidoor het op en dan gaat de garçon binnen vragen of we gewonnen hebben.”
Mathias: “Hewel, zegt dat dan! Ge trekt de mensen de kleren van het lijf en ze weten niet waarom. Hier is mijn boekske…en wat moet ge nu nog hebben?”
Phildoor, schrijvend op de achterkant van een bierviltje: “Zevenhonderd twee en tachtig vijfhonderd twee en veertig…Alstublieft garçon!”
De garçon gaat het café binnen.
Hyppoliet: “Philidoor, heb ik nu miszien, of stonden daar 3 nummers op?”
Philidoor: “Natuurlijk!”
Hyppoliet:” Maar we hebben toch maar 2 loten? Dat van Mathias en dat van madam Krielemans.”
Philidoor: “En het uwe dan?”
Hyppoliet: “Ik heb geen lot gekocht!”
Philidoor: “Denkt ge dat ik dat hier allemaal heb kunnen betalen van die honderd frank van madam Krielemans? Als die op waren heb ik u ook een lot gegeven.”
Hyppoliet: “Dat is niet waar, ge hebt me niks gegeven.”
Philidoor: “Ge moet weer de puntjes op de i hebben. Ik heb u niets gegeven, maar ik heb voor u een nummer opgeschreven waarmee ge een miljoen kunt winnen.”
Hyppoliet: “Dat is nu nog schoner!”
Mathias, die weer dreigt in te dutten: “Wat is schoner?”
Philidoor: “Welja, is dat niet schoon?”
Hyppoliet: “En als ik dat miljoen nu win?”
Philidoor: “Dan betaal ik dat vanavond uit.”
Hyppoliet: “En als ik niet win?”
Phildoor: “Dan betaalt gij mij honderd frank, de helft van wat wij hier gedronken hebben.”
Hyppoliet: “Maar dat vind ik nu toch formidabel…Gijdrinkt…
Philidoor: “Gij ook. Mathias ook. Wij drinken alle drie.”
Hyppoliet: “En ik en madam Krielemans moeten dat betalen. Weet ge wat gij zijt, Philidoor?”
Philidoor: “Ja, Hyppoliet.”
Hyppoliet: “Een afzetter.”
Mathias: “Wie is een afzetter?”
Philidoor: “Trek dat woord in of ik vervolg u wegens eerroof!”
Hyppoliet lacht schamper
Philidoor: “Meneer, wat ik gedaan heb is een eerlijke zaak van assurantie. Gevaarlijk voor mij, maar eerlijk tegenover iedereen. Gij en madam Krielemans hebt mij ieder een premie van hondered frank betaald en ik verzeker u daarvoor tegen het gevaar van een miljoen te winnen.”
Mathias: “Wie wint ’n miljoen?”
Hyppoliet: “Och gij noemt dat een gevaar!”
Philidoor:”En hoe noemt gij dat?”
Hyppoliet: “Een geluk! Een miljoen winnen noem ik een geluk!”
Philidoor: “Dat doet de deur toe! Dus, ik heb tweehonderd frank gekregen, waarmee ik mijn vrienden heb getrakteerd en voor die tweehonderd frank loop ik het geluk twee miljoen te mogen betalen!”
De garçon komt terug buiten: “Heren, goed nieuws! Het eerste van de drie nummers wint duizend frank!” Hij kijkt op het briefje: Ja, het nummer 357.864 wint duizend frank!”
Een verslagen Philidoor: “M.m..madam Krielemans duizend frank…duzend…duzend frank aan mijn been…”
Garçon: “Wie van jullie wint weet ik natuurlijk niet…maar in ieder geval…duizend frank…dat is een schoon bedrag. De uitslag is officieel…de 2 andere nummers winnen niets, maar ge kunt niet alles hebben natuurlijk…”
Mathias is nu klaarwakker en neemt zijn boekje: “Twee honderd en vierduizend vijfhonderd achtenzestig, garçon, hebt ’t ge het wel goed nagezien?”
Garçon: “Goed nagezien, meneer de schipper. Niets.”
Mathias: “Somtijds geen 500 frank of zo? ’t Moet zoveel niet zijn.”
Garçon: “Neen, meneer de schipper.”
Mathias: “250 frank, allé…”
Garçon: “Ja, ik kan er ook niets aan doen, meneer de schipper. Maar heren, 3 boekskes, 300 frank…en ge wint er duizend…ik denk dat dat heel goed is!”
Hyppoliet:”Dat is niet waar, garçon, ’t had beter kunnen zijn. Madam Krielemans had 1000 frank kunnen winnen en ik ’n miljoen. Die meneer Philidoor zou dat liever gehad hebben. Maar ge moogt niet alles vragen. Het spreekwoord zegt: Wie het grote niet begeert, is het kleine niet weerd.”
