dag nachtmerrie

Dit is de rubriek die volledig voor poëzie en proza is voorbehouden.

bachje
Lid geworden op: 09 dec 2005, 09:26
Locatie: Nieuwpoort

30 mei 2006, 21:21

Zeven kiekens gingen,
op wandel na de noen.
Ze tjilpten en ze tjiepten,
lijk jonge kiekens doen.

Ze waren dikke maatjes,
al kippen van één nest.
Ze zochten fijne graantjes,
en vliegjes op de mest

Ze trokken dan naar buiten,
langs paadjes en door zand.
En wipten op de kluiten,
van ’t vers geploegde land

Ze vonden in een vore,
een lange vette pier
Ze riepen wat een grote,
we maken goede sier.

Ze zouden hem verdelen,
die dikke regenworm.
Maar vielen aan ’t krakelen,
het werd een echte storm.

Ze klauwden en ze pikten,
de veren stoven rond.
Totdat ze bijna stikten,
en elk daar bekaf stond.

Waar was hij nu, hun buit,
die lange vette pier.
Hij lag al onder een kluit,
te lachen van plezier.

En weder dikke vriendjes,
trokken ze huiswaarts toen.
Ze tjilpten weer en tjiepten,
lijk jonge kiekens doen.
Aan de schipper kent men zijn gasten

bachje
Lid geworden op: 09 dec 2005, 09:26
Locatie: Nieuwpoort

31 mei 2006, 09:53

Om nog eventjes in de sfeer van de kippetjes door te gaan wil ik jullie herinneren aan een gebeurtenis die, een goed jaar geleden, nog net de media haalde.
Een paar weken geleden echter, werd andermaal aandacht besteed, aan een tegenwoordig verwaarloosbaar item. Drugs…!
Als je om de haverklap geconfronteerd wordt met een steeds terugkerend probleem, gaat het op de duur vervelen, en onbewust verdwijnt hiermee ook de interesse.
Die middag echter, in het nieuws op VTM, zag ik een ‘oude’ bekende weer. De kippenboer van Dentergem. De gerechtelijke diensten hadden een cannabisplantage ontdekt op zijn farm.
Diezelfde man kwam in het verleden ook al in het nieuws, maar voor heel iets anders…
Mijn gedachten keren terug naar een feit dat de gemoederen toen heel even beroerde.
Vogelgriep…! Weinigen zullen zich nog het kleine incident herinneren, dat bij aanvang van die beruchte plaag plaatsvond. Waarom zouden we…? De wereld staat niet stil bij onbenulligheden, niet bij miljoenen doden in Afrika, niet bij de slachtoffers van een aardbeving op Java., en niet bij de dood van enkele vermoordde tieners. Waarom dan wel bij een paar kippetjes…? En dan nog op, een voor de meeste van ons onbekend idyllisch erfje in Dentergem?
Die dag scheen een bleke winterzon, zowel voor de rijke kippenboer, die zelfs bij benadering niet kon vertellen, hoeveel hij van die ongelukkige diertjes samenperste in de ellendige kleine hokjes, als voor de hoogbejaarde buurman, die een tiental van die bevoordeelde exemplaren bezat, dewelke dag in dag uit, gezellig keuvelend, vliegjes mochten zoeken op de mestvaalt. Het troepje kale scharrelkippen was eveneens hoogbejaard, omzeggens senioren, met veel moeite om de week een ei, maar dat kon hun oude baasje niet op andere gedachten brengen. Het was hem te doen om de genegenheid van zijn hennetjes, niet om de poen.
Het ietwat rommelige, maar olijke erfje van de oude was altijd een doorn geweest in het oog van de rijke kippenboer, en op een dag zag de valsaris zijn kans schoon. De oude was er even niet, en de snoodaard nam een paar kompanen onder de arm om een onwelriekende zaak te klaren.
Was de rijke kippenboer, alléén niet mans genoeg…? Nochtans was hij groot van stuk, minstens zes voet hoog, en woog tegen de vijftig pond.
De klokslagen op het middaguur waren nog niet van de lucht toen het drama zich voltrok. De zon stond nog altijd glazig aan een koude maar heldere winterlucht. Lui en lam lagen de kippetjes te ginnegappen, door een overvloedige maaltijd aan dikke mestwormen, in de zalig aandoende warmte van de dampende mesthoop. Ze ontzagen het zich, nog één poot voor de andere te zetten, en moeder kip vond het dan ook overbodig haar ondergeschikten te waarschuwen voor een donkere terreinwagen die langzaam het erf opdraaide.
Die soort wagens waren hier aan het verkeerde adres. Ten andere, de oude was niet thuis en ongenode bezoekers konden beter hun biezen pakken. De kippetjes die nog net niet in dromenland vertoefden staarden met ongeïnteresseerde spleetoogjes naar de drie ongure figuren die op het eerste gezicht veel gemeen hadden met jagers.
Jagers…?
De kippetjes sloten slaperig de oogleden. Hoe zalig toeven was het hier in de schrale winterzon, maar wat voor de drommel hadden jagers hier te zoeken? Op ons neerhof…? Moeder kip brak nog even haar koppetje, over een voor haar uiterst onontwarbaar probleem. Nog voor ze volledig weggleed, in de droom van een zalig aandoende nestwarmte, hierin dapper opgevolgd door haar soortgenoten, was ze de terreinwagen reeds lang vergeten.
Wat de kippetjes niet meer zagen, waren de geweren die de duistere types in aanslag brachten.
Twee tellen later lagen de hennetjes te zieltogen.

