Mijn gedachten en gevoelens.
-
schrijfster - Lid geworden op: 26 sep 2008, 16:16
- Locatie: nijmegen

Bomi, lieve Bomi
hopelijk gaat het nu weer wat beter met je?
Feestdagen zijn mooi,
maar kunnen soms ook moeilijke dagen geven.
[glimlach] wij meiden van de S.T.U zijn van het sterke ras
ook jij komt alles weer te boven[ even de tijd laten]
Lieve sterkte groetjes en knuf schrijfster.
Tonen wat je hebt,is niet laten zien wie je bent.
-
schrijfster - Lid geworden op: 26 sep 2008, 16:16
- Locatie: nijmegen

Bomi, kom je nog snel een mooi en
zonnige weekend toewensen
Lieve groetjes schrijfster
Tonen wat je hebt,is niet laten zien wie je bent.
-
Bomi - Lid geworden op: 09 aug 2002, 20:54
- Locatie: Hasselt
-
-

Elfjes in het bos spelend, blijkbaar gelukkig. Dat wens ik
ieder die hier voorbij kwam en nog komen zal.
Laat ons de oude volkswijsheid eerbiedigen,
" Leven en laten leven "
Liefs,
Bomi
-

Elfjes in het bos spelend, blijkbaar gelukkig. Dat wens ik
ieder die hier voorbij kwam en nog komen zal.
Laat ons de oude volkswijsheid eerbiedigen,
" Leven en laten leven "
Liefs,
Bomi
Dankbaar met het verleden, je blik open voor het heden!
-
Bomi - Lid geworden op: 09 aug 2002, 20:54
- Locatie: Hasselt
--
-
Er was eens . . .
Zo beginnen alle verhalen, ook nu weer.
Ergens in een klein dorpje, nogal ver weg en afgelegen, woonde een familie Molenaar. Of dat hun echte naam was heeft niemand ooit geweten. De vader had de molen gekocht van een rijke heer dus noemde iedereen die er voorbij kwam hen de familie Molenaar.
Vader maalde het graan van de dorpelingen, koren, haver, tarwe voor elk soort graan had hij een speciale molensteen. De rest liet hij over aan de wind.
Moeder droeg een schort met bloemetjes, roze piepkleine roosjes op een lichtgroene achtergrond wat een fleurige aanblik gaf, plagend noemde vader haar mijn roosje. Rijk waren ze niet, de kinderen één jongen en twee meisjes liepen school in t naburige dorp.
Eén ding hadden ze gemeen, alle drie hadden ze haren van het lichtste blond wat er op aarde bestond. De twee meisjes Doke van zeven en Lientje van vier hadden mooie, dikke, glanzende vlechten, gebonden met een wit satijnen strik. De oudste was hun broer Free, met zijn negen jaar speelde hij baas over zijn zussen, zijn haren stonden piekend rechtop, wat hem de bijnaam Hanenkam had opgeleverd. Hij vond trouwens meisjes maar domme wezens, hij had het niet zo voor al die frullen en strikjes. Strikken waar de meisjes zo fier op waren, moeder had ze zelf gemaakt, linten geknipt uit de rok van haar trouwjurk. Avonden lang had ze zitten naaien om de linten te festonneren zo bleven de randjes mooi glad.
Haar devies was, geen mooie strik zonder mooi glad lint.