Philidoor, nijdig: “Ja…en het spreekwoord zegt ook: ’t Is te laat de put gevuld als het kalf…(wijst op Hyppoliet) gedronken heeft…
De garçon gaat lachend terug binnen. De drie vrienden zitten er beduusd bij…
Mathias, stijf gezeten, rekt zich wat: “Wat gaan we nu doen?”
Philidoor: “Ja,wa… wat gaan we nu doen?”
Hyppoliet: “Wat gaan we doen?”
De 3 vrienden staan op. Een beetje weifelend welke richting, een beetje met onvaste stap…
vervolgt
walk on with hope in your heart
And you'll never walk alone...
And you'll never walk alone...
-
Robol - Lid geworden op: 25 dec 2004, 14:48
- Locatie: Beringen
De woonkamer van Mathilde en Mathias is feestelijk verlicht. Er staan bloemen en versnaperingen op de tafel Mathilde, Marianneke en madam Krielemans nippen aan een glas champagne.
Mad. Kr.: “Verstaat ge daar nu iets van, Marianneke, ze gingen naar de post en dan naar den Eldorado. Daar hebben ze gehoord dat ik 1.000 frank heb gewonnen. Ze weten natuurlijk niet dat Mathil er honderdduizend heeft gewonnen.”
Mathilde: “Ik kan het nog steeds niet geloven. ’t Is precies of er iemand gaat binnenkomen om te zeggen: ’t is mis afgeroepen.”
Mad. Kr.:”Mathil, ge weet het nu toch al van 3 kanten…”
Marianne: “Ja, tante, ge weet het nu toch zeker…”
Mathilde: “Ik weet het, ik weet het wel, ik weet dat het waar is, maar ik ben zo gelukkig…(schreit)…niet voor mij. Maar voor de schipper…voor Marianneke. Dat ik hun kan zeggen…voor hun geluk heb ik 100 frank over gehad…allé, waar blijft die lanterfanter nu.”
Mad. Kr.: “Jaag u maar niet op, Mathil, dat is niet goed voor uw hart.”
Marianneke: “Ja, tante, hij zal wel komen”
Aan het venster verschijnt het hoofd van Hyppoliet.
Mad. Kr.: “’t Is dat ik zeg. Ze weten niet dat Mathil honderdduizend frank gewonnen heeft, maar ze weten toch dat ik duizend frank gewonnen heb. ’t Is precies of de mensen weten het al, want ik geloof dat ik iemand zag binnenkijken. ’t Is wat ik zeg, waarom komen ze niet af om te zeggen, madam Krielemans, proficiat. Dat doet altijd plezier. Ze krijgen elk honderd frank.”
Mathilde schrikt wat, met de gedachte ook moeten te trakteren: “Waarom?”
Mad. Kr.: “Ja, Mathil, zo ben ik. Als ’t meer geweest was zou ik meer geven. Zij hebben het boekske voor mij gehaald. Het zijn toch drij goei sloebers, hé Mathil.”
Het hoofd van Philidoor verschijnt voor het raam.
Marianneke: “Jazeker, madam Krielemans.”
Mad. Kr.: “Jazeker, drij goei sloebers, ik zie ze zo geren. Ik geloof dat er weer iemand aan het venster kwam loeren. Ja, de mensen horen dat dan zeggen en ze denken, daar zal het wel feest zijn. Mathil honderdduizend frank! Hewel Mathil, ’t is oprechtwaar, ik ben blijer om uw honderdduizend, dan om mijn duizend.”
Mathilde schreiend: “Ik ook, Louise.”
Marianneke: “Maar tanteke, ge moet dat zo niet zeggen.”
Mathilde schreit nog harder: “Ik ben zo gelukkig…Niet voor mij…voor de schipper…voor Marianneke!”
Marianneke: “Maar tanteke, ge moet daarvoor niet schreeuwen, hebt ge niet teveel gedronken?”
Mathilde: “Hij wil niet komen…ik drink van de zénuwe, ik kan niet zitten of staan. Zo ne lanterfanter, waar hangt dat nu uit?
Mathias hoofd verschijnt aan het venster, Marianneke herkent hem, maar ze zegt niets. Ze gaat wel kwansuis onverschillig voor het raam staan en met de hand op de het handvat wenkt ze hem onopvallend voor de anderen.Mad. Kr.: “’t Is dat ik zeg, Mathil, maar ge moogt u niet opwinden, dat is niet goed voor uw hart en ge moet nog lang plezier hebben van uw honderdduizend frank. Ik geloof dat ik weer iemand aan het venster zag. En ’t is dat ik het zeg, het zijn toch zo’n drij goei sloebers en ze krijgen van mij elk honderd frank. Wat geeft gij, Mathil?”