Een moord blijft ook bij zonneschijn een moord. Velde de magistraat van dienst dáárom een Salomonsoordeel:
“Een jaar effectief…, met onmiddellijke aanhouding.
Een onbillijke straf…? Misschien…
Gesteund door een buurtcomité, met een batterij verdedigers uit het kruim van de advocatuur, en een paar onzichtbare bonzen uit wie weet welk milieu achter de hand, zat de kippenboer op rozen. De magistraat kon zich niet lang staande houden. Het scheelde zelfs weinig, of hij schoot er zijn hachje bij in. Uiteindelijk mocht hij tevreden zijn met een blaam, én de overplaatsing naar een weliswaar pover postje.
Het jaar effectief,voor rekening van de kippenboer, werd in laatste instantie omgebogen tot een maand voorwaardelijk.
Toen de kippenboer, als vrij man door de straten van het landelijke Dentergem trok, was er veel volk op de been. Iedereen wou een blik opvangen van de man die een magistraat in zijn hemd had gezet.
Enkel de onfortuinlijke rechter dacht nog aan de kippetjes die hem bijna zijn kop hadden gekost. Natuurlijk kwam er op de edelachtbare zijn bord, óók wel af en toe eens kippenboutje, maar dat doet niets terzake. Wel de barbaarse wijze waarop de dieren door nietsontziende macho’s werden afgeslacht, dit vond de magistraat duidelijk een privé guerrillaonderneming, geen weidelijke opruiming.
Naar de beweegredenen van de kippenboer kunnen wij enkel raden. Wanneer het spook van een kippenvirus door de streek waart valt het oog van de overheid altijd op het kleine grut. Wie maakt er nog van zijn eikel om enkele verwaarloosde kippen?
De kippenboer, zat naar eigen zeggen verveeld met het feit, dat zijn bedrijf paalde aan dat idyllische erfje, en in zijn ziekelijke geest was hij er heilig van overtuigd dat dit plekje een broeihaard was van allerlei virussen.
Meer niet...? Tja, het erfje was in bouwvallige staat, en de kippenboer zocht gronden te koop. Had eigenlijk plaats tekort. Voor wat…? Kippen…, of cannabis…?
De kippenboer is de dans voor de tweede maal ontsprongen. Een Nederlander huurde een stuk van de bedrijfsgebouwen – ineens had de kippenboer plaats teveel – en die ‘Vliegende Hollander’ had natuurlijk al lang de hielen gelicht. Wás het commentaar van de kippenboer.

Huurt men voortaan killers in, om persoonlijke vetes op te lossen…? Om op te ruimen wat niet strookt met alle gangbare normen…? Wat doet men in de nabije toekomst met verdwaalde katten, of de vele loslopende honden…? En wat met de dolende kinderen…?
Hoe ver brengt ons de waanzin van een individu?
Aan de schipper kent men zijn gasten

bachje
Lid geworden op: 09 dec 2005, 09:26
Locatie: Nieuwpoort

01 jun 2006, 09:28

De muziek fluistert klanken in mijn oren.
Mijn gedachten zijn onbereikbaar
voor Jan en alleman.
De angst houdt de wacht
als een volleerd soldaat.

De moderne geniën van de tijd
hebben ze verjaagd naar
mijn eigen fantasiewereld.
Want ze waren vormloos
en nutteloos voor hun.

