Waar vandaan: Juridisch advies > De bijzondere uittredingsvergoeding

De bijzondere uittredingsvergoeding

Juridisch advies

< Vorige Archief Volgende >
     

Mijn ouders zijn steeds landbouwers in hoofdberoep geweest en denken er nu reeds geruime tijd over na om hun activiteiten te stoppen. Ikzelf ben niet in het bedrijf geïnteresseerd. Het is echter zo dat zij een paar percelen bewerken die zij vroeger in zeer slechte staat van de vorige gebruiker hebben verkregen. Ik vraag mij nu eigenlijk af of zij, naast de gewone vergoedin­gen voor de navette, ook geen bijzondere uittredingsvergoeding kunnen vragen ingeval zij over zouden gaan tot een vrijwillige pacht­verbreking. In welke gevallen maakt een landbouwer aanspraak op deze "bijzondere vergoeding"? Hoe moet deze vergoeding berekend worden en met wat moet er rekening worden gehouden?

Eerst en vooral merken wij hier op dat noch in de pachtwet, noch in enig andere wetgeving, de verplichting opgelegd wordt dat er een bijzondere uittredingsvergoeding (een vergoeding voorzien door artikel 46 van de pachtwet) moet betaald worden aan de pachter indien er overgegaan wordt tot een vrijwillige pachtverbreking.

In de praktijk is het echter zo dat geen enkele pachter zijn land zal verlaten zonder dat hij een billijke vergoeding heeft gekregen, en dit zeker bij vrijwillige pachtbeëindiging.

Bij de bepaling van deze vergoeding zijn de partijen volledig vrij en komt de rechter niet tussen, tenzij er natuurlijk door de partijen geen akkoord wordt getroffen en zij zodoende een beroep moeten doen op de rechter. Het is namelijk ook zo dat er omtrent de hoegrootheid van deze vergoedingen geen wettelijke tarieven bestaan.

Meestal zullen de partijen zich laten leiden door hetgeen bepaald wordt in artikel 46 van de pachtwet waar een bijzonde­re vergoeding voorzien is in hoofde van de pachter die inge­volge een korte opzeggingstermijn van 3 maanden het goed dient te verlaten.

Kortom betekent dit alles dus dat bij vrijwillige pachtverbre­king, de partijen onderling moeten beslissen omtrent het betalen van een vergoeding, maar geen enkele verplichting wordt hier opgelegd.

Wat betreft nu uw vraag omtrent de gevallen waarin deze "bij­zondere uittredingsvergoeding" (op basis van artikel 46 van de pachtwet) wordt betaald, moeten wij zeggen dat dit mogelijk is bij opzeggin­gen voor :

- onbebouwde bouwrijpe bouwgronden,

- nijverheidsgrond die bouwrijp is op het ogenblik van de verlenging van de pacht,

- niet bouwrijpe bouwgronden en nijverheidsgronden,

- bouw- en nijverheidsgronden die bouwrijp zijn op het einde van de lopende pachtperiode;

- pachtovereenkomsten die betrekking hebben op grond die na het afsluiten van de pachtovereenkomst verkregen is door een openbaar bestuur of een publiekrechtelijke rechtspersoon als gevolg van een K.B. dat de onteigening voor algemeen nut beveelt of toestaat,

- aanwending voor gezinsdoeleinden,

- een pachtovereenkomst afgesloten met een openbaar bestuur of een publiekrechtelijke rechtspersoon voor doeleinden van algemeen belang,

Bij het berekenen van deze bijzondere vergoeding moet er rekening gehouden worden met een aantal schadeposten. Dit is in de eerste plaats de genotsderving.

Deze genotsderving is het inkomen dat de gebruiker van de landbouwgoederen moet derven omdat hij niet meer de opbrengst kan hebben van de grond of gebouwen die werden ingenomen.

Een tweede schadepost is het bedrijfsverlies aan dieren en materiaal. De evaluatie van deze schadepost geschiedt in functie van het gedeelte van de oppervlakte dat aan het be­drijf wordt onttrokken. Zo zal hier ook rekening gehouden worden met de ligging van de gronden, het feit dat deze gron­den bijvoorbeeld bijzonder geschikt zijn voor het uitoefenen van een welbepaalde teelt.

Verder moet ook rekening gehouden worden met de bedrijfsontreddering. Dit houdt in dat er bij verlies van een gedeelte van de grond, het niet uitgesloten is dat gebouwen die de pachter heeft opgericht voor een groot deel nutteloos zijn geworden. De gebouwen ondergaan dus een waardevermindering.

Ook met bedrijfsschending moet rekening worden gehouden. Bij het verlies van een gedeelte van het bedrijf kan de uitbater genoodzaakt worden zijn wijze van uitbating grondig om te vormen, hetgeen bijkomende kosten en investeringen met zich kan meebrengen.

Naast deze schadeposten, zijn er nog andere elementen waar rekening moet worden mee gehouden, zo bijvoorbeeld het ver­lies van een voordelige pacht, kosten wegens gestegen risi­co's, verlies omdat de kosten moeten verhaald worden op een kleine oppervlakte en tegenwoordig niet te vergeten de eventuele meerkosten voor de mestafzet.

Vrijdag 01 Augustus 2008

 

 

rss