Behandelingbaarmoederkanker

Baarmoederkanker: Behandeling

Baarmoederhalskanker en baarmoederslijmvlies- kanker ontwikkelen zich allebei in hetzelfde orgaan: de baarmoeder.

Ondanks het feit dat de twee kankers eigen kenmerken hebben, zijn bepaalde behandelingsprincipes gelijk. Daarom leggen we vooraf de grote principes uit.

De beginstadia, kanker die beperkt blijft tot de baarmoederhals of het baarmoederslijmvlies, hebben het meeste baat bij een chirurgische ingreep.

Daarbij wordt het gezwel verwijderd met veiligheidsmarges aangepast aan de situatie. Er zijn drie types van chirurgische ingrepen, hysterectomie genoemd, mogelijk:

  • Extra-fasciale hysterectomie type I
    Baarmoeder en baarmoederhals worden weggenomen. Het parametrium wordt niet verwijderd. De vagina wordt ingesneden aan de verbinding met de baarmoederhals.

  • Radicale aangepaste hysterectomie type II
    Baarmoeder en baarmoederhals worden weggenomen en het parametrium wordt weggenomen tussen de hals en de bekkenwand.

  • Radicale uitgebreide hysterectomie type III
    Baarmoeder en baarmoederhals worden weggenomen. Het parametrium wordt volledig verwijderd. Het bovenste deel van de vagina wordt weggenomen.

Als bij de ontdekking blijkt dat het gezwel zich verder uitstrekt dan de baarmoederhals of het baarmoederslijmvlies, biedt een chirurgische ingreep niet voldoende veiligheidsmarges. In dat geval is plaatselijke radiotherapie aangewezen.

Baarmoederhalskanker en baarmoederslijmvlieskanker verspreiden zich meestal via de lymfe naar de bekkenklieren. Dan zijn er twee mogelijkheden:

  • De kanker verkeert nog in een beginnend stadium en de klieren lijken met het blote oog normaal. In dat geval worden de bekkenklieren met een chirurgische ingreep volledig verwijderd. Zo verkrijgt men betrouwbare prognose-elementen en kan men aanvullende behandelingen bepalen.
  • Men stelt verdachte klieren vast, die groter zijn dan 2 cm. In dat geval verwijdert men enkel de getroffen klieren. Die eerste behandelingsfase wordt gevolgd door een aanvullende radiotherapie om eventuele resterende microscopische tumorcellen te vernietigen.

Het uitgangsprincipe bij de behandeling van baarmoederslijmvlieskanker is volledige hysterectomie met verwijdering van de aanhangsels. Naast die operatie krijgen bepaalde vrouwen nog radiotherapie om het risico op lokaal herval te beperken en de microscopische tumorhaarden in de lymfeklieren van het bekken te vernietigen.

De optimale combinatie van die twee technieken (chirurgie en radiotherapie) kan men individualiseren in functie van de vernoemde prognosefactoren. Daarom heeft radiotherapie voor de operatie geleidelijk aan plaatsgemaakt voor een chirurgische behandeling en aanvullende radiotherapie in welbepaalde gevallen.

Verschillende behandelingen

  1. Stadium I
  2. Stadium II
  3. Gevorderde stadia III en IV

Stadium I
Zoals vermeld, is de eerste behandeling een volledige hysterectomie langs de buik met bilaterale verwijdering van de aanhangsels. Het verwijderen van de aanhangsels is belangrijk, vermits ze een haard van microscopische uitzaaiingen kunnen zijn. Bovendien lopen vrouwen met een adenocarcinoom van het baarmoederslijmvlies een verhoogd risico op eierstokkanker.

De ingreep begint met een middeninsnijding onder de navel. De buikholte wordt dan systematisch verkend, met bijzondere aandacht voor palpatie van de klieren langs de aorta en de bekkenklieren, op zoek naar macroscopisch verdachte klieren. Vervolgens gebeurt er een totale hysterectomie van type I met bilaterale verwijdering van de aanhangsels.

In bepaalde gevallen verwijdert men van bij het begin van de ingreep de opgezette klieren die macroscopisch verdacht zijn. Als het microscopisch onderzoek van deze klieren bevestiging brengt van overwoekering door kankercellen, duidt men al aan waar de radiotherapie na de operatie moet gebeuren.

Aanvullende radiotherapie verbetert gevoelig de lokale controle over het gezwel. Naargelang van het geval komen de volgende technieken in aanmerking:

  • Bestraling van de binnenkant van de vagina met curietherapie (plaatsen van radioactief materiaal in de vagina);
  • Externe radiotherapie van het bekken.

Stadium II
Wanneer zowel de baarmoeder als de baarmoederhals klinisch gezien overwoekerd zijn door een gezwel van het baarmoederslijmvlies en de rest van de uitzaaiingsbalans negatief uitvalt, zijn er twee behandelingen mogelijk:

  • Een radicale, uitgebreide hysterectomie met verwijdering van de lymfeklieren in het bekken: bedoeling is niet enkel de baarmoeder weg te nemen, maar ook al de risicoweefsels errond. Aanvullende behandeling (radiotherapie) gebeurt op dezelfde basis als voor endometriale carcinomen van stadium I.
  • Curietherapie (radiotherapie) voor de operatie, gevolgd door een hysterectomie en een verwijdering van de lymfeklieren in het bekken: dat schema berust op het principe dat curietherapie voor de operatie de kankercellen in de baarmoederhals en errond zal vernietigen. Zo zal de chirurgische ingreep aan het bekken minder radicaal zijn.

Gevorderde stadia III en IV
Een kanker van het baarmoederslijmvlies kunnen we op verschillende basissen als gevorderd beschouwen:

  • overwoekering van de vagina en de naburige weefsels

  • verdachte massa in de aanhangsels

  • uitzaaiingen op afstand.

In die gevallen is het belangrijk de behandeling zo goed mogelijk te individualiseren. Als een lokale uitzaaiing domineert, is een chirurgische ingreep als behandeling niet meer aangewezen. Eerst dient men een combinatie van externe radiotherapie en curietherapie toe. Naargelang de reactie daarop volgt dan al of niet een chirurgische ingreep.

Als de ziekte lokaal gezien beperkt lijkt tot de baarmoeder, maar als er uitzaaiingen op afstand aanwezig zijn, zal er een hysterectomie worden uitgevoerd om het primaire gezwel te verwijderen en bloedingen te vermijden. De aanvullende behandeling zal dan ofwel een hormoontherapie, ofwel een chemotherapie zijn. De keuze hangt af van de kenmerken van de hormoonreceptoren en de toestand van de patiënt.

Onderzoeken ondergaan
Na de eerste behandelingen moeten de patiënten gedurende twee jaar om de drie maanden een onderzoek ondergaan. Dat bestaat uit een algemeen klinisch onderzoek, een volledig gynaecologisch onderzoek met het speculum, een uitstrijkje en rectaal toucher. Radiologische onderzoeken zijn enkel nodig, als uit symptomen een mogelijk herval zou blijken.

 

Bron: Stichting tegen Kanker