de tijd van toen: 70 plussers - TE BEWAREN
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Beste vertellers Jeronimo, Pluk en anderen.
Ik heb met heel veel genoegen de 7 pagina's van dit topic doorgelezen en herken heel veel in jullie mooie schrijfsels, maar vele dingen zijn ook nieuw voor mij.
Zelf ben ik geboren in 1936 en was dus slechts vier jaar oud toen de oorlog begon. Toch herinner ik me heel veel van deze tijd en ook daarna.
Omzeggens heel de oorlog waren ik en mijn broer alleen met ons moeder omdat mijn vader eerst krijggevangene was en daarna verplicht in Duitsland moest gaan werken.
Graag wil ik ook (als jullie dit goed vinden) mijn steentje bijdragen met het bovenhalen van herinneringen aan die tijd.
Wij hebben zeven kleinkinderen en de vier kleinsten zijn dikwijls bij ons tijdens vakantiedagen.
Het is plezierig, wanneer ze niet kunnen buitenspelen en rondom mij komen zitten met de vraag:
‘Toe peter vertel nog eens iets van toen ge klein waard ... Of van den oorlog, dat is ook goed.’
Ondertussen heb ik hen al heel wat 'echt gebeurde' verhaaltjes verteld en om die beter te kunnen onthouden ben ik begonnen met ze op te schrijven.
Misschien kan ik hier het oudste verhaaltje (wat ik me nog herinner) plaatsen.
Past het niet in jullie topic dan mag je dit gerust zeggen.
Ik heb vaak geprobeerd om te weten te komen wat nu eigenlijk de meeste verre herinnering is die ik heb.
Hoe de oorlog voor ons eigenlijk begon weet ik niet meer, maar één bepaalde gebeurtenis, die duidelijk nog moet hebben plaatsgevonden vóór het uitbreken van die oorlog, staat me nog vrij scherp voor de geest.
September 1939 : Algemene mobilisatie! - Koekelberg -
Ik ben bijna vier jaar en Mil, mijn broer, drie, als ma ons die zondagochtend meeneemt naar Koekelberg.
Op het grote grasplein rond de basiliek zitten Belgische soldaten in bosjes bij elkaar op de vochtige grond. Ze hebben hun geweren met de lopen tegen elkaar rechtop gezet. Het lijken wel kleine indianententjes.
Ma neemt ons bij de hand en gaat op zoekt tussen de vele groepjes. Ze vindt pa bij de kerk waar hij samen met enkele kameraden tegen de muur aanleunt.
Hij heeft ons blijkbaar niet verwacht. Met een kreet van vreugde neemt hij ma even vast en daarna tilt hij mijn broer en ik gelijktijdig op alsof we twee pluimpjes zijn, zo licht.
Wij zitten nu elk op één van zijn armen. Onze gezichten héél dicht bij hem.
De man ruikt naar aarde en nat gras.
Het kaki soldatenkostuum voelt erg ruw aan en schuurt onze blote billetjes rood.
Wat ons aan pa het meeste opvalt is zijn soldatenmuts. Ze lijkt precies een omgekeerd bootje waar vooraan een rode flos bengelt die bij elke beweging heen en weer wiebelt over zijn voorhoofd.
We mogen tussen hem en ma op de grond zitten bij de soldaten en andere mensen met kinderen.
Hij ravot met ons, rolt over het gras en wij springen bovenop hem en rijden paardje op zijn rug.
Om beurten zet hij het rare bootje op zijn en onze hoofden. Wij schateren het uit.
“Ik heb honger,” zegt pa.
Ma haalt boterhammen uit haar tas die we samen snel verorberen. Ze heeft ook nog een blikken doos met koekjes mee voor pa. De doos blijft dicht maar pa laat ons eens proeven van zijn rantsoen soldatenkoeken. Die koeken zijn beenhard en proeven naar karton.
Ma en pa strekken zich languit in het groene gras terwijl wij nog wat spelen met de andere kinderen.
Het wordt een kort afscheid want plots weerklinken de schelle tonen van een klaroen en moeten de mannen verzamelen. De soldaten lopen naar de indianententjes en breken ze snel af.
Haastig geeft pa een kus op de mond van ma en strijkt nog even met zijn zware hand door onze haren.
Daarna is hij weg.
Even later, in het gelid, de helm op het hoofd en het geweer op de schouder, marcheren alle soldaten de brede laan voor de Basiliek op.
Mijn broer en ik beseffen niet wat er gebeurt en weten niet wanneer we pa nog zullen terugzien.
Als ze uit het zicht verdwijnen merken we pas dat Mil nog steeds de soldatenmuts met rode flos op zijn kop heeft. Zijn witte haren steken fel af tegen de kaki kleur van het hoofddeksel.
Vliegensvlug ritst ma de muts van zijn hoofd en wil de soldaten achterna hollen maar ziet nog net de troep wegdraaien achter de hoek.
Er blinkt een traan in haar ogen wanneer ze ons bij de hand neemt Ze bijt op haar onderlip en zet de muts weer op Mil zijn witte kop.
“Jij bent de kleinste,” zegt ze, “ hou jij ze maar…”
Ik heb met heel veel genoegen de 7 pagina's van dit topic doorgelezen en herken heel veel in jullie mooie schrijfsels, maar vele dingen zijn ook nieuw voor mij.
Zelf ben ik geboren in 1936 en was dus slechts vier jaar oud toen de oorlog begon. Toch herinner ik me heel veel van deze tijd en ook daarna.
Omzeggens heel de oorlog waren ik en mijn broer alleen met ons moeder omdat mijn vader eerst krijggevangene was en daarna verplicht in Duitsland moest gaan werken.
Graag wil ik ook (als jullie dit goed vinden) mijn steentje bijdragen met het bovenhalen van herinneringen aan die tijd.
Wij hebben zeven kleinkinderen en de vier kleinsten zijn dikwijls bij ons tijdens vakantiedagen.
Het is plezierig, wanneer ze niet kunnen buitenspelen en rondom mij komen zitten met de vraag:
‘Toe peter vertel nog eens iets van toen ge klein waard ... Of van den oorlog, dat is ook goed.’
Ondertussen heb ik hen al heel wat 'echt gebeurde' verhaaltjes verteld en om die beter te kunnen onthouden ben ik begonnen met ze op te schrijven.
Misschien kan ik hier het oudste verhaaltje (wat ik me nog herinner) plaatsen.
Past het niet in jullie topic dan mag je dit gerust zeggen.
Ik heb vaak geprobeerd om te weten te komen wat nu eigenlijk de meeste verre herinnering is die ik heb.
Hoe de oorlog voor ons eigenlijk begon weet ik niet meer, maar één bepaalde gebeurtenis, die duidelijk nog moet hebben plaatsgevonden vóór het uitbreken van die oorlog, staat me nog vrij scherp voor de geest.
September 1939 : Algemene mobilisatie! - Koekelberg -
Ik ben bijna vier jaar en Mil, mijn broer, drie, als ma ons die zondagochtend meeneemt naar Koekelberg.
Op het grote grasplein rond de basiliek zitten Belgische soldaten in bosjes bij elkaar op de vochtige grond. Ze hebben hun geweren met de lopen tegen elkaar rechtop gezet. Het lijken wel kleine indianententjes.
Ma neemt ons bij de hand en gaat op zoekt tussen de vele groepjes. Ze vindt pa bij de kerk waar hij samen met enkele kameraden tegen de muur aanleunt.
Hij heeft ons blijkbaar niet verwacht. Met een kreet van vreugde neemt hij ma even vast en daarna tilt hij mijn broer en ik gelijktijdig op alsof we twee pluimpjes zijn, zo licht.
Wij zitten nu elk op één van zijn armen. Onze gezichten héél dicht bij hem.
De man ruikt naar aarde en nat gras.
Het kaki soldatenkostuum voelt erg ruw aan en schuurt onze blote billetjes rood.
Wat ons aan pa het meeste opvalt is zijn soldatenmuts. Ze lijkt precies een omgekeerd bootje waar vooraan een rode flos bengelt die bij elke beweging heen en weer wiebelt over zijn voorhoofd.
