Waar vandaan: Juridisch advies > Zorgt torenkraan voor "abnormale burenhinder"?
Zorgt torenkraan voor "abnormale burenhinder"?
Juridisch advies
| < Vorige | Archief | Volgende > |
Er wordt een groot gebouw opgetrokken langsheen een rijbaan. Het indienen van ettelijke bezwaarschriften tegen deze bouw, zorgen voor vertraging. Omliggende buren beklagen zich echter geruime tijd over de aanwezigheid van een torenkraan. Zij vrezen dat deze kraan een abnormale hinder voor hen veroorzaakt en er een grote kans bestaat dat deze kraan wel eens zou kunnen omwaaien! Kan de aannemer en/of de eigenaar van het desbetreffende pand genoodzaakt worden deze kraan weg te nemen? Zo ja, op welke wettelijke regels moet hiervoor dan beroep gedaan worden? Hoe beoordeelt de rechter dergelijke gevallen in de praktijk?
Om op deze vragen een antwoord te kunnen formuleren moet men beroep doen op het begrip "eigendom". Wat kan en mag men met zijn eigendom aanvangen? Zijn er eigendomsbeperkingen? Wanneer is er sprake van abnormale burenhinder? Enz...
Wat is eigendom?
Eigendom is een zakelijk recht. Dit betekent dat de titularis van dit zakelijke recht een onmiddellijke band heeft met het goed (waarop het zakelijke recht betrekking heeft).
Het eigendomsrecht wordt in ons Burgerlijk Wetboek omschreven als "het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of met de verordeningen."
De eigenaar van een goed heeft er het genot, het beheer en de beschikking van.
Het genot hebben over een zaak houdt in dat de eigenaar de opbrengsten van deze zaak mag innen. Het kan hier gaan om de vruchten welke geoogst worden of ook bijvoorbeeld huurgelden welke geïnd worden.
Met "beheer" van het goed wordt bedoeld dat de eigenaar zijn goed mag gebruiken naargelang zijn doelstellingen. Zo kan hij zijn goed bijvoorbeeld verhuren, ruilen, in bruikleen geven enz...
De beperkingen aan het eigendomsrecht
De meesten onder ons weten allicht dat men niet altijd met zijn eigendom kan aanvangen hetgeen men zou willen. Zo mag de eigenaar met zijn zaak geen handelingen stellen die de rechten van andere personen zouden aantasten. Brengt een eigenaar door zijn fout schade toe aan de rechten van een andere persoon, dan zal hij schadevergoeding moeten betalen.
Dit wordt trouwens duidelijk aangehaald in artikel 1382 van ons Burgerlijk Wetboek.
Verder bestaan er ook nog twee belangrijke beperkingen welke opgelegd worden door de rechtspraak en de rechtsleer nl. het rechtsmisbruik en de evenwichtsleer.
De "evenwichtsleer"
De eigenaar mag bij de uitoefening van zijn eigendomsrecht geen stoornissen opleggen aan naburige eigenaars, die de maat van de gewone nabuurschap zou overschrijden. Hier bedoelt men de zogenaamde "evenwichtsleer". Gebeurt dit wel dan spreekt men van burenhinder. Zij die hiervan het slachtoffer zijn, kunnen bij de rechtbank schadevergoeding eisen zelfs zonder te moeten aantonen dat er een fout werd begaan.
Rechtsmisbruik
Het rechtsmisbruik is in de eerste plaats een beperking van het eigendomsrecht. Normaal gezien kan iedereen van zijn eigendom gebruik maken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of de verordeningen.
Door misbruik van recht verstaat men ook het begaan van een delictuele of quasidelictuele fout bij de uitoefening van een recht. Dit misbruik van recht wordt gesanctioneerd door de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek.
De fout die men begaat bij het uitoefenen van het eigendomsrecht kan op verschillende vlakken geüit worden. Zo kan de fout bestaan in de uitoefening van het eigendomsrecht met als enkel oogmerk een ander schade te berokkenen, zonder nut voor de titularis van het recht. De fout kan ook bestaan in de uitoefening van het eigendomsrecht zonder enig redelijk belang.
In derde instantie kan de fout bestaan in de uitoefening van het eigendomsrecht, op de manier die het meest nadelig is voor een ander.
Bijvoorbeeld : het plaatsen van een lichtreclame aan de gevel van het bedrijf op een zodanige manier dat de reclame van de handelaar ernaast niet meer zichtbaar is. De eigenaar van de lichtreclame kan deze op een andere plaats aanbrengen zonder zijn buurman enig nadeel te berokkenen.
In een laatste geval kan de fout bestaan door de uitoefening van het eigendomsrecht, op een manier die hem het meest nuttig is, doch die tegelijk het meest nadelig is voor een ander.
Hier kan de titularis zijn eigendomsrecht op verschillende wijzen uitoefenen, maar slechts één van die wijzen is hem voordeliger dan de andere. Bovendien is het wel zo dat deze wijze van uitoefening het meest nadelig is voor de anderen.
Klacht wegens "abnormale burenhinder"?
