de tijd van toen: 70 plussers - TE BEWAREN
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Ondertussen weten jullie allemaal al dat ik ook een blogje heb waar ik mijn verhalen heb gebundeld,
http://blog.seniorennet.be/fikskes_verhalen/
maar toch wil ik deze opnieuw hier plaatsen voor hen die de sprong naar het blog niet zo graag maken en liever hier lezen en commentaar geven.
Misschien is dit wel weer té lang en moet ik het in twee kappen?
We zien wel waar ik uit kom.
Zomer 1955 Appél aan bed!
Boem, boem, boem! Drie slagen daveren door de kamer!
De deur wordt opengesmeten en smakt met een knal tegen het ijzeren stapelbed.
Iemand brult uit volle borst. - 'APPEL AAN BED !!!' - En steekt het licht aan.
De volle lichtbundel schijnt in mijn aangezicht.
Waar ben ik?
Er staan ijzeren staven en bedden rondom mij, ... ach ja, we zijn in de kazerne.
Ondertussen is de sergeant al weer weg want verder op de gang horen we opnieuw drie keer bonzen en de klokstem die het bevel herhaalt:?
-‘Appél aan bed!’
‘Hé, doe dat licht eens uit!’ Protesteert een stem in het bed boven mij.
Ik ben nu klaar wakker en maak aanstalten om uit bed te komen.
‘’t is nog maar zes uur!’
In het bed naast mij kijkt de Fik op zijn polshorloge en wrijft met zijn twee vuisten in zijn ogen.
Langzaam komt er een beetje beweging in de kamer.
Daar is hij weer. ‘Aan bed!’ Schreeuwt hij, en gaat kaarsrecht in de deuropening staan.
Niet goed begrijpend wat er van ons verlangd wordt, kijken we hem aan.
‘Van de Gaar?’ Roept hij en kijkt naar het voeteinde van het eerste bovenbed rechts. Kreunend richt zich iemand op maar het is al te laat, ...
‘Afwezig!’ Verklaart hij en maakt een aantekening in zijn schrijfboek.
Hij kijkt naar het bordje van het onderste bed. ‘Van de Perre?’
Aarzelend komt het antwoord van onder de lakens in het onderste bed.
‘Ja…euh, ik…’
‘Afwezig!’ Weer noteert hij.
‘Ja maar…ik ben Van de Perre!’ Beweert de jongen en springt vliegensvlug recht.
‘Sta jij vóór je bed?’ Vraagt de militair en brengt zijn gezicht dichter bij de slaper.
‘Nee, maar ik ben hier toch?’
‘Luister, …’ ‘ ik zeg het nog één keer’ sist de sergeant in al zijn goedheid.
‘Wie bij de naamafroeping niet VÓÓR zijn bed staat en TEGENWOORDIG antwoordt, is afwezig. VERSTAAN?’
Het is nochtans de éérste keer dat we dit horen, maar hebben het nu wel goed begrepen.
Dadelijk haast iedereen zich naar de gevraagde plaats.
Hij gaat verder met namen afroepen en met een krachtig ‘Tegenwoordig’ bevestigen we onze aanwezigheid.
Bij de deur draait hij zich nog eens om en zegt triomfantelijk:
‘Er waren dus twee afwezigen vandaag! Van de Gaar en Van de Perre. Na het avondeten zijn jullie van “Bidon”, begrepen?’
‘En nog iets! Binnen tien minuten verzameling aan de refter, en vergeet jullie eetgerief niet, anders,… geen eten!’
Zo begint de eerste dag van onze opleiding bij de transmissietroepen te Mechelen.
De dag voordien waren we opgehaald aan het station.
Op het binnenplein van de kazerne stonden grote letterplaatjes tegen de muur en elkeen moest in de rij staan bij de letter waarmee zijn naam begint.
In groepen werden we dan naar het eerste verdiep van één der gebouwen gebracht en kregen onze slaapplaatsen aangewezen.
Meerdere kamers geven uit op een brede gang. Langs weerskanten in elke kamer staan vier ijzeren stapelbedden met de hoofdeinden tegen de muur.
De namen worden op kleine plaatjes geschreven en door een soldaat, met twee strepen op zijn mouwen, aan elk bed opgehangen.
‘Ik ben korporaal Van Doren’, zegt hij met een brede grijns, ‘jullie zullen me nog wel leren kennen.’
Naast elk bed staat een ijzeren kastje van 30 bij 30 cm en 1m60 hoog om je kleren in te hangen, meer niet.
Een mooi opgevouwen stapeltje lakens en een deken liggen naast het hoofdkussen op ieder bed.
Tien minuten later is de korporaal er weer.
‘Aandacht!’ Roept hij. Op de voet wordt hij gevolgd door een andere militair met drie strepen op zijn mouwen. ‘Dit is sergeant De Wilde, jullie pelotonoverste.’
De sergeant zet zich wijdbeens in het midden van de kamer.
‘Vanaf nú zijn jullie onder de wapens.’ Verkondigt hij met luide stem.
‘Dit betekent: Gehoorzamen aan elk bevel.’
‘Wie denkt dat hij hier zijn goesting mag doen krijgt met mij af te rekenen!’
‘Bij het leger is er tucht,… en wie zich niet aan de regels houdt krijgt karwei of cachot!’ ‘Denk aan de spreuk boven de ingangspoort; Wij temmen hier ook leeuwen!’
Ze verdwijnen even snel als ze gekomen zijn.
Als intimidatie kan dat tellen. Wij kijken even verwonderd naar mekaar en vragen ons af waar we nu terechtgekomen zijn.
‘’t Zal wel allemaal koelen zonder blazen.’ Zegt de Fik laconiek.
Even later moeten we naar beneden om onze uitrusting op te halen.
Gisteren hebben ze alleen onze maten genomen en nu liggen onze kleren klaar in het magazijn. Bovenop onze volgeladen armen werpen ze nog een helm en een geweer.
Pas als we in de kamer zijn zie ik dat er ook vier witte flanellen broeken bijzijn, twee met korte en twee met lange broekspijpen.
‘Wat is dat?’ Vraag ik verwonderd.
‘Onderbroeken, dat kent ge toch?’ Vraagt de Fik, en hij fronst zijn wenkbrauwen.
‘Ach ja, natuurlijk...’ lieg ik. Pas nu besef ik dat we thuis nooit eerder een mannenonderbroek gezien of gedragen hebben...
Ja, het is te lang. Morgen het vervolg?
http://blog.seniorennet.be/fikskes_verhalen/
maar toch wil ik deze opnieuw hier plaatsen voor hen die de sprong naar het blog niet zo graag maken en liever hier lezen en commentaar geven.
Misschien is dit wel weer té lang en moet ik het in twee kappen?
We zien wel waar ik uit kom.
Zomer 1955 Appél aan bed!
Boem, boem, boem! Drie slagen daveren door de kamer!
De deur wordt opengesmeten en smakt met een knal tegen het ijzeren stapelbed.
Iemand brult uit volle borst. - 'APPEL AAN BED !!!' - En steekt het licht aan.
De volle lichtbundel schijnt in mijn aangezicht.
Waar ben ik?
Er staan ijzeren staven en bedden rondom mij, ... ach ja, we zijn in de kazerne.