We mogen tussen hem en ma op de grond zitten bij de soldaten en andere mensen met kinderen.
Hij ravot met ons, rolt over het gras en wij springen bovenop hem en rijden paardje op zijn rug.
Om beurten zet hij het rare bootje op zijn en onze hoofden. Wij schateren het uit.
“Ik heb honger,” zegt pa.
Ma haalt boterhammen uit haar tas die we samen snel verorberen. Ze heeft ook nog een blikken doos met koekjes mee voor pa. De doos blijft dicht maar pa laat ons eens proeven van zijn rantsoen soldatenkoeken. Die koeken zijn beenhard en proeven naar karton.
Ma en pa strekken zich languit in het groene gras terwijl wij nog wat spelen met de andere kinderen.
Het wordt een kort afscheid want plots weerklinken de schelle tonen van een klaroen en moeten de mannen verzamelen. De soldaten lopen naar de indianententjes en breken ze snel af.
Haastig geeft pa een kus op de mond van ma en strijkt nog even met zijn zware hand door onze haren.
Daarna is hij weg.
Even later, in het gelid, de helm op het hoofd en het geweer op de schouder, marcheren alle soldaten de brede laan voor de Basiliek op.
Mijn broer en ik beseffen niet wat er gebeurt en weten niet wanneer we pa nog zullen terugzien.
Als ze uit het zicht verdwijnen merken we pas dat Mil nog steeds de soldatenmuts met rode flos op zijn kop heeft. Zijn witte haren steken fel af tegen de kaki kleur van het hoofddeksel.
Vliegensvlug ritst ma de muts van zijn hoofd en wil de soldaten achterna hollen maar ziet nog net de troep wegdraaien achter de hoek.
Er blinkt een traan in haar ogen wanneer ze ons bij de hand neemt Ze bijt op haar onderlip en zet de muts weer op Mil zijn witte kop.
“Jij bent de kleinste,” zegt ze, “ hou jij ze maar…”
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
jeronimo - Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
- Locatie: pajottenland
Hallo fikske,
Wat ben ik blij dat we weer een 70+er bij hebben.
Hetgeen ge verteld dat ge als 3 jarige op het plein aan de basiliek
uw vader gezien hebt kan ik heel goed geloven.
Zoiets gaat niet uit het geheugen.
Doe zo voort, ik wed dat ge ook nog veel te vertellen hebt.
Deze rubriek wordt wel veel gelezen maar andere 70+ers
laten zich trekken om er aan mee te doen.
Wat ben ik blij dat we weer een 70+er bij hebben.
Hetgeen ge verteld dat ge als 3 jarige op het plein aan de basiliek
uw vader gezien hebt kan ik heel goed geloven.
Zoiets gaat niet uit het geheugen.
Doe zo voort, ik wed dat ge ook nog veel te vertellen hebt.
Deze rubriek wordt wel veel gelezen maar andere 70+ers
laten zich trekken om er aan mee te doen.
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.
-
Pluk - Lid geworden op: 02 jan 2003, 20:51
- Locatie: Merida Mexico
Goedvinden Fikske? wees zeer welkom, hoe meer zielen hoe meer vreugd.
Het brengt ook nog meer herinneringen bij mij op, zoals bevoorbeeld die bengelende 'flosh' en het krabben van het soldatenuniform. Hoe konden die soldaten dat verdragen?
Nog bedankt voor uw inbreng. Mooi verhaal.
Pluk
Het brengt ook nog meer herinneringen bij mij op, zoals bevoorbeeld die bengelende 'flosh' en het krabben van het soldatenuniform. Hoe konden die soldaten dat verdragen?
Nog bedankt voor uw inbreng. Mooi verhaal.
Pluk
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Dank voor jullie waardering Jeronimo en Pluk. Ik zal zeker regelmatig terugkomen op dit forum maar niet alle dagen heb ik daar tijd voor. Je weet wat ze zeggen hé, gepensioneerde mensen hebben minder tijd dan anderen. Als ik bedenk wat ik vroeger allemaal kon doen en welke bijtaken en hobby's ik toen deed, dan vraag ik me soms af waar ik ooit de tijd haalde om nog te kunnen gaan werken. 
Nu mijn vrouwtje en ik 'op rust' zijn proberen we er soms toch eens tussenuit te knijpen want als we thuis blijven dan zijn we weer te veel met alles bezig.
Overmorgen vertrekken we voor een zestal weken naar Spanje in de hoop er een beetje zon te kunnen meepikken.
Ik zal zeker niet nalaten om straks nog iets te schrijven, maar daarna zal het wel weer wat duren.
In elk geval, ik blijf komen.
Groetjes
Fikske
Nu mijn vrouwtje en ik 'op rust' zijn proberen we er soms toch eens tussenuit te knijpen want als we thuis blijven dan zijn we weer te veel met alles bezig.
Overmorgen vertrekken we voor een zestal weken naar Spanje in de hoop er een beetje zon te kunnen meepikken.
Ik zal zeker niet nalaten om straks nog iets te schrijven, maar daarna zal het wel weer wat duren.
In elk geval, ik blijf komen.
Groetjes
Fikske
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
In een radio-uitzending hoorde ik Jos Gijsen ooit zeggen:
'Er bestaat een wezenlijk verschil tussen de mensen die de oorlog wel en zij die hem niet hebben meegemaakt. Als mensen die hem wél hebben meegemaakt, er over praten begrijpen ze elkaar instinctief en weten dadelijk waarover het gaat. Jongeren doen hun best om het hoe en waarom te verstaan maar kunnen zich maar moeilijk in bepaalde situaties inleven. Ze hebben nog niet 'aan den lijve' ondervonden wat het is om te leven onder de bezetting, in een atmosfeer van angst, honger en beperkingen.'
Iedereen leed onder de oorlog. De volwassenen nog meer dan de kinderen, denk ik.
We zagen hem voor het laatst bij de basiliek van Koekelberg op het einde van de mobilisatie.
Toen zijn peloton de hoek om marcheerde konden we niet vermoeden dat hij heel lang weg zou blijven.
Het kleine huisje waar wij wonen is nu te groot voor ons gezinnetje, zonder pa.
Mijn broer en ik zijn nog jong en missen hem niet echt maar moeder is aanvankelijk radeloos omdat ze niet weet waar hij is en of hij nog leeft.
Ondertussen hebben de Duitsers ons land de oorlog verklaard en doen de geruchten de ronde dat het Belgisch leger zich al na enkele dagen heeft moeten overgeven.
Ma hoopt dat ze nu gauw iets van hem zal vernemen maar het duurt nog een hele tijd eer ze een eerste briefje krijgt vanuit een krijgsgevangenenkamp in Spandau, ergens in de buurt van Berlijn.
Haar man werd al een paar dagen na het uitbreken van de oorlog gevangen genomen maar hij is gezond en wel en klaagt alleen over het slecht en weinig eten in het kamp.
Met het weinige geld dat ze heeft koopt ma voedsel en begint pakjes op te sturen. Niet alle voedselpakketten komen bij hem terecht, ofwel zijn ze geopend en de beste dingen eruit gehaald.
Kortom, vele maanden later, als pa eindelijk thuis komt is hij zo mager als een graat en helemaal uitgehongerd. Zijn kleren hangen als losse vodden aan zijn lijf en hij stinkt naar zweet en urine.
Nog voordat ma hem in de kamer krijgt om zich te wassen en proper kleren aan te doen zit hij al aan tafel.
‘Honger…, ’k heb honger, ik wil eten…’ herhaalt hij steeds.
Zonder dralen snijdt ma een boterham af van het plakkerige oorlogsbrood en smeert er wat smout op.
Het beeld van pa, die in één keer een halve boterham in zijn mond steekt en hem bijna zonder kauwen doorslikt, zal ik mijn leven lang blijven onthouden.
Met open mond staan mijn broer en ik hem aan te staren. Het is komisch hoe hij de ene boterham na de andere naar binnen werkt, maar wij durven niet lachen.
Pas als pa verzadigd is schijnt hij ons op te merken en mogen we even op zijn schoot komen zitten.
‘Vertel nu.’ Zegt ma en schuift bij ons aan tafel.