Mathilde:”Niks!”
Marianne:”Maar tanteke!”
Mathilde: “Niks, zeg ik.En dat ze eens durven binnenkomen…ze zullen ne post pakken. Ze zullen weten aan welke prijs…”
Voor het venster staan nu 3 koppen, ze gebaren naar Marianne. Gezien de toestand van Mathilde doet Marianne een “kalmaan” gebaar. Madam Krielemans is rechtgestaan en legt haar handen op de schouders van Mathilde: “Mathil, hoe kunt ge zo bestaan; Ge staat te beven op uw benen. Zo’n goei sloebers.”
Mathilde: “Dat is eender. Hij moet maar komen. Waarom moet ik mijn geluk alleen opkroppen? En van mij krijgen ze niks…dat ze eens durven binnenkomen…de lanterfanters…ge zult eens wat zien.
Mathias ziet in het gebaar van Marianne een geruststelling en ze doen teken dat ze naar binnen komen. Mathias op kop, onzeker, komen ze de huiskamer binnen, ze willen madame Krielemans gaan gelukwensen, maar Mathilde vangt de schipper in haar armen op en snikt aan zijn schouder. Mathias, stomverbaasd, ontsteld, klopt haar troostend op de schouder, terwijl madam Krielemans de twee anderen om de beurt uitvoerig omhelst. Met een schuinse blik houden ze wantrouwig in de gaten wat Mathias dient te ondergaan. Mathilde is sprakeloos.
Marianne: “Tante Mathil heeft honderdduizend frank gewonnen!”
Mad. Kr. tot Hyppoliet en Philidoor: “Mathil heeft honderdduizend frank gewonnen!”
Mathias: “Wat? Is het dat maar? Ik dacht dat er iemand dood was…”
Mathilde, de schipper omhelzend: “Gij se lanterfanter…ik ben zó gelukkig…niet voor mij!”
Mad; Kr.: “Philidoorke, waar is mijn boekske?”
Philidoor:” Ergens in mijn zakken, madam Krielemans. Ik heb het boekske voor u gekocht, ik ga morgen voor u de prijs halen en ge hebt het vòòr de middag.”
Mad.Kr.: “En ge krijgt uw deel nú…hier is 300 frak, voor ieder 100 frank.”
Hyppoliet: “Maar madam, dat willen wij niet!”
Philidoor geeft Hyppoliet een flinke por in de rug en zegt een beetje minder krachtdadig: “Neen, madam, dat willen we niet.”
Mad. Kr.: “Ik wil dat, Philidoor.”
Hyppoliet: “Geef het maar aan mij, ik ben schatbewaarder.”
Mathilde: “Dan krijgen ze van mij hun deel nu ook. Duizend frank voor voor u driën. Is’t goed? De rest is voor Marianneke.”
Er wordt aan de deur geklopt, Marianneke gaat opendoen, maar de bezoeker wil blijkbaar niet binnenkomen, zij staat bij hem in het portaaltje. Mathias neemt de 1.000 frank aan van Mathilde en brengt ze naar Philidoor. De 3 vrienden steken hun hoofden bij mekaar en voeren een geanimeerd gesprek onder de vertederende blikken van madam Krielemans en Mathilde.
Mathias, zacht: “Nu komen wij toe, hé Philidoor.”
Philidoor: “Dat denk ik toch. Er zal misschien nog een pint overschieten.
Madame Krielemans tot Mathilde: “Het zijn toch drei goei sloebers.”
Marianneke komt binnen met een briefje van 100 frank in de hand.:” Het was de bediende van de post. Hij wou niet binnenkomen omdat het hier feest is. Ik moest alleen maar dat briefke van honderd afgeven en aan tante zeggen dat hij zijn kas had opgemaakt en dat het uitgekomen was, gelijk tanteke dacht.”
vervolgt
Mad. Kr.: “Verstaat ge daar nu iets van, Marianneke, ze gingen naar de post en dan naar den Eldorado. Daar hebben ze gehoord dat ik 1.000 frank heb gewonnen. Ze weten natuurlijk niet dat Mathil er honderdduizend heeft gewonnen.”
Mathilde: “Ik kan het nog steeds niet geloven. ’t Is precies of er iemand gaat binnenkomen om te zeggen: ’t is mis afgeroepen.”