Ondertussen is de sergeant al weer weg want verder op de gang horen we opnieuw drie keer bonzen en de klokstem die het bevel herhaalt:?
-‘Appél aan bed!’
‘Hé, doe dat licht eens uit!’ Protesteert een stem in het bed boven mij.
Ik ben nu klaar wakker en maak aanstalten om uit bed te komen.
‘’t is nog maar zes uur!’
In het bed naast mij kijkt de Fik op zijn polshorloge en wrijft met zijn twee vuisten in zijn ogen.
Langzaam komt er een beetje beweging in de kamer.
Daar is hij weer. ‘Aan bed!’ Schreeuwt hij, en gaat kaarsrecht in de deuropening staan.
Niet goed begrijpend wat er van ons verlangd wordt, kijken we hem aan.
‘Van de Gaar?’ Roept hij en kijkt naar het voeteinde van het eerste bovenbed rechts. Kreunend richt zich iemand op maar het is al te laat, ...
‘Afwezig!’ Verklaart hij en maakt een aantekening in zijn schrijfboek.
Hij kijkt naar het bordje van het onderste bed. ‘Van de Perre?’
Aarzelend komt het antwoord van onder de lakens in het onderste bed.
‘Ja…euh, ik…’
‘Afwezig!’ Weer noteert hij.
‘Ja maar…ik ben Van de Perre!’ Beweert de jongen en springt vliegensvlug recht.
‘Sta jij vóór je bed?’ Vraagt de militair en brengt zijn gezicht dichter bij de slaper.
‘Nee, maar ik ben hier toch?’
‘Luister, …’ ‘ ik zeg het nog één keer’ sist de sergeant in al zijn goedheid.
‘Wie bij de naamafroeping niet VÓÓR zijn bed staat en TEGENWOORDIG antwoordt, is afwezig. VERSTAAN?’
Het is nochtans de éérste keer dat we dit horen, maar hebben het nu wel goed begrepen.
Dadelijk haast iedereen zich naar de gevraagde plaats.
Hij gaat verder met namen afroepen en met een krachtig ‘Tegenwoordig’ bevestigen we onze aanwezigheid.
Bij de deur draait hij zich nog eens om en zegt triomfantelijk:
‘Er waren dus twee afwezigen vandaag! Van de Gaar en Van de Perre. Na het avondeten zijn jullie van “Bidon”, begrepen?’
‘En nog iets! Binnen tien minuten verzameling aan de refter, en vergeet jullie eetgerief niet, anders,… geen eten!’
Zo begint de eerste dag van onze opleiding bij de transmissietroepen te Mechelen.
De dag voordien waren we opgehaald aan het station.
Op het binnenplein van de kazerne stonden grote letterplaatjes tegen de muur en elkeen moest in de rij staan bij de letter waarmee zijn naam begint.
In groepen werden we dan naar het eerste verdiep van één der gebouwen gebracht en kregen onze slaapplaatsen aangewezen.
Meerdere kamers geven uit op een brede gang. Langs weerskanten in elke kamer staan vier ijzeren stapelbedden met de hoofdeinden tegen de muur.
De namen worden op kleine plaatjes geschreven en door een soldaat, met twee strepen op zijn mouwen, aan elk bed opgehangen.
‘Ik ben korporaal Van Doren’, zegt hij met een brede grijns, ‘jullie zullen me nog wel leren kennen.’
Naast elk bed staat een ijzeren kastje van 30 bij 30 cm en 1m60 hoog om je kleren in te hangen, meer niet.
Een mooi opgevouwen stapeltje lakens en een deken liggen naast het hoofdkussen op ieder bed.
Tien minuten later is de korporaal er weer.
‘Aandacht!’ Roept hij. Op de voet wordt hij gevolgd door een andere militair met drie strepen op zijn mouwen. ‘Dit is sergeant De Wilde, jullie pelotonoverste.’
De sergeant zet zich wijdbeens in het midden van de kamer.
‘Vanaf nú zijn jullie onder de wapens.’ Verkondigt hij met luide stem.
‘Dit betekent: Gehoorzamen aan elk bevel.’
‘Wie denkt dat hij hier zijn goesting mag doen krijgt met mij af te rekenen!’
‘Bij het leger is er tucht,… en wie zich niet aan de regels houdt krijgt karwei of cachot!’ ‘Denk aan de spreuk boven de ingangspoort; Wij temmen hier ook leeuwen!’
Ze verdwijnen even snel als ze gekomen zijn.
Als intimidatie kan dat tellen. Wij kijken even verwonderd naar mekaar en vragen ons af waar we nu terechtgekomen zijn.
‘’t Zal wel allemaal koelen zonder blazen.’ Zegt de Fik laconiek.
Even later moeten we naar beneden om onze uitrusting op te halen.
Gisteren hebben ze alleen onze maten genomen en nu liggen onze kleren klaar in het magazijn. Bovenop onze volgeladen armen werpen ze nog een helm en een geweer.
Pas als we in de kamer zijn zie ik dat er ook vier witte flanellen broeken bijzijn, twee met korte en twee met lange broekspijpen.
‘Wat is dat?’ Vraag ik verwonderd.
‘Onderbroeken, dat kent ge toch?’ Vraagt de Fik, en hij fronst zijn wenkbrauwen.
‘Ach ja, natuurlijk...’ lieg ik. Pas nu besef ik dat we thuis nooit eerder een mannenonderbroek gezien of gedragen hebben...
Ja, het is te lang. Morgen het vervolg?
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Hallo, allemaal! het is hier zo leeg?
Ik zal maar de rest van mijn verhaal plaatsen hé.
Julien Schouppe staat al in zijn ondergoed. Hij heeft een gitaar van thuis meegebracht en tokkelt vrolijk op de snaren. Hij kent er wat van en het is dadelijk grote ambiance als hij ‘Daar bij de waterkant…’ aanheft.
De Fik laat zich niet onbetuigd, trekt een onderbroek met lange pijpen over zijn hoofd en danst door de kamer. Om niet te laten zien dat onderbroeken dragen niet mijn gewoonte is, trek ik er een aan en dans vrolijk mee.
Dit werkt aanstekelijk op de anderen en in een mum van tijd staat de kamer in rep en roer.
‘Pas op! Daar komt iemand!’ Waarschuwt de jongen die het dichtst bij de deur slaapt.
De muziek en het dansen stoppen abrupt en iedereen tracht zich een houding te geven.
Een officier met heel wat sterren op zijn kraag stapt onze kamer binnen en steekt een verwijtend vingertje in de hoogte.
‘Kalm aan jongens, als de sergeant dit ziet krijgen jullie straf. Tussen zes en tien uur ’s avonds mogen jullie op de kamer muziek en lawaai maken, daarbuiten is het verboden.’
Hij gaat weer weg en wijselijk besluiten we om toch maar voorzichtig te zijn en er mee op te houden.
De avonden met vrienden op de kamer zijn totaal nieuw voor mij. Ik ben net als een jonge hond die na lange tijd van opsluiting is losgelaten en vier uitbundig mee. Wat een tijd!
Julien Schouppe is een echte rasartiest en spoort ons aan.
Twee maanden later mogen we samen met hem een optreden verzorgen bij het afscheid van de 2e compagnie.
