Waar vandaan: Juridisch advies > Aansprakelijkheid voor dieren: de "bewaring van een dier"
Aansprakelijkheid voor dieren: de "bewaring van een dier"
Juridisch advies
| < Vorige | Archief | Volgende > |
Eigenaars van dieren contacteren onze juridische dienst om meer uitleg te krijgen over hun aansprakelijkheid ten opzichte van hun dieren. Het is namelijk niet altijd zo dat de eigenaar aansprakelijk is voor opgelopen schade. Brengt een dier schade toe dan moet nagegaan worden wie het dier onder zijn bewaring had. Dit is meestal een zware klus, temeer in de meeste gevallen partijen onderling niet tot een vergelijk komen. In vele gevallen is het de "bewaarder" van het dier die moet opdraaien voor veroorzaakte schade. Wie is dan precies deze "bewaarder"?
Het begrip "bewaring"
Het uitgangspunt is artikel 1385 van ons Burgerlijk Wetboek. Dit artikel zegt dat de eigenaar van een dier, of, (terwijl hij het in gebruik heeft), diegene die zich ervan bedient, aansprakelijk is voor de schade die door het dier is veroorzaakt, hetzij het onder zijn bewaring stond, dan wel verdwaald of ontsnapt was.
Ons Hof van Cassatie omschrijft het begrip "bewaarder" als het rechtssubject dat (op het ogenblik dat het dier schade heeft veroorzaakt) het volledige meesterschap over het dier heeft.
Dit slaat op een niet ondergeschikte macht van leiding en toezicht zonder de tussenkomst van de eigenaar. De bewaarder moet aldus de macht hebben om het dier te gebruiken als ware hij zelf de eigenaar.
Het begrip "bewaring van het dier" is een wettelijk begrip, maar toch laat het aan de rechters ten gronde een belangrijke beoordelingsvrijheid. Dit alles houdt in dat het meesterschap over een dier, beoordeeld wordt bij de feiten zelf en op het ogenblik dat de schade door het dier werd veroorzaakt.
In de eerste plaats kan men hieruit concluderen dat de materiële bewaring (dus het effectief bijhouden van het dier) op zichzelf niet voldoende is om als "bewaarder" van het dier te worden aanzien. Rechters menen dat een dier bijvoorbeeld kan bijgehouden worden door een andere persoon. Dit sluit dan ook het meesterschap over het dier uit vermits op dat ogenblik de macht van toezicht en leiding op het dier in ondergeschikt verband wordt uitgeoefend.
Een dergelijke situatie kan zich voordoen wanneer een vriend van de eigenaar het dier bijhoudt en verzorgt tijdens de afwezigheid van de eigenaar.
Toch merken we hier nog op dat dit niet als een algemene regel kan aanzien worden. Zoals reeds werd aangehaald moeten de precieze feiten nagegaan worden. Indien bijvoorbeeld in het hierboven aangehaalde geval zou blijken dat de vriend zich als de eigenaar gedroeg, afgezien van de instructies die hij van de eigenaar kreeg, dan kan de vriend als "bewaarder" van het dier aanzien worden. Het feit dat een dier wordt verzorgd is op zich onvoldoende om te stellen dat deze verzorger ook de bewaker van het dier is. Daarenboven moet de bewaarder ook over alle vaardigheden beschikken om op het dier leiding en toezicht te kunnen uitoefenen. Ook dit wordt beoordeeld volgens de omstandigheden. Een veralgemening is hier echter ook uit den boze.
Uit dit alles kan men besluiten dat de bewaarder van een dier zich op het ogenblik van de feiten moet gedragen hebben als een effectieve eigenaar dat zou doen. De bewaarder moet het lot van het dier in eigen handen hebben.
Vrijdag 15 Juni 2007