Mad. Kr.:”Mathil, ge weet het nu toch al van 3 kanten…”
Marianne: “Ja, tante, ge weet het nu toch zeker…”
Mathilde: “Ik weet het, ik weet het wel, ik weet dat het waar is, maar ik ben zo gelukkig…(schreit)…niet voor mij. Maar voor de schipper…voor Marianneke. Dat ik hun kan zeggen…voor hun geluk heb ik 100 frank over gehad…allé, waar blijft die lanterfanter nu.”
Mad. Kr.: “Jaag u maar niet op, Mathil, dat is niet goed voor uw hart.”
Marianneke: “Ja, tante, hij zal wel komen”
Aan het venster verschijnt het hoofd van Hyppoliet.
Mad. Kr.: “’t Is dat ik zeg. Ze weten niet dat Mathil honderdduizend frank gewonnen heeft, maar ze weten toch dat ik duizend frank gewonnen heb. ’t Is precies of de mensen weten het al, want ik geloof dat ik iemand zag binnenkijken. ’t Is wat ik zeg, waarom komen ze niet af om te zeggen, madam Krielemans, proficiat. Dat doet altijd plezier. Ze krijgen elk honderd frank.”
Mathilde schrikt wat, met de gedachte ook moeten te trakteren: “Waarom?”
Mad. Kr.: “Ja, Mathil, zo ben ik. Als ’t meer geweest was zou ik meer geven. Zij hebben het boekske voor mij gehaald. Het zijn toch drij goei sloebers, hé Mathil.”
Het hoofd van Philidoor verschijnt voor het raam.
Marianneke: “Jazeker, madam Krielemans.”
Mad. Kr.: “Jazeker, drij goei sloebers, ik zie ze zo geren. Ik geloof dat er weer iemand aan het venster kwam loeren. Ja, de mensen horen dat dan zeggen en ze denken, daar zal het wel feest zijn. Mathil honderdduizend frank! Hewel Mathil, ’t is oprechtwaar, ik ben blijer om uw honderdduizend, dan om mijn duizend.”
Mathilde schreiend: “Ik ook, Louise.”
Marianneke: “Maar tanteke, ge moet dat zo niet zeggen.”
Mathilde schreit nog harder: “Ik ben zo gelukkig…Niet voor mij…voor de schipper…voor Marianneke!”
Marianneke: “Maar tanteke, ge moet daarvoor niet schreeuwen, hebt ge niet teveel gedronken?”
Mathilde: “Hij wil niet komen…ik drink van de zénuwe, ik kan niet zitten of staan. Zo ne lanterfanter, waar hangt dat nu uit?
Mathias hoofd verschijnt aan het venster, Marianneke herkent hem, maar ze zegt niets. Ze gaat wel kwansuis onverschillig voor het raam staan en met de hand op de het handvat wenkt ze hem onopvallend voor de anderen.Mad. Kr.: “’t Is dat ik zeg, Mathil, maar ge moogt u niet opwinden, dat is niet goed voor uw hart en ge moet nog lang plezier hebben van uw honderdduizend frank. Ik geloof dat ik weer iemand aan het venster zag. En ’t is dat ik het zeg, het zijn toch zo’n drij goei sloebers en ze krijgen van mij elk honderd frank. Wat geeft gij, Mathil?”
Mathilde:”Niks!”
Marianne:”Maar tanteke!”
Mathilde: “Niks, zeg ik.En dat ze eens durven binnenkomen…ze zullen ne post pakken. Ze zullen weten aan welke prijs…”
Voor het venster staan nu 3 koppen, ze gebaren naar Marianne. Gezien de toestand van Mathilde doet Marianne een “kalmaan” gebaar. Madam Krielemans is rechtgestaan en legt haar handen op de schouders van Mathilde: “Mathil, hoe kunt ge zo bestaan; Ge staat te beven op uw benen. Zo’n goei sloebers.”
Mathilde: “Dat is eender. Hij moet maar komen. Waarom moet ik mijn geluk alleen opkroppen? En van mij krijgen ze niks…dat ze eens durven binnenkomen…de lanterfanters…ge zult eens wat zien.
Mathias ziet in het gebaar van Marianne een geruststelling en ze doen teken dat ze naar binnen komen. Mathias op kop, onzeker, komen ze de huiskamer binnen, ze willen madame Krielemans gaan gelukwensen, maar Mathilde vangt de schipper in haar armen op en snikt aan zijn schouder. Mathias, stomverbaasd, ontsteld, klopt haar troostend op de schouder, terwijl madam Krielemans de twee anderen om de beurt uitvoerig omhelst. Met een schuinse blik houden ze wantrouwig in de gaten wat Mathias dient te ondergaan. Mathilde is sprakeloos.