Mijn vriend Fik en ik deden de sketches en Julien de muziek. Hadden we succes? Ja hoor, maar vooral: veel lol!
Het leger is voor mij een goede leerschool wat sociale contacten aangaat. Discipline vormt geen probleem maar toch krijg ik regelmatig, net als iedereen, straf. Zelfs al is er geen reden toe, straf krijg je toch.
Het volstaat dat de sergeant slecht gezind is en meent dat je schoenen niet genoeg blinken of je geweer niet 100% proper is, om vier dagen ‘koekjes’ te krijgen.
Na veertien dagen legerdienst mogen we de eerste keer voor een weekeindje naar huis.
Zaterdagmiddag na het eten kunnen we vertrekken en moeten zondagavond om tien uur alweer binnen zijn.
We staan in een lange rij aan te schuiven bij de poort waar een KRO (Kandidaat Reserve Officier) onze verlofvergunning controleert.
Al dadelijk zien we dat er iets mis is. Heel wat jongens komen terug binnen en lopen in de richting van de kantine. Als het mijn beurt is kijkt die jonge KRO dadelijk achteraan in mijn nek en zegt met een heimelijk lachje om zijn mond. ‘Te lang, eerst knippen of niet naar huis.’
Als ik bij de haarkapper, die naast de kantine zit, aankom staan er al minstens twintig jongens aan te schuiven voor zijn deur.
De Fik is er ook bij. Dit gaat nog uren duren eer wij aan de beurt zijn.
Dikke Moree, een andere kamergenoot komt ook aangelopen.
‘’t Is niet waar hé mannen?’ Zucht hij. ‘Vooruit! Kom mee naar de kamer, ik weet iets beter.’
Op de kamer zitten ook al een paar pechvogels met lange haren te vloeken en te jammeren.
‘Kom eens hier,’ zegt Moree. Hij neemt Julien bij de schouders en haalt een kleine schaar tevoorschijn.
‘Ha, nee, ik wil niet dat ge daarmee aan mijn haar komt.’ Schreeuwt Schouppe.
‘Hier zie Fikske’, zegt Moree, en duwt de schaar in mijn handen, ‘doe het dan maar eerst bij mij.'
Hij noemt mij altijd Fikske, omdat ik steeds met de grote Fik uit Antwerpen samen ben en er al een tweede kamergenoot is die Roger heet.
Iedereen kijkt vol spanning naar mij, wat moet ik doen? Er zit niets anders op, en het is tenslotte Moree zelf die er om gevraagd heeft. Dus, ... knippen maar!
Moree heeft miezerig, lang, blond haar in de nek en ik snijd het heel voorzichtig weg.
‘Een beetje rapper Fikske,’ maant hij me aan, ‘straks mis ik mijn trein naar Brugge nog.
Vooruit dan maar, denk ik, en zet er de schaar diep in. Het resultaat lijkt nergens op, maar met zijn soldatenmuts goed op zijn oren getrokken kan het er door en wil hij als eerste zijn kans wagen.
We leunen met zij allen door het venster en zien dat hij zonder problemen voorbij de wachtpost komt.
Nu kan het niet rap genoeg gaan. Er wordt bijna gevochten om als volgende door mij geknipt te worden.
Al wat van onder de mutsen uitkomt knip ik gewoon weg. Het is niet om aan te zien maar nood breekt wet.
Eén na één stuiven ze de kamer uit op weg naar de vrijheid.
Ik moet de Fik laten zweren dat hij niet zal weglopen voordat ook mijn haren geknipt zijn want anders blijf ik alleen achter.
Wat hij aan mijn haardos gedaan heeft kan ik niet zien, maar na afloop proest hij het uit en dat doet mij het ergste vermoeden.
We gaan door de poort en niemand doet nog controle. De KRO is al lang naar huis.
Alle moeite was dus voor niks!
Op de trein naar huis sta ik heel de tijd recht met mijn achterhoofd zo dicht mogelijk in een hoekje tegen de wand geplakt. Iedereen kijkt naar mij, tenminste die indruk heb ik toch.
In plaats van recht naar huis te gaan loop ik de andere kant op; naar Jean 'de coiffeur'.
Jean krijgt de slappe lach als ik hem vertel waarom mijn haartooi er zo raar uitziet.
‘Er zit niets anders op dan je schedel kaal te scheren!’ Plaagt hij, maar uiteindelijk doet hij toch zijn best en krijg ik een nieuwe haarsnit.
Als ik in de spiegel naar mijn haardos kijk lijkt het net een kleerborstel.
Is dit het kapsel van de nieuwe mode misschien?
Ik zal maar de rest van mijn verhaal plaatsen hé.
Julien Schouppe staat al in zijn ondergoed. Hij heeft een gitaar van thuis meegebracht en tokkelt vrolijk op de snaren. Hij kent er wat van en het is dadelijk grote ambiance als hij ‘Daar bij de waterkant…’ aanheft.
De Fik laat zich niet onbetuigd, trekt een onderbroek met lange pijpen over zijn hoofd en danst door de kamer. Om niet te laten zien dat onderbroeken dragen niet mijn gewoonte is, trek ik er een aan en dans vrolijk mee.
Dit werkt aanstekelijk op de anderen en in een mum van tijd staat de kamer in rep en roer.
‘Pas op! Daar komt iemand!’ Waarschuwt de jongen die het dichtst bij de deur slaapt.
De muziek en het dansen stoppen abrupt en iedereen tracht zich een houding te geven.
Een officier met heel wat sterren op zijn kraag stapt onze kamer binnen en steekt een verwijtend vingertje in de hoogte.
‘Kalm aan jongens, als de sergeant dit ziet krijgen jullie straf. Tussen zes en tien uur ’s avonds mogen jullie op de kamer muziek en lawaai maken, daarbuiten is het verboden.’
Hij gaat weer weg en wijselijk besluiten we om toch maar voorzichtig te zijn en er mee op te houden.
De avonden met vrienden op de kamer zijn totaal nieuw voor mij. Ik ben net als een jonge hond die na lange tijd van opsluiting is losgelaten en vier uitbundig mee. Wat een tijd!
Julien Schouppe is een echte rasartiest en spoort ons aan.
Twee maanden later mogen we samen met hem een optreden verzorgen bij het afscheid van de 2e compagnie.
Mijn vriend Fik en ik deden de sketches en Julien de muziek. Hadden we succes? Ja hoor, maar vooral: veel lol!
Het leger is voor mij een goede leerschool wat sociale contacten aangaat. Discipline vormt geen probleem maar toch krijg ik regelmatig, net als iedereen, straf. Zelfs al is er geen reden toe, straf krijg je toch.
Het volstaat dat de sergeant slecht gezind is en meent dat je schoenen niet genoeg blinken of je geweer niet 100% proper is, om vier dagen ‘koekjes’ te krijgen.
Na veertien dagen legerdienst mogen we de eerste keer voor een weekeindje naar huis.
Zaterdagmiddag na het eten kunnen we vertrekken en moeten zondagavond om tien uur alweer binnen zijn.
We staan in een lange rij aan te schuiven bij de poort waar een KRO (Kandidaat Reserve Officier) onze verlofvergunning controleert.