Maar hij is te moe om te vertellen. Hij wil gaan slapen.
’s Morgens is hij erg zwijgzaam en geeft steeds een ontwijkend antwoord als ma hem wat over zijn gevangenneming en over Duitsland vraagt.
Ook de volgende dagen zegt hij haast niets en geeft te kennen dat ze hem maar moet gerust laten.
Niemand kan hem aan de praat krijgen, ook buren en familie niet, en na een tijdje geven ze het op.
Louis wil niet over zijn krijgsgevangenschap spreken en dat moeten ze maar aanvaarden
Later pas, veel later, als die vreselijke oorlog voorbij is kan hij er over spreken en krijgen we te horen hoe hij en zijn makkers door de Duitsers werden gevangen genomen en naar Duitsland gedeporteerd.
Zijn wrok tegenover alles wat Duits is ebt langzaam weg terwijl hij verteld ...
Dit verhaal zal voor een andere keer zijn.
Groetjes
Fikske
'Er bestaat een wezenlijk verschil tussen de mensen die de oorlog wel en zij die hem niet hebben meegemaakt. Als mensen die hem wél hebben meegemaakt, er over praten begrijpen ze elkaar instinctief en weten dadelijk waarover het gaat. Jongeren doen hun best om het hoe en waarom te verstaan maar kunnen zich maar moeilijk in bepaalde situaties inleven. Ze hebben nog niet 'aan den lijve' ondervonden wat het is om te leven onder de bezetting, in een atmosfeer van angst, honger en beperkingen.'
Iedereen leed onder de oorlog. De volwassenen nog meer dan de kinderen, denk ik.
We zagen hem voor het laatst bij de basiliek van Koekelberg op het einde van de mobilisatie.
Toen zijn peloton de hoek om marcheerde konden we niet vermoeden dat hij heel lang weg zou blijven.
Het kleine huisje waar wij wonen is nu te groot voor ons gezinnetje, zonder pa.
Mijn broer en ik zijn nog jong en missen hem niet echt maar moeder is aanvankelijk radeloos omdat ze niet weet waar hij is en of hij nog leeft.
Ondertussen hebben de Duitsers ons land de oorlog verklaard en doen de geruchten de ronde dat het Belgisch leger zich al na enkele dagen heeft moeten overgeven.
Ma hoopt dat ze nu gauw iets van hem zal vernemen maar het duurt nog een hele tijd eer ze een eerste briefje krijgt vanuit een krijgsgevangenenkamp in Spandau, ergens in de buurt van Berlijn.
Haar man werd al een paar dagen na het uitbreken van de oorlog gevangen genomen maar hij is gezond en wel en klaagt alleen over het slecht en weinig eten in het kamp.
Met het weinige geld dat ze heeft koopt ma voedsel en begint pakjes op te sturen. Niet alle voedselpakketten komen bij hem terecht, ofwel zijn ze geopend en de beste dingen eruit gehaald.
Kortom, vele maanden later, als pa eindelijk thuis komt is hij zo mager als een graat en helemaal uitgehongerd. Zijn kleren hangen als losse vodden aan zijn lijf en hij stinkt naar zweet en urine.
Nog voordat ma hem in de kamer krijgt om zich te wassen en proper kleren aan te doen zit hij al aan tafel.
‘Honger…, ’k heb honger, ik wil eten…’ herhaalt hij steeds.
Zonder dralen snijdt ma een boterham af van het plakkerige oorlogsbrood en smeert er wat smout op.
Het beeld van pa, die in één keer een halve boterham in zijn mond steekt en hem bijna zonder kauwen doorslikt, zal ik mijn leven lang blijven onthouden.
Met open mond staan mijn broer en ik hem aan te staren. Het is komisch hoe hij de ene boterham na de andere naar binnen werkt, maar wij durven niet lachen.
Pas als pa verzadigd is schijnt hij ons op te merken en mogen we even op zijn schoot komen zitten.
‘Vertel nu.’ Zegt ma en schuift bij ons aan tafel.
Maar hij is te moe om te vertellen. Hij wil gaan slapen.
’s Morgens is hij erg zwijgzaam en geeft steeds een ontwijkend antwoord als ma hem wat over zijn gevangenneming en over Duitsland vraagt.
Ook de volgende dagen zegt hij haast niets en geeft te kennen dat ze hem maar moet gerust laten.
Niemand kan hem aan de praat krijgen, ook buren en familie niet, en na een tijdje geven ze het op.
Louis wil niet over zijn krijgsgevangenschap spreken en dat moeten ze maar aanvaarden
Later pas, veel later, als die vreselijke oorlog voorbij is kan hij er over spreken en krijgen we te horen hoe hij en zijn makkers door de Duitsers werden gevangen genomen en naar Duitsland gedeporteerd.
Zijn wrok tegenover alles wat Duits is ebt langzaam weg terwijl hij verteld ...
Dit verhaal zal voor een andere keer zijn.
Groetjes
Fikske
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
jeronimo - Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
- Locatie: pajottenland
Ja;, dat was nu echt eens verteld hoe het was.
Mijn vader werd niet opgeroepen omdat we een kroostrijk gezin hadden
Een familielid die ook krijggevangene was, is verongelukt al het naar huis komen met een treinongeval. Onze dichtste buur had het lef van met zijn paard door de Duitse linies te komen, toen hij bijna thuis was namen de Duitsers zijn paard af en verwisselde het met een van de hunne en ja, hij verkocht dat paard. maar velen die ik gekend heb
zijn ook gevangen genomen en naar Duitsland gevoerd om er in de fabrieken te gaan werken.
Een andere buur was met het Franse leger tot Bordeau gevoerd en werkte er op een boerderij, de man van de bazin was gesneuveld
en volgens hij vertelde mocht hij bij de boerin slapen , na zes maand
kwam hij thuis, hij had hier een vrouw en zoon anders was hij zeker ginder gebleven .
Mijn vader werd niet opgeroepen omdat we een kroostrijk gezin hadden
Een familielid die ook krijggevangene was, is verongelukt al het naar huis komen met een treinongeval. Onze dichtste buur had het lef van met zijn paard door de Duitse linies te komen, toen hij bijna thuis was namen de Duitsers zijn paard af en verwisselde het met een van de hunne en ja, hij verkocht dat paard. maar velen die ik gekend heb
zijn ook gevangen genomen en naar Duitsland gevoerd om er in de fabrieken te gaan werken.
Een andere buur was met het Franse leger tot Bordeau gevoerd en werkte er op een boerderij, de man van de bazin was gesneuveld
en volgens hij vertelde mocht hij bij de boerin slapen , na zes maand
kwam hij thuis, hij had hier een vrouw en zoon anders was hij zeker ginder gebleven .
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Pa vertelde ... maar toen begrepen we er nog niet veel van. Later wel ...
In de nacht van 10 op 11 mei bij de aanval van de Duitsers op het Fort Eben-Emael, bevindt pa zich ergens in de buurt van de brug over het Abertkanaal te Vroenhoven.
Duitse zweefvliegtuigen landen op het dak van het fort dat vrij vlug wordt ingenomen.
Ook langs het kanaal komen Duitse soldaten in rubberbootjes en duiken plots op in de onmiddellijke omgeving van de brug. Overal dalen valschermspringers neer en de Belgische soldaten zijn totaal verrast door deze geluidloze aanval.
Wanneer ze op de vijand beginnen te schieten stellen ze vlug vast dat ze tegen de veel modernere wapens van de Duitsers geen kans maken.
Er ontstaat paniek en wie nog weg geraakt probeert te vluchten voor het moordend geweld.
Een groepje van zeven soldaten is tot in het dorp geraakt en besluit zich te verstoppen in een huis dat blijkbaar verlaten is. Pa is één van hen.
Ze kruipen weg in de kelder van het gebouw en proberen zich koest te houden.
Hoelang kunnen ze hier blijven zonder dat ze worden ontdekt?
Door het keldergat, dat op de straat uitgeeft komt wat verse lucht naar binnen.
Licht maken durven ze niet en ze stellen zich tevreden met het schamele licht van de opkomende dag dat door het gat naar binnen valt.
Ze zijn uitgeput en de meeste vleien zich op de aarde keldervloer neer.