Zo te zien een normaal, doorsnee Vlaams gezin, met eigen gang van zaken. Ouders die werkten, kinderen die school liepen, leerden, en buiten uit, hun taken voor school en thuis opknapten. De kinderen genoten van de natuur, hun huisje stond midden in t groen. Vader had achter de heg een moestuin aangelegd waar moeder alle soorten groenten kweekte, lekker vers en gezond. Links achter stond de waterput met erlangs een appelboom.
De waterput was afgedekt met een houten deksel, er gold een streng verbod, op die put te spelen. Als de appels rijp waren was er niets makkelijker dan op de put te klauteren en zo naar de overhangende takken van de appelboom te kruipen. Het glanzende rood van de appels werkte op Free gelijk een rode lap op een stier.
De volgende vrije namiddag, na het volbrengen van hun taken, gingen de kinderen verstoppertje spelen. Doke stond met het hoofd in de holte van haar arm tegen de muur, onder de molenwiek, die stil stond. Tellen moest ze tot honderd, wie niet weg is, is gezien.
Free nam Lientje bij de hand en verstopte haar tussen een paar bessenstruiken. Ssssst ze moest stil zijn. Zelf wipte hij op de waterput en kroop op de tak van de appelboom. Doke had ondertussen al tot 90 geteld, alles was klaar en stil.
Luidruchtig riep ze ik kom, ik kom . . . het bleef stil. Schuifelend liep Do van hier naar ginder. Lientje had ze het snelst gevonden, ze giechelden alle twee, de meisjes zochten nu stapje voor stapje verder. Elk hoekje van de tuin werd gretig onderzocht, geen Free te vinden.
Ergens uit het niets hoorden ze haahaahaatsjiehie een harde niesbui. Ze wisten nu wel waar het geluid vandaan kwam. Free kom er maar uit riepen ze samen, wat hij ook deed. Hij sprong van de tak op het deksel van de waterput dat in twee stukken brak. Het was een vierkant gat, Free schoot met zijn benen in het water, kon nog met zijn twee ellebogen op twee zijden van het gat blijven haken. Roep vader was het enige wat hij nog kon schreeuwen. De zusjes vlogen naar de keuken waar vader net de krant las en een tas koffie dronk samen met moeder.
Snel vlogen ze naar buiten waar de arme Free wenend hing. Vader was gewoon zware zakken te tillen, kon zijn zoon zonder al te veel moeite omhoog halen. Hij plaatste Free tegen de muur van de molen, druipnat en zei je komt er niet binnen eer je droog bent! Moeder keek geschrokken maar wist dat vader gelijk had, Free kende de regels van de waterput, moest nu maar een tijdje zijn straf ondergaan.
Ook de zusjes weenden, hadden angst en medelijden met hun grote broer.
Na een uurtje kreeg moeder het te kwaad, ze haalde haar zoon naar binnen, vader had er geen commentaar voor over, de jongen had zijn straf gehad. Eind goed al goed.
Toch kwam er na een paar weken een metalen deksel in t gat van de waterput, zo zwaar dat zelfs vader al zijn kracht nodig had om hem op te tillen. Binnen had moeder een glimlach van voldoening op haar gezicht, ze wist er blijkbaar méér over.
Bomi
( 2010 )

