Waar vandaan: Juridisch advies > Brengt schrijnwerker ongedierte mee?

Brengt schrijnwerker ongedierte mee?

Juridisch advies

< Vorige Archief Volgende >
     

André is schrijnwerker en wordt gecontacteerd door een klant waar hij een vijftal jaren geleden een nieuwe dakconstructie aanbracht. Deze klant komt hem vertellen dat het hout vol zit met houtwormen en dat André hiervoor aansprakelijk moet gesteld worden. André kan dit niet vatten: hij heeft deze werken op een professionele manier uitgeoefend en begrijpt niet dat er houtwormen aanwezig kunnen zijn in het door hem gebruikte hout. Kan de klant van André hier gelijk halen? Welke zijn de verplichtingen van een schrijnwerker tegenover zijn klant bij het uitvoeren van zijn werken?

De verplichtingen van de aannemer

In de eerste plaats moet er nagegaan worden wat de verplichtingen van de schrijnwerker zijn op het ogenblik van het afsluiten van het aannemingscontract. Er zal daarna moeten nagegaan worden of de schrijnwerker zich al dan niet aan deze verplichtingen gehouden heeft, of hij een fout heeft begaan, of het wel gaat om een ernstig gebrek enz....

Kortom kan men dus stellen dat het niet is omdat deze klant houtworm vaststelt in het door André geleverde en gebruikte hout, dat hij ook automatisch aansprakelijk zal zijn voor de schade die deze klant opliep.

In het algemeen kan men stellen dat de schrijnwerker ertoe gehouden is om zijn werk tijdig tot stand te brengen en dit te doen op een vakkundige manier. De overeenkomst welke werd afgesloten tussen de schrijnwerker en de klant kan tal van bijzondere verplichtingen bevatten en dit voor beide partijen. De partijen dienen zich dan ook te houden aan deze tot stand gekomen bijzondere verplichtingen. Dit principe is trouwens vervat in het artikel 1135 van ons Burgerlijk Wetboek. Dit artikel stelt dat overeenkomsten niet alleen verbinden tot wat daarin uitdrukkelijk bepaald is, maar ook tot alle gevolgen die door de billijkheid, het gebruik of de wet aan de verbintenis, volgens de aard ervan worden toegekend.

De belangrijkste verplichting van de aannemer is ongetwijfeld deze waarbij hij het werk dat hij op zich heeft genomen, ook maakt. Hij moet dus datgene doen waartoe hij werd aangenomen en waartoe hij zich verbonden heeft. Bovendien moet hij dit werk ook tijdig voltooien en op een volledige manier. Hij moet dit doen ofwel zoals het werd afgesproken in de overeenkomst, ofwel zoals bepaald wordt door de gebruiken of door de regels van goed vakmanschap, ofwel zoals elk ander aannemer van hetzelfde vakgebied dit zou doen.

Zijn werk "goed" uitvoeren, betekent voor de schrijnwerker-aannemer dat hij gebruik moet maken van materialen die geschikt zijn voor de werkzaamheden die hij moet uitvoeren.

De overeenkomst moet dus "te goeder trouw" worden uitgevoerd. Deze "goede trouw" is niet alleen van toepassing voor het werkelijk verrichten van de werkzaamheden, maar eveneens voor alle andere voorwaarden welke in de overeenkomst bepaald werden (bv termijn van levering). Bij het aannemen van werk speelt deze goede trouw een belangrijke rol: zo zal de aannemer ook moeten beoordelen of de door hem gebruikte materialen wel effectief geschikt zullen zijn voor het doel waarvoor ze gebruikt worden. Weet de schrijnwerker dat dit materiaal niet goed genoeg zal zijn, dan zal hij daar moeten vanaf zien en kan zijn aansprakelijkheid gedeeltelijk beperkt worden.

Blijkt na het uitvoeren van de werkzaamheden dat de schrijnwerker de werken heeft uitgevoerd zoals werd afgesproken en eveneens mits het in acht nemen van de regels van goed vakmanschap, dan zal de klant in kwestie hem niet kunnen aanspreken op grond van het feit dat het resultaat hem niet bevalt!

Is het werk dat door de schrijnwerker werd uitgevoerd van "mindere kwaliteit" dan wat overeengekomen werd, of is het werk behept met gebreken waarvan de schrijnwerker zich had moeten vergewissen en die zijn collega's zeker voorkomen zouden hebben, dan kan men stellen dat de schrijnwerker zijn verplichtingen niet is nagekomen!