Het is niet echt koud daar beneden maar pa rilt over zijn hele lichaam.
Hoelang ze daar gezeten hebben weet hij niet maar een zwaar gebrom doet hen opschrikken. Door het keldergat zien de jongens hoe enkele Duitsers op hun zware motoren de straat komen ingereden en rakelings langs hen passeren.
De mannen houden hun adem in maar even later volgt het af en aanrijden van Duitse personenauto's en legervoertuigen.
Op het pleintje voor het huis waar ze zich schuilhouden zijn ondertussen enkele vrachtwagens blijven staan en een dertigtal soldaten lopen rond de voertuigen en beginnen materiaal uit te laden.
Nu zitten ze als ratten in de val.
De kans om hier nog ongezien weg te geraken is heel klein.
Een peloton Duitse soldaten marcheert voorbij en plots beginnen ze te zingen.
Eén van de verstekelingen raakt hierdoor danig over zijn toeren dat hij recht springt, zijn geweer door het keldergat naar buiten steekt en sist: 'Ik zal die smerige Moffen eens een lesje leren, zie.'
In paniek vliegen de zes anderen op hem af en kunnen nog maar net verhinderen dat het heethoofd in zijn woede zou beginnen schieten.
'Ben je gek man! Als jij één schot lost werpen ze hier een handgranaat door het keldergat naar binnen en is het met ons allemaal gedaan!'
Terwijl drie man hem in bedwang houden nemen de anderen zijn wapen af.
Iedereen beseft nu dat verder oorlog voeren tegen deze overmacht geen zin heeft en ze besluiten wijselijk om zich over te geven.
Een witte zakdoek wordt aan de loop van een geweer geknoopt en door het keldergat naar buiten gestoken.
Even later worden ze uit hun schuilplaats gehaald, gevangen genomen, en de volgende dag op de trein naar Duitsland gezet...
In de nacht van 10 op 11 mei bij de aanval van de Duitsers op het Fort Eben-Emael, bevindt pa zich ergens in de buurt van de brug over het Abertkanaal te Vroenhoven.
Duitse zweefvliegtuigen landen op het dak van het fort dat vrij vlug wordt ingenomen.
Ook langs het kanaal komen Duitse soldaten in rubberbootjes en duiken plots op in de onmiddellijke omgeving van de brug. Overal dalen valschermspringers neer en de Belgische soldaten zijn totaal verrast door deze geluidloze aanval.
Wanneer ze op de vijand beginnen te schieten stellen ze vlug vast dat ze tegen de veel modernere wapens van de Duitsers geen kans maken.
Er ontstaat paniek en wie nog weg geraakt probeert te vluchten voor het moordend geweld.
Een groepje van zeven soldaten is tot in het dorp geraakt en besluit zich te verstoppen in een huis dat blijkbaar verlaten is. Pa is één van hen.
Ze kruipen weg in de kelder van het gebouw en proberen zich koest te houden.
Hoelang kunnen ze hier blijven zonder dat ze worden ontdekt?
Door het keldergat, dat op de straat uitgeeft komt wat verse lucht naar binnen.
Licht maken durven ze niet en ze stellen zich tevreden met het schamele licht van de opkomende dag dat door het gat naar binnen valt.
Ze zijn uitgeput en de meeste vleien zich op de aarde keldervloer neer.
Het is niet echt koud daar beneden maar pa rilt over zijn hele lichaam.
Hoelang ze daar gezeten hebben weet hij niet maar een zwaar gebrom doet hen opschrikken. Door het keldergat zien de jongens hoe enkele Duitsers op hun zware motoren de straat komen ingereden en rakelings langs hen passeren.
De mannen houden hun adem in maar even later volgt het af en aanrijden van Duitse personenauto's en legervoertuigen.
Op het pleintje voor het huis waar ze zich schuilhouden zijn ondertussen enkele vrachtwagens blijven staan en een dertigtal soldaten lopen rond de voertuigen en beginnen materiaal uit te laden.
Nu zitten ze als ratten in de val.
De kans om hier nog ongezien weg te geraken is heel klein.
Een peloton Duitse soldaten marcheert voorbij en plots beginnen ze te zingen.
Eén van de verstekelingen raakt hierdoor danig over zijn toeren dat hij recht springt, zijn geweer door het keldergat naar buiten steekt en sist: 'Ik zal die smerige Moffen eens een lesje leren, zie.'
In paniek vliegen de zes anderen op hem af en kunnen nog maar net verhinderen dat het heethoofd in zijn woede zou beginnen schieten.
'Ben je gek man! Als jij één schot lost werpen ze hier een handgranaat door het keldergat naar binnen en is het met ons allemaal gedaan!'
Terwijl drie man hem in bedwang houden nemen de anderen zijn wapen af.
Iedereen beseft nu dat verder oorlog voeren tegen deze overmacht geen zin heeft en ze besluiten wijselijk om zich over te geven.
Een witte zakdoek wordt aan de loop van een geweer geknoopt en door het keldergat naar buiten gestoken.
Even later worden ze uit hun schuilplaats gehaald, gevangen genomen, en de volgende dag op de trein naar Duitsland gezet...
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Net als zovele anderen is mijn vader ook opgepakt om naar Duitsland te gaan werken.jeronimo schreef: .../...
Mijn vader werd niet opgeroepen omdat we een kroostrijk gezin hadden
Een familielid die ook krijggevangene was, is verongelukt al het naar huis komen met een treinongeval .../... maar velen die ik gekend heb
zijn ook gevangen genomen en naar Duitsland gevoerd om er in de fabrieken te gaan werken. .../...
Dit was dik tegen zijn goesting maar hij kon niet anders. Ik herinner mij dat onze pa héél lang wegbleef en nooit naar huis mocht. Onze moeder was altijd alleen met ons maar toen pa na dat lange wachten uiteindelijk eens met verlof mocht (tegen ‘Weinnacht’ moest hij terug in Duitsland zijn) ging hij zich verstoppen opdat de Gestapo hem niet zou vinden.
Wij hebben in die tijd bange momenten beleefd maar ze hebben onze pa nooit kunnen pakken.
Daar vertel ik later meer over.
Groetjes aan alle lezers en schrijvers en tot begin maart,dan zijn we er weer (hoop ik).
Fikske
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
jeronimo - Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
- Locatie: pajottenland
Het waren niet alleen de krijgevangenen die in de duitse fafrieken en op de boerderijen moesten gaan werken.
Zij die 18 jaar werden en geen vast werk hadden werden opgeeist om in de fabrieken te gaan werken, natuurlijk waren ze niet akkoord en gingen ze zich verstoppen, ze liepen met een constante schrik en waren steeds op hun hoede voor de controleurs, dit waren mensen in dienst van de bezetter en men wist nooit wie men kon betrouwen.Het was wel een moeilijke tijd voor die jongens, nooit in uw eigen bed slapen want ze konden alle uren van de dag en nacht aan de deur staan. alle bijeenkomsten moesten in het geheim gebeuren.
In de geburen was er een koppeltje, ze moesten elkaar in 't geheim ontmoeten en ja 't was van "moeten " ze konden niet samen wonen en moesten tot na de oorlog wachten eer ze konden trouwen.
En de verduistering; geen enkel licht mocht naar buiten schijnen, de lampen van de straatverlichting waren bruin geverft met een klein
lichtstraaltje naar beneden, de overgordijnen kregen een extra zwarte doek, de "blafturen " kregen een extra afscherming, de fietsen en autos hadden juist een klein spleetje veel kon men er niet mee zien, de meeste fiesten hadden nog een carbur (acetileen) licht, dit vroeg een ganse voorbereiding.Onderaan de lamp was er een pot met schroefdraad, daar deed men de " stenen" in, bovenaan was er een water reservoir en met een kraantje liet men water sijpelen, de kunst was juist genoeg water geven om voldoende gas te maken.
Wat de fietsen betreft, het was zowat het enige vervoermiddel maar
de buitenbanden waren zo schaars dat men dat men ze omwond met touw om de gaten te stoppen. remmen ???? ja met een torpedo.