Al dadelijk zien we dat er iets mis is. Heel wat jongens komen terug binnen en lopen in de richting van de kantine. Als het mijn beurt is kijkt die jonge KRO dadelijk achteraan in mijn nek en zegt met een heimelijk lachje om zijn mond. ‘Te lang, eerst knippen of niet naar huis.’
Als ik bij de haarkapper, die naast de kantine zit, aankom staan er al minstens twintig jongens aan te schuiven voor zijn deur.
De Fik is er ook bij. Dit gaat nog uren duren eer wij aan de beurt zijn.
Dikke Moree, een andere kamergenoot komt ook aangelopen.
‘’t Is niet waar hé mannen?’ Zucht hij. ‘Vooruit! Kom mee naar de kamer, ik weet iets beter.’
Op de kamer zitten ook al een paar pechvogels met lange haren te vloeken en te jammeren.
‘Kom eens hier,’ zegt Moree. Hij neemt Julien bij de schouders en haalt een kleine schaar tevoorschijn.
‘Ha, nee, ik wil niet dat ge daarmee aan mijn haar komt.’ Schreeuwt Schouppe.
‘Hier zie Fikske’, zegt Moree, en duwt de schaar in mijn handen, ‘doe het dan maar eerst bij mij.'
Hij noemt mij altijd Fikske, omdat ik steeds met de grote Fik uit Antwerpen samen ben en er al een tweede kamergenoot is die Roger heet.
Iedereen kijkt vol spanning naar mij, wat moet ik doen? Er zit niets anders op, en het is tenslotte Moree zelf die er om gevraagd heeft. Dus, ... knippen maar!
Moree heeft miezerig, lang, blond haar in de nek en ik snijd het heel voorzichtig weg.
‘Een beetje rapper Fikske,’ maant hij me aan, ‘straks mis ik mijn trein naar Brugge nog.
Vooruit dan maar, denk ik, en zet er de schaar diep in. Het resultaat lijkt nergens op, maar met zijn soldatenmuts goed op zijn oren getrokken kan het er door en wil hij als eerste zijn kans wagen.
We leunen met zij allen door het venster en zien dat hij zonder problemen voorbij de wachtpost komt.
Nu kan het niet rap genoeg gaan. Er wordt bijna gevochten om als volgende door mij geknipt te worden.
Al wat van onder de mutsen uitkomt knip ik gewoon weg. Het is niet om aan te zien maar nood breekt wet.
Eén na één stuiven ze de kamer uit op weg naar de vrijheid.
Ik moet de Fik laten zweren dat hij niet zal weglopen voordat ook mijn haren geknipt zijn want anders blijf ik alleen achter.
Wat hij aan mijn haardos gedaan heeft kan ik niet zien, maar na afloop proest hij het uit en dat doet mij het ergste vermoeden.
We gaan door de poort en niemand doet nog controle. De KRO is al lang naar huis.
Alle moeite was dus voor niks!
Op de trein naar huis sta ik heel de tijd recht met mijn achterhoofd zo dicht mogelijk in een hoekje tegen de wand geplakt. Iedereen kijkt naar mij, tenminste die indruk heb ik toch.
In plaats van recht naar huis te gaan loop ik de andere kant op; naar Jean 'de coiffeur'.
Jean krijgt de slappe lach als ik hem vertel waarom mijn haartooi er zo raar uitziet.
‘Er zit niets anders op dan je schedel kaal te scheren!’ Plaagt hij, maar uiteindelijk doet hij toch zijn best en krijg ik een nieuwe haarsnit.
Als ik in de spiegel naar mijn haardos kijk lijkt het net een kleerborstel.
Is dit het kapsel van de nieuwe mode misschien?
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
jeronimo - Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
- Locatie: pajottenland
het is wel niet aan mij om die uitleg te geven maar ik heb ook 18 maanden geklopt en mij zien zo onopvallend mogelijk te houden,
zo heb ik mijn tijd doorgekregen met slechts 3 dagen koeken die ik onrechtvaardig van de M P 's gekregen had.
De kleinste straf was; karwei,
dan waren het de koeken, men moest altijd klaar staan om eventuele karweien te doen.
wat straffer was politiekamer; gedurende de dag deed ge gewoon uw dienst maar savonds moest ge in " den bak" gaan slapen.
dan volgde kachot; dat was dag en nacht in den bak slapen en de gestrafte dagen moest ge dubbel na uw "klas" doen.
de echte " bandieten" ???? werden naar de straf kompagnie gestuurd
en de hopelozen werden onslagen met verlies van uw burgerrechten.
Er kan nog veel bijverteld worden maar dat laat ik aan anderen over.
zo heb ik mijn tijd doorgekregen met slechts 3 dagen koeken die ik onrechtvaardig van de M P 's gekregen had.
De kleinste straf was; karwei,
dan waren het de koeken, men moest altijd klaar staan om eventuele karweien te doen.
wat straffer was politiekamer; gedurende de dag deed ge gewoon uw dienst maar savonds moest ge in " den bak" gaan slapen.
dan volgde kachot; dat was dag en nacht in den bak slapen en de gestrafte dagen moest ge dubbel na uw "klas" doen.
de echte " bandieten" ???? werden naar de straf kompagnie gestuurd
en de hopelozen werden onslagen met verlies van uw burgerrechten.
Er kan nog veel bijverteld worden maar dat laat ik aan anderen over.
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Nee Jeronimo, vertel maar jong. Je bent daar goed in. Het is toch hetzelfde of jij de uitleg geeft of ik. Trouwens ik wist niet meer hoe het juist ging met die verschillende gradaties van straffen.
Ik zie graag als iemand anders ook eens wat vertelt. Het moet niet altijd dezelfde zijn hé.
Ik zie graag als iemand anders ook eens wat vertelt. Het moet niet altijd dezelfde zijn hé.
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
jadi - Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
- Locatie: de boterstad
Hahaha danke voor de uitleg Jeronimo
Jawadde dat was nog niet alles.
Van mijn 12j tot 21j ben ik intern geweest,het was er ook streng maar als ik dit allemaal lees...Maarja jullie zijn de mannen he,vrouwen zijn toch wel zachter van nature uit.Om misverstanden te voorkomen ik bedoel naar zeker niet negatiefs mee hoor.
Een vrouw zou al direkt beginnen blêten als ze 's nachts politiekamer krijgt bv...
Jawadde dat was nog niet alles.
Van mijn 12j tot 21j ben ik intern geweest,het was er ook streng maar als ik dit allemaal lees...Maarja jullie zijn de mannen he,vrouwen zijn toch wel zachter van nature uit.Om misverstanden te voorkomen ik bedoel naar zeker niet negatiefs mee hoor.
Een vrouw zou al direkt beginnen blêten als ze 's nachts politiekamer krijgt bv...
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
-
VictorinaVdP - Lid geworden op: 05 mei 2005, 14:58
- Locatie: Bastogne
Hallo beste maatjes
Jeronimo, daar moet ik mijn schatje naartoe krijgen, hij heeft ook wat meegemaakt in het leger en als ik hem zover ktijg loopt hij nooit meer weg(lach)
Ja Fikske, daarom heb ik ook dat voorstel van mijn schoonzus met beide handen aangenomen , ik vond uw verhaal heel goed en helemaal niet te lang
Hier volgt een kleintje van mij.