Een voorbeeld uit de praktijk

De bouwheren Peter en Mia laten een huis optrekken en laten de schrijnwerken uitvoeren door schrijnwerker Bernard. Vijf jaar nadat de woning werd gebouwd, beklagen de bouwheren er zich over dat het hout dat in hun woning verwerkt werd, erg beschadigd was door de aanwezigheid van houtwormen. In de eerste plaats probeerden de bouwheren hier komaf mee te maken door producten te gebruiken welke in de handel verkrijgbaar waren. Daar dit niet werkte, zagen zij zich genoodzaakt beroep te doen op een gespecialiseerde firma. Op die wijze hoopten zij dat de houtwormen op een vakkundige manier uit hun woning kon verdreven worden en aldus de stabiliteit van hun woning kon gevrijwaard worden.

Daar de kosten hiertoe voor Peter en Mia nogal opgelopen waren, vorderen zij dan ook hun schade terug, zijnde alle kosten als gevolg van de houtbeschermingswerken en de schrijnwerkerij. De schrijnwerker welke al deze werken uitvoerde, weigerde tot een akkoord te komen en over te gaan tot het betalen van de door de bouwheren gevorderde schadevergoeding. De bouwheren zien zich verplicht om naar de rechtbank te stappen!

De schrijnwerker meent dat het niet in rechte bewezen is dat de houtworm al aanwezig was in het hout op het ogenblik dat het gebruikt werd en dat er bovendien geen enkele contractuele verplichting bestond aangaande het feit om alleen behandeld hout te gebruiken! Dit omdat er volgens hem geen enkele wettelijke verplichting bestaat tot het behandelen van hout tegen parasieten. De schrijnwerker wijst al zijn verantwoordelijkheid af en baseert zich verder ook nog op "overmacht"!

Er wordt een deskundige aangesteld die zal moeten nagaan hoe alles precies in zijn werk is gegaan. Uit het verslag van deze deskundige blijkt dat de tussenkomst van de firma ter verdelging van de houtworm absoluut noodzakelijk was, daar anders het dak van de woning binnen afzienbare tijd volledig vernield zou geweest zijn! Wel stelt de deskundige dat hij niet met zekerheid kan zeggen dat de houtworm al aanwezig was van in de houtzagerij of er slechts nadien in terecht gekomen was. Wel deelde hij mee in zijn verslag dat de kans groter was dat de houtworm aanwezig was vóór de verwerking ervan, maar dat hij dit technisch gezien niet met zekerheid kan vaststellen.

De rechter stelt vast dat de schrijnwerker er zich toe verbonden had deze werkzaamheden te voltooien. Bouwheren Peter en Mia zijn leken op dit vlak en vertrouwden volledig op de vakkennis van de schrijnwerker. De schrijnwerker had hen dan ook moeten aanraden om gedrenkt hout te gebruiken, daar hiermee de kans op houtinsekten volledig zou indijken.

De rechter meent dat in deze zaak de schrijnwerker niet kan aantonen dat er over de houtkwaliteit onderhandeld werd en dat de bouwheren zouden geweigerd hebben om gedrenkt hout te gebruiken. Hij stelt dan ook dat de schrijnwerker hier een grove fout heeft gemaakt door de bouwheren niet te wijzen op de gevaren van het gebruik van ongedrenkt hout.

De rechter meent verder dat het hier onbelangrijk is of er al dan niet een wettelijke verplichting bestaat; de schrijnwerker is specialist terzake en had als een goed huisvader moeten optreden en nooit dergelijke risico's moeten nemen!

Bovendien stelt de rechter ook vast dat uit een neergelegd document (een algemeen bestek voor de uitvoering van privéwerken) blijkt dat alle timmerhout voor de verwerking behandeld moet worden met een schimmel- en insecten dodend product volgens een specifiek procedé en uitgevoerd in een erkend drenkingsstation. Door dit niet te doen heeft de schrijnwerker hier volgens de rechter de regels van goed vakmanschap met de voeten getreden en dient hij aansprakelijk gesteld te worden voor de slechte kwaliteit van het door hem gebruikte hout. De rechter stelt de schrijnwerker hier aansprakelijk voor alle zichtbare en verborgen gebreken, waaronder dus ook de houtaantasting en dient de veroorzaakte schade volledig te vergoeden!

Vrijdag 29 Juli 2011

 

 

rss