Waar vandaan: Juridisch advies > Verkeersagressie: beoordeeld in de praktijk

Verkeersagressie: beoordeeld in de praktijk

Juridisch advies

< Vorige Archief Volgende >
     

"Verkeersagressie": een begrip dat in onze maatschappij de laatste tijd meer en meer de kop opsteekt. En niet alleen in ons land; landen uit de hele wereld worden ermee geconfronteerd.

In onze vorige bijdrage probeerden wij uiteen te zetten wat verkeersagressie precies betekent, hoe het ontstaat en hoe de wetgever er iets probeert aan te doen.

De politiediensten worden er toe gehouden om niet mals op te treden tegenover verkeersagressie. In de praktijk zal het de rechter zijn die zich zal moeten uit spreken over de strafmaat van iemand die zich schuldig heeft gemaakt aan verkeersagressie.
Toch moet bij deze beoordeling ook rekening gehouden worden met de precieze feiten en omstandigheden. Ter illustratie van dit alles, geven wij hieronder een overzicht van een praktijkgeval omtrent verkeersagressie waarover de rechter zich heeft moeten uitspreken.

De feiten en omstandigheden

A komt als tegenligger van achter een stilstaand voertuig gereden en overschrijdt hierdoor de witte doorlopende lijn. Door dit manoeuvre komt hij in aanrijding met B. A verklaart echter dat hij door de bestuurder van het stilstaand voertuig C agressief werd benaderd en hij zich daarom zo snel mogelijk uit de voeten wilde maken. De politie maakt een proces-verbaal op van het ongeval en noteert de verklaringen van A en B. Er zijn echter ook een paar getuigen die effectief gezien hebben dat C de bestuurder A agressief had aangepakt. Daar de nummerplaat van het stilstaande voertuig van C wordt genoteerd, kan de politie deze man terugvinden. Uit de vaststellingen van de politie blijkt dat A, om het stilstaand voertuig te kunnen voorbijsteken, zich effectief over de witte doorlopende lijn heeft begeven die zich aldaar op de rijbaan bevindt. Dit manoeuvre komt dus neer op een verkeersovertreding. A verklaart dat hij de tegenligger B niet heeft zien aankomen omdat hij door het agressieve gedrag van C danig overstuur was.

Beoordeling van de feiten in eerste aanleg

In deze situatie vindt A (alsook zijn verzekeraar) dat hij niet moet opdraaien voor de schade die ontstond aan het voertuig van B. B kan zich hier uiteraard niet meer verzoenen en stapt naar de rechter. Volgens de verzekeraar van A gaat het hier om een noodsituatie; een situatie die zich voordoet indien een schadeverwekker door een dadelijk en dreigend gevaar, geen andere mogelijkheid meer heeft dan de schade toe te brengen. Daar C op een woeste manier tewerk ging (verbaal, maar ook probeerde de deur van de wagen van A te openen en erop te kloppen), meent de verzekeraar van A hier dat eenieder die zich in een dergelijke situatie zou bevinden op een identieke manier zou reageren. Deze feiten worden trouwens bevestigd door de getuigen.

De rechter oordeelt echter dat, om van een "noodsituatie" te kunnen spreken er sprake moet zijn van een dadelijk, dreigend gevaar. Er blijkt echter dat A niet is weggereden tijdens het agressieve gedrag van C, maar wel nadien. Ook de getuige bevestigt dat er al een einde was gekomen aan het agressieve gedrag wanneer A wegreed; C was reeds naar zijn voertuig teruggekeerd en ingestapt. Volgens de rechter was er in deze omstandigheden dus geen dreigend gevaar meer voor A. De rechter begrijpt wel dat A aangedaan was van het voorval, maar hij vond het geen rechtvaardigingsgrond en zeker geen noodsituatie. De rechter stelt vast dat er tussen A en C iets gebeurd is vóór dit agressief gedrag ontstaan is, doch hun respectievelijke verklaringen hieromtrent spreken elkaar tegen. Hierdoor kan de rechter geen verkeersovertreding vaststellen in hoofde van C; er is dus geen enkel bewijs voorhanden dat C hier effectief een verkeersovertreding heeft begaan.

Uit al deze feiten concludeert de rechter uiteindelijk dat alleen A aansprakelijk kan gesteld worden voor de schade aan het voertuig van B. Hij is dus gehouden tot vergoeding en dit op basis van artikel 1382 en 1383 van ons Burgerlijk Wetboek. Deze artikels stellen dat iemand die schade toebrengt door zijn fout aan iemand anders, deze schade moet vergoeden.

B beschikt aldus over een rechtstreekse vordering tegen de verzekeraar van A.

Beoordeling in hoger beroep

A kan zich niet verzoenen met de uitspraak van de rechter in eerste aanleg en gaat in beroep tegen deze beslissing.

Ook in hoger beroep steunen A en zijn verzekeraar zich op het feit dat het in deze zaak gaat om een geval van overmacht of noodsituatie, waardoor A niet aansprakelijk kan gesteld worden voor het ongeval dat hij veroorzaakte met B. A meent dat dit schadegeval alleen maar te wijten is aan het gedrag van C die zich schuldig heeft gemaakt aan agressief gedrag.

Er is sprake van een dergelijke "noodsituatie" indien de betrokken persoon geen andere mogelijk meer had dan het stellen van het schadeverwekkend feit.

De rechter oordeelt hier eveneens dat het niet precies geweten is wat er zich voorheen tussen A en C heeft afgespeeld; de rechter vindt het gedrag van C echter wel intimiderend en bedreigend. Uit het feit dat C terug naar zijn voertuig ging, kan volgens de rechter niet afgeleid worden dat het gevaar voor A op dat moment volledig geweken zou zijn.

De getuigenverklaringen zijn bovendien duidelijk; C was agressief! A heeft, omwille van dit gedrag, gepoogd zich zo snel mogelijk uit de voeten te maken uit vrees dat deze situatie nog zou verergeren. De rechter oordeelt dan ook dat A gehandeld heeft als een zorgzaam burger en A alleen maar geprobeerd heeft om de schade te beperken.

De rechter concludeert dat zonder het agressieve gedrag van C het ongeval tussen A en B zich niet zou hebben voorgedaan. Hij stelt dus dat er in deze zaak wel effectief sprake is van "overmacht" in de persoon van A, zodat A niet aansprakelijk kan gesteld worden voor de schade aan het voertuig van B!

Vrijdag 29 Mei 2009

 

 

rss