Wij hebben dus vele jaren in Spanje gewoond niet om in de zon te liggen maar om te werken
In de winter kwamen wij telkens een maand naar Belgie dat was onze vacantie
Mijn man heeft die reis naar Spanje altijd op 1 dag gedaan met de auto maar toen wij 75 jaar werden besloten we om dat in 2 dagen te doen
Nu slaapgelegenheid zoeken , we zien een hotel van FORMULE 1 het zag er goed uit en het was heel goekoop , we gaan er dus voor
laat nu toiletten en douchen op de gang zijn in zo 'n kabientjes en men moet zich toch douchen en naar toilet ,ventje gaat eerst en vind alles ok dan ga ik ik kom terug en zeg hem daar ga ik niet in <dat is een doos zonder lucht> hij neemt mij met nogal harde hand mee en duwt mij naar binnenen sluit de deur , hij had niet gekeken dat dat ding nog aanhet werken was van een vorige gebruiker ,ik wil dus mijn ding doen maar heb recht gehad op een spoeling en ontsmetting maar het plasken heb ik niet gedaan .Ventj heeft heel de week recht gehad op beeld zonder spraak
Nu kunnen wij daar wel om lachen maar ik was toen wel zeer ongelukkig
Voila dat is mijn kort verhaaltje, ik hoop dat jullie er ook eens kunnen mee lachen
En nu tot morgen knuffels voor Jeronimo Fiksken Jadi en al de maatjes
Victorina
Jeronimo, daar moet ik mijn schatje naartoe krijgen, hij heeft ook wat meegemaakt in het leger en als ik hem zover ktijg loopt hij nooit meer weg(lach)
Ja Fikske, daarom heb ik ook dat voorstel van mijn schoonzus met beide handen aangenomen , ik vond uw verhaal heel goed en helemaal niet te lang
Hier volgt een kleintje van mij.
Wij hebben dus vele jaren in Spanje gewoond niet om in de zon te liggen maar om te werken
In de winter kwamen wij telkens een maand naar Belgie dat was onze vacantie
Mijn man heeft die reis naar Spanje altijd op 1 dag gedaan met de auto maar toen wij 75 jaar werden besloten we om dat in 2 dagen te doen
Nu slaapgelegenheid zoeken , we zien een hotel van FORMULE 1 het zag er goed uit en het was heel goekoop , we gaan er dus voor
laat nu toiletten en douchen op de gang zijn in zo 'n kabientjes en men moet zich toch douchen en naar toilet ,ventje gaat eerst en vind alles ok dan ga ik ik kom terug en zeg hem daar ga ik niet in <dat is een doos zonder lucht> hij neemt mij met nogal harde hand mee en duwt mij naar binnenen sluit de deur , hij had niet gekeken dat dat ding nog aanhet werken was van een vorige gebruiker ,ik wil dus mijn ding doen maar heb recht gehad op een spoeling en ontsmetting maar het plasken heb ik niet gedaan .Ventj heeft heel de week recht gehad op beeld zonder spraak
Nu kunnen wij daar wel om lachen maar ik was toen wel zeer ongelukkig
Voila dat is mijn kort verhaaltje, ik hoop dat jullie er ook eens kunnen mee lachen
En nu tot morgen knuffels voor Jeronimo Fiksken Jadi en al de maatjes
Victorina
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Wel Victorina, je verhaal mag er zijn. Beeld zonder klank is er bij ons ook al eens geweest, maar een héle week meisje? Ik zou dat nooit uithouden, mijn Tineke ook niet trouwens. Laat staan één uur ja, en dan gedaan, en als het nodig is vrede sluiten, ... in bed.VictorinaVdP schreef:.... Ventj heeft heel de week recht gehad op beeld zonder spraak
Nu kunnen wij daar wel om lachen maar ik was toen wel zeer ongelukkig
Vat dat nu niet op als een verwijt hé Vic. , maar ik heb nu eenmaal een klein hartje...
Ja die mannen hé, ze zijn soms wat onstuimig en na een lange autorit soms wat 'op hun zenuwen'. 'k heb daar vroeger, toen ik nog werkte, ook wel eens last van gehad, (van de zenuwen...) nu ben ik veel kalmer (al zegt mijn vrouwtje soms van niet, maar enfin).
Ja als je man zijn belevenissen in het leger hier wil komen vertellen, voor mij in elk geval, graag hoor!
Ik heb nog wel een verhaal klaar van het leger, dat volgt op het vorige, maar ik ga eerst iets heel anders vertellen. Het is wel niet stoer of grappig maar wel romantisch. Zijn jullie er klaar voor? Hier gaan we dan.
Zomer - 1955 -- Vlaamse Kermis, de Eerste Kus
Na één maand legerdienst mogen we voor een tweede weekeindje naar huis. Als ik aankom zitten de vrienden al op mij te wachten.
‘Eindelijk zeg, wij vroegen ons al af waar je bleef.’ De Mâne (Manuel) maakt zijn linkerpols bloot en tikt ostentatief op zijn nieuwe polshorloge.
Ik gooi mijn kidbag op de grond en laat me met een zucht op een stoel neervallen.
‘Ik ben kapot jongens. Die rotsergeant heeft ons nog één uur dril gegeven voordat we mochten vertrekken.’
‘Wat ne smeerlap!’ Zegt de Gène. ‘Ga je nu maar vlug omkleden want we gaan naar Tervuren, ‘t is bal in de ‘Saint Hubert’ met n’ een orgel.’
‘Maar dat is toch morgen, vandaag is het nog geen zondag zulle!’
‘Nee, vandaag hebben ze gezegd, en doe maar liever je burgerkleren aan want met die kazerne van de MP’s (Militaire Politie) in Tervuren ben je in soldatenkleren gene moment op uw gemak.’
Mijn broer Mil staat al lichtjes te trappelen van ongeduld.
‘’k Ga me toch eerst nog scheren hoor mannen.’
‘Ja en ziet dat ge geen stoppelbaard hebt want dat voelen de ‘mokskes’ niet graag.’
De drie hebben er blijkbaar zin in en als ik klaar ben haasten we ons naar het blauwe trammetje dat ons tot in Tervuren-station brengt.
Het is maar een eindje wandelen door het park en dan zijn we in het centrum.
Als we bij de Sint Hubertuszaal aankomen zien we nog niet veel beweging en gaan dan maar binnen om alvast een pint te pakken.
Er zitten enkele kaarters aan een tafeltje maar verder is er geen jong volk te bespeuren en voor we iets kunnen vragen zegt de cafébaas;
‘Jullie zijn een dagske te vroeg jongens. Als ‘t voor het bal is moeten jullie morgen maar terugkomen.’
‘Miljaarde, en daarvoor zitten jullie mij zo af te jagen.’
We drinken een glas geuze en besluiten dan maar om naar de cinema te gaan want vandaag is er toch verder niks te doen.
De volgende dag zitten we met twijfels.
Naar het bal in Tervuren gaan of naar de Vlaamse kermis van de voetbalploeg in ons eigen dorp?
We besluiten dan maar om in de namiddag eerst een kijkje te gaan nemen op de Vlaamse kermis en nadien te gaan dansen in de Sint Hubertus.