Marianne: “Tante Mathil heeft honderdduizend frank gewonnen!”
Mad. Kr. tot Hyppoliet en Philidoor: “Mathil heeft honderdduizend frank gewonnen!”
Mathias: “Wat? Is het dat maar? Ik dacht dat er iemand dood was…”
Mathilde, de schipper omhelzend: “Gij se lanterfanter…ik ben zó gelukkig…niet voor mij!”
Mad; Kr.: “Philidoorke, waar is mijn boekske?”
Philidoor:” Ergens in mijn zakken, madam Krielemans. Ik heb het boekske voor u gekocht, ik ga morgen voor u de prijs halen en ge hebt het vòòr de middag.”
Mad.Kr.: “En ge krijgt uw deel nú…hier is 300 frak, voor ieder 100 frank.”
Hyppoliet: “Maar madam, dat willen wij niet!”
Philidoor geeft Hyppoliet een flinke por in de rug en zegt een beetje minder krachtdadig: “Neen, madam, dat willen we niet.”
Mad. Kr.: “Ik wil dat, Philidoor.”
Hyppoliet: “Geef het maar aan mij, ik ben schatbewaarder.”
Mathilde: “Dan krijgen ze van mij hun deel nu ook. Duizend frank voor voor u driën. Is’t goed? De rest is voor Marianneke.”
Er wordt aan de deur geklopt, Marianneke gaat opendoen, maar de bezoeker wil blijkbaar niet binnenkomen, zij staat bij hem in het portaaltje. Mathias neemt de 1.000 frank aan van Mathilde en brengt ze naar Philidoor. De 3 vrienden steken hun hoofden bij mekaar en voeren een geanimeerd gesprek onder de vertederende blikken van madam Krielemans en Mathilde.
Mathias, zacht: “Nu komen wij toe, hé Philidoor.”
Philidoor: “Dat denk ik toch. Er zal misschien nog een pint overschieten.
Madame Krielemans tot Mathilde: “Het zijn toch drei goei sloebers.”
Marianneke komt binnen met een briefje van 100 frank in de hand.:” Het was de bediende van de post. Hij wou niet binnenkomen omdat het hier feest is. Ik moest alleen maar dat briefke van honderd afgeven en aan tante zeggen dat hij zijn kas had opgemaakt en dat het uitgekomen was, gelijk tanteke dacht.”
vervolgt
walk on with hope in your heart
And you'll never walk alone...
And you'll never walk alone...
-
Robol - Lid geworden op: 25 dec 2004, 14:48
- Locatie: Beringen
OVERLIJDEN JETJE CABANIER
Op 9 augustus 1984 overleed in Brussel actrice Jetje (Henriette) Cabanier. Ze was geboren te Herstal op 23 december 1891 en was als actrice verbonden aan de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) te Brussel. Ze raakte vooral bekend als "Mathilde" in de reeks "Schipper
naast Mathilde".

Op 9 augustus 1984 overleed in Brussel actrice Jetje (Henriette) Cabanier. Ze was geboren te Herstal op 23 december 1891 en was als actrice verbonden aan de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) te Brussel. Ze raakte vooral bekend als "Mathilde" in de reeks "Schipper
naast Mathilde".

walk on with hope in your heart
And you'll never walk alone...
And you'll never walk alone...
-
Robol - Lid geworden op: 25 dec 2004, 14:48
- Locatie: Beringen
Het legendarische tv-feuilleton "Schipper naast Mathilde" is nu ook op dvd beschikbaar; of althans alle negen uit 1958 tot 1963 daterende afleveringen die op film werden geregistreerd.
De immens populaire reeks uit de begintijd van de Vlaamse televisie liep van 10 mei 1955 tot 19 juli 1963. Er waren liefst 185 zwart-wit afleveringen, en die gingen, zoals in de beginjaren van de televisie gebruikelijk was, live op antenne.
Hoofdfiguren in de reeks zijn de gepensioneerde schipper Mathias (Nand Buyl), zijn zus Mathilde (Jet Cabanier), aangenomen dochter Marianneke (Francine De Weerdt) en vanaf 1959 het weesmeisje Marieke (Chris Lomme). Tot het kleurrijke groepje vrienden dat ten huize Mathias over de vloer komt, behoren de bemoeizieke Madam Krielemans (Josée Puissant), Hyppoliet Maréchal (René Peeters), Philidoor (Tuur Bouchez) en Sander (Jan Reussens).