Allé tot ne volgende keer
Zij die 18 jaar werden en geen vast werk hadden werden opgeeist om in de fabrieken te gaan werken, natuurlijk waren ze niet akkoord en gingen ze zich verstoppen, ze liepen met een constante schrik en waren steeds op hun hoede voor de controleurs, dit waren mensen in dienst van de bezetter en men wist nooit wie men kon betrouwen.Het was wel een moeilijke tijd voor die jongens, nooit in uw eigen bed slapen want ze konden alle uren van de dag en nacht aan de deur staan. alle bijeenkomsten moesten in het geheim gebeuren.
In de geburen was er een koppeltje, ze moesten elkaar in 't geheim ontmoeten en ja 't was van "moeten " ze konden niet samen wonen en moesten tot na de oorlog wachten eer ze konden trouwen.
En de verduistering; geen enkel licht mocht naar buiten schijnen, de lampen van de straatverlichting waren bruin geverft met een klein
lichtstraaltje naar beneden, de overgordijnen kregen een extra zwarte doek, de "blafturen " kregen een extra afscherming, de fietsen en autos hadden juist een klein spleetje veel kon men er niet mee zien, de meeste fiesten hadden nog een carbur (acetileen) licht, dit vroeg een ganse voorbereiding.Onderaan de lamp was er een pot met schroefdraad, daar deed men de " stenen" in, bovenaan was er een water reservoir en met een kraantje liet men water sijpelen, de kunst was juist genoeg water geven om voldoende gas te maken.
Wat de fietsen betreft, het was zowat het enige vervoermiddel maar
de buitenbanden waren zo schaars dat men dat men ze omwond met touw om de gaten te stoppen. remmen ???? ja met een torpedo.
Allé tot ne volgende keer
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Hallo iedereen. Terug van weggeweest en zie ik dat er niet veel meer geschreven is in deze rubriek.
Als jullie het goedvinden zal ik nog een poging wagen ...
1940 -1941
In de dagen en weken die op zijn vrijlating volgden zocht Louis - mijn vader - koortsachtig naar werk maar kon niet zo gemakkelijk aan de slag.
De bezetter had nochtans in Duitsland veel werkkrachten nodig en beloofde goede verdiensten, goed eten en regelmatige terugkeer met verlof naar België, maar pa wilde niet opnieuw naar Duitsland om er in een of andere fabriek munitie en oorlogsmateriaal te gaan maken voor de vijand.
Ondertussen had hij deeltijds werk gekregen als loodgieter bij zijn vroegere werkgever, maar toch werd hij, net als vele anderen, al na een paar maanden door de Duitsers opgeroepen en onder 'zachte dwang' naar de fabrieken gestuurd.
Moeder werkte drie dagen in de week als poetsvrouw en wij waren groot genoeg om naar school te gaan of alleen thuis te blijven.
Na enkele maanden wilde Louis graag naar huis terugkeren maar kreeg geen toestemming Naarmate de oorlog langer duurde verloren de Duitsers alsmaar meer mensen en materiaal en elke arbeidskracht in Duitsland was onmisbaar geworden waardoor de buitenlandse werkers daar moesten blijven.
Kort vóór Kerstmis 1944 had pa eindelijk geluk en lieten ze hem een weekje gaan.
'Vóór Weinnacht moet ik terug zijn hebben ze me gezegd,' grinnikte hij, 'maar dat zal niet waar zijn, zelfs met geen tien paarden krijgen ze me nog ooit terug!'
'En als ze je komen halen?' vroeg ma vol schrik. ' Anderen zijn opgepakt nadat ze niet zijn teruggekeerd. Ik hoor dat de Gestapo weer fel aan 't zoeken is.'
' Laat ze maar komen zoeken, ze zullen mij niet vinden...' zei hij zelfverzekerd.
' Maar wat als ze me ondervragen? '
' Luister vrouw, ge zegt gewoon dat ik terug ben gegaan zoals ze gevraagd hebben; Vóór Weinnacht teruggegaan! '
Zanderin was er niet gerust in maar wilde ook niet dat haar man ons opnieuw alleen liet.
De volgende dag al begon hij met het in orde brengen van een schuilplaats.
Er was een kleine ruimte tussen de keldertrap en het plafond in het washuis. Deze opening timmerde hij dicht en maakte in de planken zoldervloer een verborgen luik. Hierdoor kon hij zich bij onraad laten zakken en het boven zijn hoofd weer dichttrekken. Mijn moeder was op van de zenuwen en smeekte hem om toch maar liever niet thuis te blijven slapen want 's nachts werden de meeste jongens opgepakt.
De week na Kerstmis begon de spanning al. Hij was niet teruggekeerd ...
Onze voordeur was overdag altijd open geweest, maar nu leefden we constant met de deur op slot en schoven we er nog de grendel voor ook.
Gedurende de week werkte ons moeder nu als huishoudster bij mijnheer en mevrouw Danné, die in een riante villa woonden aan de rand van het Zoniënwoud.
Uit compassie mocht Louis er ook gaan werken, achter in de tuin, waar hij vanaf de straat niet kon gezien worden. Echter niet voor lang, want na enkele dagen vonden de Danné's het verstoppertje spelen te riskant en moest hij niet meer komen.
Moeder werkte er eigenlijk voor een hongerloon want ze kreeg slechts vier frank per uur, terwijl één ei, op de zwarte markt, dertien frank koste.
Uit angst om opgepakt te worden, durfde mijn vader bijna nooit meer thuis slapen.
Beurtelings sliep hij een paar nachten bij zijn moeder in Kraainem, dan weer bij zijn zus Liza in Oppem of nog ergens anders, ik weet niet meer waar.
Vroeg in de ochtend - meestal als het nog donker was kwam hij soms naar huis om te ontbijten.
Op een morgen zaten we met ons vier aan tafel als er plots hevig op de voordeur werd gebonsd.
'Open machen! Gestapo!' Riep een luide stem.
Nooit heb ik mijn vader zo snel zien reageren.
'Wacht met opendoen!' Siste hij tegen ma.
In tegenstelling tot wat we hadden verwacht liep hij niet naar het luik op zolder, maar stormde als een bezetene langs de achterdeur naar buiten.
Hij rende door onze kleine tuin en sprong als een opgejaagde hinde over de prikkeldraad van de aanpalende boomgaard, waarna hij als de bliksem tussen de bomen verdween...
Er waren hooguit vijftien seconden verlopen tussen het bonzen op de deur en zijn verdwijning.
Mijn moeder treuzelde opzettelijk met de zware grendel en de sleutel.
'Moment, moment,...' zei ze met bevende stem.
Mijn broer en ik zaten lijkbleek, en als vastgenageld, te beven op onze stoel.
Voorzichtig opende ma de deur op een kier...
Een bulderend schaterlach kwam de kamer ingerold.
Breed lachend stond hij daar: nonkel Jef, de oudere broer van pa.
Het aangezicht van ons moeder verstarde. Haar angst sloeg om in kwaadheid en haar ogen werden groot en schoten vuur. In een opwelling van woede balde ze haar vuisten en stak ze naar hem op.
'Gij vuile... vuile smeerlap.' stamelde ze, 'maak dat ge weg komt of ik doe een ongeluk!'
'Allé, ge moet u niet zo opwinden,' zei hij kleintjes, 'het was toch maar voor te lachen hé!'
Hij maakte aanstalten om binnen te komen, maar vol kolere sloeg ma in één beweging de deur voor zijn neus dicht.
'Ga ergens anders de mensen voor de zot houden.' Schreeuwde ze door de gesloten deur heen. 'Ge moest beschaamd zijn, gij!'
Hij droop af... en het heeft tot na de oorlog geduurd eer mijn vader opnieuw met zijn broer wilde spreken.
Bij mijn moeder had hij het helemaal verkorven. Ze bleef hem jarenlang negeren.
Pas vele jaren later heeft ze hem deze wansmakelijke grap kunnen vergeven.
Als jullie het goedvinden zal ik nog een poging wagen ...
1940 -1941
In de dagen en weken die op zijn vrijlating volgden zocht Louis - mijn vader - koortsachtig naar werk maar kon niet zo gemakkelijk aan de slag.