Zij wilden ze vergiftigen
met hun woorden en pillen.
Maar mijn gedachten,
ze waren slimmer
en liepen weg uit mijn hoofd.

Nu zit ik hier,
met mijn kop in het zand
en mijn gedachten zonder vrije loop.
Aan de schipper kent men zijn gasten

bachje
Lid geworden op: 09 dec 2005, 09:26
Locatie: Nieuwpoort

02 jun 2006, 13:40

De weergoden blijven dit jaar serieus in gebreke. Maar dat wist je al. Zou het liggen aan het feit, dat álles, wat ook maar enigszins fladdert, kwaakt, roekoet, of daarmee kan worden geassocieerd, een poosje aan de ophok plicht werd onderworpen? Nu, het doet er niet meer toe. De Heilige Geest in kwestie, was bij de eersten die het kot terug mochten verlaten, dat heb ik tot mijn grote ergernis deze morgen mogen ondervinden. Mijn karretje sliep verleden nacht onder de blote hemel en zat vanochtend vroeg totaal onder de duivenstront.
Soit, laat de minachting van de goden voor alles wat aards genot aangaat, voortaan mijn goed humeur niet bederven. Het is ooit anders geweest, en dan meer specifiek op die ene mooie lentedag in mei, een dag die hoogstwaarschijnlijk ontsnapt was aan de aandacht van de ‘Almachtigen’ daar boven, die blijkbaar met hun opgehokte frustraties geen blijf wisten. Precies die dag, kuierde ik wat doelloos, maar genietend van een lekker zonnetje, langs de, van jodium zwangere waterlijn van ons heerlijk Noordzeestrandje. Heerlijk…? Bij manier van spreken natuurlijk. Het was laagtij, en de kilometersbrede zandvlakte lag er effenaf troosteloos bij. Pakken rottend wier, bevolkt met zwermen vliegen en ander ongedierte, die niet tot de normale bewoners van de grote plas behoren, bezoedelden het strogele zand. Dat alles, samen met het wrakhout - stille getuigen van vergankelijkheid - waaruit roestende nagels hun scherpe angels richten naar gewillige blote voeten, was er net iets teveel aan. Spijts verhoogde inspanningen, kwam ik niet in de ‘mood’. Misschien lag het aan mij…
Een wriemelende massa, op zandkastelen verzotte naïevelingen, die met de moed der wanhoop oververzadigde snelwegen afdokkeren, op zoek naar een brok hapverse zuurstof, waren reeds druk in de weer om elkanders stekje in te pikken. Ondanks verwoede pogingen, lukte het mij niet om uit de krampachtig verwrongen gelaatstrekken der zonnekloppers van het eerste uur, het gehalte van hun tevredenheid op te meten.
Daarbij kwam nog, dat zij me stuk voor stuk begluurden met een zonderlinge blik - zoals alleen toeristen je kunnen bespieden - wanneer ze je gaan beschouwen als een belager van hun territorium.
Terdege ben ik er mij van bewust, dat de strijd om een plekje privacy, eerder het agressieve in de mens naar boven haalt dan de zo geprezen verdraagzaamheid, en dat in extreme gevallen, in ieder van ons zelfs een potentiële moordenaar gaat schuilen. Tenminste, dat beweert één van onze betere advocaten, meester Vermassen, en hij kan het weten…
Mochten jullie desondanks nog twijfelen aan ’s meesters stelling, pluis dan eerst de gevallen van verkeersagressie na.
We zijn met vélen op onze aardkluit. Met véél teveel…, dat is zo klaar als pompwater.
In mijn overtuiging gestaafd, door de kudde luidruchtige zandstormers, denk ik onwillekeurig terug aan een voorval van een paar jaren geleden.
Steve Stevaert werd toen bedreigt om zijn nogal drastisch, maar helemaal niet zo gek wetsvoorstel. Stevie vond dat de leeftijdsgroep van senioren de laatste decennia in dermate was aangedikt, dat de verontrustende proporties dringende maatregelen vereisten.
Stevie kreeg regelmatig bezoek van de Heilige Geest – toentertijd van ophokplicht nog lang geen sprake was – hetgeen duidelijk is af te leiden uit zijn legendarisch verleden.
Op een gezellige zondagvoormiddag, zo tussen douche en croissants was het weer zover...
Een uitstapregeling met premie…?
Sterven op zich, is bijlange niet zo erg als men het zich inbeeldt, enkel een kwaad ogenblik voor degene die het doormaakt. Voor nabestaanden biedt het alleen maar voordelen, als er daar naast nog wat te rapen valt is dat mooi meegenomen.
Stel je even voor, hoevéél vierkante kilometer territorium er in onze kontreien, in één klap vrijkomt.
Het leven in de straat neemt een draai van honderd tachtig graden. De begroting zit in vrije val. Rusthuizen worden omgetoverd tot vakantieoorden. Verzorgingssector…? Vergeet het...
Financieel gezien, voor iedereen een geweldige meevaller, toch…? En die uitstappremie…? De kinderen zullen ons dankbaar zijn, zeker weten.
Alhoewel…Nee Stevie, ik kan me goed voorstellen dat er iemand zich ‘gepakt’ voelde bij dat wetsvoorstel, en onze minister heel eventjes op de knoken wou tikken. Een kleine waarschuwing, zeg maar…
Gelukkig voor hem behoort het allemaal tot het verleden. De gemoederen zijn gesust, zijn geweten eveneens, en het postje van minister liet hij voor wat het waard was.
Intussen kijk ik uit naar het bootjesvolk, dat schijnbaar zorgeloos dobbert op het ritme van wind en golven.
En…, elke zonnige dag opnieuw, kan ik mij ergeren aan toeristen die zich als kleine kinderen blijven gedragen.
Waar bleef de tijd…?
Aan de schipper kent men zijn gasten