Slechts negen afleveringen van het feuilleton bleven bewaard, omdat die, toevalligerwijs, met de 'kinescoop' opgenomen zijn: een filmcamera die registreerde wat er op het tv-scherm verscheen.
De box met drie dvd's bevat de negen bewaarde afleveringen plus enkele extra's, samen goed voor een speelduur van 440 minuten. Volgens verdeler Bridge Entertainment kost de box, uitgegeven in de reeks 'VRT Klassiekers', circa 25 euro.
Bron hbvl
De immens populaire reeks uit de begintijd van de Vlaamse televisie liep van 10 mei 1955 tot 19 juli 1963. Er waren liefst 185 zwart-wit afleveringen, en die gingen, zoals in de beginjaren van de televisie gebruikelijk was, live op antenne.
Hoofdfiguren in de reeks zijn de gepensioneerde schipper Mathias (Nand Buyl), zijn zus Mathilde (Jet Cabanier), aangenomen dochter Marianneke (Francine De Weerdt) en vanaf 1959 het weesmeisje Marieke (Chris Lomme). Tot het kleurrijke groepje vrienden dat ten huize Mathias over de vloer komt, behoren de bemoeizieke Madam Krielemans (Josée Puissant), Hyppoliet Maréchal (René Peeters), Philidoor (Tuur Bouchez) en Sander (Jan Reussens).
Slechts negen afleveringen van het feuilleton bleven bewaard, omdat die, toevalligerwijs, met de 'kinescoop' opgenomen zijn: een filmcamera die registreerde wat er op het tv-scherm verscheen.
De box met drie dvd's bevat de negen bewaarde afleveringen plus enkele extra's, samen goed voor een speelduur van 440 minuten. Volgens verdeler Bridge Entertainment kost de box, uitgegeven in de reeks 'VRT Klassiekers', circa 25 euro.
Bron hbvl
walk on with hope in your heart
And you'll never walk alone...
And you'll never walk alone...
-
Robol - Lid geworden op: 25 dec 2004, 14:48
- Locatie: Beringen
Schipper naast Mathilde
(slot)
Mathilde: “Wel, dat is dan gevonden geld, van hem niet en van mij niet, ik doe het bij de 1.000 frank. Ik neem vandaag niets meer aan dan honderdduizend frank! Hier zie, Philidoor.”
Hyppoliet tot Philidoor: “Zeg eens schoon, merci Mathil!”
Mathilde: “Wat een schone dag!”
Mathias: “Wat ne schonen avond é mannen.”
Mad. Kr.: “ ’t Is dat ik zeg. Zoveel geluk ineens.”
Er wordt weer geklopt en Marianneke doet open, de vrouw van de kruidenierswinkel komt binnen.”Pardon!” Ze doet een stap naar achter, maar komt toch binnen: “Goeien avond allemaal, goeienavond Mathil, excuseer dat ik nog zo laat binnenval, maar ik had het nieuws vernomen en ik dacht, ik ga nu madam Mathil toch nog proficiat wensen.”
Mathilde: “Merci madam, zet u neer en drink…”
Kruideniersvrouw: “Merci, madam Mathil, ’t is zo goed alsof ik het gehad heb. En we hebben onze kas opgemaakt en ge hebt gelijk, madam Mathil, we hadden 100 frank over. ’t Was iets meer, maar het kan in ieder geval zoveel niet zijn zonder die 100 frank. De klanten vergeten al eens op te rapen, wat ze terugkrijgen, maar dat maakt nooit zoveel.”
Mathilde: “Jamaar madam…”
De madam van de winkel legt de 100 frank op tafel. Philidoor schiet toe en schenkt haar een borreltje in.: “Neen, neen madam Mathil, juist is juist…neen meneer, dat is niet vandoen…allé als ge niet afhoudt.”
Mathilde: “Maar madam, ik denk toch…”
Kruideniersvrouw, nadat ze de borrel heeft binnengewipt: “Neen, madam Mathil, dat is zo…ge moogt gerust zijn, ik ben blij dat het onder de voeten uit is…en nu moet ik weg, mijne man zit buiten in de auto te wachten, de motor liet hij draaien…allé nog eens proficiat allemaal!”
De kruideniersvrouw verlaat het huis.
Philidoor neemt het briefje op en biedt het achtereenvolgens Mathilde en madam Krielemans aan.
Mathilde: “Ik wil dat geld niet.”
Mad. Kr.: “Ik ook niet.
Philidoor: “Ik wel.”
De drij goei sloebers steken weer de koppen samen voor een gewichtige financiële conferentie onder de op enige afstand staande vertederende blikken van de dames.
Mathias: “Hoeveel hebben we nu?”
Philidoor: “Vijftienhonderd.”