De bezetter had nochtans in Duitsland veel werkkrachten nodig en beloofde goede verdiensten, goed eten en regelmatige terugkeer met verlof naar België, maar pa wilde niet opnieuw naar Duitsland om er in een of andere fabriek munitie en oorlogsmateriaal te gaan maken voor de vijand.
Ondertussen had hij deeltijds werk gekregen als loodgieter bij zijn vroegere werkgever, maar toch werd hij, net als vele anderen, al na een paar maanden door de Duitsers opgeroepen en onder 'zachte dwang' naar de fabrieken gestuurd.
Moeder werkte drie dagen in de week als poetsvrouw en wij waren groot genoeg om naar school te gaan of alleen thuis te blijven.
Na enkele maanden wilde Louis graag naar huis terugkeren maar kreeg geen toestemming Naarmate de oorlog langer duurde verloren de Duitsers alsmaar meer mensen en materiaal en elke arbeidskracht in Duitsland was onmisbaar geworden waardoor de buitenlandse werkers daar moesten blijven.
Kort vóór Kerstmis 1944 had pa eindelijk geluk en lieten ze hem een weekje gaan.
'Vóór Weinnacht moet ik terug zijn hebben ze me gezegd,' grinnikte hij, 'maar dat zal niet waar zijn, zelfs met geen tien paarden krijgen ze me nog ooit terug!'
'En als ze je komen halen?' vroeg ma vol schrik. ' Anderen zijn opgepakt nadat ze niet zijn teruggekeerd. Ik hoor dat de Gestapo weer fel aan 't zoeken is.'
' Laat ze maar komen zoeken, ze zullen mij niet vinden...' zei hij zelfverzekerd.
' Maar wat als ze me ondervragen? '
' Luister vrouw, ge zegt gewoon dat ik terug ben gegaan zoals ze gevraagd hebben; Vóór Weinnacht teruggegaan! '
Zanderin was er niet gerust in maar wilde ook niet dat haar man ons opnieuw alleen liet.
De volgende dag al begon hij met het in orde brengen van een schuilplaats.
Er was een kleine ruimte tussen de keldertrap en het plafond in het washuis. Deze opening timmerde hij dicht en maakte in de planken zoldervloer een verborgen luik. Hierdoor kon hij zich bij onraad laten zakken en het boven zijn hoofd weer dichttrekken. Mijn moeder was op van de zenuwen en smeekte hem om toch maar liever niet thuis te blijven slapen want 's nachts werden de meeste jongens opgepakt.
De week na Kerstmis begon de spanning al. Hij was niet teruggekeerd ...
Onze voordeur was overdag altijd open geweest, maar nu leefden we constant met de deur op slot en schoven we er nog de grendel voor ook.
Gedurende de week werkte ons moeder nu als huishoudster bij mijnheer en mevrouw Danné, die in een riante villa woonden aan de rand van het Zoniënwoud.
Uit compassie mocht Louis er ook gaan werken, achter in de tuin, waar hij vanaf de straat niet kon gezien worden. Echter niet voor lang, want na enkele dagen vonden de Danné's het verstoppertje spelen te riskant en moest hij niet meer komen.
Moeder werkte er eigenlijk voor een hongerloon want ze kreeg slechts vier frank per uur, terwijl één ei, op de zwarte markt, dertien frank koste.
Uit angst om opgepakt te worden, durfde mijn vader bijna nooit meer thuis slapen.
Beurtelings sliep hij een paar nachten bij zijn moeder in Kraainem, dan weer bij zijn zus Liza in Oppem of nog ergens anders, ik weet niet meer waar.
Vroeg in de ochtend - meestal als het nog donker was kwam hij soms naar huis om te ontbijten.
Op een morgen zaten we met ons vier aan tafel als er plots hevig op de voordeur werd gebonsd.
'Open machen! Gestapo!' Riep een luide stem.
Nooit heb ik mijn vader zo snel zien reageren.
'Wacht met opendoen!' Siste hij tegen ma.
In tegenstelling tot wat we hadden verwacht liep hij niet naar het luik op zolder, maar stormde als een bezetene langs de achterdeur naar buiten.
Hij rende door onze kleine tuin en sprong als een opgejaagde hinde over de prikkeldraad van de aanpalende boomgaard, waarna hij als de bliksem tussen de bomen verdween...
Er waren hooguit vijftien seconden verlopen tussen het bonzen op de deur en zijn verdwijning.
Mijn moeder treuzelde opzettelijk met de zware grendel en de sleutel.
'Moment, moment,...' zei ze met bevende stem.
Mijn broer en ik zaten lijkbleek, en als vastgenageld, te beven op onze stoel.
Voorzichtig opende ma de deur op een kier...
Een bulderend schaterlach kwam de kamer ingerold.
Breed lachend stond hij daar: nonkel Jef, de oudere broer van pa.
Het aangezicht van ons moeder verstarde. Haar angst sloeg om in kwaadheid en haar ogen werden groot en schoten vuur. In een opwelling van woede balde ze haar vuisten en stak ze naar hem op.
'Gij vuile... vuile smeerlap.' stamelde ze, 'maak dat ge weg komt of ik doe een ongeluk!'
'Allé, ge moet u niet zo opwinden,' zei hij kleintjes, 'het was toch maar voor te lachen hé!'
Hij maakte aanstalten om binnen te komen, maar vol kolere sloeg ma in één beweging de deur voor zijn neus dicht.
'Ga ergens anders de mensen voor de zot houden.' Schreeuwde ze door de gesloten deur heen. 'Ge moest beschaamd zijn, gij!'
Hij droop af... en het heeft tot na de oorlog geduurd eer mijn vader opnieuw met zijn broer wilde spreken.
Bij mijn moeder had hij het helemaal verkorven. Ze bleef hem jarenlang negeren.
Pas vele jaren later heeft ze hem deze wansmakelijke grap kunnen vergeven.
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
Pluk - Lid geworden op: 02 jan 2003, 20:51
- Locatie: Merida Mexico
Hallo Fikske,
Bedankt voor het welgeschreven verhaal. ik kon de schrik van uw moeder zelfs voelen.
Zoiets was inderdaad niet iets om mee te lachen.
Zelf heb ik momenteel geen tijd om hier nog te schrijven. Ik heb een blog aangemaakt in 'Herinneringen en Ervaringen' en dat vraagt ook veel tijd eer men al de knepen kent. Maar ik mag niet klagen ik sta elfde. Hoop dat ik het zo kan houden.
Nog wel bedankt en tot de volgende keer.
Bedankt voor het welgeschreven verhaal. ik kon de schrik van uw moeder zelfs voelen.
Zoiets was inderdaad niet iets om mee te lachen.
Zelf heb ik momenteel geen tijd om hier nog te schrijven. Ik heb een blog aangemaakt in 'Herinneringen en Ervaringen' en dat vraagt ook veel tijd eer men al de knepen kent. Maar ik mag niet klagen ik sta elfde. Hoop dat ik het zo kan houden.
Nog wel bedankt en tot de volgende keer.
-
jeronimo - Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
- Locatie: pajottenland
Awel fiske, dat doet me plezier nog eens iets op deze site te kunnen
lezen, zoals uw vader waren er velen hoor.
Een geburenmeisje en haar vriend hadden mekaar te geren gezien en negen maand later werd er een zoon geboren, bij hun huwelijk na de oorlog kon hij bruidsjongen spelen.
Hadden we met de duitsers zelf niets te maken, we liepen altijd met een zekere schrik. we zouden geen Belgen geweest zijn indien we ons plan niet konden trekken, de stedelingen gingen in de weekends naar den boer in de hoop iets te vinden om hun karig rantsoen wat aan te vullen
en dan maar hopen dat hun buit niet afgenomen werd, nee de controleurs waren geen Duitsers maar " Zwarten" , eigenlijk waren zij de schrik van gewone burger, ze waren altijd op zoek om iemand te pakken.
Ja het was toen een" schrikbewind".
lezen, zoals uw vader waren er velen hoor.
Een geburenmeisje en haar vriend hadden mekaar te geren gezien en negen maand later werd er een zoon geboren, bij hun huwelijk na de oorlog kon hij bruidsjongen spelen.