Rond vijf uur arriveren we aan het voetbalplein. Het is mooi weer en we horen de vrolijke tonen van een dansorkest. Tussen de kraampjes is er een grote plankenvloer aangelegd en op een verhoog dat opgetimmerd is uit opeengestapelde lege bierbakken zit een viertal muzikanten.
De tafeltjes en stoelen rond de dansvloer zijn bijna allemaal bezet.
‘Kom mannen we nemen deze vier plaatsen dicht bij het orkest.’
We moeten onze consumpties zelf gaan halen aan de taptent.
Met vier glazen kriek kom ik terug naar ons tafeltje en dan zie ik haar,...
Ze staat samen met haar vriendin Nelly te kijken naar het kegelspel.
Ik weet dat ze me gezien heeft maar toch laat ze het niet merken.
‘Gaan we ne keer dansen?’ vraagt de Gène en meteen is hij al weg en gaat recht naar de twee meisjes. Hij vraagt Nelly.
Samen zetten ze een Boogie Woogie in.
‘Ik ga die andere halen.’ Zegt Manuel.
‘Nee, wacht,...’
Maar ik ben te laat, hij is al weg. Ik zie dat ze met haar hoofd schudt als hij haar vraagt. Schouderophalend komt hij terug.
‘Ze kan geen Boogie dansen zegt ze, wat voor een flauwe kiek is dat.’
Hij wil weer gaan zitten.
‘Oh wacht, daar is Marie-Louiske, die zal wel willen.’
Manuel doet van ver teken en nog voor hij bij haar is staat Ma-Wiske al op de dansvloer en waggelt uitnodigend met haar heupen.
Eer Mil de kans krijgt om recht te staan haast ik me naar de tent-met-kegels.
Ze staat met haar rug naar mij en verschiet een beetje als ik haar naam zeg.
Morgen het vervolg...
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
jadi - Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
- Locatie: de boterstad
Doemme
Fikske je doet mij weer met spanning uitkijken naar morgen... Ja er zit niets anders op he.
Vic,ik heb moeten lachen hoor,daar mag je zeker van zijn.Maar één week amaai ik zou dit niet volhouden.Ik zo'n babbelkous,mijn man is hier zo. Ik doe dan van alles om hem aan de praat te krijgen.
Gelukkig dat we allemaal verschillend zijn,anders zou het maar saai zijn in deze wereld,vind je ook niet?
Vic,ik heb moeten lachen hoor,daar mag je zeker van zijn.Maar één week amaai ik zou dit niet volhouden.Ik zo'n babbelkous,mijn man is hier zo. Ik doe dan van alles om hem aan de praat te krijgen.
Gelukkig dat we allemaal verschillend zijn,anders zou het maar saai zijn in deze wereld,vind je ook niet?
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
-
jeronimo - Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
- Locatie: pajottenland
Hallo iedereen,
Ik zou eens heel diep in mijn geheugen willen tasten.
Door de mannen werd er heel smalend gedacht over de naam Marie.
Er werd gezegt, alle paarden van de vuilkar heten Marie.
Wel ik heb die vuilniskarren in Brussel nog zien rijden, zo'n kar op twee wielen met een reus van een paard tussen de " branquards", ze noemden het een berrekeir.
In dien tijd werd het perkamentpapier nog van beenderen gemaakt
Ik zie de voddemannen nog door de straten trekken met hun stootkar al roepende" edje gien vodden en bienen, in 't Frans was dat Marchand d' bouteilles, ja flessen en oude vodden, oud ijzer alles werd meegenomen.
En dan de" kerrekeswijven"; ze stonden op de hoeken van de straten al roepende om hun waar aan te prijzen, zo herinner ik mij nog " mimosa cinq frank la botte" in de notentijd was het van des nois cinq frank les treize en vajf frang veu en dozaanj. ja in t' frans kregen ze altijd een noot meer. de kastanjes werden allen in 't frans verkocht " des marons,
cinq franf les treize, ze stonden aan de trappen van de beurs met hun koolvuur en ja rieken deed dat wel goed, heb er mij wel nooit gekocht
we konden dat thuis gratis eten, zo stonden ze met alle seizoenfruit maar bedrogen waard ge toch, eerst kochten ze al minderwaardige kwaliteit en
en het wegen ging zo rap dat ge onmogelijk kon gezien hebben wat hun ballans aanwees. Het was toen ook een gezegde" bucht van de SARMA
wel die naam stond voor Societé Anonyme ( qui donne unne) Reduction
( sur des) marchandises Abimées.
Zo waren de brusselse trams allen zonder deuren, de eerste trams met automatische deuren waren die van de lange trajecten, de 40 vanuit het noord en de 45 vanuit de Midi reden beiden naar Tervuren, ook de tram naar Vilvoorde was een modern dubbel rijtuig en waarbij de bestuurder kon zitten, mischien is dat allemaal niet relevant maar allé ' toch te vermelden waart.
Tot ik nog eens wat inspiratie heb.
Ik zou eens heel diep in mijn geheugen willen tasten.
Door de mannen werd er heel smalend gedacht over de naam Marie.
Er werd gezegt, alle paarden van de vuilkar heten Marie.
Wel ik heb die vuilniskarren in Brussel nog zien rijden, zo'n kar op twee wielen met een reus van een paard tussen de " branquards", ze noemden het een berrekeir.
In dien tijd werd het perkamentpapier nog van beenderen gemaakt
Ik zie de voddemannen nog door de straten trekken met hun stootkar al roepende" edje gien vodden en bienen, in 't Frans was dat Marchand d' bouteilles, ja flessen en oude vodden, oud ijzer alles werd meegenomen.
En dan de" kerrekeswijven"; ze stonden op de hoeken van de straten al roepende om hun waar aan te prijzen, zo herinner ik mij nog " mimosa cinq frank la botte" in de notentijd was het van des nois cinq frank les treize en vajf frang veu en dozaanj. ja in t' frans kregen ze altijd een noot meer. de kastanjes werden allen in 't frans verkocht " des marons,
cinq franf les treize, ze stonden aan de trappen van de beurs met hun koolvuur en ja rieken deed dat wel goed, heb er mij wel nooit gekocht
we konden dat thuis gratis eten, zo stonden ze met alle seizoenfruit maar bedrogen waard ge toch, eerst kochten ze al minderwaardige kwaliteit en
en het wegen ging zo rap dat ge onmogelijk kon gezien hebben wat hun ballans aanwees. Het was toen ook een gezegde" bucht van de SARMA
wel die naam stond voor Societé Anonyme ( qui donne unne) Reduction
( sur des) marchandises Abimées.
Zo waren de brusselse trams allen zonder deuren, de eerste trams met automatische deuren waren die van de lange trajecten, de 40 vanuit het noord en de 45 vanuit de Midi reden beiden naar Tervuren, ook de tram naar Vilvoorde was een modern dubbel rijtuig en waarbij de bestuurder kon zitten, mischien is dat allemaal niet relevant maar allé ' toch te vermelden waart.
Tot ik nog eens wat inspiratie heb.
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.
