Waar vandaan: Juridisch advies > Nieuw: erfrecht voor samenwonenden
Nieuw: erfrecht voor samenwonenden
Juridisch advies
| < Vorige | Archief | Volgende > |
Op 28 maart 2007 kwam een nieuwe wet tot stand die een beperkt erfrecht geeft aan wettelijke samenwonenden. Deze wet is op 18 mei van kracht gegaan. Wat houdt deze nieuwe bepaling nu precies in? In de eerste plaats moet een onderscheid gemaakt worden tussen wettelijke samenwonenden (zij leggen een verklaring af van wettelijke samenwoning op het gemeentehuis) en feitelijk samenwonenden. Deze nieuwe wet bepaalt nu dat wettelijk samenwonenden een beperkt erfrecht krijgen. Vóór deze nieuwe bepaling konden samenwonenden niet van elkaar erven tenzij door het opstellen van een testament. Samenwonenden zijn namelijk geen wettelijke erfgenamen van elkaar. Vanaf nu krijgt de langstlevende samenwoner (dit dus zonder het opmaken van een testament) het vruchtgebruik van de woning waar het koppel woonde, alsook van de huisraad. Huurde het koppel een woning, dan neemt de overlevende samenwoner dit huurcontract gewoon over. Wensen de samenwonenden elkaar meer te geven dan dit vruchtgebruik of gaat het om feitelijk samenwonenden, dan zullen ze nog steeds een testament moeten opmaken. Verder is het vanaf heden ook zo dat indien de samenwonenden een testament opmaken en de overleden samenwonende laat geen kinderen na, dan kan hij voortaan de hele nalatenschap aan zijn overlevende partner schenken, zelfs indien zijn/haar ouders nog leven. Dit is nu ook reeds het geval voor gehuwde partners. In normale omstandigheden is het zo dat de ouders van een overleden kind dat zelf geen kinderen nalaat, recht hebben op de helft van de nalatenschap van hun overleden kind. Deze nieuwe wet legt verder ook nog plichten op voor de wettelijke samenwonenden. Zo zal voortaan de overlevende samenwonende partner moeten bijdragen in de kosten voor de opvoeding van de kinderen, zelfs dus als deze kinderen niet van hem/haar zijn. Deze overlevende samenwonende moet bovendien ook de ouders van de overleden samenwonende partner helpen als die behoeftig is. We merken hier nogmaals op dat deze nieuwe regels alleen van toepassing zijn voor de "wettelijke samenwonenden" en dus niet voor de feitelijk samenwonenden.
Aankoop van een perceel grond: wilsgebrek of niet?
Je koopt een perceel grond aan dat achter je woning gelegen is.
Het afsluiten van een overeenkomst is in de eerste plaats gebaseerd op de wilsuiting van de partijen. Dit betekent dat partijen de wil moeten hebben om bepaalde dingen overeen te komen. Deze wil moet ernstig en vrij zijn. De wil om een contract af te sluiten mag niet aangetast zijn door een wilsgebrek (dit zijn dwaling, bedrog, geweld).
Uit bovenstaand geval blijkt duidelijk dat er wel degelijk een "wilsgebrek" is. De vraag is of de verkoper al dan niet bewust verkeerde informatie heeft gegeven omtrent de bestemming van het perceel grond. In ieder geval kan hier sprake zijn van "dwaling" of "bedrog"
Bij "dwaling" gaat het om een verkeerde voorstelling van de zaak. De zelfstandigheid van de zaak zelf wordt aangetast. Daarmee wordt elke bepaling die de betrokken partij als doorslaggevend beschouwde ten tijde van het afsluiten van het contract bedoeld. In deze zaak is dit dus het feit dat het om "natuurgebied" gaat en niet om gewoon agrarisch gebied. Had de koper dit ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst geweten, dan had hij allicht geen contract afgesloten! De dwaling moet echter wel doorslaggevend geweest zijn.
Anderzijds moet de dwaling "verschoonbaar" zijn. Dit betekent dat de contracterende partij zich voldoende moet inlichten omtrent de te stellen handeling. Is men te lichtzinnig, dan meent de wetgever dat men maar de gevolgen van zijn daden moet dragen.
Wordt er opzettelijk informatie achtergehouden dan wordt deze dwaling eigenlijk "bedrog". Ook het bedrog moet van doorslaggevende aard geweest zijn om het contract af te sluiten. Zowel het bedrog als de dwaling moeten bewezen worden.
Concreet betekent dit dus dat indien de koper de verkoper wenst aan te spreken, dan zal hij moeten bewijzen dat hij bedrog pleegde, of dat op er zijn minst sprake is van dwaling.
Besluit
In eerste instantie raden wij in dergelijke omstandigheden aan om samen met de verkoper en eventueel met tussenkomst van de notaris, een minnelijke schikking te treffen. De koper kan er de verkoper op wijzen dat de door hem aangekochte grond in natuurgebied gelegen is en dat hij zeker niet geïnteresseerd was deze grond te kopen onder deze omstandigheden. De verkoper ging dus in de fout door de zaken foutief voor te stellen (tenzij hij niet wist dat het hier om natuurgebied ging, hetgeen ons ten zeerste zou verbazen).
Een eventuele aanpassing van de prijs of een volledige vernietiging van de voorlopige verkoopsovereenkomst kunnen een oplossing bieden. Hiervoor moeten echter wel beide partijen akkoord zijn.
Lukt een minnelijke schikking niet, dan zal de zaak aanhangig moeten gemaakt worden bij de bevoegde rechtbank. Er moet dan een gerechtelijke procedure opgestart worden, waar de koper het bewijs zal moeten leveren van het feit dat de verkoopsovereenkomst behept is met een wilsgebrek (de dwaling of het bedrog). De rechter zal dan uiteindelijk een uitspraak moeten doen over deze zaak.
Het spreekt echter voor zich dat het voor beide partijen beter zou zijn om tot een minnelijk akkoord te komen. Een gerechtelijke procedure sleept meestal lang aan en kan ook een kostelijke zaak worden. Bovendien is het ook niet zeker hoe de rechter gaat beslissen.
Vrijdag 25 Mei 2007