Mathias: “Dan zijn we uit ons kosten. ” Tot de dames: “We moeten eens rustig overleggen…we gaan efkes naar buiten…”
Mathilde: “Buiten? Gij? Neen…dat ken ik…wij gaan wel eventjes afwassen in de keuken…Binnenblijven, é Mathias, ge hebt het gehoord, é…kom Louise…kom Marianneke en breng de vuile glazen mee..”
Mathias: “Och Mathil…” Dan tot zijn makkers: “We mogen haar dat niet zeggen, zeg ik…waar is uw verstand?”
Philidoor: “Dat van hem, dat weet ik niet.”
Hyppoliet: “En dat van hem, dat heb ik.”
Mathias: “Madam Krielemans mag niet weten datwij geen lot voor haar gekocht hebben, want dan wil ze haar prijs niet en ze heeft er recht op.”
Hyppoliet: “Natuurlijk, of ze hem bij ons gewonnen heeft of bij de Koloniale Loterij, dat is precies hetzelfde…ze heeft er recht op.
Mathias: “En om haar de prijs te doen aannemen moeten we haar in het gedacht laten dat hij van de Koloniale Loterij komt. Dus zwijgen. Gij betaalt haar morgen de duizend frank die we van Mathil gekregen hebben. Hoeveel hebben we dan nog over?”
Philidoor: Vijfhonderd.”
Hyppoliet: “Hij heeft voor mij 100 frank betaald in het café.”
Mathias: “Neem er die van af, Philidoor…nog vierhonderd.”
Philidoor: “Gij hebt Mathil bedrogen voor honderd frank, schipper, ge moet die terug geven.
Philidoor biedt het biljet aan Mathias aan, maar die weigert.
Mathias: “Dat zal ik vanavond nog wel opbiechten, ze zal die wel kwijtschelden, ze is nu toch rijk. Nog vierhonderd…”
Hyppoliet: “Maar er zijn er 200 bij die niet van ons zijn, honderd van de post en honderd van de winkel.”
Philidoor: “Teruggeven?”
Mathias: “Willen we er 2 boekjes van de Koloniale Loterij van kopen?”
Philidoor en Hyppoliet eenstemmig: “Jaaa!”
Mathias: “Dan hebben we nog tweehonderd.”
Philidoor: “Dat is een appeltje voor de dorst…niet aankomen.
Een klop op het raam doen de vrienden opschrikken..Ze zien buiten een glunderende slager staan, met een grote bos bloemen in de hand. Die voelt zich de machtige weldoener, die het geluk in dit huis heeft gebracht. De vrienden begrijpen dit tafereel niet en Mathias roept: “Mathil!...Mathil…”
De slager wordt binnen gelaten, Hyppoliet en Phildoor hebben een vers glas genomen en wijden zich van nu af aan de champagne.
Slager tot Mathilde: “Héwel?”
Mathilde die begint te schreien: “Rik!” De slager heeft er deugd van.
Slager: “Wat heb ik u gezegd, é…Ziet ge het nu…hé…hier zie, ne boekee bloemen. Awel daar heb ik nu voor meer dan honderdduizend frank deugd van, sé….”
De glazen worden nog eens vol gedaan…
Einde
met vriendelijke groeten...
Robbe
(slot)
Mathilde: “Wel, dat is dan gevonden geld, van hem niet en van mij niet, ik doe het bij de 1.000 frank. Ik neem vandaag niets meer aan dan honderdduizend frank! Hier zie, Philidoor.”
Hyppoliet tot Philidoor: “Zeg eens schoon, merci Mathil!”
Mathilde: “Wat een schone dag!”
Mathias: “Wat ne schonen avond é mannen.”
Mad. Kr.: “ ’t Is dat ik zeg. Zoveel geluk ineens.”
Er wordt weer geklopt en Marianneke doet open, de vrouw van de kruidenierswinkel komt binnen.”Pardon!” Ze doet een stap naar achter, maar komt toch binnen: “Goeien avond allemaal, goeienavond Mathil, excuseer dat ik nog zo laat binnenval, maar ik had het nieuws vernomen en ik dacht, ik ga nu madam Mathil toch nog proficiat wensen.”
Mathilde: “Merci madam, zet u neer en drink…”
Kruideniersvrouw: “Merci, madam Mathil, ’t is zo goed alsof ik het gehad heb. En we hebben onze kas opgemaakt en ge hebt gelijk, madam Mathil, we hadden 100 frank over. ’t Was iets meer, maar het kan in ieder geval zoveel niet zijn zonder die 100 frank. De klanten vergeten al eens op te rapen, wat ze terugkrijgen, maar dat maakt nooit zoveel.”