Eenieder kan op elk willekeurig ogenblik een klacht neerleggen of een rechtszaak aanspannen tegen eender wie. Een nabuur kan, indien hij echt juridische stappen wil ondernemen, een burgerlijke rechtszaak beginnen op basis van "abnormale burenhinder". Hiervoor kan hij dan beroep doen op de artikels 1382 en 544 van het Burgerlijk Wetboek. De vraag is nu wat als "abnormaal" moet worden beschouwd; hetgeen door de ene rechter als "abnormaal" wordt bestempeld, kan door een ander als "normaal" aanzien worden!
Artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek zegt dat eenieder die door zijn eigen daden schade berokkent aan een ander, verplicht is om deze schade te vergoeden.
Bij de toepassing van dit artikel is dus wel vereist dat er een fout wordt gemaakt. Deze fout, de daaruit voortvloeiende schade en het oorzakelijke verband tussen de fout en de schade, moeten door het slachtoffer (de nabuur) bewezen worden.
Slaagt hij daarin, dan kan hij een schadevergoeding toegewezen krijgen voor de door hem geleden schade.
In tweede instantie kan de nabuur dan ook zijn vordering steunen op artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek.
Het verschil met het vorig artikel is dat hier niet verwezen wordt naar de aanwezigheid van een fout. De toepassing van artikel 544 impliceert de verplichting het verstoorde evenwicht te herstellen (men spreekt hier van de theorie van de burenhinder en de evenwichtsleer).
Om op deze theorie beroep te kunnen doen wordt vereist dat door een niet foutief feit het evenwicht tussen de eigendommen wordt verstoord. Er moet echter wel rekening gehouden worden met de normale lasten die verbonden zijn aan het nabuurschap. De hinder moet de grenzen van het normale overschrijden en daardoor het evenwicht verbreken.
Een voorbeeld uit de praktijk
De feiten en omstandigheden
Bij het verbouwen van een aantal rijwoningen wordt een torenkraan opgesteld. Er verloopt geruime tijd vooraleer de nodige vergunning in orde zijn en ondertussen beklagen de omwonenden zich over de aanwezigheid van de torenkraan. Zij vrezen voor ongevallen, spreken de eigenaar en de aannemer aan, doch er wordt geen akkoord getroffen. De omwonenden stappen naar de rechter! Zij eisen dat de torenkraan onmiddellijk zou worden afgebroken en de rechter een dwangsom oplegt voor elke dag dat dit niet gebeurt.
Zij beroepen zich hiertoe op het feit dat de torenkraan er gezet werd zonder de nodige administratieve vergunning, dat er geen gronddraagkrachtstudie werd gemaakt, dat de toestand van de kraan zo slecht is dat ze een reëel gevaar vormt voor de omliggende gezinswoningen, dat de torenkraan en haar ballast boven alle omliggende erven slingert hetgeen een ernstige hinder en gevaar vormt voor zowel materiële als lichamelijke schade.
De omliggende buren steunen hun eis op de hierboven beschreven artikels 1382 en 544 van het Burgerlijk Wetboek.
De rechter oordeelt...
Uit deze omstandigheden leidt de rechter af dat er zich bij de omwonenden (hier dus de eisers) een waar onveiligheidsgevoel heeft ontwikkeld dat als ernstig moet beschouwd worden. Het onveiligheidsgevoel wordt hier nog meer aangedikt door het feit dat de torenkraan er bijna drie jaar nodeloos was opgesteld en dit dus zonder rekening te houden met de verplichting om burenhinder tot een minimum te beperken. De rechter is van mening dat de omwonenden hier terecht de artikels 1382 en 544 van het Burgerlijk Wetboek hebben ingeroepen.
Hij meent dat de aanwezigheid van een kraan op een naburig erf hinderlijk kan zijn, maar vormt (mits uiteraard de kraan voldoet aan de administratieve plaatsingsvoorschriften en veiligheidsvoorschriften) niet noodzakelijk op zichzelf een abnormale burenhinder. Zij kan wel voor dergelijke abnormale burenhinder zorgen indien de aanwezigheid van de kraan nodeloos lang aansleept zoals in deze zaak duidelijk het geval is!
Volgens de rechter staat het hier vast dat de aannemer te voorbarig is geweest met het opstellen van de torenkraan en hierdoor nodeloos een hinderlijke risicotoestand heeft tot stand gebracht die als abnormaal dient beschouwd te worden door het lange aanslepen ervan. Dit ongemak moet dan ook zo snel mogelijk gestopt worden. De rechter geeft de aannemer één maand tijd om de torenkraan af te breken en dit alles op haar kosten!
Besluit
In deze zaak geeft de rechter de omwonenden gelijk over gans de lijn. De aannemer is ertoe gehouden om de torenkraan zo snel mogelijk weg te halen. Laten we hier echter ook nogmaals opmerken dat de uitspraak van de rechter steeds afhangt van de juiste feiten en omstandigheden. Bij een precies onderzoek van al deze feiten zal de rechter zich soeverein uitspreken betreffende de hem voorgelegde zaak. Dit houdt in dat in andere omstandigheden het best kan zijn dat de omwonenden over gans de lijn ongelijk krijgen! Zelfs in gelijkaardige omstandigheden kan een andere rechter er ook een heel andere mening op nahouden. Het is dus steeds afwachten over hoe de rechter de zaak zal bevoordelen!
Vrijdag 22 Oktober 2010