Waar vandaan: Juridisch advies > Erfdienstbaarheden

Erfdienstbaarheden

Juridisch advies

< Vorige Archief Volgende >
     

Over erfdienstbaarheden (in de volksmond nogal eens de "servitude" genoemd) is in de praktijk heel wat de doen. Er worden heel wat vragen over gesteld en het is niet steeds duidelijk wat de "erfdienstbaarheid" precies inhoudt. Hieronder geven wij een korte uiteenzetting van de belangrijkste bepalingen omtrent "erfdienstbaarheden".

Definitie van erfdienstbaarheden

Een erfdienstbaarheid is een last die op een erf gelegd wordt, tot ge­bruik en tot nut van een erf dat aan een andere eigenaar toebehoort. Deze definitie vindt men terug in het artikel 637 van ons Burgerlijk Wetboek.

Er zijn dus twee erven bij een erfdienstbaarheid betrokken nl. het erf dat de voordelen geniet van de erfdienstbaarheid (dit is dan het "heersend" erf) en het erf dat met de last van de erfdienstbaarheid bezwaard wordt (dit is het "dienstbaar" of "lijdend" erf).

Een erfdienstbaarheid kan enkel op erven, d.w.z. op gronden of gebouwen worden gevestigd. De erfdienstbaarheid bestaat in principe even lang als het heersende erf.

Het ontstaan van een erfdienstbaarheid

Een erfdienstbaarheid kan ontstaan door de ligging van de plaatsen (bv. recht tot afsluiting), door de wet (bv. het bouw­verbod op bepaalde gronden, dakdrop enz.), door de wil van personen, door verjaring (dit is het geval indien een persoon reeds 30 jaar een last uitoefent op een ander erf: er ontstaat dan een erfdienstbaarheid door verjaring) en door bestemming van de huisvader (een dergelijke erfdienstbaarheid ontstaat wanneer een eigenaar van twee verschillende erven een last legt op het eerste erf ten voordele van het tweede erf en deze twee erven later in handen komen van twee verschillende eige­naars).

Het einde van erfdienstbaarheden

Zoals reeds aangehaald zijn erfdienstbaarheden gehecht aan een erf en zijn zij in beginsel bestemd om even lang te duren als de betrokken erven. Toch kunnen zij ook teniet gaan, in vol­gende gevallen:

- wanneer ze niet meer gebruikt worden gedurende een periode van minstens 30 jaar;

- door vermenging: dit is wanneer het lijdende erf in dezelfde handen terecht komt als het heersende erf;

- wanneer ze onmogelijk kunnen gebruikt worden;

- door verzaking: de eigenaar van het heersende erf kan steeds verzaken aan de erfdienstbaarheid;

- door een beslissing van de rechter: op basis van artikel 710 bis van het Burgerlijk Wetboek kan de eigenaar van het lijdend erf de rechter ver­zoeken om de afschaffing van de erfdienstbaarheid uit te spreken indien deze haar nut zou verloren hebben (men denke in de praktijk maar aan een uitweg welke gedurende jaren niet meer wordt gebruikt).

De erfdienstbaarheid tot algemeen nut

Alles betreffende de erfdienstbaarheden tot algemeen of ge­meentelijk nut, wordt door bijzondere wetten of verordeningen geregeld.

De erfdienstbaarheid tot algemeen nut, die door of krachtens een wet of een decreet gevestigd is, kan immers niet gelijkge­steld worden met een erfdienstbaarheid van gemeen recht (deze welke hierboven werden aangehaald).

De erfdienstbaarheid tot algemeen nut is gevestigd op een erf dat als het dienstbaar erf kan beschouwd worden, maar vereist niet noodzakelijk het bestaan van een heersend erf.

Zo is bijvoorbeeld de erfdienstbaarheid ten behoeve van de electriciteitsbedeling niet gevestigd tot het nut van een ander erf maar wel ten behoeve van een bepaalde openbare dienst. Bovendien gaan erfdienstbaarheden tot algemeen nut niet teniet door het niet uitoefenen ervan gedurende 30 jaar.

Deze erfdienstbaarheden zijn in werkelijkheid beperkingen die in het algemeen belang aan de uitoefening van het privaat eigendomsrecht gesteld zijn.

Tenzij de wet of het decreet er anders over beslist, geeft het vestigen van een erfdienstbaarheid tot algemeen nut aan de eigenaar van het bezwaard erf geen recht op vergoeding.

De beperking welke op deze wijze aan het eigendomsrecht wordt opgelegd, moet als een last van het eigendomsrecht beschouwd worden. Toch moet er hier opgemerkt worden dat de wetgever van dit principe dikwijls is afgeweken. Zo zal bij de electrici­teitsbedeling, de maatschappij aan de eigenaars en de huurders een recht op vergoeding toewijzen wegens het nadeel dat ont­staat uit het plaatsen van sommige apparaten.

Belangrijke opmerking: vorige week hadden we het over de nieuwigheden aangaande de huurwetgeving. Ondertussen werden deze nieuwe bepalingen gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en zijn ze aldus ook van kracht.

Vrijdag 18 Mei 2007

 

 

rss