Hadden we met de duitsers zelf niets te maken, we liepen altijd met een zekere schrik. we zouden geen Belgen geweest zijn indien we ons plan niet konden trekken, de stedelingen gingen in de weekends naar den boer in de hoop iets te vinden om hun karig rantsoen wat aan te vullen
en dan maar hopen dat hun buit niet afgenomen werd, nee de controleurs waren geen Duitsers maar " Zwarten" , eigenlijk waren zij de schrik van gewone burger, ze waren altijd op zoek om iemand te pakken.
Ja het was toen een" schrikbewind".
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.
-
wettel - Lid geworden op: 02 aug 2002, 15:37
- Locatie: niet ver van 't water
Hallo, ben blij van hier als jongere, die in 1949 geboren is, verhalen te komen lezen, zo kom ik toch nog te weten hoe het eraan toeging. Ik kan mij goed voorstellen, dat je mama haar schoonbroer, niet meer kon luchten, ook al was het bij die mens maar om te lachen. Jullie zullen allen wel de schrik om het hart gehad hebben.
In alle geval wens ik jullie proficiat om jullie mooie verhalen op het forum te plaatsen, en anderen te laten meelezen, ik hoop dat wij nooit meer moeten meemaken.
Groetjes van Wettelvrouwke
In alle geval wens ik jullie proficiat om jullie mooie verhalen op het forum te plaatsen, en anderen te laten meelezen, ik hoop dat wij nooit meer moeten meemaken.
Groetjes van Wettelvrouwke
-
jeronimo - Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
- Locatie: pajottenland
Er is hier nog niet veel verteld over het leven op het platteland.
Neen armoede was er niet, maar met de normen van nu leefden we in mensonwaardige omstandigheden, de vele kleine boerkes moesten ook de eindjes aan elkaar knopen om rond te komen, in ons dorp kweekte iedereen aarbeien en deze vrucht was het eerste inkomen na de onkosten van zaaigoed, meststoffen en enkele vaten lambiek.
We hadden vier lambiekbrouwerijen die uren in de ronde bekend stonden
en dat er gedronken werd kunt ge u voorstellen , in ons gehucht stonden er evenveel herbergen als gewone burgerhuizen, dan waren er de staminees "achter 't gat" (waar bier geschonken werd met gesloten deur)er nog niet bijgeteld.In een herberg was er een kamer voorzien om te overnachten, een gewone café was een " Estaminet".
Een gepensioneerd onderwijzer vertelde me dat 90% van de mannen alkoholisten waren, de vrouwen waren ook niet vies van een pint zulle.
Ik heb mijn vader nooit zat geweten, maar op zomerse dagen dronk hij toch zijn drie pottekes van twee liter lambiek, er werd dikwijls op elkaar geroepen " kom eens van " mijne" lambiek proeven, kwestie van een reden te hebben om een potje te tappen.
Luxe was er in de huizen niet, in de huiskamer stond er de Leuvense stoof waarop zelf in de zomer gekookt werd, een tafel met stoelen en
bij de grote gezinnen een zitbank tegen de muur, verder nog een " glazen kast met het tafelgerei en glazen, het naaigerief van moeder met knopendoos en het wisselgeldbakje een lade met zakdoeken en handwerkdoekjes.
In die ruimte werd dan ook alles gedaan, er brande één lamp met een
" a bas jour" die met een kabel- systeem hoger en lager kon hangen.
Dan was er ook nog het washuis, een kleine ruimte met de "borrebank"
dit was een gemetselde bank met een blad van blauwe steen waarop de afwas en de kleine handwas gedaan werd, onderaan was er een uitsparing met het muizegat, dit was een opening in de buitenmuur om het water van afwas en de wekelijkse schuurbeurt te laten buiten lopen,
ook nog de trap naar de zolder en de kelderdeur
Om mijn epistel niet te lang te maken , volgende keer meer over slaapkamers, het sanitair huisje ( 't hoschken) en de wekelijkse wasbeurt.
Neen armoede was er niet, maar met de normen van nu leefden we in mensonwaardige omstandigheden, de vele kleine boerkes moesten ook de eindjes aan elkaar knopen om rond te komen, in ons dorp kweekte iedereen aarbeien en deze vrucht was het eerste inkomen na de onkosten van zaaigoed, meststoffen en enkele vaten lambiek.
We hadden vier lambiekbrouwerijen die uren in de ronde bekend stonden
en dat er gedronken werd kunt ge u voorstellen , in ons gehucht stonden er evenveel herbergen als gewone burgerhuizen, dan waren er de staminees "achter 't gat" (waar bier geschonken werd met gesloten deur)er nog niet bijgeteld.In een herberg was er een kamer voorzien om te overnachten, een gewone café was een " Estaminet".
Een gepensioneerd onderwijzer vertelde me dat 90% van de mannen alkoholisten waren, de vrouwen waren ook niet vies van een pint zulle.
Ik heb mijn vader nooit zat geweten, maar op zomerse dagen dronk hij toch zijn drie pottekes van twee liter lambiek, er werd dikwijls op elkaar geroepen " kom eens van " mijne" lambiek proeven, kwestie van een reden te hebben om een potje te tappen.
Luxe was er in de huizen niet, in de huiskamer stond er de Leuvense stoof waarop zelf in de zomer gekookt werd, een tafel met stoelen en
bij de grote gezinnen een zitbank tegen de muur, verder nog een " glazen kast met het tafelgerei en glazen, het naaigerief van moeder met knopendoos en het wisselgeldbakje een lade met zakdoeken en handwerkdoekjes.
In die ruimte werd dan ook alles gedaan, er brande één lamp met een
" a bas jour" die met een kabel- systeem hoger en lager kon hangen.
Dan was er ook nog het washuis, een kleine ruimte met de "borrebank"
dit was een gemetselde bank met een blad van blauwe steen waarop de afwas en de kleine handwas gedaan werd, onderaan was er een uitsparing met het muizegat, dit was een opening in de buitenmuur om het water van afwas en de wekelijkse schuurbeurt te laten buiten lopen,
ook nog de trap naar de zolder en de kelderdeur
Om mijn epistel niet te lang te maken , volgende keer meer over slaapkamers, het sanitair huisje ( 't hoschken) en de wekelijkse wasbeurt.
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Onder de oorlog naar school gaan was niet altijd gemakkelijk.
Toen een Engelse bommenwerper waarvan één van de motoren uitgevallen was zijn lading niet ver uit de buurt van de school moest laten vallen waren alle ruiten aan diggelen en hadden we onverwacht enkele weken verlof.
De diepe kraters van de bommen waren voor ons een extra speelplaats geworden en ondanks het verbod van onze ouders waren we er met geen stokken weg te slaan.
Aan één bepaalde meester uit deze gemeenteschool bewaar ik een speciale herinnering.
(1942—1944) Meester Bagger
Een van de meest kleurrijke figuren uit onze kinderjaren is Frans De Keyzer.
Als schoolmeester heeft hij een grote invloed op ons en er kan bijna geen dag voorbij gaan of wij krijgen op een of andere manier met hem te maken.
Mede door zijn donkere hoornen bril waarboven twee zware zwarte wenkbrauwen uitsteken en zijn dikke zwarte snor, heeft hij een streng uiterlijk, maar hij is het eigenlijk niet.
Toch houdt hij erg van orde en stiptheid want niets kan hem meer doen steigeren dan iemand die te laat komt in de klas of zich slordig gedraagt of kleedt. Hijzelf heeft altijd een piekfijn en afgeborsteld kostuum aan van donkergrijze stof, en op zijn hoofd de onafscheidelijke zwarte deukhoed.
Wanneer hij ’s middags of ’s avonds de rij schoolkinderen over de tramrails tot aan het ‘veldeke’ richting dorp toe begeleidt, zwaait hij voortdurend met zijn wandelstok en tikt ermee tegen je benen als je ook maar durft met één voet van de stoep te stappen.
Voor zover ik weet geeft hij al jaren les in het voorlaatste klaslokaal en voor dezelfde twee leerjaren tegelijk, het derde en het vierde. Alle klaslokalen in onze gemeenteschool zijn dubbel zodat je steeds twee jaar bij dezelfde meester of juffrouw doorbrengt.