bachje
Lid geworden op: 09 dec 2005, 09:26
Locatie: Nieuwpoort

03 jun 2006, 11:58


Ik wou dat ik an 't end van 't jaar
een heel oud toverkissie had
den deelde ik met gulle hand,
d'r was veur alle mense wat.

Want in zo´n kissie zit veul goeds,
wat bloidskap en een stille lach,
ik ging er mee de huize langs
en gaf an ieder die ik zag:

een doosie kracht, een zakkie hoop,
een potje liefde, een handje moed
en bai 't afskaid zee ik nag:
Gebroik het 't ankommend jaar maar goed!

Vriendje


Dit gedichtje kreeg ik toegestuurd van een Nederlandse mailvriend. Het tekstje vond ik zó uniek, dat ik het toch even op het forum wou plaatsen.
bachje.










---------------------------------
SeniorenNet Mailgroepen http://www.SeniorenNet.be
Aan de schipper kent men zijn gasten

bachje
Lid geworden op: 09 dec 2005, 09:26
Locatie: Nieuwpoort

05 jun 2006, 17:28

weggehaald
Laatst gewijzigd door bachje op 19 dec 2009, 15:05, 1 keer totaal gewijzigd.
Aan de schipper kent men zijn gasten

bachje
Lid geworden op: 09 dec 2005, 09:26
Locatie: Nieuwpoort

06 jun 2006, 08:26

Recht vooruit zag ik tussen uiteenrafelende mistflarden een bouwsel, een constructie van het soort dat geleek op de betonwerven aan de kust, met her en der uitstekende metalen staven, een vlechtwerk van stalen netten, klaar om er de volgende dagen aan verder te werken. Midden in zee…?
En ik…, ik stevende er recht op af! In een uiterste krachtinspanning gooide ik het roer naar stuurboord, maar tegelijkertijd zwaaide het bouwsel…, het ding…, het achterschip, of wat het ook mocht zijn, mijn kant uit.
Dan maar bakboord…, dacht ik, ook dat bleek een vergissing, Het ding voer volle kracht vooruit zonder het gekende geluid van een stampende diesel. Verdomd, was het een spookschip…? Ik waagde me aan dek, maar kreeg nièt eens de tijd, noch om te kijken, noch om het één of andere reddende maneuver uit te voeren. Uit, wie weet wat voor donkere hoek kwam een nieuw en kleiner tuig aandrijven, snel en geluidloos, een 'vaartuigje' dat veel weg had van een zodiak. Drie gestalten… Ze wipten zomaar bij mij aan boord. Twee ervan hanteerden een eigenaardig wapen, dat veel weg had van een spuitbus en hielden het dreigend op mij gericht. Ik stond sprakeloos. En toen kwam de derde aan boord — waarschijnlijk de hoofdman van de bende—en stevende op mij af. De gewapende kerels droegen glinsterende metalen maskers, maar bij de derde kon ik enkel een wazige gele vlek onderscheiden, op de plaats waar zijn gelaat had moeten zijn. Hij ging me meteen voor naar het stuurhuis, terwijl ik door zijn twee kornuiten met een onzachte duw geboden werd te volgen. De hoofdman greep het stuurwiel vast, schakelde de automatische piloot uit en met de gashendel op volle kracht stuurde hij ons bootje rakelings langs het achterschip van het vreemdsoortige drijvende gevaarte, waarbij we bijna geheel onder de enorme spiegel verdwenen van het reusachtig gevaarte. Welk voor tuig het ook mocht wezen, het was zeker een kanjer van honderd meter of meer. Een beetje van terzijde, want ik durfde nauwelijks te bewegen, keek ik toe, hoe een reusachtige kraanarm de ton van de Middelkerkebank uit het water hees en aan boord bracht van het grote schip. Maar mijn verbazing steeg ten top, toen ik bij nader toezien moest vaststellen dat deze ton, wel die felgele kleur van de boei bezat, maar de zwarte band ontbrak eraan, en deze kanjer was wel tien keer zo groot als diegene die we zo goed kenden. Hier klopte iets niet…