Mathilde: “Jamaar madam…”
De madam van de winkel legt de 100 frank op tafel. Philidoor schiet toe en schenkt haar een borreltje in.: “Neen, neen madam Mathil, juist is juist…neen meneer, dat is niet vandoen…allé als ge niet afhoudt.”
Mathilde: “Maar madam, ik denk toch…”
Kruideniersvrouw, nadat ze de borrel heeft binnengewipt: “Neen, madam Mathil, dat is zo…ge moogt gerust zijn, ik ben blij dat het onder de voeten uit is…en nu moet ik weg, mijne man zit buiten in de auto te wachten, de motor liet hij draaien…allé nog eens proficiat allemaal!”
De kruideniersvrouw verlaat het huis.
Philidoor neemt het briefje op en biedt het achtereenvolgens Mathilde en madam Krielemans aan.
Mathilde: “Ik wil dat geld niet.”
Mad. Kr.: “Ik ook niet.
Philidoor: “Ik wel.”
De drij goei sloebers steken weer de koppen samen voor een gewichtige financiële conferentie onder de op enige afstand staande vertederende blikken van de dames.
Mathias: “Hoeveel hebben we nu?”
Philidoor: “Vijftienhonderd.”
Mathias: “Dan zijn we uit ons kosten. ” Tot de dames: “We moeten eens rustig overleggen…we gaan efkes naar buiten…”
Mathilde: “Buiten? Gij? Neen…dat ken ik…wij gaan wel eventjes afwassen in de keuken…Binnenblijven, é Mathias, ge hebt het gehoord, é…kom Louise…kom Marianneke en breng de vuile glazen mee..”
Mathias: “Och Mathil…” Dan tot zijn makkers: “We mogen haar dat niet zeggen, zeg ik…waar is uw verstand?”
Philidoor: “Dat van hem, dat weet ik niet.”
Hyppoliet: “En dat van hem, dat heb ik.”
Mathias: “Madam Krielemans mag niet weten datwij geen lot voor haar gekocht hebben, want dan wil ze haar prijs niet en ze heeft er recht op.”
Hyppoliet: “Natuurlijk, of ze hem bij ons gewonnen heeft of bij de Koloniale Loterij, dat is precies hetzelfde…ze heeft er recht op.
Mathias: “En om haar de prijs te doen aannemen moeten we haar in het gedacht laten dat hij van de Koloniale Loterij komt. Dus zwijgen. Gij betaalt haar morgen de duizend frank die we van Mathil gekregen hebben. Hoeveel hebben we dan nog over?”
Philidoor: Vijfhonderd.”
Hyppoliet: “Hij heeft voor mij 100 frank betaald in het café.”
Mathias: “Neem er die van af, Philidoor…nog vierhonderd.”
Philidoor: “Gij hebt Mathil bedrogen voor honderd frank, schipper, ge moet die terug geven.
Philidoor biedt het biljet aan Mathias aan, maar die weigert.
Mathias: “Dat zal ik vanavond nog wel opbiechten, ze zal die wel kwijtschelden, ze is nu toch rijk. Nog vierhonderd…”
Hyppoliet: “Maar er zijn er 200 bij die niet van ons zijn, honderd van de post en honderd van de winkel.”
Philidoor: “Teruggeven?”
Mathias: “Willen we er 2 boekjes van de Koloniale Loterij van kopen?”
Philidoor en Hyppoliet eenstemmig: “Jaaa!”
Mathias: “Dan hebben we nog tweehonderd.”
Philidoor: “Dat is een appeltje voor de dorst…niet aankomen.
Een klop op het raam doen de vrienden opschrikken..Ze zien buiten een glunderende slager staan, met een grote bos bloemen in de hand. Die voelt zich de machtige weldoener, die het geluk in dit huis heeft gebracht. De vrienden begrijpen dit tafereel niet en Mathias roept: “Mathil!...Mathil…”
De slager wordt binnen gelaten, Hyppoliet en Phildoor hebben een vers glas genomen en wijden zich van nu af aan de champagne.
Slager tot Mathilde: “Héwel?”
Mathilde die begint te schreien: “Rik!” De slager heeft er deugd van.
Slager: “Wat heb ik u gezegd, é…Ziet ge het nu…hé…hier zie, ne boekee bloemen. Awel daar heb ik nu voor meer dan honderdduizend frank deugd van, sé….”
De glazen worden nog eens vol gedaan…
Einde
met vriendelijke groeten...
Robbe
walk on with hope in your heart
And you'll never walk alone...
And you'll never walk alone...