-
Er was eens . . .
Zo beginnen alle verhalen, ook nu weer.
Ergens in een klein dorpje, nogal ver weg en afgelegen, woonde een familie Molenaar. Of dat hun echte naam was heeft niemand ooit geweten. De vader had de molen gekocht van een rijke heer dus noemde iedereen die er voorbij kwam hen de familie Molenaar.
Vader maalde het graan van de dorpelingen, koren, haver, tarwe voor elk soort graan had hij een speciale molensteen. De rest liet hij over aan de wind.
Moeder droeg een schort met bloemetjes, roze piepkleine roosjes op een lichtgroene achtergrond wat een fleurige aanblik gaf, plagend noemde vader haar mijn roosje. Rijk waren ze niet, de kinderen één jongen en twee meisjes liepen school in t naburige dorp.
Eén ding hadden ze gemeen, alle drie hadden ze haren van het lichtste blond wat er op aarde bestond. De twee meisjes Doke van zeven en Lientje van vier hadden mooie, dikke, glanzende vlechten, gebonden met een wit satijnen strik. De oudste was hun broer Free, met zijn negen jaar speelde hij baas over zijn zussen, zijn haren stonden piekend rechtop, wat hem de bijnaam Hanenkam had opgeleverd. Hij vond trouwens meisjes maar domme wezens, hij had het niet zo voor al die frullen en strikjes. Strikken waar de meisjes zo fier op waren, moeder had ze zelf gemaakt, linten geknipt uit de rok van haar trouwjurk. Avonden lang had ze zitten naaien om de linten te festonneren zo bleven de randjes mooi glad.
Haar devies was, geen mooie strik zonder mooi glad lint.
Zo te zien een normaal, doorsnee Vlaams gezin, met eigen gang van zaken. Ouders die werkten, kinderen die school liepen, leerden, en buiten uit, hun taken voor school en thuis opknapten. De kinderen genoten van de natuur, hun huisje stond midden in t groen. Vader had achter de heg een moestuin aangelegd waar moeder alle soorten groenten kweekte, lekker vers en gezond. Links achter stond de waterput met erlangs een appelboom.
De waterput was afgedekt met een houten deksel, er gold een streng verbod, op die put te spelen. Als de appels rijp waren was er niets makkelijker dan op de put te klauteren en zo naar de overhangende takken van de appelboom te kruipen. Het glanzende rood van de appels werkte op Free gelijk een rode lap op een stier.
De volgende vrije namiddag, na het volbrengen van hun taken, gingen de kinderen verstoppertje spelen. Doke stond met het hoofd in de holte van haar arm tegen de muur, onder de molenwiek, die stil stond. Tellen moest ze tot honderd, wie niet weg is, is gezien.
Free nam Lientje bij de hand en verstopte haar tussen een paar bessenstruiken. Ssssst ze moest stil zijn. Zelf wipte hij op de waterput en kroop op de tak van de appelboom. Doke had ondertussen al tot 90 geteld, alles was klaar en stil.
Luidruchtig riep ze ik kom, ik kom . . . het bleef stil. Schuifelend liep Do van hier naar ginder. Lientje had ze het snelst gevonden, ze giechelden alle twee, de meisjes zochten nu stapje voor stapje verder. Elk hoekje van de tuin werd gretig onderzocht, geen Free te vinden.
Ergens uit het niets hoorden ze haahaahaatsjiehie een harde niesbui. Ze wisten nu wel waar het geluid vandaan kwam. Free kom er maar uit riepen ze samen, wat hij ook deed. Hij sprong van de tak op het deksel van de waterput dat in twee stukken brak. Het was een vierkant gat, Free schoot met zijn benen in het water, kon nog met zijn twee ellebogen op twee zijden van het gat blijven haken. Roep vader was het enige wat hij nog kon schreeuwen. De zusjes vlogen naar de keuken waar vader net de krant las en een tas koffie dronk samen met moeder.
Snel vlogen ze naar buiten waar de arme Free wenend hing. Vader was gewoon zware zakken te tillen, kon zijn zoon zonder al te veel moeite omhoog halen. Hij plaatste Free tegen de muur van de molen, druipnat en zei je komt er niet binnen eer je droog bent! Moeder keek geschrokken maar wist dat vader gelijk had, Free kende de regels van de waterput, moest nu maar een tijdje zijn straf ondergaan.
Ook de zusjes weenden, hadden angst en medelijden met hun grote broer.
Na een uurtje kreeg moeder het te kwaad, ze haalde haar zoon naar binnen, vader had er geen commentaar voor over, de jongen had zijn straf gehad. Eind goed al goed.
Toch kwam er na een paar weken een metalen deksel in t gat van de waterput, zo zwaar dat zelfs vader al zijn kracht nodig had om hem op te tillen. Binnen had moeder een glimlach van voldoening op haar gezicht, ze wist er blijkbaar méér over.
Bomi
( 2010 )

Dankbaar met het verleden, je blik open voor het heden!
-
bo'ke - Lid geworden op: 28 apr 2007, 19:47
Er was eens...
met eind goed al goed
Bomi,
het was me een waar plezier te mogen komen lezen
nog een zonnige lentedag
met een knuffelgroet
bo'ke&
met eind goed al goed
Bomi,
het was me een waar plezier te mogen komen lezen
nog een zonnige lentedag
met een knuffelgroet
bo'ke&
'zalig druk' heb ik het en ik geniet ervan
dus minder vrije tijd om te dichten en toch : ik geniet ervan
'zalig genieten'
.
dus minder vrije tijd om te dichten en toch : ik geniet ervan
'zalig genieten'
.







