Wat kan er misgaan wanneer ik beleg?

Er zijn drie grote types risico wanneer u belegt:

Een dalende markt
(bv. van begin 2000 tot maart 2003). Wanneer de markt in zijn geheel daalt, spreekt men van het marktrisico. Dit doet zich voor wanneer:

• beleggers twijfelen aan de gezondheid van de economie
  
  
• koersen te ver vooruitgelopen zijn op de winstontwikkeling van de bedrijven.
  
  
• vlucht naar veiligheid bij ingrijpende gebeurtenissen (bv. oorlogen of aanslagen).

Er bestaat geen garantie welke richting de koersen zullen uitgaan, maar als u genoeg geduld hebt om de correctie uit te zweten, is de kans reëel dat u een behoorlijk rendement neerzet. In ruil voor de bereidheid van de belegger om dit marktrisico te lopen, kent de markt namelijk een risicopremie toe. Tot op heden zijn aandelenmarkten altijd hersteld van een correctie (bv. crash oktober 1987 en Golfoorlog I en II)

Een slechte belegging
Dit noemt men het specifieke risico. Het doet zich voor wanneer uw belegging het opvallend slechter doet dan zijn referentie-index. Dit risico is het grootst wanneer u:

• een individueel aandeel koopt van een bedrijf dat zijn voorspellingen niet realiseert of zelfs failliet gaat
  
  
• een obligatie koopt van een bedrijf dat moeilijkheden heeft met het terugbetalen van schulden (bv. ratingverlagingen door ratingbureau S&P)
  
  
• deelbewijzen koopt van een beleggingsfonds waarvan de beheerder sterk afwijkt van de referentie-index (substantiële tracking-error)

Door een voldoende spreiding over verschillende activaklassen en beleggingsinstrumenten kan dit risico beperkt worden.

Koopkrachtontwaarding
Het fundamentele doel van beleggen is: ‘minimaal koopkracht behouden op een manier dat uw nachtrust er niet onder lijdt’. In het verleden hebben zich al periodes voorgedaan waarbij een aanvankelijk voorzichtige vastrentende belegging (bv. een individuele obligatie) in reële termen (d.w.z. na inflatie) uiteindelijk een negatief resultaat opleverde. De betrokken beleggers hadden elk jaar wel een vaste coupon gekregen, maar de inflatie was tijdens de looptijd van hun obligatie dermate gestegen dat men op de vervaldag met het kapitaal en de geïncasseerde rente minder kon kopen dan bij de uitgifte. De langetermijnrente evolueert namelijk afhankelijk van de verwachte inflatie. Van zodra u een obligatie met vaste rentevoet koopt, evolueert de rentevergoeding die u krijgt niet meer mee met de verwachte inflatie.

Dit risico kan worden verlaagd door onder meer een combinatie van:

• kortlopende beleggingen
  
  
• obligaties met variabele rente
  
  
• obligatiefondsen: met de instroom van nieuwe gelden worden namelijk obligaties gekocht waarvan de rentevergoeding wel afgestemd is op de actuele inflatieverwachtingen
  
  
• aandelen van (of aandelenfondsen die beleggen in) bedrijven die er in slagen om de gestegen prijzen, als gevolg van de opgelopen inflatie, door te rekenen aan hun klanten.