-
jadi - Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
- Locatie: de boterstad
Ewel Jeronimo dat raakt me je verhaal,...ik weet niet hoe het komt maar het verhaal van het meisje met de zwavelstokjes kwam onmiddellijk op in mijn gedachten.Mooi of slecht weer die mensen stonden daar toch he.Ik ben heel blij dat ik het heb mogen lezen.
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Hallo vrienden, ben nog eens komen piepen en ja jullie waren er weer.
Kijk, ik kon vanavond niet goed in slaap raken en we ontmoeten elkaar op dit forum. Fijn hé?
Oh, ik kan de dingen die Jeronimo daar verteld goed smaken. Trouwens het water komt me nog in de mond.
Ook ik heb ze nog gekend die gepofte kastanjes (les marrons) en heb er wel gekocht en vond ze héél lekker.
Thuis hadden we dat niet maar in het bos kon je ze wel gaan rapen en dan in de winter 's avonds op de Leuvense stoof laten 'poffen', heerlijk!

Die vuilkar met het paard heb ik niet gekend maar de Sarma wel.
Ik wist niet waar de naam vandaan kwam. Dank je Jeronimo, dat weten we nu ook weer zie.
Goede nacht iedereen. Morgen zijn we er weer!
Kijk, ik kon vanavond niet goed in slaap raken en we ontmoeten elkaar op dit forum. Fijn hé?
Oh, ik kan de dingen die Jeronimo daar verteld goed smaken. Trouwens het water komt me nog in de mond.
Ook ik heb ze nog gekend die gepofte kastanjes (les marrons) en heb er wel gekocht en vond ze héél lekker.
Thuis hadden we dat niet maar in het bos kon je ze wel gaan rapen en dan in de winter 's avonds op de Leuvense stoof laten 'poffen', heerlijk!

Die vuilkar met het paard heb ik niet gekend maar de Sarma wel.
Ik wist niet waar de naam vandaan kwam. Dank je Jeronimo, dat weten we nu ook weer zie.
Goede nacht iedereen. Morgen zijn we er weer!
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
We knopen aan waar we gisteren gestopt zijn en gaan maar verder met de romantiek ...waar is die 'brave' tijd?
....Ze staat met haar rug naar mij en verschiet een beetje als ik haar naam zeg.
Een ogenblik ben ik sprakeloos maar dan raap ik al mijn moed bijeen en vraag.
‘Wil je met mij dansen, Clementine?’
Haar ogen zeggen ja maar haar mond zegt; ‘Nee, dat kan ik niet doen want ik heb al aan jouw vriend geweigerd.’
‘Die heeft al iemand anders gevonden,’ zeg ik haastig, en voor ze zich kan bedenken vat ik haar hand en neem haar mee.
Ze volgt gewillig en mijn hart bonst weer in mijn keel.
Zou ze het nog weten van die aanraking in de autocar? Wat moet ik nu zeggen?
Zal ze niet doen alsof ze van niks weet als ik erover begin?
Veel tijd om over dit alles na te denken heb ik niet want op het moment dat we de dansvloer willen opstappen stopt de muziek. De dans is ten einde.
Ik laat instinctief haar hand los maar als ze weg wil neem ik ze dadelijk weer vast.
‘Nee, wacht. De volgende is voor ons.’
Het orkest zet een trage slow in en we staan een ogenblik roerloos tegenover elkaar.
Dan leg ik mijn hand in haar zij en we bewegen zachtjes op de tonen van de muziek.
Er gaan tientallen vragen en verwijten door mijn hoofd.
Waar ga je nu toch aan beginnen jong?
Je had nochtans voorgenomen om geen vaste verkering te hebben als je bij den troep bent.
Als je hiermee doorgaat kun je het uitgaan met de kameraden wel vergeten.
Hoe oud is ze eigenlijk? 17?, of nee 16! Want haar broer is drie jaar ouder dan zij en ikzelf ben één jaar jonger dan Willy, dus,... eh...
Jezus, ik kan niet meer rekenen!
De stilte duurt maar even en toch lijkt het of er geen eind aan komt.
Plots wordt ik wakker uit mijn overpeinzingen omdat ik een zachte druk voel in mijn linkerhand.
Ze knijpt in mijn hand! Dus, ze wéet het nog!
Ik knijp zachtjes terug en zij knijpt harder.
‘Weet je het nog?’ Vraag ik met een rode kop en een krop in de keel.
Ze knikt en haar blauwe ogen stralen van verliefdheid.
‘Ik kan niet lang blijven.’ zegt ze, ‘mijn pa is vies gezind vandaag en ik moet vóór acht uur thuis zijn.’ ‘Nelly moet pas om tien uur naar huis.’
‘Ik zal met je mee gaan,’ zeg ik grootmoedig.
‘Nee! Ze mogen ons niet samen zien weggaan, als ze dat thuis vernemen dan,...’
‘Ga jij binnen tien minuten weg, ik haal je wel in.’
‘Ik ga langs de beekstraat.’
‘Goed, ik zie je daar wel.’
Als ik aan de vrienden uitleg wat ik ga doen barst er een storm van protest los.
‘Maar enfin jong, zijde gij op uwe kop gevallen. Dan kunde gij niet mee naar het bal in Tervuren straks!’
‘Ga maar ik heb toch geen goesting en ik moet vanavond nog ‘binnen’ in Mechelen.’
Rond zeven uur zie ik haar weggaan en even later volg ik op een afstand.
Als we aan de ijzeren brug onder de spoorweg komen heb ik haar ingehaald, neem haar zachtjes bij de arm en leidt haar in een donker hoekje.
Zonder een woord te spreken kus ik haar op de mond en zij laat dit gewillig toe.
In mijn achterhoofd hoor ik de “goede raad” van dé kusspecialisten Eugène en Manuel: ge moet uw tong gebruiken bij het kussen jong!
Dit wordt dan mijn eerste tongkus, denk ik bij mezelf en open langzaam mijn lippen terwijl mijn tong haar weg zoekt.
Verschrikt doet ze haar ogen open en houdt haar hoofd achterover.
‘Moet dat zo?’ Vraagt ze verlegen.
‘Ja,... eh, dat zeggen ze toch.’
Gewillig opent ze haar lippen en voorzichtig geven we nu onze eerste echte liefdeskus.
Even later gaan we verder en als we op driehonderd meter van haar huis genaderd zijn wil ze niet dat ik nog meekom.
‘Ik zal je een brief schrijven.’ Zeg ik haastig.
‘Nee!, die zullen ze bij ons thuis openmaken.'
'Kom je naar de kermis in Wezembeek binnen veertien dagen?’ Vraagt ze lief.
‘Als ik niet gestraft ben en buiten mag.’
‘Ik zie je daar dan wel. Ga nu maar!’ Zegt ze, bang dat we zullen opgemerkt worden.
Dan stapt ze resoluut weg en kijkt niet meer om.
Ik blijf even staan en weet niet waar ik aan toe ben. Aan de ene kant ben ik heel blij met zo een schat van een meisje en aan de andere kant ben ik bang dat mijn vrij bestaan, dat nog maar pas begonnen is, hier al een einde neemt.
Als ik verder naar huis toe stap, neem ik een besluit.
Een meisje zoals zij vind ik nergens anders meer, dat vóel ik.
We zijn nog zo jong en zullen lang geduld moeten hebben.