Het klusje was waarschijnlijk geklaard, want mijn bewakers maakten aanstalten om ons bootje te verlaten. De man zonder gezicht schakelde de autopiloot weer in, alsof hij nooit iets anders had gedaan, keek me aan en toonde met gestrekte arm de koers die ik te varen had.
Recht vooruit, dat was duidelijk, en snel wegwezen. De drie gleden één voor één naar buiten en verdwenen over de reling. Ze hadden geen woord gesproken, ook niet onder elkaar.
Ik dacht opeens aan het dure visnet. Dat hing nog steeds achter het gat van onze boot aan, Charles zou razend zijn. Het net lag ongetwijfeld om en om gedraaid door dat korte maneuvreren. Ondoordacht sprong ik aan dek, nam een duikvlucht naar de winch, en begon met het winden van het hele boeltje, maar in mijn haast vergat ik het toerental van de motor te verlagen. Een ogenblik volkomen de kluts kwijt besefte ik tè laat dat het hele zootje om zeep draaide. Krampachtig turend in het woelwater achter de boot, waar de korrestok nu elk moment kon opduiken, verloor ik de kabeltrommels uit het oog. ‘t Was pas toen ik een scherpe pijn aan mijn hand gewaar werd dat ik in het vale licht dat door de kajuitvensters viel, de lagerblokken van de as zag loskomen. Bouten werden weggeslingerd, de zware as ging in de hoogte, en de trommels tolden als gek rond.
En toen..., toen was er die volkomen rust, een leegte rondom mij zonder schreeuwende metalen onderdelen. Niets dan stilte, een weldoende sluimertoestand waarbij men alles om zich heen als in een droom beleeft, men wil zich vastgrijpen aan de werkelijkheid, aan het leven…, maar de spieren weigeren dienst, voor de rest treft ons geen greintje pijn meer, geen angst…, men laat zich als het ware meedrijven.
Toen ik goed en wel ontwaakte, uit die kortstondige verdoving, leek alles van heel ver terug tot mij te komen.
Charles keek me bezorgd aan en bette het bloed op mijn aangezicht, mijn hand voelde stram aan. Ik betastte mijn voorhoofd waar een flinke bult voelbaar was, en een mooie wonde. Nog wat duizelig, kon ik toch de ravage aan de winch vaststellen. Het enige wat Charles zei, was dat er gauw een pleister op mijn hoofd moest, en dat ik mijn hand moest laten verzorgen zodra we thuiskwamen, dat we lelijk uit de koers gelopen waren, en dat we net en korrestok wel zouden vinden, eventueel met de ankerlier en de handtakel.
Zo snel mijn benen mij konden dragen haastte ik mij naar de stuurhut. Ver konden zij nog niet zijn, ik moest en zou de kapers terugvinden. Maar meer dan de gewone bakens was er op het groene scherm niet te bespeuren. Van het piratenschip: geen enkel spoor.
'Gaat het ?' Vroeg Charles toen ik sprakeloos in het ijle bleef staren.
Ja, het ging wel, maar ik zei hem dat er iets was geweest met de westelijke ton van de Middelkerkebank.
Toen hij mij met een veelbetekenende blik aankeek, en een beetje achterdochtig vroeg wat er dan wel was geweest met die ton, herpakte ik me, en zei flauwtjes ; 'ach, laat maar zitten'.
Aan de schipper kent men zijn gasten

bachje
Lid geworden op: 09 dec 2005, 09:26
Locatie: Nieuwpoort

08 jun 2006, 07:28

Laat ons als twee vogels vliegen
op de vleugels van de wind
laat ons elke keer genieten
als de nieuwe dag begint