Waar zijn bijnaam ‘Den Bagger’ vandaan komt weet ik niet maar toch noemt iedereen hem zo, tenminste als hij het niet hoort.
Meestal rookt hij een pijp, ook tijdens de les en dat wordt in deze tijd nog als normaal beschouwd.
Voor velen is hij de plezantste meester die we al ooit gehad hebben, vooral omdat je bij hem niet veel moet doen in de klas en je heel weinig of geen huiswerk krijgt.
Frans De Keyzer houdt van vaste rituelen en één daarvan is het dagelijks doen maken van de tafels van vermenigvuldiging. Volgens hem zijn de tafels de basis van alle kennis.
Elke morgen om acht uur dertig wanneer we in onze banken hebben plaatsgenomen en het gebed is opgezegd, nemen we lei en griffel en beginnen er de tafels op te schrijven.
Ondertussen zit “de meester” rustig in zijn gemakkelijke stoel en laat dikke rookwolken van achter zijn dunne oorlogskrant omhoogstijgen. Stiekem loert hij af en toe over de rand van zijn dagblad en verrast een toevallige babbelaar met een snedig; ‘Verder werken en niet babbelen Jef… of Pierrre of Jan.’
Na verloop van tijd zegt hij steevast ‘Wie gedaan heeft houdt zich nu maar verder nuttig bezig.’
Dit betekent dat hij nog niet klaar is met lezen.
Zich ‘nuttig bezighouden’ kan van alles zijn: lezen in ons leesboek, een tekening maken of gewoon stil in je bank blijven zitten, liefst met de armen gekruist.
Niet iedereen houdt zich daaraan en er wordt wel wat gefezeld en geduwd met de ellebogen zodat het nooit helemaal stil is in de klas.
Na verloop van tijd wordt het toch wat te rumoerig en legt hij met tegenzin zijn pijp neer, vouwt de krant vierdubbel samen en komt wijdbeens op de rand van de houten trede staan, naast zijn lessenaar.
Zoals een dirigent steekt hij plots een meetstokje in de hoogte en wacht tot het rumoer in de orkestbak ophoudt.
Dan valt zijn rechterhand met een korte beweging naar beneden en beginnen we allen tegelijk de tafels van vermenigvuldiging af te dreunen.
‘- Eén maal één is één.’
‘- Twee maal één is twee.’
De meester gaat weer achter zijn lessenaar zitten en blijft aan zijn opnieuw gestopte pijp zuigen zonder ze aan te steken.
‘… acht maal zes is achtenveertig...’
Weer heeft hij zijn krant genomen en over de rand loeren zijn vinnige oogjes in onze richting…
‘- Negen maal tien is negentig.’…
Opnieuw stijgen wolken op van achter de papieren muur.
‘- Tien maal tien is hondeeeerd!!’
Lang rekken wij dat laatste woord om te laten weten dat het gedaan is. Je weet maar nooit of hij in slaap gesukkeld is…
De schoolbel rinkelt luid. Ha, speeltijd!
Omdat dit verhaal nogal lang is hak ik het (met jullie goedvinden) in twee stukken. Het tweede deel volgt dan binnenkort ...
Toen een Engelse bommenwerper waarvan één van de motoren uitgevallen was zijn lading niet ver uit de buurt van de school moest laten vallen waren alle ruiten aan diggelen en hadden we onverwacht enkele weken verlof.
De diepe kraters van de bommen waren voor ons een extra speelplaats geworden en ondanks het verbod van onze ouders waren we er met geen stokken weg te slaan.
Aan één bepaalde meester uit deze gemeenteschool bewaar ik een speciale herinnering.
(1942—1944) Meester Bagger
Een van de meest kleurrijke figuren uit onze kinderjaren is Frans De Keyzer.
Als schoolmeester heeft hij een grote invloed op ons en er kan bijna geen dag voorbij gaan of wij krijgen op een of andere manier met hem te maken.
Mede door zijn donkere hoornen bril waarboven twee zware zwarte wenkbrauwen uitsteken en zijn dikke zwarte snor, heeft hij een streng uiterlijk, maar hij is het eigenlijk niet.
Toch houdt hij erg van orde en stiptheid want niets kan hem meer doen steigeren dan iemand die te laat komt in de klas of zich slordig gedraagt of kleedt. Hijzelf heeft altijd een piekfijn en afgeborsteld kostuum aan van donkergrijze stof, en op zijn hoofd de onafscheidelijke zwarte deukhoed.
Wanneer hij ’s middags of ’s avonds de rij schoolkinderen over de tramrails tot aan het ‘veldeke’ richting dorp toe begeleidt, zwaait hij voortdurend met zijn wandelstok en tikt ermee tegen je benen als je ook maar durft met één voet van de stoep te stappen.
Voor zover ik weet geeft hij al jaren les in het voorlaatste klaslokaal en voor dezelfde twee leerjaren tegelijk, het derde en het vierde. Alle klaslokalen in onze gemeenteschool zijn dubbel zodat je steeds twee jaar bij dezelfde meester of juffrouw doorbrengt.
Waar zijn bijnaam ‘Den Bagger’ vandaan komt weet ik niet maar toch noemt iedereen hem zo, tenminste als hij het niet hoort.
Meestal rookt hij een pijp, ook tijdens de les en dat wordt in deze tijd nog als normaal beschouwd.
Voor velen is hij de plezantste meester die we al ooit gehad hebben, vooral omdat je bij hem niet veel moet doen in de klas en je heel weinig of geen huiswerk krijgt.
Frans De Keyzer houdt van vaste rituelen en één daarvan is het dagelijks doen maken van de tafels van vermenigvuldiging. Volgens hem zijn de tafels de basis van alle kennis.
Elke morgen om acht uur dertig wanneer we in onze banken hebben plaatsgenomen en het gebed is opgezegd, nemen we lei en griffel en beginnen er de tafels op te schrijven.
Ondertussen zit “de meester” rustig in zijn gemakkelijke stoel en laat dikke rookwolken van achter zijn dunne oorlogskrant omhoogstijgen. Stiekem loert hij af en toe over de rand van zijn dagblad en verrast een toevallige babbelaar met een snedig; ‘Verder werken en niet babbelen Jef… of Pierrre of Jan.’
Na verloop van tijd zegt hij steevast ‘Wie gedaan heeft houdt zich nu maar verder nuttig bezig.’
Dit betekent dat hij nog niet klaar is met lezen.
Zich ‘nuttig bezighouden’ kan van alles zijn: lezen in ons leesboek, een tekening maken of gewoon stil in je bank blijven zitten, liefst met de armen gekruist.
Niet iedereen houdt zich daaraan en er wordt wel wat gefezeld en geduwd met de ellebogen zodat het nooit helemaal stil is in de klas.
Na verloop van tijd wordt het toch wat te rumoerig en legt hij met tegenzin zijn pijp neer, vouwt de krant vierdubbel samen en komt wijdbeens op de rand van de houten trede staan, naast zijn lessenaar.
Zoals een dirigent steekt hij plots een meetstokje in de hoogte en wacht tot het rumoer in de orkestbak ophoudt.
Dan valt zijn rechterhand met een korte beweging naar beneden en beginnen we allen tegelijk de tafels van vermenigvuldiging af te dreunen.
‘- Eén maal één is één.’
‘- Twee maal één is twee.’
De meester gaat weer achter zijn lessenaar zitten en blijft aan zijn opnieuw gestopte pijp zuigen zonder ze aan te steken.
‘… acht maal zes is achtenveertig...’
Weer heeft hij zijn krant genomen en over de rand loeren zijn vinnige oogjes in onze richting…
‘- Negen maal tien is negentig.’…
Opnieuw stijgen wolken op van achter de papieren muur.
‘- Tien maal tien is hondeeeerd!!’
Lang rekken wij dat laatste woord om te laten weten dat het gedaan is. Je weet maar nooit of hij in slaap gesukkeld is…
De schoolbel rinkelt luid. Ha, speeltijd!
Omdat dit verhaal nogal lang is hak ik het (met jullie goedvinden) in twee stukken. Het tweede deel volgt dan binnenkort ...
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.