Maar dat heb ik er voor over, en heb er nooit spijt van gehad.
....Ze staat met haar rug naar mij en verschiet een beetje als ik haar naam zeg.
Een ogenblik ben ik sprakeloos maar dan raap ik al mijn moed bijeen en vraag.
‘Wil je met mij dansen, Clementine?’
Haar ogen zeggen ja maar haar mond zegt; ‘Nee, dat kan ik niet doen want ik heb al aan jouw vriend geweigerd.’
‘Die heeft al iemand anders gevonden,’ zeg ik haastig, en voor ze zich kan bedenken vat ik haar hand en neem haar mee.
Ze volgt gewillig en mijn hart bonst weer in mijn keel.
Zou ze het nog weten van die aanraking in de autocar? Wat moet ik nu zeggen?
Zal ze niet doen alsof ze van niks weet als ik erover begin?
Veel tijd om over dit alles na te denken heb ik niet want op het moment dat we de dansvloer willen opstappen stopt de muziek. De dans is ten einde.
Ik laat instinctief haar hand los maar als ze weg wil neem ik ze dadelijk weer vast.
‘Nee, wacht. De volgende is voor ons.’
Het orkest zet een trage slow in en we staan een ogenblik roerloos tegenover elkaar.
Dan leg ik mijn hand in haar zij en we bewegen zachtjes op de tonen van de muziek.
Er gaan tientallen vragen en verwijten door mijn hoofd.
Waar ga je nu toch aan beginnen jong?
Je had nochtans voorgenomen om geen vaste verkering te hebben als je bij den troep bent.
Als je hiermee doorgaat kun je het uitgaan met de kameraden wel vergeten.
Hoe oud is ze eigenlijk? 17?, of nee 16! Want haar broer is drie jaar ouder dan zij en ikzelf ben één jaar jonger dan Willy, dus,... eh...
Jezus, ik kan niet meer rekenen!
De stilte duurt maar even en toch lijkt het of er geen eind aan komt.
Plots wordt ik wakker uit mijn overpeinzingen omdat ik een zachte druk voel in mijn linkerhand.
Ze knijpt in mijn hand! Dus, ze wéet het nog!
Ik knijp zachtjes terug en zij knijpt harder.
‘Weet je het nog?’ Vraag ik met een rode kop en een krop in de keel.
Ze knikt en haar blauwe ogen stralen van verliefdheid.
‘Ik kan niet lang blijven.’ zegt ze, ‘mijn pa is vies gezind vandaag en ik moet vóór acht uur thuis zijn.’ ‘Nelly moet pas om tien uur naar huis.’
‘Ik zal met je mee gaan,’ zeg ik grootmoedig.
‘Nee! Ze mogen ons niet samen zien weggaan, als ze dat thuis vernemen dan,...’
‘Ga jij binnen tien minuten weg, ik haal je wel in.’
‘Ik ga langs de beekstraat.’
‘Goed, ik zie je daar wel.’
Als ik aan de vrienden uitleg wat ik ga doen barst er een storm van protest los.
‘Maar enfin jong, zijde gij op uwe kop gevallen. Dan kunde gij niet mee naar het bal in Tervuren straks!’
‘Ga maar ik heb toch geen goesting en ik moet vanavond nog ‘binnen’ in Mechelen.’
Rond zeven uur zie ik haar weggaan en even later volg ik op een afstand.
Als we aan de ijzeren brug onder de spoorweg komen heb ik haar ingehaald, neem haar zachtjes bij de arm en leidt haar in een donker hoekje.
Zonder een woord te spreken kus ik haar op de mond en zij laat dit gewillig toe.
In mijn achterhoofd hoor ik de “goede raad” van dé kusspecialisten Eugène en Manuel: ge moet uw tong gebruiken bij het kussen jong!
Dit wordt dan mijn eerste tongkus, denk ik bij mezelf en open langzaam mijn lippen terwijl mijn tong haar weg zoekt.
Verschrikt doet ze haar ogen open en houdt haar hoofd achterover.
‘Moet dat zo?’ Vraagt ze verlegen.
‘Ja,... eh, dat zeggen ze toch.’
Gewillig opent ze haar lippen en voorzichtig geven we nu onze eerste echte liefdeskus.
Even later gaan we verder en als we op driehonderd meter van haar huis genaderd zijn wil ze niet dat ik nog meekom.
‘Ik zal je een brief schrijven.’ Zeg ik haastig.
‘Nee!, die zullen ze bij ons thuis openmaken.'
'Kom je naar de kermis in Wezembeek binnen veertien dagen?’ Vraagt ze lief.
‘Als ik niet gestraft ben en buiten mag.’
‘Ik zie je daar dan wel. Ga nu maar!’ Zegt ze, bang dat we zullen opgemerkt worden.
Dan stapt ze resoluut weg en kijkt niet meer om.
Ik blijf even staan en weet niet waar ik aan toe ben. Aan de ene kant ben ik heel blij met zo een schat van een meisje en aan de andere kant ben ik bang dat mijn vrij bestaan, dat nog maar pas begonnen is, hier al een einde neemt.
Als ik verder naar huis toe stap, neem ik een besluit.
Een meisje zoals zij vind ik nergens anders meer, dat vóel ik.
We zijn nog zo jong en zullen lang geduld moeten hebben.
Maar dat heb ik er voor over, en heb er nooit spijt van gehad.
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.
-
jeronimo - Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
- Locatie: pajottenland
Maar Fikske jong, dat is een echte liefdes roman!!!!!
Ik zei het nog hé, seffens begint hij zijn leven te vertellen.
Wel, de tranen kwamen mij in de ogen.
Eer ik mijn liefdesleven begin te vertellen zal er veel water
naar de zee moeten lopen, niet dat er geheimen zijn maar zó open ben ik wel nog niet.
Ik zei het nog hé, seffens begint hij zijn leven te vertellen.
Wel, de tranen kwamen mij in de ogen.
Eer ik mijn liefdesleven begin te vertellen zal er veel water
naar de zee moeten lopen, niet dat er geheimen zijn maar zó open ben ik wel nog niet.
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.
-
Fikske - Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
- Locatie: W-O 1970
Wel dat is eigenlijk een deel van mijn (ons) leven hé Jeronimo, wat dacht je anders?jeronimo schreef:Maar Fikske jong, dat is een echte liefdes roman!!!!!
Ik zei het nog hé, seffens begint hij zijn leven te vertellen.
Wel, de tranen kwamen mij in de ogen.
Eer ik mijn liefdesleven begin te vertellen zal er veel water
naar de zee moeten lopen, niet dat er geheimen zijn maar zó open ben ik wel nog niet.
Ik moet wel zeggen dat ik het eerst aan Tineke heb laten lezen en gevraagd of ik het mocht plaatsen. Ze had geen bezwaar.
''Zo was het hé,'' zei ze , ''wij waren nog héél braaf - tot we getrouwd zijn'' .
En zó open was ik nu ook weer niet denk ik. Meer vertel ik echt niet hoor.
Nu gaan ze allemaal veel sneller. Als je begrijpt wat ik bedoel, maar zijn ook vaak sneller uit elkaar, is dat beter?
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.
is de rijkste die er leeft.