Laat ons zoeken naar het wonder
laat ons drinken uit de graal
en laat ons zeggen als we oud zijn:
't was een schitterend verhaal.
Aan de schipper kent men zijn gasten

11je
Lid geworden op: 16 sep 2005, 21:47
Locatie: westerlo

08 jun 2006, 14:13

Ontluikende vriendschap
in woorden geboren.
Prachtige gedichten
die mijn hart bekoren.
Het gevoel jullie
al jaren te kennen.
Geen seconde
aan jullie moeten wennen.
Hopend op het begin van
een waardevol contact.
Op de een of andere manier
hebben jullie een stukje van
mijn hart gepakt.

Bedankt!!! 11je
Het maakt niet uit wat morgen brengt, vandaag ben ik gelukkig!

bachje
Lid geworden op: 09 dec 2005, 09:26
Locatie: Nieuwpoort

09 jun 2006, 19:09

Rugzak vol krijsende demonen
zuchten onder de loodzware last
Voortijdig oud
benen zwoegen
Zakken steeds stukjes door

Venijnige windvlagen
striemen als zweepslagen in gezicht
Tranende ogen
strooien kostbaar levensvocht
op onvruchtbare bodem

Iedere stap voorwaarts
tientallen achteruit
Hulpeloos, hopeloos

Koperen ploert brand ongenadig
onbeschermd hoofd
Geen oceaan in zicht
luchtspiegeling
Betovering van ogen

En het gelach
het helse gelach
Achteruit de rugzak
snerpende stemmen, nagels in rug
vullen de geteisterde geest

Lopen, rennen, schuifelen, kruipen
blik strak op de einder
Lichaam in wanhoop naar voren gooien
De rest volgt als vanzelf
Toch…?
Aan de schipper kent men zijn gasten

bachje
Lid geworden op: 09 dec 2005, 09:26
Locatie: Nieuwpoort

11 jun 2006, 23:02

Geluk dat is geen kathedraal
Misschien een klein kapelletje
Geen kermis luid en kolossaal
Misschien een carrouselletje
Geluk is geen zomer
van smetteloos blauw
Maar nu en dan een zonnetje
Geluk dat is geen zeppelin
‘t is hooguit een ballonnetje…

Toon Herremans
Aan de schipper kent men zijn gasten

bachje
Lid geworden op: 09 dec 2005, 09:26
Locatie: Nieuwpoort

13 jun 2006, 17:14

Een heel oud echtpaar ging naar bed,
op het kastje twee bekertjes met tanden.
Vol liefde keek hij naar zijn vrouw
en streelde haar rimpelige handen,

Hij zei: ‘al meer dan zestig jaar
zijn wij gelukkig meid.
Geloof me als ik zeg:
‘voor geen miljoen wil ik je kwijt’

‘Dat weet ik jongen, zei de vrouw,
ook jij bent niet te koop.
Nog niet voor twee miljoen,
en dat…is een hele hoop.’

Ze lagen daar tezamen
al op de rand van hun leven.
Twee mensen die elkaar
zoveel hadden gegeven.

Ze zeiden: ‘welterusten hoor.’
Hij gaf haar nog een zoen.
Zij fluisterde: ‘is de deur op slot ?
Hier ligt voor drie miljoen!’

Bron onbekend

Aan de schipper kent men zijn gasten

bachje
Lid geworden op: 09 dec 2005, 09:26
Locatie: Nieuwpoort

14 jun 2006, 16:16

verwijderd
Laatst gewijzigd door bachje op 07 jan 2008, 17:55, 1 keer totaal gewijzigd.
Aan de schipper kent men zijn gasten

bachje
Lid geworden op: 09 dec 2005, 09:26
Locatie: Nieuwpoort

15 jun 2006, 07:48

verwijderd
Laatst gewijzigd door bachje op 07 jan 2008, 17:59, 1 keer totaal gewijzigd.
Aan de schipper kent men zijn gasten

bachje
Lid geworden op: 09 dec 2005, 09:26
Locatie: Nieuwpoort

18 jun 2006, 08:50

Oh, zo teder hard
de volle rozenknoppen
die wellustig ontspringen
uit bronnen, die een
vrouw zo anders maken.

Zoals diezelfde roos
door dauw omgeven
haar prille naaktheid
in de koude morgen
zich schaamteloos
in helder schaamrood
aan ieder zich vertoont.
Aan de schipper kent men zijn gasten